Germaanse volkeren

De Germaanse volkeren vanaf 750 v.Chr.

De Germaanse stammen halverwege de 1ste eeuw.

Dit verhaal verteld niet alleen over hoe de Germanen op het Iberisch schiereiland terecht kwamen, het beschrijft ook de volksverhuizingen die vanaf  750 v. Chr. plaatsvonden.

De Germaanse volkeren zijn een historische groep, onderdeel van de grotere groep volkeren uit Noord-Europa, die herkenbaar zijn aan het gebruik van de Germaanse talen (dat op zijn beurt een subgroep van de Indo-Europese taalfamilie is). Historisch gezien is het zowel een groep pre-Romeinse volkeren als een groep barbaarse volkeren. Pre-Romeins omdat ze leefde in de Germaanse gebieden ten westen van de Rijn, Opper- en Neder Germanië, dat naderhand werd veroverd door de Romeinen en waarvan de bevolking daarna werd geromaniseerd. De barbaarse volkeren waren zij die buiten de grenzen van het Romeinse Rijk leefden, ten oosten van de Rijn en ten noorden van de Donau (Germania Magna); Diegene die de zogenaamde Germaanse invasie leidde die de val van het Romeinse Rijk vanuit het Westen veroorzaakten door zich in grote delen van het Oosten te vestigen: Sueben, Vandalen, Goten (Visigoten en Ostrogoten), Franken, Bourgondiërs, Turijnen, Alamanen, Angelen, Saksen, Juten, Heruls, Ruges, Lombarden, enz. De Vikingen leidden vervolgens een nieuwe uitbreidingsgolf vanuit Scandinavië, die de Atlantische kusten (Normandië) en de Russische en Byzantijnse steppen (Varegië) trof.

Sommige Germaanse volkeren zoals de Franken en Visigoten fuseerden met de dominante Romeinse bevolking in de gebieden die ze in Zuidwest-Europa bezetten (Gallo-Romeinen, Hispano-Romeinen); terwijl andere de onderliggende basis werden voor de huidige bevolking van Midden- en Noordwest-Europa: Denen, Zweden, Noren, IJslanders en de eilandbewoners van de Faeröer, met uitzondering van de Baltische staten, Finnen en Lappen; Duitsers – in de zin van het Duitse taalgebied, dat de Oostenrijkers, de helft van de Zwitserse en andere Duitstalige groepen van Midden- en Oost-Europa vanaf Frankrijk tot de Kaukasus omvat; de Nederlandstalige bevolking – Noordwest-Duitsland, Nederland en Noord-België; en Angelsaksen. In Oost-Europa werden de Germaanse volkeren door anderen (vooral de Slavische en Magyar volkeren) ontheemd en kwamen ze in een nieuwe fase van expansie terecht.

Germaanse koninkrijken rond 480; Germanië raakt steeds meer politiek georganiseerd terwijl het Romeinse Rijk uiteenvalt.

De migratie van Germaanse volkeren verspreidde zich in de Late Oudheid (Grote Volksverhuizing) en de Middeleeuwen (Oostkolonisatie) over heel Europa. Deze geschiedkundige termen werden niet op een neutrale manier bedacht en gebruikt, maar als een rechtvaardiging voor het Duitse expansiedrang naar het oosten in de hedendaagse tijd (Drang nach Osten) gebruikt.

Ook op religieus gebied was er een samensmelting van Germaanse en Romeinse elementen: sommige waren al in de 4e eeuw gekerstend via het arianisme vanuit het Oosten, andere gingen verder met de traditionele Scandinavische religies. De bekering tot het katholicisme van de Zwaben, Visigoten en Franken in de 6e eeuw was de sleutel tot hun succesvolle vorming van hun respectievelijke Germaanse koninkrijken. In de 11e eeuw werden alle Germaanse volkeren, inclusief de Scandinaviërs, opgenomen in het toepassingsgebied van het Latijnse christendom.

De Germaanse talen werden dominant langs de Romeinse grenzen (Oostenrijk, Duitsland, Nederland, België en Engeland), maar in de rest van de West-Romeinse provincies nam de Germaanse bevolking het Latijn over, dat de verschillende Romaanse talen werd. Tegenwoordig worden de Germaanse talen in een groot deel van de wereld gesproken, voornamelijk in het Engels, Duits, Nederlands, Afrikaans (Zuid-Afrika en Namibië) en de Scandinavische talen.

Wat u interesseert:

Geschiedenis


Germaanse volksverzameling vertegenwoordigd in een reliëf van de Zuil van Marcus Aurelius

Archeologisch bewijs toont aan dat de Germaanse volkeren afkomstig zijn uit het Scandinavische gebied en zich gedurende een seculier proces naar het zuiden en oosten door Centraal- en Oost-Europa hebben verspreid.

Prehistorie

Cultuur van de Noordse Bronstijd rond 1200 v. Chr. (de periode voor de vorming van de Germaanse volkeren in hetzelfde gebied).

In een culturele bewoording van jager-verzamelaarsmaatschappijen zijn de Maglemossecultuur en Fosna-Hensbacka-culturen (7e millennium v. Chr.), en later de Kongemosecultuur (6e millennium v. Chr.). Vanaf het 5e millennium v. Chr. tot het 3e millennium v. Chr. ontwikkelden zich in dit gebied de neolithische culturen (Ertebølle, cultuur van geperforeerde keramiek, trechtercultuur),  die in hun laatste fase, volgens de hypothese van het Germaanse substraat (Nordwestblock), de culturele impact van de Indo-Europese (touwbekercultuur) zouden hebben gekregen.

In het tweede millennium v. Chr. ontwikkelde zich de Noordse Bronstijd. In het eerste millennium voor Christus betekenden de culturen van de IJzertijd, zoals Wessenstedt en Jastorf, al de overgang van het pro-Indo-Europese naar het Proto-Germaans (eerste Germaanse klankverschuiving). De klimatologische verharding die plaatsvond vanaf 850 v. Chr. en die vanaf 760 v. Chr. intensiever werd, heeft een migratieproces naar het zuiden in gang gezet. De materiële cultuur van die tijd bracht de Proto-Germanen in nauw contact met de Hallstattcultuur en Elpcultuur, in het gebied van de Keltische cultuur, en smolt samen in wat men het pre-Romeinse ijzertijdperk van Noord-Europa noemde.

Protohistorie en de eerste contacten met de Romeinen

Pre-Romeinse IJzertijd cultuur verbonden met het Proto-Germaanse, ca. 500 v.C. -50 v.C. Het gebied in magenta vertegenwoordigt de cultuur van Jastorf.

Uitbreiding van de Germaanse of pro-Germaanse volkeren.Rood tot het jaar 750 v. Chr. Bruin tot het jaar 500 v. Chr. Geel tot het jaar 250 v. Chr. Groen tot het jaar 1 n. Chr.

Kaart met daarop de verschillende Germaanse taalgroepen rond jaar 1 (Noord Germaans, Noordzee Germaans, Elbe Germaans, Wesser-Rijn Germaans, Oost-Germaans).Germaanse taalgroepen rond jaar 1 (Noord Germaans, Noordzee Germaans, Elbe Germaans, Wesser-Rijn Germaans, Oost-Germaans).

Distributie en uitbreiding van de Germaanse of proto-germaanse stammen (tussen 50 v.Chr., 100 n.Chr. en 300 n.Chr., stadia voorafgaand aan de tijd van migraties of invasies). Uitbreiding van het Romeinse Rijk (in 68 v. Chr. en 117 n. Chr.)

Germaanse stammen en Romeinse nederzettingen rond 50-100 na Christus.

Barbaarse invasies. Alle genoemde volkeren, behalve de Hunnen, zijn Germaans.

Situatie rond 460: Attila’s Hun Empire domineert Midden- en Oost-Europa. Binnen de grenzen van het West-Romeinse Rijk hebben zich al verschillende Germaanse volkeren gevestigd: Vandalen in Noord-Afrika, Zwaben in het noordwesten van Hispania, Visigoten tussen Hispania en Zuidwest-Gallia, Bourgondiërs in het Alpengebied, Franken in Noordoost-Gallia en Saksen in Zuidoost-Brittannia. Agelen, Jutes, Alanen, Ostrogoten en Lombarden zijn gemarkeerd in andere gebieden.

Het noordelijke deel van Europa werd waarschijnlijk bezocht door Griekse reizigers, zoals degenen die aanleiding gaven tot de zeilaanwijzingen van Massaliota (6e eeuw v. Chr., later verzameld in de Ora Maritima); maar de enige getuigenis van een dergelijke reis is de  periplus van Pytheas door de Noordzee, inclusief de raadselachtige Thule (4e eeuw v. Chr.). Zijn beschrijving van de volkeren die in het gebied woonden, was praktisch de enige bron die gebruikt kon worden door latere Griekse auteurs, zoals Strabo en Diodoros van Sicilië, of door Romeinen zoals Plinius de Oudere, die hem sceptisch citeerde. In feite leggen de oude Griekse teksten het bestaan van geen enkele groep volken met de naam “Germaans” vast. Ze verwijzen meestal naar de meer noordelijke inwoners van Europa met algemene etnoniemen, eigen aan een soort als van het Middellandse- Zeegebied zoals Galliërs en Scythen; hoewel sommige verwijzingen van Herodotus naar de Cimmeriërs zouden kunnen verwijzen naar een groep die verband houdt met wat later bekend werd als Germaanse volkeren.

De Romeinen leerden twee van deze volkeren kennen toen de Cimbren en de Teutonen, Helvecia (Zwitserland) en daarna Gallia binnenvielen. De Romeinen gingen de confrontatie niet aan met legers, maar met hele volkeren die de Kelten verdrongen. Desondanks gebruikten ze de term Germaans pas in de tijd van Julius Caesar.

In 112 v. Chr. versloegen de binnenvallende stammen de Romeinen onder bevel van Consul Gnaius Papirius Carbo in de slag om Noreia. Vervolgens vestigden de Cimbren en Teutonen zich op het grondgebied van de Keltische Allobroges(zie boven: Galliä rond 54 v. Chr.). Ze vroegen de Romeinen om toestemming om zich daar te vestigen, maar deze weigerden, dus moesten er opnieuw gevochten worden. In het jaar 109 v. Chr. versloegen ze opnieuw het Romeinse leger, ditmaal onder het bevel van Marcus Junius Silanus in zuidelijk Gallië. De Cimbren vielen echter niet het Italiaanse schiereiland binnen en bleven een tijdje uit de invloedssfeer van Rome. De Cimbrische koning Boiorix versloeg, samen met de Teutonen en Ambronen, de Romeinen in 105 v.r Chr. in de slag bij Arausius onder het bevel van de proconsul Quintus Servilius Cepion en de consul Cneus Malius Maximus. Het Romeinse leger dat uit 80.000 legionairs en 40.000 auxilia (hulptroepen) bestond verloor in deze slag zo’n 80.000 man.

De Cimbren besloten Italië niet binnen te vallen en verhuisden naar Hispania, terwijl de Teutonen in Zuid-Gallia bleven. In 103 v.C. keerden de Cimbren terug naar Gallia – uit Hispania verdreven door de Keltiberiërs – en sloten zich aan bij de Teutonen en Ambronen, die vastbesloten waren om Rome te veroveren. Gezien de omvang van de legers besloten ze zich af te scheiden en elkaar te ontmoeten in de Povlakte. Dit bleek een grote fout, want in het jaar 102 v. Chr. werden de Teutonen vernietigd door de consul Gaius Marius bij de slag bij Aquae Sextiae, waar 100.000 Teutonen en Ambronen sneuvelden. De Cimbren slaagden er wel in om de Povlakte te bereiken, maar ze kwamen de verenigde legers van de Consul Quintus Lutatius Catulus en Marius tegen. Op de Raudinevlakte werd de slag bij Vercelas uitgevochten, die eindigde met de dood van koning Boiorix en meer dan 60.000 rebellen.

De vrede die door Gaius Marius met de Germanen werd verkregen, werd gedurende bijna vijf decennia gehandhaafd, totdat Julius Caesar de Gallische oorlog inleidde.

De Sueben waren de Rijn overgestoken en verdreven daarmee de Kelten, die in 58 v. Chr. de Romeinen om hulp vroegen. Caesar kwam, met de geheime wens om Gallia te annexeren aan Rome. Caesar versloeg de Sueben en stuurde ze terug naar het oosten van de Rijn.

Nieuwe Germaanse stammen staken in 55 v. Chr. de Rijn over, maar Caesar dreef ze terug en bouwde een brug over de rivier, die hij gebruikte om zijn vijanden te achtervolgen en te verslaan. In 53 v. Chr. stak hij de Rijn weer over om verder te vechten tegen de Germanen, maar ze ontweken hem en Caesar keerde zonder slag of stoot terug.

De Romeinse expansiepolitiek in Germania leed in die tijd (het jaar 9) van Augustus de grootste vernedering in de slag om het Teutoburgerwoud, waarbij de krijgsheer Arminius, die een coalitie van Germaanse volkeren leidde, drie legioenen onder bevel van Publius Quintilius Varus uitroeide (Deze slag om het Teutoburgerwoud was een slag die bepalend was voor de daaropvolgende geschiedenis van geheel Europa, wilt u meer lezen over deze slag ga dan naar de website: HISTORIEK en/of bekijk de video op you tube: https://www.youtube.com/watch?v=xM_jX22Iaas).
Een van de leden van de keizerlijke familie, Germanicus Julius Caesar, was verantwoordelijk voor het pacificeren van het gebied (Slag bij Idistaviso, jaar 16). Vanaf dat moment werd de voorkeur gegeven aan een insluitingsbeleid, waarbij een versterkte grens, de Limes Germanicus (“limit” of “grens”), langs de Rijn en de Donau werd gecreëerd.

De Romeinse verovering van Germania leidde tot de organisatie van twee provincies op het Germaanse grondgebied onder Romeinse heerschappij ten westen van de Rijn: Germania Superior en Germania Inferior. Germania Magna, aan de andere kant van de Rijn en de Donau, bleef onbezet. Uit eerdere inheemse nederzettingen, Romeinse kampen of koloniën zijn steden als Augusta Treverorum (Trier), Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen), Mogontiacum (Mainz), Noviomagus Batavorum (Nijmegen) of Castra Vetera (Xanten) ontstaan. De Alpenprovincie Raetia (ten zuiden van de Rijn en de Boven-Donau) en de Donau-provincies Noric en Pannonia hadden geen Germaanse volkeren als inheemse onderlaag, maar de Reti (met een onzekere classificatie – oud Italiaanse volkeren of Keltisch) en de Pannonische (verbonden met de Kelten en Illyriërs).

De Marcoman-oorlogen van de 2e eeuw hebben de contacten tussen de Romeinen en de Germanen doen toenemen. Toch is het lexicon van Germaanse oorsprong dat door Latijnse auteurs tot de 5e eeuw werd gebruikt zeer schaars: in Caesar urus en alce, in Plinius ganta y sapo (gans, zeep), in Tacitus framea (speer), in Marcus Gavius Apicius melca en in Publius Flavius Vegetius Renatus burgus (kasteel – castellum parvum quem burgum vocant -, dat later op grote schaal zal worden gebruikt als achtervoegsel van plaatsnamen).

Hieronder een Duitse documentaire over de de slag om het Teutoburgerwoud. (90 min.)

De invasies

De smekende Germaan, een votiefbeeldje uit de Romeinse tijd.

Sinds de crisis van de 3e eeuw, en vooral tijdens de militaire anarchie (235-285), zat Rome vast in een periode van chaos en burgeroorlogen. De verzwakte grenzen vormden geen belemmering voor de penetratie van de Germanen, die tegelijkertijd geleidelijk op zoek gingen naar nieuwe gebieden, onder druk van hun eigen demografie. In die tijd bereikten het totaal aantal Germanen misschien zes miljoen mensen, van wie een miljoen naar het oosten, het huidige Oekraïne, verhuisde. Degenen die naar het zuiden en het westen migreerden, dus het Romeinse rijk “binnenvielen”, waren verdeeld in kleine groepen, in totaal zijn dat waarschijnlijk niet meer dan  tweehonderdduizend mensen geweest zijn.

Het verdeelde Romeinse Rijk in 271 n.Chr.: Het Gallische keizerrijk in het groen en het Palmyreense Rijk in het geel.

De westelijke provincies van het rijk ondergingen een eerste golf van invasies, gelijktijdig met de sociaaleconomische crisis die zich manifesteerde in de boerenopstanden (bagauda’s). In het oosten waren het de Goten die aanvankelijk de grootste dreiging uitvoerden. Verdeeld in groepen van Oost-Goten (Ostrogoten) en West-Goten (Visigoten), trokken ze de Balkan binnen ten zuiden van de Donau en kregen ze allerlei concessies van de keizerlijke autoriteiten: in 376 kregen ze hun overeengekomen toegang, maar omdat zij teleurgesteld waren in hun aspiraties, wijdden zij zich aan plundering en slaagden zij er zelfs in het keizerlijke leger van Valente te verslaan bij de Slag om de Adrianiërs (378). Dit plaatste de Goten in een buitengewoon gunstige positie waarmee zij de nieuwe keizer, Theodosius, dwongen hen een foedus te verlenen voor hun vestiging in Thracië (382). Hun langdurige aanwezigheid binnen de grenzen stelde hen in staat kenmerken van de Romeinse beschaving, zoals religie, te assimileren en het arianisme over te nemen (een van de versies van het christendom die later, op het concilie van Constantinopel in 381, als ketters werd veroordeeld). Het acculturatieproces betekende zelfs de verwerving van het Romeinse staatsburgerschap door veel van degenen die als barbaren werden beschouwd, of hun toegang tot hoge posities in het Romeinse bestuur en het leger; maar niet de assimilatie, noch de vermindering van conflict. Integendeel: in 410 plunderden de Visigoten van Alarik I zelfs de stad Rome, waarbij hij een mythische buit verzamelde.

De Vandalen plunderen Rome, Heinrich Leutemann (1824-1904)

Tijdens de bijzonder koude winter van 406 jaar liet Rome massale groepen Sueben en Vandalen (samen met Alanos, een niet-Germaans maar Iraans volk) toe om de bevroren Rijn over te steken. Met de oversteek van de Rijn werd een van de meest veilige limites oftewel grenzen van het Romeinse Rijk overschreden en daarmee was deze gebeurtenis van cruciaal belang in het verval van het West-Romeinse Rijk. De keizers van die tijd namen hun toevlucht tot juridische ficties zoals het verlenen van toegangsvergunningen, onder de theoretische voorwaarden dat deze kolonisten het land zouden bewerken, of dienst zouden doen als grensbewakers; maar het feit was dat de keizerlijke macht grotendeels was vervallen en dat elke vorm van overheersing ontbrak. De indringers vonden geen obstakel in hun opmars naar de rijke zuidelijke provincies van Gallia en Hispania. Steden die nu bekendstaan als Mainz, Worms, Reims, Amiens, Arras (Atrecht), Thérouanne (Terwaan), Doornik, Speyer (Spiers) en Straatsburg werden geplunderd. De Vandalen zijn zelfs de Straat van Gibraltar overgestoken, waarbij ze de Afrikaanse provincies hebben overgenomen en bedreigde daar uiteindelijk de westelijke mediterrane zeeroutes. Het rijk moest zijn toevlucht nemen tot de Visigoten, de meest geromaniseerde van de Germaanse volkeren, om te proberen een soort van controle over de westelijke provincies te herwinnen. De Visigoten drongen zich op aan de andere indringers, maar alleen om zichzelf te vestigen als een onafhankelijk koninkrijk (koninkrijk Toulouse, 418), gerechtvaardigd door de rechtsfiguur van de foedus.

Gevangene Suevi. De gevangene draagt (Braccae) een broek die typisch was voor de Germaanse volkeren. Zijn haar zit gebonden in een Suebi knoop. Brons uit de tweede eeuw.

Een nieuwe invasie werd geleid door Attila, de koning van de Hunnen (een raadselachtig volk of confederatie van volkeren, waarvan de beweging naar het westen waarschijnlijk aan de oorsprong lag van de oorspronkelijke Germaanse beweging). Na het lastigvallen van het Byzantijnse Rijk (Oost-Romeinse Rijk), dat hem confronteerde met een beleid waarbij hij zich rustig hield, keerde hij zich naar het Westen, waar een onstabiele coalitie van Romeinen en Germanen hem versloeg bij de slag op de Catalaunische Velden (451).

De slag om Vouillé, de Franken met koning Clovis I tegen de Visigoten met Alarik II als leider. De Franken wonnen wat de opmaat zou zijn voor het ontstaan van Frankrijk . Door interventie van de Ostrogoten (italië) konden de Visigoten zich terugtrekken in Hispania.

Na de ineenstorting van Attila’s rijk, vestigden nieuwe binnenvallende groepen de gebieden die alleen in naam als Romeinse provincies konden worden beschouwd: Vanaf het midden van de 5e eeuw (Slag bij Guoloph, 439, Slag bij Mons Badonicus, 490) landden Angelen, Saksen en Juten in het post-Romeinse Brittannia, aanvankelijk als huurlingen om de Britten te beschermen tegen de Schotten en de Picten en later als veroveraars; In het begin van de 6e eeuw veroverden de Franken Gallia en versloegen de Visigoten in de (Slag bij Vouillé (507), bij Poitiers, een veldslag waarbij koning Alaric II sneuvelde, waardoor de Visigoten naar Hispania werden verplaatst en het Visigotische koninkrijk Toledo ontstond. Op het Italiaanse schiereiland bestond, sinds 476, de illusie van het voortbestaan van het Rijk daarentegen niet meer sinds 476, toen de Herulen van Odoacer de laatste Romeinse keizer, Romulus Augustulus, ontsloegen. Hun overheersing was kortstondig, want ze werden op hun beurt aangevallen door opeenvolgende invallen van de keizer van het Oosten (Zeno van Byzantium): in 487 en 488 die van de Rugiërs van Feleteo en Federico, die ze wisten af te weren; en tenslotte die van de Ostrogoten van Theodorik de Grote, die hen versloegen in Aquilea, Verona (489) en de rivier de Adda (490), waardoor Odoacer in Ravenna werd belegerd tot hij werd vermoord door Theodorik zelf (493).

Zowel de Visigoten als de Franken kregen het buitengewone voordeel van de uitgebreide toepassing van het concept van hospitalitas (de toewijzing aan de gast van een derde van het patrimonium van de gastheer), wat in de praktijk betekende dat ze een derde van de grond die ze in Gallia bezetten, kregen. De Herulen van Odoacer eisten hetzelfde in Italië, en vóór de negatieve reactie van de Romeinse autoriteiten kozen ze ervoor om hun hoofdman als “Koning van Italië” te bestempelen.

Gedurende de 5e eeuw waren het Romeinse leger en, voor een groot deel, het politieke leiderschap van het westerse rijk in handen van persoonlijkheden van Germaanse oorsprong: Stilicho (van Vandaalse oorsprong, hij was de sleutel tijdens het rijk van Honorius), Aëtius (van donkere oorsprong – Godo of Scythian – was de architect van de anti-Attila-coalitie), Ricimer (half Zwabisch (Sueben), half Visigotisch, kwam om drie keizers uit te roepen. Majorianus, Libius Severus en Olybrius, Gundobad (Bourgondisch, Ricimero’s neef, riep op zijn beurt een andere keizer, Glycerius, Orestes (hij zette Julius Nepot af en legde zijn eigen zoon, Romulus Augustulus, als keizer op) en Odoaker (gewoonlijk aangeduid als Herulus, maar wiens specifieke nationaliteit onbekend is – hij zou ook Rugiër, Gotisch, Sciriër of zelfs Hun kunnen zijn, hij zette Romulus Augustus af en liet de keizerlijke insignes teruggeven aan Zenón – keizer van het oosten -, de enige feitelijke macht in Italië).

De Germaanse koninkrijken

De verschillende Germaanse volkeren vestigden zich in verschillende gebieden van het voormalige West-Romeinse Rijk en stichtten koninkrijken waarin de Germanen zich aanvankelijk als een sociale elite los van de meerderheid van de lokale bevolking wilden afzonderen. In de loop van de tijd zijn de stabielere onder hen (Visigoten en Franken) erin geslaagd om deze gemeenschappen op religieus, wetgevend en sociaal gebied te laten fuseren. Germaanse koninkrijken van de 5e eeuw tot het einde van de 8e eeuw zijn: Sueben Koninkrijk (409-585) , Visigotisch Koninkrijk Tolosa (476-507), Visigotisch Koninkrijk Toledo (507-711), Frankische Koninkrijk (481-843), Ostrogotisch Koninkrijk (493-553).

Het verschil in cultuur en beschavingsgraad tussen de Germaanse volkeren en het Romeinse Rijk was zeer merkbaar, en hun contact leidde tot de assimilatie door de Germanen van veel van de Romeinse gebruiken en instellingen, zoals het Romeinse recht, dat in het liberale Iudiciorum, ook wel Lex Visigothorum of Code of Recession genoemd, als basis voor het Visigotische recht bleef gelden, terwijl andere wetten en gebruiken die eigen zijn aan hun oude tradities en instellingen bewaard bleven en zo de cultuur vormden die zich in het middeleeuwse Europa ontwikkelde en die de basis vormt van de huidige westerse beschaving.

Cultuur, Architectuur, Edelsmeedkust, Maatschappij en Religie


Taal en Literatuur
6e eeuwse fibula die een krijger te paard met een lans voorstelt.

Het meest bepalende kenmerk van de Germaanse bevolking is ongetwijfeld de taal, aangezien het concept vooral etnolinguïstisch is. Hoewel de oude Germaanse talen dicht bij elkaar lagen, spraken de Germaanse mensen echter niet dezelfde variant, maar verschillende varianten die afgeleid waren van het proto-Germaanse.

Hoewel ze blijkbaar een gemeenschappelijke voorouderlijke taal deelden, hadden ze ten tijde van hun opmars naar het Europese achterland al verschillende dialecten: het Proto-Noordisch, het West-Germaans en het Oost-Germaans.

Ze hadden geen alfabet (de runen van de Scandinaviërs werd alleen voor religieuze doeleinden gebruikt), dus er zijn geen schriftelijke verslagen van hun geschiedenis tot hun ontmoeting met de Romeinen.

De gedeeltelijke vertaling van de Bijbel door bisschop Ulfilas (de Codex Argenteus – een evangeliarium) is de eerste tekst die in een Germaanse taal (de Gotiek) is geschreven. Voor het schrijven ervan creëerde hij de karakters van een “Ulfilisch alfabet“, een precedent van het latere “Gotisch alfabet”.

Architectuur van de Germaanse volkeren

Ostrogoten
Het paleis van Theodorik de Grote in Ravena (Italië).

Het Mausoleum van Theodorik de Grote is een oud monument in Ravenna, Italië. Het werd gebouwd in 520 n. Chr.

Het paleis van Theodoric de Grote, ook in Ravenna, werd gebouwd met twee verdiepingen. Het is in een Romaans gebouw waarvan alleen het eerste deel van het schip en de voorgevel bewaard is gebleven. Het heeft een symmetrische compositie op basis van bogen en monolithische marmeren zuilen, die werden hergebruikt uit eerdere Romeinse gebouwen. De kapitelen zijn allemaal verschillend, zo ook de maten, de schachten werden aangepast aan de verschillende hoogtes. De Ostrogoten hebben ook verscheidene Romeinse gebouwen gerestaureerd, waarvan sommige nu nog te bezichtigen zijn.

Visigoten

De Visigoten hebben religieuze constructies nagelaten die de moslimverovering van het Iberisch schiereiland hebben overleefd, omdat die vaak ver buiten de stadscentra stonden. De grote bewerkte stenen van vroegere Romeinse gebouwen werden vaak hergebruikt om er muren, kastelen, enz mee te bouwen. Ook oude Visigotische gebouwen werden tot het jaar 711 ontmanteld en hergebruikt. Visigotische architectuur die we heden ten dage kunnen kunnen bezichtigen zijn o.a.: San Pedro de la Nave, in El Campillo (Zamora), uit de 7e eeuw, de kerk van Santa María de Melque, in San Martín de Montalbán (Toledo) de kerk van San Juan, in Baños de Cerrato (Palencia) of de crypte van San Antolín, in de kathedraal van Palencia, zijn enkele voorbeelden en hebben als gemeenschappelijk kenmerk het gebruik van de hoefijzerboog, die later door de moslimbouwers werd geassimileerd. In de Visigotische burgerlijke architectuur is, volgens Lauro Olmo Enciso, professor in de archeologie aan de Universiteit van Alcalá, de stad Recópolis in Zorita de los Canes (Guadalajara) zeer opmerkelijk. Het complex wordt beschouwd als “een van de belangrijkste sites van de Middeleeuwen, omdat het de enige, op staatsinitiatief, nieuwe gebouwde stad is uit het begin van de Hoge Middeleeuwen”.

Visigotische kerk, San Pedro de la Nave in El Campillo, in de provincie Zamora.

Germaanse edelsmeedkunst

Kroon van Recesvinto tentoongesteld in het Nationaal Archeologisch Museum (Spanje).

De fíbulas aquiliforme (broches in de vorm van een adelaar) die werden gebruikt als een speld of ‘veiligheidsspeld’, gemaakt van goud, brons en glas om de kleding bij elkaar te houden, enkel of per paar, de opvallende hieronder getoonde fíbulas zijn gevonden in Alovera (Guadalajara).

Kronen en votiefkruisen van de Visigotische koningen van Hispania, gevonden in de 19e eeuw in de zogenaamde Tesoro de Guarrazar, gelegen in de stad Guadamur, zeer dicht bij Toledo. Momenteel zijn de stukken verdeeld over het Cluny Museum in Parijs, het Armeria van het Koninklijk Paleis en het Nationaal Archeologisch Museum, beide in Madrid. Het zijn kronen en votiefkruisen die verschillende koningen van het Koninkrijk van Toledo in hun tijd aanboden als een ex votief, dat wil zeggen als een offer van de aardse koning aan de hemelse koning, en bestemd waren om boven het altaar van de tempels te hangen. De kroon van koning Recesvinto valt op door zijn werk van goudsmeden en zijn schoonheid, met hangende letters die een Latijnse uitdrukking vormen: RECCESVINTHVS REX OFFERET (Koning Recesvinto bood het aan), deze stukken vertegenwoordigen het hoogste voorbeeld van de Visigotische kunst en een van de belangrijkste voorbeelden van Visigotische kunst in Hispania.

Visigotische, adelaarsvormige broches, gevonden in Alovera, nu te zien in het Museo Archeológico Nacional (Madrid).

De in Spanje gevonden platen en riemgespen, een symbool van rang en onderscheiding voor Visigotische vrouwen, zijn versierd met met edelstenen ingelegde glasachtige pasta’s. Sommige stukken bevatten uitzonderlijke Byzantijnse lapis lazuli inlegwerk, maar ook glas of andere materialen. In de Visigotische necropolis werden ook armbanden van verschillende metalen, parelkettingen en oorbellen, met gekleurd glas ingelegd, gevonden.

Geloof

De Scandinavische mythologie werd in wezen door alle Germaanse volkeren gedeeld. De drie-eenheidsstructuur en andere kenmerken die de religies van andere oude volkeren gemeen hebben, maakten het mogelijk dat geleerden van de geschiedenis van de religies (vooral Georges Dumezil) de vroege Germaanse religies in verband konden brengen met andere Indo-Europese religies.

Het meest voorkomende begrafenisritueel was de crematie, die werd vervangen door de begrafenis toen de kerstening plaatsvond.

De bekering van Recaredo, door Antonio Muñez Degrain 1888 (Palacio de Senado de España, Madrid).

Het contact met het Romeinse Rijk, die gekerstend waren vanaf de 4e eeuw (Edict van Milaan, 313, Edict van Thessaloniki, 380) leidde tot de kerstening van de Goten en andere Germaanse volkeren die zich in het begin voornamelijk tot het Arianisme bekeerden. Dit Arianisme onderscheid zich van het katholicisme door het niet accepteren van de drie-eenheid. Jezus wordt door het Arianisme gezien als een godgelijkend persoon, en dat werd na het Eerste Concilie van Nicea, 325, en het Eerste Concilie van Constantinopel, 381 als ketterij beschouwd. Deze afwijzing van het Arianisme had tot gevolg dat de sociale scheiding tussen de Germanen en de oorspronkelijke bevolking van de door hen bezette delen van het Rijk (Spaans-Romeinse, Gallisch-Romeinse, enz.) werd versterkt, waardoor zelfs gemengde huwelijken werden bemoeilijkt. De bekering tot het katholicisme vond aanvankelijk plaats in het koninkrijk van de Franken (Clovis I, tussen 496 en 506), de Sueben (Carriarico, 560) en de Visigoten (Recaredo, 587).

De Angelsaksische koninkrijken van Groot-Brittannië werden gekerstend door de evangelisatie van de Ieren (St. Columba, Klooster van Iona, 563) en de Romeinse monniken (Augustinus van Canterbury, bekering van Ethelbert van Kent, 597-601); dat ook overging naar het vasteland van Europa gingen. De grote populariteit van de legende van de heilige Ursula en de  elfduizend maagden illustreerde de moeilijkheid van de kerstening van de Germaanse volkeren in Midden-Europa, die zich geleidelijk aan voltrok (St. Bonifatius, klooster van Fulda, 742). In de 11e eeuw waren zelfs de Scandinavische koninkrijken gekerstend; dit alles in de ruimte van het Latijnse christendom, terwijl de Variërs die de Russische staten vormden, werden opgenomen in het Oosterse christendom.

Politieke en sociaal-economische organisatie

Naast taal, religie en andere culturele aspecten waren er veel gemeenschappelijke sociale en politieke kenmerken, die wijd verspreid waren onder alle Germaanse volkeren.

Hoewel ze traditioneel worden geassocieerd met het begrip “barbaarsheid”, zoals gedefinieerd door de sociale wetenschappen in opbouw in de 18e en 19e eeuw (als tussenstap tussen de begrippen “wreedheid” en “beschaving”); is het ook heel gebruikelijk om het niet minder generieke begrip “volksstammen (tribes)” te gebruiken om hun politieke en sociale organisatie aan te duiden.

Germaan, weergegeven in een zegevierend Romeins reliëf.

De Germanen waren semi-nomadische herders en boeren wier nederzettingen, met hun dorpsachtige structuur, vaak voor korte tijd bewoond werden. In de periode voorafgaand aan de invasies vormden ze verre van politieke structuren die men als staat zou kunnen aanmerken. Ze werden allemaal geregeerd door vormen van leiderschap die min of meer herkenbaar zijn aan een electieve monarchie. De koning of “stamhoofd” (koning, kuningaz), had bij uitstek militaire functies en werd op tijdelijke basis (niet voor het leven) gekozen door een vergadering van krijgers (ding, althing, witenagemot), die dan de echte soeverein was als het ging om het voeren van gerechtigheid, het sluiten van vrede of het verklaren van de oorlog. De koning was een primus inter pares, en alle krijgers beschouwden zichzelf als zijn gelijken, of gelijk aan elkaar, althans in theorie. De sociale gelaagdheid door de rijkdom maakte echter de differentiatie van klassen met duidelijke economische en sociale ongelijkheden duidelijk, waardoor de rijkdom, de oorlogsbuit, de toename van de handel over lange afstand in luxegoederen (slaven, paarden, wijn, hout, amber, stoffen, keramiek, metalen, goud- en zilverwerk, juwelen en wapens) en zelfs het gebruik van Romeins geld alleen maar toenam. De Romeins-Germaanse handel is gedefinieerd als omvattende drie economische systemen: de koopvaardij zoals in de Romeinse keizertijd (monetair en markt), de tussenliggende zone (met een beperkte monetaire economie en een rudimentaire markt), die zich ongeveer tweehonderd kilometer buiten de grenzen (limes) zou uitstrekken, en de zone zonder markt of met een niet-monetaire markt, in de meest afgelegen gebieden. Vanuit Rome werden brons, glas, prestigieuze objecten en gouden en zilveren munten geïmporteerd, terwijl de Germaanse export bestond uit zeep, bont, karren en textiel.

Vóór de invasies had geen van de Germaanse volkeren een wetboek van geschreven recht. Hun rechten waren gebaseerd op gewoonten en gebruiken. Dit gewoonterecht bij Germaanse stammen was zo’n beetje overal hetzelfde. Later werden deze rechten in de Germaanse koninkrijken van Zuid-Europa, vertaald in Latijnse teksten of in codificaties die, door deze van origine noordelijke volkeren, nog eeuwenlang werden gehandhaafd.

De politieke organisatie was vrij eenvoudig, maar werd verfijnder naarmate er zich een verrijkte adel vormde, gedefinieerd door de exclusieve toegang tot gezagsposities (vergadering van krijgers, militaire commando’s) van waaruit koningen werden benoemd. De rest van de vrije mannen (zie Eigenerfde), die het recht behielden om wapens te dragen en deel uitmaakten van het leger, beoefenden de landbouw, veeteelt, jacht en andere dagelijkse activiteiten. De aanwezigheid van slaven varieerde naargelang de historische context. De sociale situatie van de veroverde volkeren was heel anders, met situaties van vazalage, waarbij de bevolking werd gedwongen een deel van hun opbrengst af te staan of om werk te verrichtten voor de heer, semi-vrijheid.

Af en toe werkte de verschillende Germaanse stammen of volkeren samen tegen een gemeenschappelijke vijand (Germaans of niet-Germaans). Maar het gebeurde ook vaak dat groepen zich afsplitsten en met elkaar in oorlog kwamen.

Sommige stammen, zoals de Salische Franken, begonnen relaties met de Romeinen en dienden af ​​en toe in de Romeinse legers. Deze relaties legden de basis voor het toekomstige feodale regime en de domeinen die ze vestigden waren de oorsprong van middeleeuwse koninkrijken en huidige Europese landen.

Naar boven

Verwant aan dit onderwerp:


This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2023-01-04

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles.
Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts

    • Spanish language Wikipedia|titel=Pueblos germánicos|pagecode=131869902| date=20210119
    • Dutch language Wikipedia|titel=Germanië|pagecode=56771923| date=20210119
    • Dutch language Wikipedia|titel=Germanen|pagecode=57224783| date=20210119
    • Dutch language Wikipedia|titel=Germani cisrhenani|pagecode=57748843| date=20210120
    • Dutch language Wikipedia|titel=Periplus|pagecode=55972092| date=20210121
    • Dutch language Wikipedia|titel=Slag bij Arausio|pagecode=55844599| date=20210121
    • Dutch language Wikipedia|titel=Rijnoversteek|pagecode=57714790| date=20210122
    • Dutch language Wikipedia|titel=Arianisme|pagecode=55567882| date=20210123

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0

Other references are:

The photos/images are licensed under Wikimedia Creative Commons: CC0 1.0CC BY 1.0, CC BY-SA 1.0, CC BY 2.0, CC BY-SA 2.0, CC BY-NC-SA 2.0, CC BY 2.5, CC BY-SA 2.5, CC BY 3.0, CC BY-SA 3.0, CC BY 4.0, CC BY-SA 4.0, Free Art License 1.3 or Public Domain

If you click on one of the links below, you will find the full information of these photos/images, the author, or the licence.

Coralma*, is own work that mostly can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

Jan Woordenaar Bontje - CULTUUR

Aforismen, bontjes, columns, gedachten, gedichten, haibun, haiku, kyoka, literatuur, poëzie, proza, snelsonnetten, tanka.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, reizen, foto's, gedachten en meer.

Hans Brongers Buitenfotografie

VOOR DAG EN DAUW IN DE NATUUR / BEFORE DAY AND DEW INTO NATURE

WordPress.com News

The latest news on WordPress.com and the WordPress community.

%d bloggers liken dit: