Tartessos

Tartessos      1200 -500 v.Chr.

Tartessos of Tartéside (in het oude Grieks, Τάρτησσος Tártēssos, in het Latijn, Tartessus) is de naam waarmee de Grieken de eerste beschaving van het Westen beschreven, die voorbij de Zuilen van Hercules lag. In de Bijbel spreekt men over Tharsish (maar men twijfelt  of dat wel dezelfde stad is als Tartessos). Mogelijk is het een erfgenaam van de laatste Atlantische bronstijd, gevormd in de driehoek van de huidige provincies Huelva, Sevilla en Cádiz (Andalucía) en Badajoz (Extremadura), zeg maar de zuidwestkust van het Iberisch schiereiland.

Wat jou interesseert:

Gegevens
Historische periode Brons- en ijzertijd
Etnische oorsprong Indo-Europees
Tartessos
Taal Tartessian (hypothese)
Regio West-Andalusië , het zuidwesten van het Iberisch schiereiland
Gesticht Territoriale indeling van 1833
Gerelateerde volkeren Turdetans
Kaartje waarop we het zuiden van Spanje zien met daarop aangegeven de Griekse kolonies, de Fenicische kolonies. In het groen zien we het gebied dat onder invloed van Tartessos valt en daarin aangegeven de Tartessïsche archeologische vindplaatsen.
Geschatte omvang van de invloed van de Tartessos-beschaving.
In het water leven anaerobe bacteriën die leven van de opgeloste metalen (zoals ijzer en koper) in het water. Deze bezorgen de rivier een dieprode kleur, vandaar de naam Rio Tinto.

In het zuiden van het Iberisch schiereiland bestond tussen 2200 en 1550 v. Chr. de El-Argarcultuur, een bronstijdcultuur onder Midden-Europese invloed ontstaan uit de lokale Los Millarescultuur. Ten westen van de Straat van Gibraltar bevonden zich eveneens een aantal bronstijdnederzettingen, los gegroepeerd als Zuidwest-Iberische Bronstijdculturen.

Vanuit deze bronstijdculturen ontwikkelde zich in de latere bronstijd Tartessos een ‘koninkrijk’ dat standhield tot de eerste ijzertijd. Er wordt verondersteld dat de Tartessos-rivier de spil was van waaruit het zich ontwikkelde. Later noemde de Romeinen deze rivier de Betis (voorheen Oleum flumen = rivier van olie) en de Arabieren noemde hem de Guadalquivir (uit het Arabisch الوادي_الكبير al-wādi al-kabīr, wat ‘De Grote Rivier’ betekent). Er zijn ook auteurs die het plaatsen bij de samenkomst van de rivieren de Odiel en de Tinto (Huelva-estuarium) vlak voordat deze uitmonden in de Atlantische oceaan. Dit omdat bekend is dat onder dezelfde stad Huelva belangrijke overblijfselen uit deze tijd begraven liggen. De kern van het land Tartessos is ook gelegen rond de rivier de Barbate (Porlan, 2015).

Tartessos was vooral bekend om zijn rijke metaalhandel. De regio Zuid-Spanje was (en is nog steeds) erg rijk aan allerlei ertslagen zoals koper, tin, goud, zilver, kwik enz. Vooral in de omgeving van de Río Tinto (die zijn naam dankt aan de vele kleuren die het water aanneemt door de aanwezige ertslagen in zijn stroomgebied, zie foto boven) komt heel veel metaal voor. Hier zijn ook zeer oude mijnen gevonden die al in de vroege kopertijd (vóór 3000 v. Chr.) in productie waren en die zelfs tegenwoordig nog rijk genoeg zijn om in productie te houden. Ook zijn er aanwijzingen dat de bewoners van de regio de eerste handelaren waren die op de legendarische Tineilanden voeren, hetgeen waarschijnlijk op Groot-Brittannië slaat en meer specifiek Cornwall en de aanliggende Scilly-eilanden, waar prehistorische tinmijnen nog te bezichtigen zijn. De handel van Tartessos was zo lucratief dat de Feniciers er vlakbij een handelspost stichtten omstreeks de 1000 v. Chr., genaamd Gadir (Fenicisch voor ‘ommuurde stad’ Gadir is het huidige Cadíz) om zo beter een graantje mee te kunnen pikken van Tartessos’ welvaart…

Tartesos beïnvloedde het binnenland en de Portugese Algarve. Er zijn meerdere voorstellen voor een mogelijke locatie in de monding van de Guadiana of zelfs in de Mar Menor, in de Ebro-delta of in de Taag. De Tartesiërs ontwikkelden vermoedelijk een andere taal en een ander schrift dan die van naburige volkerenen en in hun laatste fase werden ze cultureel beïnvloed door de Egyptenaren en Feniciërs.

De eerste historische bron die verwijst naar Tartessos is te vinden in het werk van Hekataios van Milete, in de 6e eeuw v. Chr., die door de oude auteurs werd beschouwd als een logograaf, een term die historici definieerde voor de tijd van Herodotus en Thucydides. Hekataios noemt verschillende Tartesische steden, terwijl Herodotus (de volgende relevante bron) spreekt over koning Argantonio (vermoedelijk,de man of heer, van zilver) die 80 jaar lang regeerde en over zijn ontelbare rijkdom, wijsheid en vrijgevigheid. Een latere dateert uit de 4e eeuw n. Chr., van de Romeinse schrijver Rufo Festo Avieno, die een werk schreef met de titel Ora maritima, een gedicht dat de mediterrane kusten beschrijft. Avieno zei dat het een “reis” was, dat wil zeggen een kustvaartreis gemaakt door een Griekse of Carthaagse zeeman, waarbij hij van de kusten van Britannia of Cornwall (Engeland) naar Massalia (het huidige Marseille) reisde. Als gevolg van die reis worden de plaatsen die door de onbekende zeeman worden bezocht, verteld, wat het oudste nieuws over het Iberisch schiereiland oplevert.

Een kaartje gemaakt naar de beschrijvingen van Hekataios' waarop we zien dat het Middellandse Zeegebied vrij goed bekend was maar dat de rest van de wereld nog 'ontdekt' moest worden.
Een reconstructie van de wereldkaart van Hekataios’.
Een kaart waarop we zien hoe dat Herodotus dacht dat de wereld eruit zag. De gebieden rond de Middelllandse Zee (Noord-Afrika en Zuid-Europa) zijn allen goed herkenbaar. Zo ook het westelijke deel van Azië, maar het midden en zuiden van Afrika is onbekent net als het midden en noorden van Europa. Ook Engeland staat er niet op.
Reconstructie van de Oecumene, de bewoonde wereld van Herodotus (450 v. Chr.).

Oorsprong


Er is veel geschreven over de oorsprong van de Tartesische cultuur, maar niets is nog zeker. De belangrijkste theorieën zouden die van de inheemsen bewoners als die van de kolonisten zijn:

      • De schat van El Carambolo, de originele wordt bewaart in het Museo Arquelógico van Sevilla.
      • Volgens het meest recente onderzoek is deze cultuur ontstaan uit de evolutie van de lokale bevolking die vanuit Bronstijd in het zuidwesten van het schiereiland erfde, een evolutie die haar hoogtepunt bereikte toen ze zich begon te verhouden tot de Fenicische handelsposten aan de kust.
      • Volgens anderen zou de Tartesische cultuur het exclusieve resultaat zijn van de acculturatie van de inheemse bevolking door de Feniciërs. Deze theorie wordt ondersteund door de chronologieën van kolonisatie en archeologische overblijfselen, zoals gepolijste keramiek met rasterversiering, stukken rode vernis en religieuze voorstellingen, die duidelijk verwijzen naar Oosterse goden, zoals Astarte, Baäl of Melkart.

Wat betreft de oorsprong van de Tartessiërs zelf is er nog geen echte theorie. En in het kader van de verspreidingstheorieën die tot de jaren ’70 van de vorige eeuw zo in zwang waren, werd gezegd dat zij op het schiereiland met de zeevolkeren aankwamen, of zelfs dat zij Indo-Europese volkeren konden zijn die voorlopers waren van de Keltische cultuur of mensen uit de steppen in de noordelijke Kaukasus, die zich vestigden over de prehistorische minder ontwikkelde bewoners van het Iberisch schiereiland. Of dat ze vanuit het neolithicum de landbouw en de veeteelt uit het Nabije Oosten hadden kunnen meenemen en dat dat de oorsprong was van de Argarcultuur en dat van daaruit de urnenveldencultuur is voortgekomen.

Uitbreiding


De oorspronkelijke kern van de Tartesische cultuur omvat ongeveer het grondgebied van de huidige provincies Huelva, Sevilla en Cádiz. Twee bijzonder belangrijke gebieden waren de mijncentra van de rivieren Tinto (zie foto boven) en Odiel en de agrarische vlakte van de Guadalquivir. Dit waren de meest dichtbevolkte gebieden en van daaruit zou de Tartesische invloed zich tijdens de laatste bronstijd en de eerste ijzertijd door een groot deel van de rest van Andalucía en Extremadura, evenals de Algarve en de Portugese Alentejo verspreiden.

Enkele belangrijke nederzettingen aan de kust waren Asta Regia, Nabrissa, Onoba en Ossonoba, terwijl in het binnenland Carmona, Carambolo, Sevilla, Tejada la Vieja, Setefilla en Cancho Roano (Badajoz) opvallen.

Maquette van de Tartesische nederzetting van Cancho Roano.

Chronologie


Late bronstijd

(1200 v. Chr.  –  900 v. Chr.)

De eerste Tartesische nederzettingen dateren uit de laatste fase van de bronstijd. Hier en daar verschijnen er stabiele nederzettingen waarin een beginnende sociale hiërarchie bestaat. Ze bestaan uit ovale of cirkelvormige huizen, gebouwd zonder een gedefinieerde ruimtelijke organisatie. Ze bevonden zich op strategische plaatsen waar landwegen en de landbouw- en mijnbouwbronnen de regio domineerden. Enkele van de belangrijke nederzettingen uit deze periode zijn:

  • Setefilla (prov. Sevilla)
  • Carmona (prov. Sevilla)
  • La Tablada (El Viso del Alcor, prov. Sevilla)
  • Montemolín (prov. Badajoz)
  • El Berrueco (prov. Cádiz)
  • Llanete de los Moros, Montoro (prov. Córdoba)
  • Colina de los Quemados (prov. Córdoba)
  • Onoba (prov. Huelva)
Proto-Oosterlijke fase

(900 v. Chr.  –  700 v. Chr.)

Nog steeds bevinden we ons in de late bronstijd. Er is er een toename van het metaal- en goudwerk, ook de bevolking neemt toe. De bij de archeologie bekende steden, zoals El Carambolo, zijn klein, met ronde of ovale hutten waarvan de muren zijn gebouwd met takken en modder. De maatschappij bestaat uit verschillende bevolkingslagen, en een geconcentreerde macht van enkele militaire elites waarvan de krijgers-steles een archeologisch bewijs zijn.

Oosterlijke fase

(700 v. Chr.  –  650 v. Chr.)

Melqart, (de Fenicische god van de zee en de onderwereld) beeldje gevonden in Sevilla.

De ijzertijd is het sociaal-culturele hoogtepunt van Tartesische cultuur, en in sommige dorpen zoals Tejada la Vieja, bouwt men muren om de nederzettingen. De oprichting van de Fenicische commerciële enclaves veroorzaakte een proces van acculturatie en neemt men verschillende technieken zoals de pottenbakkersschijf, filigraan- en granulaattechnieken (in de edelsmeedkunst) over van de Feniciërs, maar ook een smaak voor oosterse luxe producten. Ook in de begrafeniswereld krijgt de crematie, boven het begraven van de overledenen, de voorkeur.

Latere fase

(650 v. Chr.  –  500 v. Chr.)

De Griekse (rood) Fenicische (geel) kolonisatie tussen 750 en 550 v. Chr.

Een periode die hoofdzakelijk gekenmerkt door de heerschappij van de monarch: Argantonio. Rond 600 v. Chr. vestigden Grieken uit Phocaea (Turkije) kolonies in Andalucía, zoals blijkt uit de talrijke aanwezigheid van Griekse voorwerpen in de Tartesische cultuur. Met de opmars van de Perzen over de Griekse steden in Azië nodigde Argantonio deze Grieken uit Phocaea uit om zich definitief in zijn koninkrijk te vestigen. Deze weigerden zijn aanbod, dus gaf hij hen 1.500 kilo zilver om hen te helpen met de fortificatie  van hun stad, die uiteindelijk toch viel. Bij de Slag om Alalia (535 v. Chr., Corsica) werden de Grieken verslagen door een coalitie gevormd door Carthagers en Etrusken, waardoor Tartessos geen belangrijke commerciële bondgenoot meer had.

Aan het einde van de 7e eeuw v.Chr. en samenvallend met de komst van de eerste Griekse keramiek, verminderde de regio Huelva haar zilverproductie en werden de metallurgische centra verlaten. In de tweede helft van de volgende eeuw ging Huelva in verval, terwijl de muren van Tejada werden versterkt. De Fenicische handel en import werden drastisch verminderd en de prinselijke graven van de Guadalquivir-vallei verdwenen.

Verval van Tartessos

(500v. Chr.)

Tartessos verdween abrupt uit de geschiedenis: na de slag bij Alalia (535 v. Chr.) vijftien jaar na de dood van Argantonio, toen Etrusken en Carthagers zich verenigden tegen de Grieken, zijn er geen schriftelijke verwijzingen meer.

Een van de mogelijkheden is dat het door Carthago werd weggeveegd na hun overwinning op de Grieken, door hen te laten betalen voor hun bondgenootschap. Of door Gadir, een Fenicische metropool die de ambitie had om de metaalhandel te controleren. Of misschien door de volkeren van het plateau. Carthago werd de onbetwiste heerser over het westelijke deel van de Middellandse Zee. Toen de route naar Iberia werd afgesneden, stopten de Feniciërs met de handel met Tartessos, die langzaam in de vergetelheid raakte.

Door de Griekse nederlaag stonden de Tartesiërs alleen tegenover de Punische aanvallen. Kort daarna, rond 500 v. Chr. zouden de Tartessos door de Carthagers verslagen worden. De hoofdstad van Tartessos werd belegerd door de Carthagers, die volgens sommige bronnen, daarna de stad vanuit zee aanvielen waarna ze de muur sloopte en de stad geheel innamen. Het hele Tartesische Rijk moet zijn ingestort na de val van hun hoofdstad en hetzelfde lot onderging de Griekse stad Mainake (Málaga) die onder bescherming van Tartessos stond. Zo neemt Carthago het westelijke Middellandse Zeegebied over en staat het grootste deel van de Iberische mediterrane kust onder hun invloed.

Een quinquereem, een fenicisch schip met loopbrug. Een schip dat door de Romeinen werd nagemaakt en dat hen een belangrijk voordeel gaf in de 2e Punische oorlog.

Deze Punische heerschappij (Puniërs, de naam die de Romeinen aan de Carthagers had gegeven) zou in deze landen blijven totdat Carthago, Rome in de westelijke Middellandse Zee, in de Punische oorlogen (vooral de 2e Punische oorlog), confronteerde met een totale nederlaag in 146 voor Christus (3e Punische oorlog). Dit zou de komst van de Romeinen naar het Iberisch schiereiland markeren, waar ze een gebied vonden dat Turdetania heette en waar de afstammelingen van de Tartessos woonden. Ze zouden dit gebied Betica noemen, en de Tartessos rivier die het doorkruist zou de Betis rivier heten.

Maar er zijn ook verklaringen van economische aard: toen Massalia (Marseille) in staat was om toegang te krijgen tot de Britse tinbronnen over land en Gadir de Britse eilanden zelf over zee bereikte, zou het Tartessiaanse monopolie instorten, wat een scherpe daling van de inkomsten en een reeks interne gevolgen zou hebben veroorzaakt die zou leiden tot interne achteruitgang van het koninkrijk en zijn ontbinding. Maar ook de mogelijkheid van uitputting van minerale aderen, de belangrijkste bron van zijn commerciële rijkdom, is overwogen.

Hoe dan ook, de centra van politieke en economische macht verplaatste zich naar de periferie van het Tartesische gebied en concentreerden zich op oppida (hoger gelegen of verhoogde versterking) zoals Carmona of Cástulo, waaruit de Iberische Turdetan-staten zouden voortkomen.

Toponymie en kolonisatie


Er zijn pre-Romeinse Tartesische plaatsnamen, waaronder namen die met ipo gevormd zijn, een element waarvan men denkt dat het “stad” betekend net als , -urgi en -uba.

De verdeling van de genoemde toponiemen is niet willekeurig, maar hun geografische en culturele kader weerspiegelt een Tartesische “kolonisatie” die door archeologische vondsten wordt bevestigd en die kan worden vergeleken met de Etruskische kolonisatie.

Er zijn meer dan 50 toponiemen bekend die door ipo in het zuidwesten van het schiereiland worden gevormd. Onder hen zijn Olissipo (Lissabon), Baesippo (Barbate), Collipo (San Sebastián de Freixo, Leiría), Ilip(o)la (Niebla), Irippo (Alcalá de Guadaíra), Orippo (Dos Hermanas), Ostippo (Estepa), Seripa (Serpa, Portugal), Aipora (Sanlúcar de Barrameda), Laepo (Lepe), Epora (Montoro, Córdoba) of Iponuba (Baena).

Onder de toponiemen in -urgi vallen Conisturgi (Medellín) en Isturgi (Andújar) op en onder de toponiemen in -uba vallen Corduba (Córdoba), Onuba (Huelva) en Ossonoba (Faro) op.

Uitbreiding van het grondgebied en de Tartesische nederzettingen.

Tijdens de Oostelijke fase werden talrijke nederzettingen gesticht om een landelijke communicatie netwerk te controleren dat ontstond, parallel aan de zeeroute van Gadir naar de Sado en de Taagse mondingen via Onuba (Huelva), Ossonoba (Faro), Ipses (Vila Velha, Alvor) en Lacobriga (Lagos).

De verschillen die worden geboden door de verschillende soorten antroponiemen en hun geografische spreiding met betrekking tot het oosterse wegenstelsel en de archeologische overblijfselen die in sommige populaties gevonden zijn, stellen ons in staat om te suggereren dat deze “koloniale” fundamenten overeenkomen met verschillende fasen, gekenmerkt door verschillende plaatsnamen verspreid over verschillende gebieden en op verschillende data.

De toponiemen lijken overeen te komen met een eerste fase in -urgi, misschien gebruikt in het Late Brons, in de midden-vallei van de Guadiana en de bovenloop van de Guadalquivir. Op een parallelle manier zien we een mariene kolonisatie vanaf de Tartesische Golf, zoals blijkt uit de toponiemen in -uba. Deze uitbreiding naar de Atlantische Oceaan zou voor de 10e eeuw v. Chr. Onuba hebben bereikt en vanaf hier, Ossonoba, terwijl ze richting de Middellandse Zee Salduba (Estepona) en Maenoba (Vélez Málaga) zouden bereiken.

Een tweede fase van de kolonisatie zou worden vertegenwoordigd door plaatsnamen die beginnen met Ipo-. De populaties met Ipo- strekten zich voornamelijk uit naar het oosten van de Genil, hoewel er ook enkele populaties met Ipo- ten westen van de Guadalquivir zijn, zoals Iporca (Constantina, Sevilla), I(po)tuci (Aldea de Tejada, Huelva) en Ipses (Vila Velha, Algarve), die de routes van deze Oosterlijke kolonisatie zouden controleren.

De derde fase, de belangrijkste en meest kenmerkende, zou al overeenkomen met de toponiemen eindigend op -ipo allemaal gelegen in de periferie van de Tartesische kolonisatie, die reikte tot Collipo (Leiría, Portugal) aan de Atlantische kust.

Belangrijke opgravingen


De schat van Aliseda (Oosterlijke periode). Grafisch-visuele weergave, schat: het lijkt van Tartesische oorsprong te zijn, met een zeer exquise Egyptische of Oosterlijk ambachtelijke stijl. (MAN, Madrid)

Enkele belangrijke vindplaatsen die als Tartesisch kunnen worden beschouwd zijn:

        • Aliseda, in de provincia de Cáceres
        • Asta Regia, in Jerez de la Frontera (Cádiz)
        • Cancho Roano, in Zalamea de la Serena (Badajoz)
        • El Carambolo, in Camas (Sevilla)
        • Cerro Salomón, (Huelva)
        • La necrópolis de la Joya, in de stad Huelva
        • La Tablada, in El Viso del Alcor (Sevilla)
        • Tejada la Vieja, in Escacena del Campo (Huelva)
        • El Turuñuelo, in Guareña (Badajoz)
        • Carmona, in de provincia de Sevilla; een gracht, huizen, een muur en bastions.
 

De site van Cancho Roano, gelegen in Zalamea de la Serena (Badajoz), is nog steeds een mysterie: het kan een paleis zijn geweest of een plaats van aanbidding, of beide, maar ook een marktplaats of een begrafenisheiligdom. Alleen de eerste fasen zouden met de Tartesiaanse wereld kunnen worden geassocieerd. De structuur toont de oosterse invloed op Tartessos: de voorpatio met torens op de vleugels van het migdal-type, zijtrap, dwarskamer, kamers met cámara (omsloten ruimte) en voorkamer, centrale ruimte, voorraadkamers, tweede verdieping bestemd voor opslag en huisvesting, geometrisch ontwerp, gebruik van lemen bouwstenen, pseudo-orthostaten (orthostaat is een stenen blok tussen muur en fundering) en, hoogstwaarschijnlijk, terrasdak. Deze architecturale formules wijzen op het noordelijke gebied en, waarschijnlijk, meer van noordelijke Fenicië dan van Mesopotamië, Zuid-Syrië of Kanaän, omdat ze lijken te zijn afgeleid van de Noord-Syrische paleizen van het begin van het vroege millennium, waarvan het meest karakteristieke element de bît-hilani of open portiek van zuilen is die voor een troonzaal staan, met de lengteas evenwijdig aan de gevel, dat kan worden beschouwd als de oorspronkelijke Perzische apadana en iwan van de Sassanidische en pre-islamitische architectuur.

Archeologische site van Cancho Roana, gezien vanaf de westkant.

Cerro Salomón was een mijnstadje gesticht in de 7e eeuw v. Chr. aan het begin van de rivier Tinto. Hier werden mijnbouwgereedschappen, lampen, balgen en smeltkroezen gevonden. De inwoners ontgonnen het goud, zilver en koper, smolten het erts en stuurde het stroomafwaarts naar Onuba (Huelva) in de vorm van staven of ruw. Deze Tartesische haven fungeerde als het centrum van een netwerk van nederzettingen en er werden ook metallurgische activiteiten uitgevoerd. Andere nederzettingen gewijd aan metallurgie en gelegen nabij de mijnen zouden San Bartolomé de Almonte en Peñalosa zijn.

Tejada la Vieja in de provincie Huelva.

Tejada la Vieja ligt in de gemeente Huelva van Escacena del Campo en werd bewoond tussen de 8e en 4e eeuw v.Chr. Het controleerde de route die werd gebruikt om de mineralen uit de Aznalcóllar-mijnen naar de haven van Gadir te vervoeren. De ommuurde omtrek en de structuren van de huizen zijn goed bewaard gebleven.

Tartessos


Tartesisch brons bekend als “Bronce Carriazo”, dat de Fenicische godin Astarte voorstelt als de godin van de moerassen en de estuaria. Het object bevindt zich in het Archeologisch Museum van Sevilla en is een van de beroemdste Tartesiaanse werken.

De eerste verwijzing naar Tartessos vinden we in de Bijbel waarin gesproken wordt over Tarshish dat met deze stad vereenzelvigd zou kunnen worden, maar er zijn veel auteurs die zeggen dat het verwijst naar een of andere haven aan de Rode Zee of naar een type schip dat naar dat gebied voer.

Volgens Griekse bronnen was Tartessos een staat die geregeerd werd door een monarchie die geïnstalleerd was in een land dat rijk was aan landbouw- en veeteeltproducten en aan mineralen zoals goud, zilver, tin en ijzer. Maar er is geen bewijs dat er een stad met de naam Tartessos bestond, aangezien er geen stad is gevonden die als zodanig kan worden geïdentificeerd. De verschillende oude bronnen zijn soms tegenstrijdig en het is niet gelukt om ze met archeologische gegevens in overeenstemming te brengen.

Klassieke en Byzantijnse bronnen geven aan dat de hoofdstad zou zijn gelegen aan de Tartessos/Guadalquivir rivier. Een rivier die tot ver in de Romeinse tijd in het Ligustino meer stroomde, dat nu is veranderd in een moerasachtig gebied van de lagere Guadalquivir. De Guadaíra, die vandaag de dag een zijrivier van de Guadalquivir is, was toendertijd een onafhankelijke rivier die net als de Guadalquivir het Ligustinomeer instroomde. In dit gebied van de monding waren er toen verschillende aftakkingen, waarvan enkele nog twee opeenvolgende meren vormden in het 16e eeuwse Sevilla. Tussen deze aftakkingen zouden zich verschillende eilanden bevinden, die in deze aangehaalde geschriften worden geciteerd. Deze eilanden zijn al lang geleden aan het land vastgegroeid door de aanslibbing van de rivier.

De komst van de Feniciërs en hun vestiging in Gadir (het huidige Cádiz) stimuleerde wellicht hun uitstraling op de omliggende landen en steden, de intensivering van de exploitatie van de koper- en zilvermijnen (Tartessos werd de belangrijkste leverancier van brons en zilver in de Middellandse Zee), evenals de scheepvaart naar de Casterides-eilanden (de Britse eilanden), van waaruit ze een deel van het tin dat nodig is voor de productie van brons importeerden, dat ze ook verkregen door het wassen van tinzand.

Oosterse keramiek, Carmona (7e eeuw v. Chr.).

Een hypothese die wordt ondersteund door enkele klassieke referenties is de identificatie van Gádir met Tartessos. Volgens deze theorie zou Tartessos de generieke naam zijn van een regio waarin de enige stad met entiteit in het gebied het Fenicische Gádir zou zijn. Aangezien Gádir ‘ommuurde ruimte‘ betekent, om duidelijk aan te geven waar de goederen vandaan komen, zijn de Feniciërs wellicht begonnen met het gebruik van uitdrukkingen als “uit de stad in Tartessos”, waardoor er verwarring is ontstaan in de bronnen. Dit zou in overeenstemming zijn met het feit dat er bronnen zijn die over de stad spreken en dat er toch geen archeologische overblijfselen zijn gevonden.

Bij het interpreteren van de reis van Avieno zocht Adolf Schulten zonder succes bij de monding van de Guadalquivir, op een eiland tussen twee armen van de rivier. Zijn theorie over de stad Tartessos was zeer controversieel en veel mensen noemden het fantasievol. Hij geloofde dat de stad zich in het Doñana-reservaat zou kunnen bevinden, deze stelling werd onderschreven door de ontdekking van de Villamanrique Tartessian Stele, die plaatsvond op 22 maart 1978 in de plaats genaamd Chillas (gelegen in Villamanrique de la Condesa, een stad in Sevilla grenzend aan het Nationaal Park) door twee van zijn buren (de heer Manuel Zurita Chacón en de heer Manuel Carrasco Díaz). Deze unieke, stenen, archeologische inscriptie, daterend uit de 6e eeuw v. Chr., documenteert ons over een inheems schrift, wordt bewaard in het Provinciaal Archeologisch Museum van Sevilla.

José Chocomeli Galán zocht Tartessos in Asta Regia, in Mesas de Asta, waar de archeologische proef-opgravingen wijzen op het bestaan van een groot archeologisch potentieel met betrekking tot een belangrijke Tartesische bevolking.

Naar aanleiding van de hypothese van Doñana hebben de CSIC-onderzoekers, Sebastián Celestino en Juan Villarías Robles, professor Antonio Rodríguez-Ramírez van de universiteit van Huelva en historicus Ángel León van de zomer van 2005 tot 2008 een geofysische, oppervlakte- en luchtfotografiecampagne uitgevoerd in het park Marisma de Hinojos, waarbij satellietfoto’s en bodemmonsters suggereren dat er zich mogelijk antropogene resten bevinden, waarvan de datum nog niet bekend is. De meest interessante conclusies die kunnen worden getrokken uit de gepubliceerde werken (Rodríguez-Ramírez et al., 2014, 2015) verwijzen naar een intense neotectonica (bodemverstoringen) van het gebied, zodanig dat de Tartesische paleogeografie  (studie van de landschapsopbouw in het verleden) enkele meters onder de huidige topografie (plaatsbeschrijving) zou liggen. Daarom zijn er bij oppervlaktestudies in Doñana nooit Tartesiaanse overblijfselen gevonden. Het project is nog steeds van kracht.

Het overheidssysteem


Strabo volgens een gravure uit de 16e eeuw.

De klassieke literaire traditie zegt dat hun regeringsvorm die van een monarchie was, en dat zij wetten hadden die van oudsher, in dichtvorm, op bronzen tafelen werden geschreven; Strabo (geboren 64 of 63 jaar v. Chr.) spreekt van 6000 jaar voor zijn tijd, een datum die eigenlijk kon verwijzen naar maanjaren of -maanden (ongeveer 500 jaar). Het is mogelijk dat de Feniciërs de concentratie van de macht in één koning bevorderden, omdat dit het voor hen gemakkelijker maakte om handel te drijven. De Tartessos-monarchie kan worden onderverdeeld in twee hoofdgroepen: de mythologische koningen en de historische koningen.

Mythologische koningen
  • Gerión (Ned. wikipedia: Geryones): Eerste mythologische koning van Tartessos. Volgens bepaalde mythen was hij een driekoppige reus, of tenminste drie lichamen vanaf het middel, die zijn grote kuddes ossen aan de oevers van de Guadalquivir liet grazen. De mythe zegt dat een van Heracles’ twaalf opdrachten de diefstal van Geryon’s ossen was. De legende zegt ook dat Geryon een reus was die door Herakles werd verslagen en waarop hij de Toren van Hercules in La Coruña (stad) bouwde.
    In de 6e eeuw v. Chr. wordt Geryones beschreven in een gedicht van Stesichorus, als levend op een eiland in het verre westen, Eurytheia. Het was een zeer lang gedicht en bevatte 1800 verzen. Slechts enkele verzen zijn bewaard gebleven. Later, in de 1ste eeuw v.Chr. beschrijft Strabo, in zijn Geographika, de geboorteplaats van Gerión en dat deze woonde in Lusitanië.

σχεδὸν ἀντιπέρας κλεινᾶς Ἐρυθείας
Ταρτησ-
σοῦ ποταμοῦ παρὰ παγὰσ ἀπείρονας ἀρ-
γυρορίζους
ἐν κευθμῶνι πέτρας

Waar het monster Geryones het eerst het licht heeft gezien
Beroemde Erytheia komt in het zicht
Geboren naast de bodemloze zilveren bronnen die glanzen
Tussen gebergten vol grotten, en de stroom van Tartessos voeden.

  • Nórax: Kleinzoon van Gerión en zoon van Eritea, hij veroverde het zuiden van Sardinië, waar hij de stad Nora stichtte. (Zie Steen van Nora).
  • Gárgoris: Eerste koning van de 2e Tartesische mythologische dynastie, koning van de curetes. Hij heeft de bijenteelt en de handel uitgevonden.
  • Habis (Habidis): Niet-erkende bastaardzoon van Gárgoris, vrucht van incest met zijn dochter. Hij ontsnapte meerdere malen aan de dood op bevel van zijn vader met de hulp van de beesten. Hij werd door een hinde gezoogd tot hij een man werd en later door zijn vader werd herkend. Hij ontdekte de landbouw, door twee ossen aan een ploeg te binden. Hij formuleerde de eerste wetten, verdeelde de maatschappij in zeven klassen en verbood de adel om te werken. Onder zijn bewind werd een sociaal systeem opgericht waarin enkelen ten koste van het werk en de ellende van een arme meerderheid leefden. Er wordt gezegd dat hij het koninkrijk in zeven steden heeft verdeeld.

Op deze laatste twee monarchen is de tragikomedie van Gárgoris en Habis geschreven, waarin sprake is van een sociaal systeem gebaseerd op de uitbuiting van de mens door de mens, geboren na de ontdekking van de landbouw. Dit zijn mythologische personages, waarvan het werkelijke bestaan net zo dubieus is als dat van Herakles.

Historisch koningen

Argantonio is de enige koning waarvan historische referenties bekend zijn. Volgens Herodotus leefde hij 120 jaar, waarvan hij er 80 regeerde. Schulten berekende dat hij tussen 630 en 550 v.Chr. had kunnen regeren. Hij bood zelfs aan om zich definitief in zijn koninkrijk te vestigen voor degenen die naar het Westen waren geëmigreerd toen de Perzen druk uitoefenden op de Griekse steden van Ionië. Hoewel ze het aanbod weigerden, ontvingen ze van Argantonio een zending zilver om hun muren te versterken. Daarna zijn er geen citaten meer bekend tussen de Grieken en de  Tartessiërs.

Economie


Kruik van (s. VI a. C.), van Don Benito, Badajoz. (M.A.N.) Madrid.

De fundamentele basis voor de rijkdom van Tartessos was de metallurgie en de export van goud-, zilver-, koper-, tin-, ijzer- en loodertsen. In de rivieren in het zuiden en westen van het schiereiland was goud in overvloed aanwezig. Het zilver vond men in Huelva en de bovenloop van de Guadalquivir. Koper en tin werden verkregen uit het westen van het schiereiland en van de Britten. De ijzermetallurgie moet zijn ingevoerd door de Feniciërs, die het wisten dankzij hun relaties met de Hittieten (Ik heb een ander verhaal gelezen over de Hittieten waarin wordt gesteld dat de wapens van de Hittieten van brons waren en absoluut niet van ijzer. Of dit ook betekend dat zij niet in staat waren om ijzer te verwerken, weet ik niet, maar het lijkt me sterk dat ze het wel konden bewerken maar er vervolgens geen wapens van maakte). De metallurgische centra lagen niet alleen in de buurt van de mijnbouwgebieden, maar waren over het hele grondgebied verspreid. Het gereedschap werd opnieuw gesmolten zodra het verslechterde. De processen die werden gebruikt om zilver te verkrijgen, bestonden uit het smelten en het cupelleren van de gossan-stenen, wat wijst op een goede kennis van metallurgie.

Handelsroutes waren een sleutelfactor voor de economie van Tartessos. Hun schepen voeren over de Atlantische Oceaan naar de huidige Britse eilanden en volgden een groot deel van de loop van de rivieren Tartessos (Guadalquivir) en Anas (Guadiana). Ze gebruikten ook landroutes die de Taag en het centrum van het plateau bereikten. over deze routes vervoerde men de metalen, in de vorm van rechthoekig staven, die vervolgens via de Fenicische en Griekse handelaren werden geëxporteerd naar het Midden-Oosten. De belangrijkste begunstigden van deze handel waren de handelaren zelf, maar ook de lokale elites, die het acculturatieproces en de toename van sociale hiërarchie stimuleerden. Beide groepen waren goed vertegenwoordigd in de prinselijke graven van de necropolis van La Joya (Onuba, Huelva). In ruil voor metalen ontvingen zij sieraden, zalven, olie en wijn, evenals stoffen en andere vervaardigde producten. Deze ruilhandel was erg belangrijk, omdat het de uitwisseling van culturele en religieuze aspecten mogelijk maakte.

Ook de landbouw, de veeteelt en de visserij waren zeer belangrijk. Ze specialiseerden zich vooral in de teelt van granen, waarbij ze gebruik maakten van de technieken die werden geïmporteerd uit de Feniciërs, zonder de moestuin en fruitbomen te vergeten.

Materiële cultuur


De kandelaars van Lebrija, bewaard in het M.A.N., Madrid.

In Tartessos werden veel metalen voorwerpen gemaakt, die enerzijds een oosterse invloed hadden, maar anderzijds ook een grote originaliteit bezaten. In brons vallen de puntvormige kannen, gelijkend op de Griekse, op, maar dan met een peervormige vorm in plaats van een eivormige. Ook ontstonden er ovens van meer dan een meter lang, elleboogachtige fibula’s (mantel- of doekspelden) of riemplaten met haken; de Bronzen Carriazo, die de godin Astarte voorstelt, verdient een speciale vermelding. In brons of zilver werden aguamaniles gemaakt in een ronde vorm met twee handvatten, een geheel inheems element. Zilverwerk was zeer rijkelijk aanwezig en werd in de Turdetan-periode gebruikt om gewone voorwerpen zoals kommen of vaten te maken. Van inheemse oorsprong is de techniek van het dieptrekken van metalen dat werd toegepast bij de bewerking van goud, zilver of koper. De Feniciërs introduceerden de technieken van granuleren en lassen (solderen). De beste voorbeelden van het niveau dat door de Tartesische edelsmeden werd bereikt en ons bekend zijn, zijn de stukken zoals de schatten van Aliseda, en die van Carambolo en van de boerderij van Ebora: borstplaten, riemen, diademen, armbanden of oorbellen, allemaal gemaakt met massief goud. Er zijn ook enkele gouden kandelaars gevonden in Lebrija, welke zijn geïnterpreteerd als zijnde rituele elementen die bij een of andere tempel horen en misschien dat het imitaties zijn van oosterse wierookbranders. Wat betreft de iconografie  zijn de twee duiven die een stierenvacht flankeren typische voorbeelden, deze zijn gevonden op de site van El Turuñuelo bij Guareña (Badajoz).

Van ivoor en botten maakten ze kleine doosjes of luxe kisten om parfum of zalven in te bewaren. Met de schelpen van de Guadalquivir mossel maakten ze gebeeldhouwde toiletartikelen. De keramiek bestaat uit gladde, gespatelde, gepolijste of gedecoreerde stukken, maar altijd met de hand gemaakt. Dit lokale aardewerk bestond naast de oosterse import van snelle draaibanken, van klein formaat en hoge kwaliteit, die ook door de Tartesische pottenbakkers zouden worden nagebootst.

Ze importeren ook prestigieuze artikelen van oosterse – of Cádizse werkplaatsen vervaardigd met ivoor, goud en zilver, gesneden glas, bronzen potten, beeldjes van dit metaal gewijd aan Astarte, aryballos en alabastronen die essences en cosmetica bevatte, maar ook stoffen, kettingen, glazen kralen en snuisterijen.

Religie


Er zijn zeer weinig gegevens, maar men gaat ervan uit dat het, net als de andere volkeren van het Middellandse-Zeegebied, ook een polytheïstische religie was. Men gelooft dat ze een godin konden aanbidden die een product was van de acculturatie van de Feniciërs, Astarte of Potnia. Het is ook mogelijk dat er een mannelijke Fenicische godheid geweest is, Baäl of Melkart. Op de site van Castulo (Linares, Jaén) zijn heiligdommen in Fenicische stijl gevonden. Ex-voto’s zijn gevonden in verschillende plaatsen in Andalucía en in andere, meer afgelegen plaatsen, zoals Salamanca, mede daardoor is het niet precies bekend waar ze vandaan komen. In het religieuze aspect was de Fenicische acculturatie gedifferentieerd en had niet op alle plaatsen evenveel of dezelfde invloed.

Taal


 
Reproductie van de Stela van Bensafrim, met een inscriptie in wat wordt verondersteld de taal van Tartessos te zijn.

Er zijn een aantal grafstenen gevonden in de Algarve, Alentejo en de benedenloop van de Guadalquivir die inscripties in een onbekende taal bevatten, maar die semi-syllabisch lijken en van rechts naar links worden gelezen. Ze wilden een weergave van de Tartessiaanse taal zien, waaruit het lijkt dat de taal die werd gesproken door de Turdetans was afgeleid, waarvan Strabo zegt dat ze geschriften en wetten hadden van meer dan 6000 jaar oud.

Uitleg vanuit waarnemingen


Volgens Aubet moet de Tartesische “oosterse” periode worden geïnterpreteerd in de context van een inheemse elite, die aan de top van een hiërarchische samenleving haar eigen economische middelen domineert. Geconfronteerd met de exotische sociaal-culturele prikkels die de Feniciërs hen vanuit het Oosten boden, reageerden ze door hun ideologie over te nemen en zich te integreren in hun commerciële circuits, die het hele Middellandse Zeegebied omvatten.

Historische referenties

        • In de Bijbel komt de stad voor onder de naam Tarsis. Volgens de volkerenlijst in het eerste Bijbelboek Genesis was Tarsis een zoon van Javan en kleinzoon van Jafet. Aanvankelijk trokken de nakomelingen van Tarsis naar Zuid-Anatolië waar ze onder andere de stad Tarsus stichtten. Vervolgens zwierven ze uit over de Middellandse Zee, die volgens sommige bronnen toentertijd de Tartessische Zee genoemd werd, waarbij ze talrijke eilanden en kuststreken koloniseerden waaronder Kreta en Zuid-Spanje. Koning Salomon dreef samen met zijn bondgenoot koning Hiram van Tyrus handel met Tarsis. De schepen van Tarsis kwamen eens in de drie jaar en brachten goud, zilver, ivoor, apen en pauwen. Oude Testament, Boek der Koningen I,10-22. Vandaag de dag geloven sommigen dat Salomon niet naar Tartessos verwees, maar naar de haven van Aqaba op het Sinaï-schiereiland.
          • In een tekst van de profeet Ezechiël (27, 12) (6e eeuw v. Chr.) wordt opgemerkt dat Tyrus met Tarshish handelde en in dit geval is het mogelijk dat hij wel naar Tartessos verwijst, aangezien de Fenicërs al contact hadden met dit volk.
          • In het Boek van Jona 1:3 (8e eeuw v. Chr.) staat: “Maar Jona is opgestaan om naar Tarsis te gaan, ver van de aanwezigheid van Jahwe. Hij ging naar Yoppe en vond een schip dat naar Tarshish zou varen. Hij betaalde de oversteek en ging aan boord om mee te gaan naar Tarshish, ver van de aanwezigheid van Jahweh”.
        • “Ze zeggen dat Tartessos een rivier is in het land van de Iberiërs, die via twee mondingen de zee bereikt en dat tussen die twee mondingen een stad is met dezelfde naam. De rivier, die de langste van Iberia is en een getij heeft, is de laatste dagen Baetis genoemd en er zijn er die denken dat Tartessos de oude naam van Carpia was, een stad van de Iberiërs”.
        • Op de stele van Nora (9e eeuw v. Chr.), gevonden in Sardinië schreef een Cypriotische navigator (zeevaarder), in het Fenicisch, een dankwoord aan de god Pumar voor het feit dat hij zijn huis TRŠŠ veilig en wel heeft bereikt. Het acroniem TRŠŠ is door vele specialisten verbonden met Tarshish (Tartessos). Maar het wordt ook uitgelegd als de tempel van cabo, en de mijn of de gieterij, waardoor een meer dan mogelijke verwijzing naar Sardinië zelf wordt gemaakt, dat door de Feniciërs werd geëxploiteerd voor zijn minerale rijkdom.
        • Op de stele van Assarhaddon (7e eeuw v. Chr.) verschijnt de naam Tarshish, maar deze kan niet verwijzen naar Tartessos omdat de Assyriërs geen verbinding hadden met het westelijke Middellandse Zeegebied.
        • De dichter Stesichorus (6e eeuw v. Chr.) noemt Tartessos in zijn Geroneida, dat vertelt over het tiende werk dat Eurystheus aan Herakles toevertrouwde en dat bestond uit het doden van de reus Geryon, die regeerde over een koninkrijk in de buurt van Tartessos. Het wordt beschouwd als de eerste officiële verwijzing naar Tartessos.
        • Anacreon in 530 v. Chr. verwijst in een van zijn werken naar de rijkdom en de politieke complexiteit van het Tartesische koninkrijk.
        • Toen de reiziger Pausanias Griekenland bezocht in de tweede eeuw voor Christus. (Pauze. Desc. 6.XIX.3) zag hij twee kamers in een heiligdom in Olympia, waarvan het volk van Elis beweerde dat ze van Tartesisch brons waren gemaakt.
        • Herodotus spreekt over Argantonio en de relatie van Tartessos met Griekenland.
    …een Samisch schip, waarvan de beschermheer Colaios was en dat op weg was naar Egypte, werd uit zijn koers gedreven naar het eiland Platea; de Samianen vertrouwde de hele zaak toe aan Corobios die zorgde voor een jaarvoorraad aan voedsel. Zijzelf, die het eiland verlieten en sterk verlangde naar een aankomst in Egypte, zeilden buiten hun route, gedragen door de wind uit het oosten; en met deze wind nog steeds in de zeilen, bereikten zij de zuilen van Hercules en geleid door een god, bereikten zij Tartessos. Deze plaats van handel was in die tijd onbenut, zodat deze Samianen bij hun terugkeer met hun lading de grootst mogelijke winst maakte die een Griek ooit had gemaakt, waarvan we de exacte referenties hebben, als we Sostratus, de zoon van Laoddus van Aegina, buiten beschouwing laten, die met geen enkele andere te vergelijken valt. Van hun verdiensten brachten de Samianen de tienden in mindering, zes talenten, en gaven opdracht tot het maken van een bronzen vaas in de vorm van een argolische krater.
        • Plinius de Oude en Marcus Iunianus Iustinus spreken over Tartessos, maar op een verwarrende en onnauwkeurige manier.
        • Joseph Pellicer de Ossau plaatste Tartessos als een van de mogelijke locaties van Plato’s Atlantis. Deze theorie wordt versterkt in de dialogen Timaeus en Critias (Plato) waar de Griekse filosoof Plato het mythische eiland in de Atlantische Oceaan plaatst, dichtbij Gadeiros (Gadiz) en de Kolommen van Herakles.
        • In het verdrag tussen Rome en Carthago van 348 v. Chr. wordt melding gemaakt van “Μαστια Ταρσειον” (Mastia de Tarsis), een stad die mogelijk verwijst naar het huidige Cartagena, dat de grens aangaf die Rome op het Iberisch schiereiland kon bereiken:
    Het verdrag moet men zich in deze termen voorstellen: “Op deze basis bestaat er vriendschap tussen de Romeinen en de bondgenoten van de Romeinen met de Carthagers, de Tirolers, de Utikanen en hun bondgenoten. Voorbij de Kalon Akrotérion en de Mastia van Tarshish zullen de Romeinen niet in staat zijn om druk uit te oefenen, handel te drijven of steden te stichten. Als de Carthagers een stad in Latium overnemen die niet aan de Romeinen is onderworpen, zullen ze het geld en de gevangenen houden, maar ze zullen de stad verlaten. Als de Carthagers mensen zouden grijpen waarmee de Romeinen een pact hadden gesloten, zelfs als ze niet onder Romeins bewind stonden, zouden ze hen niet naar de Romeinse havens brengen, en als er iemand werd meegenomen en een Romein hem onder zijn hoede nam, zou hij vrij zijn. De Carthagers zullen hetzelfde vermijden; als iemand dat daarentegen doet, wordt hij niet privé vervolgd, maar wordt hij beschouwd als een openbaar misdrijf. In Sardinië en Libië zal geen enkele Romein handel drijven of nederzettingen vestigen (of in de buurt daarvan komen), behalve voor de bevoorrading of voor de reparatie van zijn schepen. Als hij zich laat meeslepen door een storm, moet hij binnen vijf dagen vertrekken. In het deel van Sicilië dat onder de Carthagers valt en in Carthago kan een Romein alles verkopen en doen wat rechtmatig is voor de burger. De Carthagers hebben hetzelfde recht in Rome”.
        • Griekse en Romeinse bronnen die verwijzen naar Tartessos: Tartessos en la peninsula ibérica, de Griekse mythische tradities, de mythe van Geryon en het tiende werk van Hercules, Gargoris en Habis, Stéchicore (zilveren wortels van de Tartessos rivier), Anacreonte (lange levensduur van de monarch Argantonio), Hecateo (hij spreekt van een zekere Helibyrge van de stad Tartessos), Herodotus (Tartessos als een imperium van grote rijkdom buiten de Kolommen van Hercules, evenals zijn relaties met de Focenzen), Ephorus, Aristophanes, Strabo (Tartessos als stad, een rivier, een regio en een centrum voor het contracteren van zilver en metalen) en Avieno. Er zijn talrijke historische reconstructies gemaakt van Tartessos, kunstmatig verrijkt door het gebruik van late literaire documentatie en vaak vreemd aan de inheemse wereld van het schiereiland.
        • Andere meer moderne bronnen zijn: Tarshish/Tartessos: Europe’s lost civilization, Michael Royston 1998, Switzerland; Atlantis in Spain, Helen Whishaw 1928, London; Celestino S. en López-Ruiz C. (2016) Tartessos and the Phoenicians in Iberia. New York: Oxford University Press.
        • Ephorus de Cime (Scimen, 162) schrijft dat de hoofdstad Tartessos twee dagen verwijderd was (1000 stadions) van de Zuilen van Hercules (Gibraltar). Met deze naam identificeerde hij een koninkrijk, de rivier die het doorkruiste en de hoofdstad van het koninkrijk gelegen aan de monding ervan, die vandaag de dag zou samenvallen met Huelva:
    Tartessos is een rivier in het land van de Iberiërs, die via twee mondingen de zee bereikt en tussen die twee mondingen ligt een stad met dezelfde naam. De rivier, die de langste van Iberia is en een getij heeft, is de laatste dagen Baetis genoemd.

Naar boven

Verwant aan dit onderwerp:

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2023-01-13

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles.
Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts

    • Spanish language Wikipedia|titel=Tartessos|pagecode=124033353| date=20200306
    • Spanish language Wikipedia|titel=Hatti|pagecode=121943247| date=20200310
    • Spanish language Wikipedia|titel=Onuba (Huelva)|pagecode=122894465| date=20200310
    • Dutch language Wikipedia|titel=Atlantische bronstijd|pagecode=50741433| date=20200306
    • Dutch language Wikipedia|titel=Tartessos|pagecode=55475584| date=20200306
    • Dutch language Wikipedia|titel=Hekataios van Milete|pagecode=55754514| date=20200306
    • Dutch language Wikipedia|titel=Herodotus|pagecode=55476304| date=20200306
    • Dutch language Wikipedia|titel=Phocaea (antieke stad)|pagecode=55754427| date=20200308
    • Dutch language Wikipedia|titel=Punische oorlogen|pagecode=55571774| date=20200308
    • Dutch language Wikipedia|titel=Geryones|pagecode=53133166| date=20200310
    • Dutch language Wikipedia|titel=Melqart|pagecode=47986481| date=20220620
    • English language Wikipedia|titel=Nora Stone|pagecode=928884260| date=20200310

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0

Other references are:

    • Website WorldPDFslide|https://pdfslide.tips/documents/historia-de-andaluca-ii-protohistoria-helibyrge-ciudad-de-tartessos-herdoto.html| datum=20200312

The photos/images are licensed under Wikimedia Creative Commons: CC0 1.0CC BY 1.0, CC BY-SA 1.0, CC BY 2.0, CC BY-SA 2.0, CC BY-NC-SA 2.0, CC BY 2.5, CC BY-SA 2.5, CC BY 3.0, CC BY-SA 3.0, CC BY 4.0, CC BY-SA 4.0, Free Art License 1.3 or Public Domain

If you click on one of the links below, you will find the full information of these photos/images, the author, or the license.

Coralma*, is own work that mostly can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

Jan Woordenaar Bontje - CULTUUR

Aforismen, bontjes, columns, gedachten, gedichten, haibun, haiku, kyoka, literatuur, poëzie, proza, snelsonnetten, tanka.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, reizen, foto's, gedachten en meer.

Hans Brongers Buitenfotografie

VOOR DAG EN DAUW IN DE NATUUR / BEFORE DAY AND DEW INTO NATURE

WordPress.com News

The latest news on WordPress.com and the WordPress community.

%d bloggers liken dit: