Het Koninkrijk Aragón | |||
1035 – 1707 | |||
Rond 800 werd het graafschap Aragón onder het bewind van Karel de Grote als onderdeel van de Marca Hispánica gesticht. Deze mark was een Frankische bufferzone om de Moslims op te vangen als die van plan zouden zijn het Frankische Rijk binnen te vallen. De heersende graaf onttrok zich al gauw aan de Frankische heerschappij maar werd daarna afhankelijk van het koninkrijk Navarra.
Dit is het verhaal over het koninkrijk Aragón dat een van de Spaanse koninkrijken van het noordoostelijke Iberische schiereiland was. Het ontstond in 1035, door de unie van de graafschappen Aragón, Sobrarbe en Ribagorza. Het breidde zich later in zuidelijke richting uit door de overname van islamitische gebieden, totdat ’t het gebied innam dat overeenkomt met de huidige autonome gemeenschap van Aragon. Niet te verwarren met de Kroon van Aragón, een groep gebieden waarover de koning van Aragon soeverein was. Aanvankelijk bestond het uit het Koninkrijk Aragon zelf plus de bezittingen van de graaf van Barcelona, en later werden het Koninkrijk Majorca, het Koninkrijk Valencia en verschillende gebieden in de Middellandse Zee door verovering toegevoegd. Hoewel het nooit als een koninkrijk werd beschouwd, was Cataluña een van de gebieden die deel uitmaakten van de Kroon, en omdat het een grote bevolking en een groot militair gewicht had, werd het beschouwd als een van de “koninkrijken” van de Kroon van Aragón. Vanaf het einde van de 15e eeuw, na het huwelijk van de katholieke vorsten, vond de dynastieke vereniging van de kronen van Aragón en Castilla plaats. In tegenstelling tot de Kroon van Castilla bleef de Kroon van Aragón echter functioneren als een samengestelde en pactistische monarchie, waarin de gebieden dezelfde vorst deelden, maar verschillende wetten, instellingen en manieren van omgaan met de koning behielden. Zo behield het Koninkrijk Aragón, net als de andere gebieden van de Kroon van Aragón, zijn fueros en instellingen. Tot 1707, koning Felipe V, eerste koning van het Huis van Bourbon, in de context van de Spaanse Successieoorlog, deze fueros en de Consejo de Aragón (Raad van Aragon) en de rest van hun eigen instellingen afschafte, en de wetten en instellingen van de Kroon van Castilla oplegde, door middel van de Decreten van Nueva Planta. Ga naar: |
|||
Gegevens | |||
Hoofdstad | Zaragoza | ||
Algemene talen | Latijn, navaro-aragonés, castellano (spaans) |
||
Andere talen | Catalaans, Baskisch, Arabisch Andalusí, mozárabe. |
||
Geloof | Katholiek | ||
Regering | Monarchie | ||
Koning 1035 – 1063 1700 – 1746 |
… Ramiro I Felipe IV (V de Castilla) |
||
Geschiedenis Gevestigd Dood van Fernando I de León Samengaan met het koninkrijk León Ontbonden |
… 13 nov. 1035 1065 … 1230 … 25 januari 1707 |
||
Oppervlakte 1239 |
… 39.000 km² |
||
Bevolking 1239 dichtheid |
… 50.000 1,3 inw/km² |
||
Munteenheid | Maravedi |
Aragon zou beschouwd blijven worden als een territoriale indeling van Spanje tot 1833, toen Javier de Burgos de territoriale indeling in provincies vaststelde en de indeling in koninkrijken afschafte. Ook de andere gebieden van de voormalige kroon van Aragón zagen hun instellingen en wetten afgeschaft na de verschillende Decretos Nueva Planta: de rechtbanken van het prinsdom Cataluña, het koninkrijk Valencia en het koninkrijk Mallorca werden, net als die van Aragon, voortaan samen met de Cortes van Castilla bijeengeroepen.
Geschiedenis
Oorsprong: het Graafschap Aragón
Het huwelijk van Andregoto, dochter van graaf Galindo II de Aragón, met koning García Sánchez I de Navarra, leidde tot de unie van beide entiteiten. Het graafschap Aragón behield een bepaalde persoonlijkheid die werd versterkt door de wedergeboorte van het kloosterleven en de inrichting van een bisdom dat samenviel met de grenzen van de provincie.
In 1035 nam Ramiro I, de zoon van Sancho III de Navarra en baiulus van het graafschap Aragon, de graafschappen Sobrarbe en Ribagorza in tijdens de regeringsperiode van zijn broer Gonzalo. Na de dood van Sancho werd het graafschap gescheiden van het koninkrijk Navarra en werd een afzonderlijk koninkrijk, begrensd door de valleien van de Pyreneeën, het machtige Navarra en de belangrijke taifa van Zaragoza. Door de bevolkingstoename ontstond er meer vraag naar grond voor de bevolking dat hen ertoe bracht om het uit te breiden, ondanks de militaire zwakte.
De legitimiteit van de nieuwe dynastie werd bereikt door de koningen Sancho Ramírez en Pedro I, door het koninkrijk onder de bescherming van de Heilige Stoel te zetten. Zo gebeurde het dat het koninkrijk Aragón onderdeel werd van de westerse staten. In 1068 deed Sancho Ramírez een donatie aan de paus en probeerde daarmee zijn positie, ten opzichte van zijn vijandige buren, die soms tegen hem samenspande, te versterken.
De 11e en 12 eeuw: Uitbreiding van het koninkrijk
De invloed van Ramiro I op zijn directe opvolgers, voor het heroveren van het vlakke land, was veruit overweldigend.

Koning Sancho Garcés IV de Navarra werd in 1076 door zijn eigen broer vermoord. De edelen van Navarra wilde niet bestuurd worden door de moordenaar van hun koning en kozen voor Sancho Ramírez de Aragón, de neef van de overledene, die de kroon van Pamplona en die van Aragón wilde samenvoegen. Het koninkrijk van Navarra werd verdeeld tussen Castilla-León en Aragón, en Sancho Ramírez ontving de meest belangrijke gebieden, waaronder de hoofdstad van Navarra, en verdrievoudigde daarmee het grondgebied, dit ging dan wel in ruil voor het toelaten van de theoretische suprematie van Castilla-León. Om de overwinning te vieren stichtte Sancho de stad Jaca, waar hij zelf ging wonen en waarnaar hij, in 1077, ook de Mozarabische bisschop van Huesca verhuisde. Toen hij de hoge gebieden controleerde, grenzend aan het noordelijke deel van de Ebro, kon hij op verschillende manieren zijn buren aanvallen. In eerste instantie viel hij de Taifa van Zaragoza aan, waarmee hij probeerde op de vlakte uit te breiden, vooral langs de valleien van de Aragón, Sobrarbe en Ribagorza. Voor de territoriale uitbreiding had hij een leger met voldoende soldaten nodig. En daar hij niet voldoende manschappen uit zijn eigen land kon rekruteren haalde hij ze uit het zuiden van Frankrijk. De uitbreiding verliep echter erg traag en werd vooral gemaakt door de verovering van strategische punten, zoals Graus en Ayerbe in 1083. Rond de eeuwwisseling gingen de verovering in het zuiden een stuk sneller, zowel door het gebrek aan steun van Alfonso aan de Zaragozanen als voor de opmars van “el Cid” in het oosten, die tot dan toe samen met hen had gevochten. In 1089 namen de Aragonesen de stad Monzón in waarmee zij de communicatie tussen Lleida en Huesca onmogelijk maakte en in 1091 bouwde men het kasteel van El Castellar, tussen Zaragosa en Tudela. Sancho begon met de belegering van de belangrijke stad Huesca, een stad veel groter dan Jaca en Pamplona, alleen Barcelona en Toledo waren steden in handen van de christenen die groter waren. In 1094 stierf hij aan de verwonding van een pijl. Hij werd onmiddellijk opgevolgd door zijn zoon Pedro die goed voorbereid was op de extra macht die hij daardoor kreeg, en daarmee de belegering snel hervatte.

Koning Pedro I de Aragón (1094 – 1104) veroverde Huesca op 27 november 1096 nadat hij koning Al-Musta’in II van de Taifa Zaragoza had verslagen in de slag om Alcoraz, dat op 18 november van hetzelfde jaar werd bevrijd. In 1101 nam hij Barbastro en Sariñena in, en in 1104 Tamarite de Litera. Tijdens zijn bewindsjaren werd ook de Fuero de infanzones (een wet waarin men de herbevolking van de heroverde gebieden regelde) ingevoerd.
Gedurende de heerschappij van Alfonso I “el Batallador” (1104- 1134) werden, met een belangrijke bijdrage van de van de feodale adel van Zuid-Frankrijk, binnen een paar jaar, steden en comarcas als Tudela, Tarazona, Calatayud, Daroca en Zaragoza heroverd. De inname van Zaragoza in 1118 betekende de val van het hele Moorse koninkrijk, de sociale structuren en de spirituele horizonten van dit kleine koninkrijk van bergbewoners stortte volledig in, en veranderde het Aragón tot op heden radicaal.
Deze koning, wiens huwelijk met de Castiliaanse koningin Urraca mislukte, had geen nakomelingen. Hij liet zijn koninkrijk, via een speciaal testament, over aan de militaire bevelhebbers. Maar niemand gaf gehoor aan dit testament, en de Aragonese adel verzamelde zich in Jaca en stelde zijn broer Ramiro II de Aragon aan als koning. De Navarranen kozen aan hun kant voor García Ramírez, dat zorgde voor de scheiding van het Koninkrijk Navarra. Toen Ramiro tot koning werd gekozen was hij de Bisschop van Roda-Barbastro.
De Kroon van Aragón

In 1137 kwam Ramiro II “el Monje” overeen dat zijn dochter Petronila de Aragón ging verloven met Ramón Berenguer IV de Barcelona. Hun zoon, Alfonso II, was de eerste koning die de titel Koning van Aragón en Graaf van Barcelona erfde.
In de periode van de grote territoriale expansie werd het Koninkrijk Aragón geïntregreerd door de gebieden die nu de autonome gemeenschap van Aragón vormen, plus een groot deel van de huidige provincie Lérida, het grootste deel van de Ebro-vallei tot aan de zee, met Tortosa als de belangrijkste kuststad, en het noorden van de huidige provincie Castellón. Deze uitbreiding werd geformeerd door de oprichting van de Markizaat van Lérida en Tortosa, hoewel ze later door Jaume I de Aragón werden weggegeven aan het Prinsdom van Cataluña.
Fernando II (1479 – 1516) trouwde met Isabel I de Castilla. Hun kleinzoon Carlos I erfde beide kronen, maar handhaafde de wetten en gebruiken voor beide gebieden. In 1700 stierf Carlos II en werd Felipe de Anjou uitgeroepen tot koning van Castilla en van Aragón. Dat was de oorzaak van de Spaanse Successie-oorlog (Oorlog van Spaanse Opvolging). De Kroon van Aragón werd ingenomen door Aartshertog Carlos, de andere opvolger. Aan het einde van deze oorlog kondigde Felipe V de “Decretos de Neuva Planta“ af, waarmee alle instellingen van de Kroon van Aragón werden afgeschaft en Aragón geïntegreerd werd in de moderne gecentraliseerde staat.
Instellingen (Fueros)

De politieke instellingen van het koninkrijk waren voortdurend in ontwikkeling. Het lijkt erop dat de eerste koningen van Pamplona werden gekozen door en onder de belangrijkste baronen, ook wel “rijke mannen” (ricoshombres) van het koninkrijk genoemd. Na verloop van tijd werd de titel erfelijk. Maar zowel in Navarra als in Aragón, als er geen directe erfgenaam beschikbaar was, en bij enkele andere gelegenheden, besloten de “rijke mannen”, en later het Hof (het Cortes), wie de nieuwe koning zou zijn.
Koning Sancho “el Mayor” heeft plaatselijke regelgeving (fueros buenos) toegekent aan Jaca, om zodoende de christenen van de andere kant van de Pyreneeën aan te moedigen om in Jaca te komen wonen. Deze “fueros” of de afleidingen daarvan, werden later ook aan andere steden en dorpen van Aragón toegekend en vormde ook de basis voor privileges toegekend aan andere bevolkingen en koninkrijken. De Fuero de Jaca (de plaatselijke regelgeving van Jaca) was de basis voor de Aragonese wet en werd een teken van identiteit van het koninkrijk. In 1247 werden de eerste Fueros de Aragón samengesteld.
De rechtspraak van Aragón is in het begin als een rechter van het Hof. Pas in 1265 vestigde zich een rechter van pleitzaken tussen de koning en de edelen en als president van de Cortes de Reino (Constitutionele Rechtbank). Aanvankelijk benoemde de koning iemand uit de kring van edelen, maar uiteindelijk werd het een waardigheid die gold voor het leven en soms ook erfelijk was, het zijn prerogatieven die in 1592 behoorlijk verminderd worden als gevolg van de veranderingen in de Aleteraciones de Aragón.

In 1283, nadat koning Pedro III door Paus Martinus IV werd geëxcommuniceerd omdat hij Sicilië had bezet, een feodaal koninkrijk van de Heilige Stoel, waaraan de Aragonese oligarchie zich verbond om de koninklijke macht te beperken en er nieuwe privileges (fueros) uit te halen. De koning werd gedwongen om de Privilegio General (Algemene Voorrechten van Aragón)) toe te kennen in wat bekend staat als de Opstand van de Unie van 1283. En zijn zoon Jaime II werd verplicht om de Privilegio de Unión (Voorrechten van de Unie) te verlenen. Tijdens het bewind van Jaume I werden verschillende vergaderingen, min of meer onder druk belegt, om bepaalde rechtszaken op te lossen. Deze Voorrechten van de Unie vereisen de jaarlijkse oproep van een rechtbank van edelen en burgers. In deze rechtbank waren personen vertegenwoordigd als de: de “rijke mannen”, Infanzones (lagere adel) en ridders, kerkelijke autoriteiten en de leden van de universiteiten. Deze Cortes de Aragón werden niet met de vereiste regelmaat opgeroepen, maar mettertijd namen ze de controle over de belastingen van het koninkrijk over en gaven zij geld aan de koning in ruil voor het behoud en uitbreiding van de privileges van de in hen vertegenwoordigde geledingen.

De Diputación General del Reino (Algemene Raad van het Koninkrijk) is opgericht in 1363 als een delegerend lichaam voor de Rechtbanken voor het innen en bijhouden van belastingen en tarieven en om deze overeengekomen middelen aan de koning te overhandigen. De vier verschillende armen van de Rechtbanken zijn hierin, met twee afgevaardigde voor elke arm, vertegenwoordigd. Met verloop van tijd groeit hun macht, door zich te verzekeren van de bestuurlijke nodige middelen, en zo de vrede en het welzijn van het koninkrijk te behouden.
Fernando “el Catolico”, installeerde de figuur van onderkoning (Virrey), deze zal de koninklijke machten uitvoeren wanneer deze niet aanwezig was in het koninkrijk, iets dat bij de monarchen van het Huis van Oostenrijk veelvuldig voorkwam. Deze Virrey was afhankelijk van de gouverneur, die verantwoordelijk was voor de handhaving van orde en sociale vrede, en de Real Audiencia (een basisinstelling in de rechtspraak van het oude Koninkrijk Aragón), welke gerechtvaardigd was ernstige zaken of zaken van groot belang, te beslechten. Hij stelde ook het gezag van de Inquisitie in het koninkrijk in. Een orgaan dat latere koningen gebruikten om de privileges van Aragón te ondermijnen, door de macht van deze verder uit te breiden buiten de zogenaamde zuiver religieuze sfeer.
Territoriale organisatie
Het oudste bestuurlijke systeem van het koninkrijk was gebaseerd op het verdelen van de bevolking en landerijen onder de edelen die deelnamen aan de heroveringen. De edelen zouden deze eerbewijzen in eigendom of in bezit kunnen krijgen, wanneer de koning het bezit behield, maar het bestuur van het desbetreffende gebied overliet aan de edele. De edele konden beschikken over kastelen en ze onderhouden, in ruil daarvoor hielden ze de bevolking in bedwang en in deze de huur van de landerijen die de bevolking onderhield.

De koning gaf ook bestuurlijke functies over landen en bevolking aan de kerkelijke hiërarchie. Bisschoppen, aartspriesters, abdijen en militaire orders verzamelde de huur van de eerbewijzen die aan hen waren toegekend.
Mettertijd begint de koning een netwerk van ambtenaren te creëren om de landerijen en de populaties die direct afhankelijk van hem waren, te beheren, de zogenaamde “Realengo” (koninklijke). De “merino” was een uitvoerend, gerechtelijk en/of militair agent van de monarch die al in de Fuero de Jaca werd vernoemd. De “baile”, ook wel “batle” genaamd, was een positie (een instelling) van de staten van de Kroon van Aragón, ze was verantwoordelijk voor de uitgaven van het Koninkrijk Valencia. De koning verleende “Realengo Fueros” (Koninklijke Privileges) aan steden waarin de voorrechten ten opzichte van hun buren omschreven werden. De regio’s van Daroca, Teruel, Calatayud, Albarracín en andere werden georganiseerd in comunidades (gemeenschappen) die hun eigen vertegenwoordigers hadden in de Cortes (Cortes, in dit geval verwijst het naar de Oude Regimen van Aragón in de Middeleeuwen). In de 15e eeuw werd het grondgebied van het koninkrijk, voor fiscale doeleinden, verdeeld in elf “sobrecollidas” (historische afbakening in het koninkrijk Aragón), die in de 17e eeuw, met enkele wijzigingen, weer werden omgezet in “veredas”.
Demografie
Vóór de islamitische verovering van het Iberisch schiereiland was de bevolking in wat later Aragón zou zijn, een mengsel van Iberische en Celtiberische oorsprong gemengd met Romeinse kolonisatoren en Visigotische invallers en met Basken die de Pyreneese dalen bezet hielden. Er bevond zich ook een Joodse minderheid, dat het resultaat was van een verstrooiing van dit volk in de eerste eeuw. Deze minderheid, die door de Romeinen getolereerd werd, werd door de Visigoten, in de pre-moslim invasieperiode, vervolgd.
De moslims die het schiereiland in eerste instantie bezette waren niet erg talrijk. Het waren vooral Berbers, maar later kwamen daar de Arabieren en Syriërs bij. Degene die zich in de vallei van de Ebro vestigde waren over het algemeen Arabieren, een mix van Qaysis en Kalbíes, Arabieren uit het noorden en het zuiden. De meerderheid van de moslimbevolking in het gebied ten tijde van de herovering waren “Muladíes”, christenen die tot de islam waren bekeerd. De christenen die zich niet lieten bekeren tot de islam werden “Mozárabes” genoemd. Ze werden getolereerd door moslimheersers maar moesten wel hogere speciale belastingen betalen.
De eerste graven van de Marca Hispánica (een verdedigingslijn van diverse provincies aan de zuidzijde van de Pyreneeën) waren Franken, maar die werden mettertijd vervangen door lokale elites, Basken en Visigoten. De koningen van Pamplona en later die van Aragón, bevorderde de immigratie van Franken en Occitaniërs in hun koninkrijk, evenals mozárabes. En met de invasie van de Almohade fundamentalisten migreerde ook de Joodse gemeenschappen van Al-Andalus naar de christelijke koninkrijken. Na de herovering van de Vallei van de Ebro, werd een aanzienlijk aantal moslims onderworpen aan de koning van Aragón. Deze moslims, mudéjares genaamd, vormden een belangrijk deel van de ambachtelijke en boeren bevolking van het koninkrijk, dit wordt vooral zichtbaar in de wijdverspreide Mudejar Aragonese architectuur.
De 13e eeuw was de gouden eeuw voor de Joden in Aragón. De Joodse minderheid was bij uitstek stedelijk te noemen, men vond ze in allerlei beroepsklasse, met name in de geneeskunde, administratie, belastinginzameling en kredietverlening. De Joden werden beschouwd als een bezit van de kroon, waarover de koning bescherming verleende in ruil voor speciale diensten. In dezelfde eeuw vond er een opkomst van ketterse vluchtelingen vanuit Occitanië plaats. De situatie van de Joden verslechterde aan het eind van de eeuw door de druk van de katholieke hiërarchie, waardoor het voor hen verboden werd om ambtelijke beroepen uit te oefenen. Veel Aragonese Joden bekeerde zich, met meer of minder overtuigingen, tot het christendom, om hoge belastingen en vervolgingen te vermijden. Deze bekeerlingen werden geïntegreerd in de christelijke bevolking, ze vermengde zich zelfs met adellijke families. Dit zou de significante frequentie van joodse haplotypen in de hedendaagse aragonese bevolking verklaren.

De interne conflicten, de oorlog met Castilla en vooral de Zwarte Dood en andere epidemieën veroorzaakte in de 14e eeuw een aanzienlijke daling van de bevolking in het koninkrijk. In het jaar 1492 besloten de Katholieke Koningen (Reyes Católicos) dat alle joden zich zouden bekeren of anders het land uitgezet zouden worden. In 1495 werd er een volkstelling gehouden, el fogaje de 1495, waarbij men uitkwam op ongeveer 200.000 inwoners, waarvan zo’n 11% moslim was. De meest bevolkte stad was Zaragoza dat minder dan 20.000 inwoners had.
In 1525 besloot Carlos V dat ook de “mudejares” (moslims die onder de christenen woonden) zich moesten bekeren of vertrekken. Dit betekende dat in 1526 de meerderheid van de moslims van Aragon zich liet dopen. In de 16e eeuw groeide de bevolking met 50%, vooral langs de oevers van de Ebro en zijn van rechts komende zijrivieren. Een deel van de groei was te wijten aan de immigratie vanuit het noorden van de Pyreneeën. In de 17e eeuw werd de groei van de bevolking vertraagd. In 1610 werden ongeveer 65.000 “moriscos” (tot het katholieke geloof bekeerde moslims) verdreven, dat was ongeveer 20% van de bevolking. Andere belangrijke factoren van lage bevolkingsgroei waren, het verlies van de productie bij de landbouw, door de uitbanning van de “moriscos” en droogteperiodes, een pestplaag die het koninkrijk verwoestte tussen 1647 en 1654, de toename van de belastingen en de Opstand van Cataluña.
Ook in de 18e eeuw leidde de Successieoorlog tot een daling van ongeveer 10% van de bevolking, waaronder de emigratie van vele inwoners van Franse herkomst nadat de Aartshertog hun uitzetting had verklaard.
Verwant aan dit onderwerp:
Naar boven
Spaanse Verhalen. spaanseverhalen.com
Laatst bijgewerkt 2021-05-26
Bronvermelding en referenties:
De veelal buitenlandse teksten van wikipedia zijn beschikbaar onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen. Ik heb deze teksten vertaald, gemengd, en vaak aangevuld met eigen kennis en ervaring, opgedaan in de periode dat ik in Spanje woon, en aan deze artikelen werk.
Er kunnen ook andere bronvermeldingen zijn opgenomen, dat kunnen zaken zijn die ik, tijdens het onderzoek naar de artikelen, gelezen heb en in deze teksten verwerkt heb.
{{Anderstalige Wikipedia|taal=es|titel=Reino de Aragón|oldid=102731838|datum=20171023}}
{{Nederlandse Wikipedia|taal=nl|titel=Koninkrijk Aragon|paginacode=58935611| datum=20210521}}
De foto’s zijn gelicenseerd onder Wikimedia Creative Commons: CC BY 1.0 , CC BY 2.0 , CC BY 2.5 , CC BY-SA 2.0 , CC BY-SA 2.5, CC BY-SA 3.0 , CC BY-SA 4.0 , GNU-licentie voor vrije documentatie of Publiek Domein
Coralma*, is eigen werk dat u terug kunt vinden als een CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons, waarmee ik aangegeven heb dat u vrij bent het werk te kopiëren, te verspreiden, te verzenden en om het werk aan te passen.
- Romeinse muur met daar achter de kathedraal van Zaragoza. Auteur – Liberaler Humanist
- Het koninkrijk Aragón (geel) rechts onder de Pyreneeën. Auteur – Ángel Luis Alfaro
- Het wapen van het koninkrijk Aragón. Auteur – Heralder
- De Aragon Subordan rivier bij het Oza Bos. Auteur – Rowanwindwhistler
- De Castellar is een set van archeologische overblijfselen, gelegen naast de rivier de Ebro. Auteur – Daniel Lafranca
- Een paard bekleed met het heraldische embleem van het Koninkrijk Aragón….. Auteur – Jérôme Cock, dibujo. Jean y Luc de Dovar
- Maximale uitbreiding van Aragón…. Auteur – Agustín Ubieto Arteta (ik heb er een Nederlandse tekst aan toegevoegd)
- “Aragones” of een “medio real” (halve real) zilveren munt van Fernando “el Católico”….. Auteur – – CNG
- Vidal Mayor. Manuscript uit de 13e eeuw…… Auteur – Jaime I de Aragón.jpg
- Fuero de Jaca in het Libro de la Cadena,,,,,. Auteur – Various authors ;Pubñliek domein
- Fernando II de Aragón en Isabel I de Castilla. Los Reyes Católica. (de Katholieke Koningen). Auteur – Anoniem ; Publiek domein