Het koninkrijk Asturias (718 -924)
Gegevens |
Hoofdstad | Cangas de Onis San Martín Pravia Oviedo |
Taal | Latijns |
Andere talen | Asturleonés Castellano Galiaoportugués Gótico Bretón |
Overheid | Gekozen monarchie (718-842) Erfelijke monarchie (842-914) |
Koning • 718-737 • 910-925 |
Pelayo Fruela II |
Oppervlakte | 10.561 km² |
Geschiedenis Pelayo, prins van Asturias Overdracht van de hoofstad naar León |
718
924 |
Oppervlakte koninkrijk in 910 | 60.000 km² |
Voorafgegaan door: Visigotisch koninkrijk |
Opgevolgd door:![]() Koninkrijk van León ![]() |
Het Koninkrijk Asturias (Latijns: Regnum Asturorum) was de eerste christelijke politieke entiteit in het Iberisch schiereiland opgericht na de ineenstorting van het Visigotisch Koninkrijk van Toledo en de aftocht van koning Rodrigo na de slag van Guadelete en de daaropvolgende verovering van het Iberisch schiereiland door de Omajjaden. In de eerste decennia bleef de territoriale uitbreiding van Koninkrijk Asturias beperkt tot het grondgebied van Cantabrische kust en de aangrenzende regio’s. Vervolgens begonnen de Asturische koningen met een krachtige Reconquista waardoor men in het begin van de 10e eeuw een gebied had heroverd dat strekte tot de rivier de Duero.
INDEX:
- Het oorspronkelijke grondgebied van het Koninkrijk Asturias
- Historische evolutie
- Het verstevigen en uitbreiden van het koninkrijk
- Het hoogtepunt en het einde
- De territoriale verwoording van het Koninkrijk Asturias
- Cultuur en maatschappij
- Asturische kunst
- Religie en spiritualiteit in het Koninkrijk Asturias
- Nalatenschap
Het jaar 718 wordt beschouwd als het begin van de geschiedenis van het koninkrijk. Waarschijnlijk verkoos men in dat jaar Don Pelayo tot hun Prins (koning) of leider van de rebellen. Het einde van het koninkrijk stelt men vast in 925 als Fruela II de Asturias zijn broer Ordóño II opvolgt en de twee koninkrijken samenvoegt tot één koninkrijk León. Het Koninkrijk Asturias is de historische precedent van de Kroon van Castilla en het Koninkrijk Portugal en wordt van oudsher beschouwd als het prille begin van Spanje.

Het oorspronkelijk grondgebied, voor het Koninkrijk Asturias

Het Koninkrijk Asturias bezat als grondgebied het westelijke en centrale deel van het Cantabrisch gebergte, in het bijzonder de Picos de Europa en het centrale gebied van het huidige Asturias, dit zijn de gebieden waar de eerste politiek -, militaire gebeurtenissen plaatsvonden tijdens de eerste decennia van het bestaan van het koninkrijk. De Grieks-Romaanse geografen Strabo, Lucius Cassius Dio en andere schrijven over deze gebieden dat ze al sinds het begin van de christelijke jaartelling door verschillende volkeren werden bewoond, waaronder we de volgende kunnen vernoemen:

- Vadinienses, die de Picos de Europa bewoonde en waarvan het woongebied zich langzaam aan in zuidelijke richting verplaatste, zoals blijkt uit de vele steles.
- Orgenomescos, die aan de Asturische oostkust woonden.
- Selinos, die, zoals de naam al doet vermoeden, verdeeld waren over de vallei van de rivier de Sella (Salia).
- Lugones, hun grondgebied strekte zich uit tussen de rivier de Sella en de rivier de Nalón en waarvan Lucus Asturum (Lugo de Llanera) de hoofdstad was.
- De Asturenses zelf, bewoonde het binnenland van Asturias, gelegen tussen de huidige gemeentes van Piloña en Cangas del Narcea.
- Pésicos, die in het westelijk kustgebied van Asturias woonde, tussen de monding van de Navia en de huidige stad Gijon.
De verovering van het noordelijk gedeelte van het Iberisch schiereiland werd voltooid door Caesar Augustus Octavius na de verovering van Gallië, die gelieerd waren aan de Basken. Deze kwamen van Aquitaine (Frankrijk) en bevoorraden de legioenen wat van vitaal belang was voor de doorgang.

De informatie die we krijgen van de klassieke geografen over de etnische afstamming van deze mensen zijn verwarrend. Claudius Ptolemaeus zegt dat de Asturensen het centrale deel van het huidige Asturias bewoonde, dat zich uitstrekte tussen de rivieren de Navia en Sella, ten oosten van deze rivier ligt de grens van het grondgebied van de bewoners van Cantabria (Cantabros). Echter, reeds in de 4e eeuw, la Cosmographia van Julio Honorio ligt het gebied van Asturias (sub asturibus) rond de bron van de Ebro. In ieders geval, afgezien van de details over de grenzen tussen de verschillende Cantabrische etnische groepen, geeft Strabo in zijn Geographia aan dat gedurende de Romeinse periode, alle volkeren in noorden van het schiereiland, vanaf de Galiciërs (Galicia) tot de Basken (Pais Vasco) een gelijke cultuur en leefwijze hadden.
Daar leefden twee zeer machtige volkeren, de Cantabriërs en de Asturiërs, die niet aan ons rijk onderworpen waren. Lucio Anneo Floro |
Aan de andere kant, zijn er aanwijzingen die aantonen dat noch de Lugones, noch de Pécicos in hun oorsprong gelijk te stellen zijn met de Asturenses: zo wordt er in het Sueben deel onderscheid gemaakt tussen Asturenses en Pésicos, alsof het twee verschillende stammen zijn. In de gemeente Piloñas heeft men een steen gevonden, de zogenaamde steen van de Ungones, het is een steen die de grens aangeeft tussen de Lugones en de Asturenses. Terwijl zij allen geromaniseerde Kelten waren.

Deze situatie werd nog sterker tijdens het late keizerrijk en ten tijde van de Germaanse invasie. Eerst was er de strijd tegen de Romeinen en vervolgens tegen de Vandalen uit het noordwesten van het schiereiland (Vándalos asdingos) en de Visigoten. Zodoende werd er een gemeenschappelijke identiteit geschapen onder de volkeren van het toekomstige Asturias. In dit verband zijn er verschillende archeologische opgravingen van resten van vestingwerken rond de Romeinse legerplaats van La Carisa (gemeente Lena) gedaan. Experts nemen aan dat het gaat om een defensieve lijn, strategisch gelegen aan de bovenloop van de rivier Caudal (de natuurlijke toegang tot Asturias). Dit bewijst het bestaan van een georganiseerd verzet, dat alleen kan bestaan als de bewoners van het centrale Asturias samenwerkten. In dit opzicht, hebben deze wetenschappers in La Carisa twee verschillende archeologische niveaus ontdekt, waarvan er één overeenkomt met de Cantabrische oorlogen en de tweede laag uit de periode van 675 tot 725. Een periode waarin Wamba regeerde (672 – 680) en problemen had met Asturias en daarna de pogingen van de moslimleider Muza om Asturias te veroveren.

De Asturische identiteit die geleidelijk was ontstaan kristalliseerde zich tot een definitieve aanwezigheid na de kroning van Don Pelayo, die na zijn overwinning in Covadonga het koninkrijk Asturias stichtte. In dit verband, verteld de Crónica Albendense ons patriottische verhalen over de gebeurtenissen bij Covadonga, en bevestigd dat na de slag om Covadonga het Koninkrijk Asturorum ontstaat, “werd uit goddelijke voorzienigheid het Koninkrijk van de Astures geboren”.
Historische evolutie
Moslim veroveringen en de Asturische opstand
Tijdens de veroveringen van de moslims van Hispania, vielen de grote steden en de bestuurlijke centra in handen van de troepen van het Emiraat van Córdoba. De centrale en zuidelijke regio’s, zoals de valleien van de Guadalquivir en de Ebro gaven weinig problemen voor de nieuwkomers, de bestaande Visigotische structuren, van origine Romeins, hielpen hun alleen maar. Echter, de noordelijke bergen en de stedelijke centra waren vrijwel onoverwinnelijk (zoals Gigia). Het onderwerpen van het gebied verliep moeizaam en ging van dal tot dal. Vaak namen de moslims toevlucht tot het nemen van gijzelaars om daarmee de overgave van het gebied af te dwingen.

Na de eerste inval van Tariq ibn Ziyad, die plaats vond in 711, kwam hij tot Toledo. De Jemenitische onderkoning van Ifriqiya, Musa ibn Nusair, stak het daaropvolgende jaar de Straat van Gibraltar over om daarna aan de grote verovering van het schiereiland te beginnen waarbij steden als Merida, Toledo, Zaragoza en Lleida in handen van de moslims vielen. In de laatste fase van zijn militaire campagne trok hij naar het noordwesten van het schiereiland, waar hij erin slaagde om de steden Lugo en Gijon te veroveren. In de laatste stad stelde hij een klein detachement van Berbers onder het commando van gouveneur Munuza, die daarmee de islamitische overheersing van Asturias zou moeten bewerkstelligen. Om de onderwerping van het gebied garant te stellen werden er een aantal Asturische edelen, waaronder Don Pelayo (hoewel zijn herkomst onbekend is), als gijzelaars naar Córdoba gebracht en gevangen gezet.

Maar, zowel volgens de Crónica Rotense (kroniek van Alfonso III, die Pelayo beschrijft als de opvolger van de koningen van Toledo, duidelijk bedoeld om een zo goed mogelijke politiek legitieme opvolging te vinden), als Al-Maqqari (een Marrokaanse historicus uit de 16e eeuw, die stierf in Caïro, Egypte, acht eeuwen na de gebeurtenissen, ver weg van de bron en zonder gebruikmaking van historische documenten) wist dat Pelayo, tijdens het bewind van de wali Al Hurr (717 – 718), wist te ontsnappen uit Córdoba en terug te keren naar Asturias en aanzette tot een opstand tegen de islamitische autoriteiten van Gijon (de identiteit van Don Pelayo blijft een open onderwerp, het is slechts één van de theorieën). De verzetsstrijder Pelayo, woonde toen in Bres (Piloña). En toen Munuza dit vernam stuurde hij er troepen, onder leiding van de generaal Al Qama, op af. Pelayo ontving het nieuws van de komst van de moslims en stak haastig, tezamen met zijn metgezellen de rivier Piloña over en verschanste zich in het ruig begroeide terrein van Auseva, in een van de grotten van Covadonga (zie foto bovenaan dit artikel). Ze slaagde erin om het Saraceense detachement vanuit een hinderlaag te vernietigen. Het was slechts een kleine overwinning, omdat het hier ging om enkele honderden of zelfs maar enkele tientallen berbersoldaten, het gaf Pelayo in ieders geval een groots prestige en leidde tot een massale opstand van de Asturiërs. Munuza zag wel in dat hij verder geïsoleerd raakte in een steeds vijandiger gebied en besloot daarop om Gijon te verlaten en via de Camino de la Mesa naar de Meseta (de hoogvlakte) te trekken. Volgens de kronieken worden ze echter in Olalíes (het huidige concejo de Grado) onderschept en gedood door de Asturiërs. De Crónica Mozárabe, een unieke, bijna eigentijdse kroniek en waarschijnlijk met minder interesse op wat daar gebeurt is, negeert gewoonweg over dit stuk geschiedenis te schrijven.
Isa ben Ahmad Al-Razi schrijft echter, dat in de periode van Anbasa ben Suhaim Al-Qalbi, op het grondgebied van Galicia een wilde ezel, genaamd Pelayo opstond. Crónica de Al Maqqari |

Onlangs, in de Picu Homón, nabij de bergpas van de Mesa, en het romaanse kampement van La Carisa (gelegen op ongeveer 15 kilometer verder naar het oosten, in de gemeente Lena, om controle uit te oefenen over de valleien van Huerna en Pajares), heeft een team van archeologen vestingwerken gevonden bij opgravingen, die, na onderzoek van het koolstof-14, gedateerd konden worden op eind 7e en begin 8ste eeuw. Men vond er wachttorens en een gracht van bijna twee meter diep, een constructie die beschutting moest bieden aan zo’n duizend soldaten, die een hoge mate van organisatie en een stevige leider nodig hadden, en het zou goed kunnen zijn dat dat Pelayo zelf was. De deskundige nemen aan dat deze verdedigingswerken echt gebouwd zijn om de bergpassen van La Mesa en Pajares voor de moslims af te sluiten.

Na de overwinning van Don Pelayo in de slag om Covadonga (722), op de moslims, stichtte men een kleine territoriale eenheid in de Asturische bergen dat later zou leiden tot het Koninkrijk. Het leiderschap dat men van Don Pelayo verwachtte was van een andere aard dan die van voorafgaande Visigotische koningen; in feite riepen de eerste koningen van Asturias zichzelf uit als ‘princeps’ (prins) en ‘rex’ (koning), en dat ging zo door tot de periode van Alfonso II vanaf die tijd werd de titel geconsolideerd. In die tijd had de titel van ‘princeps’ een grote traditie bij de inheemse volkeren van het noorden van Spanje. Het gebruik ervan is terug te vinden in Galicische en Cantabrische inscripties. Inscripties, (gevonden in de gemeente Coaña) die spreken over een ‘princeps albionum‘, en ‘princeps Cantabrorum‘ (op een Vadiniense grafsteen in de gemeente Cistierna, in León). Eigenlijk is het koninkrijk Asturias voortgekomen uit de leiderschap dat het gaf aan de volkeren van de Cantabrische kust die zich zowel tegen de Romeinen als de Visigoten verzette, en niet bereid waren om de dictaten van het Omajjaden Rijk te dienen. De invloed van immigranten uit het zuiden, vluchtelingen uit al-Ándalus, die het Asturische koninkrijk hun gotiek opdrongen. Echter, nog aan het begin van de 9e eeuw wordt er in het testament van Alfonso II nog steeds hardnekkig ontkend dat het verlies van Hispania niet te wijten was aan de Visigoten. De kronieken waarop de kennis van die tijd is gebaseerd, zoals de Sebastianense, de Albeldense en de Rotense, zijn geschreven in de tijd van Alfonso III toen gotische ideologische invloed van groot belang was.
Tijdens de eerste decennia is de macht van de Asturische monarchen, over de verschillende regio’s, vrij zwak. Dit wordt continue versterkt door huwelijken aan te gaan met andere machtige families in het noorden van het Iberisch schiereiland. Zo trouwt Ermesinda, dochter van Don Pelayo, met Alfonso, zoon van Pedro de Cantabria. En de kinderen van Alfonso, Fruela en Adosinda, doen hetzelfde als hun vader. Fruela trouwt met Munia een van origine Baskische uit Álava, en Adosinda trouwt met Silo een lokale leider uit Flavionavia (Pravia), die later, door dit huwelijk, koning van Asturias zal worden.

Na de dood van Don Pelayo in 737, werd zijn zoon Favila of Fáfila gekozen tot koning. Volgens de kronieken werd Fáfila gedood door een beer tijdens een van de proeven van moed die in die tijd van de adel werden verlangd.

Het begin van de expansie

Favila wordt opgevolgd door Alfonso I, die de troon van Asturias erft dankzij zijn huwelijk met de dochter van Don Pelayo, Ermesinda. De Albeldense kroniek verteld over Alfonso I dat hij enige tijd na de slag om Covadonga met Ermesinda trouwde. De dood van Favila gaf hem de mogelijkheid om de troon over te nemen daar hij getrouwd was met Ermesinda en behoorde tot een van de machtigste families van Asturias: Het Huis van Cantabria (La Casa de Cantabria). In eerste instantie verplaatst Alfonso zijn hof naar Cangas, het feit is dat, na de geleidelijk ontvolking van de Meseta en de Valle Medio del Ebro, waar zich de belangrijke bolwerken van het hertogdom van Cantabria bevonden, zoals Amaya, Tricio of de Cuidad de Cantabria. De nakomelingen van de hertog Pedro de Cantabria trokken zich terug uit Rioja richting Cantabria en met de tijd namen zij de controle van het koninkrijk Asturias over.

Alfonso begint met de uitbreiding van het kleine christelijke koninkrijk vanuit de Picos de Europa in westelijke richting naar Galicia en zuidelijk naar de valleien van de Duero, hij neemt daar steden en dorpen in en brengt de bewoners naar de meer veilige gebieden in het noorden. Met deze strategische ontvolking creëerd hij op de hoogvlakte de zogenaamde Woestijn van de Duero (el Desierto del Duero) als bescherming tegen de toekomstige islamitische aanvallen.
Aan deze ontvolking, verdedigt door de historicus Claudio Shánchez-Albornoz, wordt vandaag de dag getwijfeld, althans in termen van omvang. Om de belangrijkste ideeën te weerleggen zien we aan de ene kant het behoud van de kleinere plaatsnamen in meerdere regio’s, alsook het feit dat er tot op heden grote verschillen onder de bewoners van het Cantabrisch gebied en het Centraal Plateau (Meseta Central) bestaan, zowel vanuit het oogpunt van biologische antropologie als cultureel. Wat zeker waar is, is dat er in de eerste helft van de 8ste eeuw een verhuizing plaatsvond naar het platteland van de Duero-vallei dat leidde tot verlaten stedelijke gebieden en dat de bevolking zich meer verdeelde over kleine herdersgemeenschappen. De oorzaak van dit proces kan het volgende betekenen: de definitieve ineenstorting van het systeem van de productieslaaf dat sinds het tweede keizerrijk bestond; de verspreiding van een grote epidemie in het gebied, en tenslotte dat al-Ándalus was gestopt met het sturen van garnizoenen met Berbers na de opstand van 740 en 741. Dit is allemaal mogelijk als het een ongeorganiseerd, dunbevolkt gebied was als het Asturisch koninkrijk, zo geïsoleerd dat de moslims de aansluiting geleidelijk aan lieten varen.
Bovendien, zullen de campagnes, in de vallei van de Duero, die Alfonso I en Fruela ondernamen, niet veel verschillen van de razzia’s die de Asturenses, in hetzelfde gebied, in de pre-Romaanse tijd hielden. Aanvankelijk vonden de uitbreidingen van Asturias plaats vanaf Cantabrisch grondgebied en het duurt tot Ordoño I en Alfonso III voordat het Koninkrijk Asturias gebieden inneemt ten zuiden van de Cordillera..
Fruela I, zoon van Alfonso I consolideert en breidt de gebieden van zijn vader uit. Hij werd vermoord door leden van de adel die verbonden waren aan het Huis van Cantabria.

De Asturische koningen sloten af en toe vrede met de moslims, vooral op momenten dat zij hun andere vijanden, de Basken (Vascos) en de rebellen in Galicia, moesten vervolgen. Zo bestreed Fruela I (757-768) de Moslims, maar versloeg ook de Basken en Galiciërs, en Silo (774-783) sloot vrede met de Moslims, maar niet met de Galiciërs. Onder koning Alfonso II (791-842) werd het koninkrijk stevig gevestigd met Alfonso’s erkenning als koning van Asturias door Karel de Grote en de paus. Hij veroverde Galicia en de Basken. Tijdens zijn bewind werd verklaard dat in Galicia, in Compostela (van het Latijnse campus stellae, letterlijk “het veld van de ster”), de heilige beenderen van Santiago el Mayor (Jakobus de Meerdere) waren gevonden. Pelgrims uit heel Europa openden een communicatie-weg tussen het geïsoleerde Asturias en de Karolingische landen en daarbuiten. Het beleid van Alfonso bestond uit het ontvolken van de grenzen van Bardulia (dat zou overgaan in Castilla) om de bevolking ten noorden van de bergen aan zich te binden. Met deze groei kwam een overeenkomstige toename van militaire krachten. Het koninkrijk was nu sterk genoeg om de Moorse steden Lissabon, Zamora en Coimbra te veroveren. De komende eeuwen stonden echter niet verovering, maar plundering en schatting centraal. In de zomers van 792, 793 en 794 plunderden verschillende moslimaanvallen Álava en het hart van het Asturische koninkrijk, tot aan de hoofdstad Oviedo toe. Bij een van de terugtochten bracht Alfonso de moslims een zware nederlaag toe in het moerassige gebied van Lutos.

Toen Alfonso II stierf, pleegde Ramiro I (842-50) een staatsgreep tegen de graaf van het paleis Nepotian, die de troon had overgenomen. Na een gevecht op een brug over de rivier Narcea werd Nepotianus op de vlucht gevangen genomen, verblind en vervolgens gedwongen tot een kloosterleven. Vroeg in zijn regeerperiode, in 844, werd Ramiro geconfronteerd met een aanval van Vikingen bij een plaats genaamd Farum Brecantium, vermoedelijk het huidige Coruña. Hij verzamelde een leger in Galicia en Asturias en versloeg de Vikingen, waarbij hij velen van hen doodde en hun schepen verbrandde. In 859 vertrok een tweede Vikingvloot naar Spanje. De Vikingen werden voor de kust van Galicia afgeslacht door graaf Pedro. De aanzienlijke territoriale uitbreiding van het Asturische koninkrijk onder Alfonso III (866-910) werd grotendeels mogelijk gemaakt door de ineenstorting van de Omajjadische controle over grote delen van Al-Ándalus in die tijd. Tussen de jaren 866 en 881 werd de westelijke grens van het koninkrijk in Galicia uitgebreid tot het noordelijke deel van het huidige Portugal. In het jaar 878 vond een moslimaanval plaats op de steden Astorga en León. De expeditie bestond uit twee detachementen, waarvan er één beslissend werd verslagen bij Polvoraria aan de rivier Órbigo, met een vermeend verlies van 13.000 man. In 881 trok Alfonso ten aanval. Hij leidde een leger tot diep in het gebied van de moslims en stak de rivier de Taag over om Mérida te naderen. Op kilometers van de stad stak het Asturische leger de rivier Guadiana over en versloeg het Omajjadische leger op de “Monte Oxifer”, waarbij naar verluidt 15.000 moslimslachtoffers vielen. Terug thuisgekomen wijdde Alfonso zich aan de bouw van de kerken van Oviedo en bouwde nog één of twee paleizen voor zichzelf.
Sociale en politieke veranderingen
De geschreven bronnen zijn zeer beknopt over de regeringsperioden van Aurelio, Silo, Mauregato en Bermudo I. Over het algemeen ziet men deze periode van 768 – 791 als een lange periode van duisternis en terugtrekking van het koninkrijk van Asturias. Deze fase van de geschiedenis van het koninkrijk Asturias wordt door sommige historici benoemd als de periode van de luie koningen. Deze koningen waren niet van plan om het gevecht aan te gaan met al-Ándalus. Uit de gegevens blijkt echter wel dat er in die jaren relevante en beslissende veranderingen werden doorgevoerd met betrekking tot interne aangelegenheden. Het waren voorbereidingen die een basis gaven op alle niveaus en aspecten voor verdere versterking en uitbreiding van Asturias.
In deze periode vond ook de eerste opstand van Asturias plaats. Een deel van de edelen, samen met Mauregato, verdreven Alfonso II van zijn troon. Hiermee kwam er in Asturias een reeks van opstanden opgang. Een aantal andere rebellerende edelen, deden op basis van de groeiende economische ontwikkelingen van het gebied, een poging om de regerende macht weer te verschuiven naar de familie van Don Pelayo. De meest belangrijke opstanden van Nepociano, Aldroito en Piniolo vonden plaats gedurende het bewind van Ramiro I, zij maakte allen deel uit van het proces van economische, sociale, politieke en culturele transformatie van het Asturische koninkrijk gedurende de 8ste en 9e eeuw.
Ook mislukken de opstanden van de omliggende volkeren, de Galiciërs en de Vasconen, ook deze werden door de Asturische koningen afgeslagen. Deze rellen, op hun beurt, profiteerde van de interne problemen in het Midden- en Oost-Asturias. Bij bepaalde gelegenheden gaven ze hun steun aan de ene of de andere kanshebbers van de Asturische aristocratie; zo bood de adel uit Álava, na zijn ontsnapping, een schuilplek aan voor Alfonso II, sommige Asturische gebieden ondersteunde de opstand van Nepociano, de Galiciërs verenigde zich om Ramiro te helpen.
Tot slot, blijkt uit gegevens dat er op dat moment belangrijke interne transformaties plaatsvonden binnen het Asturische koninkrijk. Tijdens het bewind van Aurelio werden er, volgens de kronieken, verschillende opstandelingen vrijgelaten, Serbi, Servilis Orico en Libertini. Maar ook de eigendomsrelaties tussen meester en slaaf werden geleidelijk verbroken. Dit feit, in combinatie met de progressieve rol van het individu en de beperkte families, kwam ten nadele van de rol die het, tot op dat moment, had gespeeld bij de meer uitgebreide families, het was de indicatie van een nieuwe maatschappij die ontstond in het Asturias van de late 8ste en het begin van de 9e eeuw.
Fruela I werd opgevolgd door Aurelio de Asturias, kleinzoon van Pedro de Cantabria, deze installeert het Hof in de gemeente die momenteel bekend staat als San Martín del Rey Aurelio, voordat het, tussen 768 en 774, toehoorde aan Langreo. Toen na de dood van Fruela I het overgenomen werd door Silo, verplaatste deze het Hof naar Pravia. Silo was getrouwd met Adosinda, een dochter van Alfonso I, en dus kleindochter van Don Pelayo.
Op het sterfbed van Silo wordt door hem en Adosinda besloten, dat Alfonso II hem op ging volgen , maar Mauregato, bastaardzoon van Alfonso I, organiseert een sterke oppositie en de jonge Alfonso II vlucht naar Álava naar de familie van zijn moeder Munia. Zij was een Baskische en zij weet een goede regeling voor haar zoon op te eisen. Mauregato, ondanks de slechte reputatie die hij opdoet in de periode dat hij regeert, onderhoud goede relaties met de later zalig verklaarde Beato de Liébana (Beato de Liébana, was een mozarabe monnik ook wel ‘san Beato’ genaamd), cultureel gezien waarschijnlijk de meest belangrijke figuur van het koninkrijk, die hem steunde in zijn strijd tegen het adoptianisme. De legende verteld dat Mauregato een bastaardzoon van Alfonso I was en dat zijn moeder een Moorse slavin was, die behoorde tot één van de honderd maagden. Hij wordt opgevolgd door Bermudo I, broer van Aurelio, die na een militaire nederlaag aftreed en de rest van zijn leven slijt in het klooster. Hij krijgt de bijnaam ‘el Díacono’. (de Diaken) hoewel hij waarschijnlijk slechts de kleine gelofte heeft afgelegd.
Het verstevigen en uitbreiden van het koninkrijk
Na de troonsafstand van Bermudo I, keert Alfonso II ‘el Casto’ terug naar Asturias en wordt uitgeroepen tot de nieuwe koning. Dit was tevens het einde van een periode van relatieve vrede met de moslims. Tijdens zijn bewind ondernam hij verschillende bestraffende expedities naar het zuiden, waarbij hij in 798 tot aan Lissabon kwam en in 825 de moslims versloeg bij de Nalón. Hij bevestigd nogmaals dat Oviedo de hoofdstad van het koninkrijk was en herbevolkt Galicia en de noordelijke gebieden van Castilla y León. Het koninkrijk werd tijdens zijn bewind voortdurend aangevallen door de moslims, en toch weet hij het nog uit te breidden, tot wat het eens was in de pre-Romaanse periode. Dit alles geeft aanleiding tot ware juweeltjes van Europese middeleeuwse architectuur. Alfonso II sticht de Orde van Jacobijners, en is de eerste figuur langs de Camino de Santiago die banden aanlegt met Europa, met name met Karel de Grote, daar zij een gezamenlijke vijand hebben. De moeder van Alfonso II, Munia komt van Álava (Baskenland), dat wordt gezien als de reden dat het Asturische koninkrijk zich uitbreidt richting de Baskische buren. In de slag van Lutos ((la batalla de Lutos) op z’n Asturiaans llodos, wat moeras betekend) krijgen de Arabieren en de Berbers, die de groeiende dreiging van het koninkrijk willen beëindigen, een zware nederlaag te verduren. In 808, geeft de koning opdracht tot het smeden van het ‘Cruz de los Ángeles‘. Ook geeft hij de architect Tioda opdracht verschillende koninklijke en religieuze gebouwen in Oviedo te bouwen. Helaas hebben maar weinig van deze gebouwen de tand des tijds doorstaan, zij gaven wel meer cachet aan de latere koninkrijken.
De volgende koningen, Ramiro I (zoon van Bermudo die tot koning werd verkozen na een burgeroorlog) en Ordoño I, leefden in een periode van constante oorlog tegen de moslims. Tijdens de hoogtijdagen van het pre-Romaanse Asturias, ontwikkelde Ramiro I, in de tijd dat hij aan het bewind was, de Ramirense kunst. Maar hij vocht ook in de slag bij Clavijo, waarin volgens de legende, de apostel Santiago (Jakobus) schrijlings op een wit paard hulp bood aan het Asturische leger in de strijd tegen de islamitische troepen. In het 844 verscheen er een Normandische vloot voor de kust van Gijon. Het is niet bekend of ze daar ook aan land gingen, maar ze werden niet tegengehouden omdat ze doorgingen naar een plek die in de kronieken wordt vernoemd als Faro de Brigantio (La Coruña), waar ze werden afgeweerd, en ze daarna, volgens de Spaanse kronieken, hun strooptochten meer richting al-Andalus verlegden.
Ordoño I herbevolkt Astorga, León, Tuy en Amaya. Hij stelt nauwe betrekkingen met het Koninkrijk Pamplona vast. Hij heeft waarschijnlijk ook meegeholpen aan de bevrijding van koning García Iñiguez die was ontvoerd door de Noormannen. In de tijd dat hij Asturias meer uitbreidde richting de Ebro vallei, bevestigde hij ook de samenwerking met de Banu Qasi familie in Zaragoza, die hij soms, tijdens enkele gelegenheden ook bevocht wanneer deze weer overeenkomsten hadden gesloten met andere partijen (lees moslims). Ordoño probeert ook de Mozarabische opstand, tegen de emir van Cordoba, in Toledo te helpen, maar helaas zonder succes. Na zijn dood wordt hij opgevolgd door zijn zoon Alfonso III.
Het hoogtepunt en het eind
Alfonso III markeert het moment waarop de macht van het koninkrijk Asturias op zijn grootst is. Ook hij, net als zijn vader, bevestigde zeer nauwe betrekkingen met het koninkrijk Pamplona. Met de Banu Qasi van Zaragosa wordt gevochten maar als het uitkomt sluit men er ook bondgenootschappen mee. En hij vecht ook aan de zijde van de mozaraben van Toledo in zijn strijd tegen de emirale macht van Córdoba.

In 908, één eeuw nadat Alfonso II opdracht had gegeven tot het maken van het Cruz de los Ángeles, geeft hij opdracht aan een aantal goudsmeden, om het Cruz de la Victoria te maken, dat sindsdien symbool staat voor Asturias, Alfonso trouwt met Jimena, een edelvrouw van Navarra, mogelijk is zij de dochter van Garcia Iñiguez. Met de steun van de Galicische edelen, zoals Hermenegildo Gutiérrez, veroverd hij het noordelijke deel van wat nu Portugal is. Hij plundert ook de gebieden rond de Duero en veroverd Zamora en Burgos. Op zijn hoogtepunt beslaat het Koninkrijk Asturias het gehele noordwesten van het schiereiland, van Oporto tot Álava.
Na de strijd tegen zijn vader, Alfonso III ‘el Magno’, en zijn broers Ordoño II en Fruela II, wijst Garcia I, León aan als de hoofdstad van zijn nieuwe koninkrijk León, dat binding en leiding geeft aan de andere delen van Asturias.
De territoriale verwoording van het Koninkrijk Asturias
Het grondgebied van het koninkrijk van Asturias en Liébana
De twee delen Asturias (Asturias van Oviedo en Asturias van Santillana) en het Cantabrische regio Liébana vormde de plek waar een christelijke staat gevormd kon worden tijdens de Reconquista. De vier achtereenvolgende hoofdsteden van het koninkrijk (Cangas de Onis, Pravia, San Martín del Rey en Oveido) lagen allen op het Asturisch grondgebied en bevatte de belangrijkste voorbeelden van de Romaans Asturische kunst.
In principe is het originele koninkrijk van Don Pelayo in het begin niet groter dan het huidige Midden- en Oost-Asturias. Zoals blijkt uit verhalen van de Albeldense, en Rotense kronieken die beschrijven hoe het koninkrijk tussen de plaatsen Gegione en Covadonga ontstond, waarbinnen ook Brece in Piloña liggen. In de Sebastianense kroniek wordt dit gebied vernoemd als het thuisland Asturiensium.
Degenen die Pelayo opvolgden breide hun domein geleidelijk uit, ze namen gebieden als Trasmiera en El Bierzo in. Deze konden echter hun autonomie in de vorm van hertogdom of graafschap, met hun plaatselijke adel behouden. Voorbeelden hiervan zijn Rodrigo de Castilla en Gatón del Bierzo.
De Crónica Rotense, waarin de campagnes van Alfonso I worden vernoemt, zegt dat in die tijd Asturias, Primorías, Liébana, Trasmiera, Sopuerta, Carranza, Bardulia, dat nu Castilla wordt genoemd, en het maritieme deel van Galicia, bevolkt waren. Ook beschrijft men in dit deel verschillende regionale entiteiten, en de toen reeds bestaande streken op het Cantabrisch grondgebied.
Ten oosten van de rivier Miera bevonden zich de comarcas van Trasmiera, Sopuerta en Carranza. Deze laatste twee gebieden waren toegevoegd aan Viscaya (1285) en later aan Pais Vasco (1979). maar tot op de dag van vandaag vindt men er nog veel terug van de oorspronkelijke bergcultuur: de taal die men in Encartaciones spreekt bevat elementen van het asturleonese. Ook de mythologie verwijst vaak naar dezelfde wezens als ‘Ojáncanu’ of ‘el Trenti‘, die tot de typische folklore van La Montaña van Cantabria.
Het verlaten stroomgebied van de Duero, de stad León en het oude graafschap Asturias.
Na de islamitische verovering van Spanje, kreeg men op het grondgebied van de noordelijke Submeseta te maken met een proces van ontvolking dat werd verscherpt door de opstand van de Berbers in de jaren 740 en 741 en de droogte in dat gebied in het midden van de 8ste eeuw, met als resultaat dat het stroomgebied van de Duero een niemandsland voor iedereen was geworden.
Er is enige discussie geweest in de Spaanse geschiedschrijving over de aard en de intensiteit van de ontvolking van de vallei van de Duero. Sommige auteurs, zoals Sánchez Albornoz, beweerde dat het een totale ontvolking was, en dat dit meer door toedoen van de Asturische koningen kwam, omdat op die manier het emiraat van Córdoba strategisch gezien meer geïsoleerd werd. Tevens werd de toegang tot Asturias belemmerd, dit hield de islamitische aceifas (razzia’s) op een afstand. Andere auteurs, zoals Abilio Barbero en Marcelo Vigil, waren van mening, dat voor de ontvolking en voor het begin van de 8ste eeuw, er een politiek economische ontwrichting van het gebied was ontstaan, geworteld in het laat-Romaanse grootgrondbezit en hun slavensysteem. En etnologen als Julio Caro vestigde de aandacht op het feit dat er grote verschillen waren tussen de Cantabrische cultuur (Calicisch, Asturisch) en die van de Meseta

Het westelijke deel van het Noordelijke Submeseta komt overeen met de valleien van de Esla, Orbigo en de Sil, dat in de pre-Romaanse tijd werd bewoond door Keltisch sprekende stammen als de Asturiërs of Vaccaei. Met de Romeinse verovering, werden deze gebieden opgenomen in het Conventus Asturiensis dat na de provinciale verdeling van Caracalla werd toegekend aan de provincie Gallaecia. In de Visigotische periode werd het gebied onderdeel van het hertogdom Asturia (ookwel het Hertogdom Asturiense genaamd) waarvan de belangrijkste steden Astorga (Asturica Augusta hoofdstad van de Astures cismontanos) en León (Legio VII, gesticht door de Romeinen na de Cantabrische oorlogen) waren.

Vanaf de tweede helft van de 8ste eeuw werden de regio’s geleidelijk aan geabsorbeerd door het Koninkrijk Asturias. Maar, deze absorptie werd, afhankelijk van het gebied, op verschillende manieren uitgevoerd. Het leek erop dat het bergachtige gebied van León, el Bierzo en la Maragatería nooit volledig ontvolkt werden en zodoende hun etnische persoonlijkheid behielden. Daarmee is het zeer waarschijnlijk dat gebieden als Valdeón, Laciana en Babia tot de Asturische monarchie behoorde sinds de tijd van Pelayo. Ook blijkt er een graafschap van Bierzo te bestaan vanaf de tijd van Koning Alfonso II of dat het zelfs al bestond voor deze monarch aan het bewind was. Aan de andere kant wijzen etnografische studies van de Maragato bevolking uit dat zij mogelijk afstammen van de oorspronkelijke bewoners van Asturias, dat, op een nogal poëtische wijze werd uitgedrukt door de Asturische folklorist Constatino Cabal. In al deze regio’s zijn tot op heden vele asturleoneses taalkundige verbindingen, en vele culturele kenmerken bewaart gebleven die dicht bij een Asturische oorsprong staan. Daarentegen had de kolonisatie van Páramo Leonés, Coyanza en Tierra de Campos een sterk mozárabe (christenen die onder moslim-dominantie leefden) component. In al deze streken zien we dat er bij toponymische aanduidingen veel gebruik wordt gemaakt van achtervoegsels van de asturleonese -iellu, in plaats van -el of -iel.
Feit is dat de stad León het belangrijkste Asturische bolwerk van de Meseta Central werd. Dit door inzet van Alfonso III die deze stad tot zijn Koninklijke zetel verkoos. Een andere mijlpaal in de christelijke opmars naar het zuiden was de bouw van een fort en het herbevolken van Zamora om zodanig controle over de rivier de Duero uit te oefenen, het belang hiervan werd onderstreept door een aantal Arabische historici die het de hoofdstad van Galicia noemde. De uitbreiding van León gedurende de volgende eeuwen vind plaats rond de oude Romeinse weg die Asturica verbind met Emerita Augusta dat naderhand zou resulteren in de Via de la Plata.
Westelijke streken: Galicia en het Portugese graafschap
Het verband tussen Noord-Galicia en Asturias werd al beschreven in de tijd van de Parochie Sueben of Sueven (Parroquial Suevo), in een document uit de 6e eeuw waarin gesproken wordt over het bisdom Britonia dat zich uitstrekt over de gebieden van de provincies Lugo en Asturias.

Na de verovering van Tuy, door de moslims, vestigde zij daar een heerschappij dat als basis de vallei van de rivier Miño had. De opstand van de Berbers in 740 en 741 leidde tot de beëindiging van de berbergarnizoenen en werden alle posities die zij ten noorden van de Seirra de Gredos bezette, verlaten. Zo gebeurde het dat het zuidelijke deel van Galicia vrij van islamieten was, hoewel dit een vergelijkbaar proces van ontvolking was als dat van de Duero vallei, dat ertoe leidde dat het gehele stadsleven tot een einde kwam. De steden werden langzaamaan verlaten.

Daarentegen werd het noorden van Galicia, door koning Alfonso I, opgenomen in het opkomende Asturische koninkrijk. Alfonso I installeerde de bisschop Odoario in de stad Lugo. De zwakke positie van Asturias moest worden geconsolideerd door zijn opvolger Fruela I. Hij verpletterde een opstand van de Galiciërs en vernietigde in Pontuvia een strafexpeditie, die door de emir van Córdoba, Abderramán I richting Asturias was gestuurd. Decennia later werd er een andere opstand van de Galiciërs verpletterd door koning Silo in de slag om Montecubeiro, in de buurt van Castroverde.
In ieders geval, zorgt de ontdekking van het graf van de apostel Santiago (Jakobus de Meerdere), in de tijd van Alfonso II, voor de opkomst van de ‘Camino de Santiago‘ en bevestigen de geestelijke integratie van Galicia in het Koninkrijk Asturias en later in dat van León en Castilla.
De uitbreiding naar het zuiden is een initiatief van Ordoño I die Tuy herbevolkt. In latere decennia kwam Vimara Pérez, vazal van Alfonso III, naar Oporto en veroverd deze stad, in 868 op de moslims. Hij legt hiermee de fundamenten voor het graafschap Portucalense, dat later zou resulteren in het koninkrijk Portugal.
De oostelijke grens: het Hertogdom Cantabria, Castilla en het bovenste deel van de vallei van de Ebro

De meest oostelijke delen van de noordelijke Submeseta werden laat in de 8ste eeuw bevolkt door kleine landelijke gemeenschappen met verschillende etnische achtergronden. De inheemse bevolking waren afstammelingen van verschillende stammen die het gebied bevolkte in de pre-Romaanse tijd, zoals de Varduli, Vaccaei, Turmogos en de Kelten die vooral actief waren als herders. Over deze oorspronkelijke bevolking kwam een andere immigratiegolf vanuit het Cantabrische-Pyreneeën gebied, die hoofdzakelijk was samengesteld uit twee verschillende volkeren: de Cantabriërs en de Basken.
De eerste uitbreiding is die van de Cantabriërs. In de beschrijvingen van Romeinse geografen verteld men dat de Cantabriërs zich uitsluitend verspreiden over het grondgebied van de Cordillera. Vanaf de 2e eeuw en waarschijnlijk als gevolg van het sedentaire leven van deze mensen, begint de uitbreiding over de gebieden van de Meseta. Dit blijkt uit de archeologische vondsten van de vele verspreidde Vadiniense grafstenen. Men vindt ze in de Picos de Europa tot het gebied van de Cistierna (León). De meest intense kolonisatie vond echter plaats in het bovenste en middelste deel van de Ebrovallei in de provincies Burgos en La Rioja.

In de Kroniek van Biclarensej (6e eeuw) wordt beschreven waar de Visigotische koning zijn campagnes in het Cantabrische gebied houdt, waarbij het opvalt dat het Cantabrisch Visigotische gebied niet overeenkomt met de beschrijving die de Romeinse geografen geven, die zeggen dat ze meer verspreidt over het gebied van La Rioja en Ribera Navarra leven. Het wordt beschreven als een gebied gelegen langs de grenzen van de Basken, waarvan de hoofdstad dezelfde naam had, de Ciudad de Cantabria, die ongeveer een kilometer ten noorden van de huidige stad Logroño lag en waarvan de ruïnes nog steeds te bezichtigen zijn. De stad kreeg een vermaning van San Millán (Emiliano), die het volk had aangespoord tot bekering, of anders vernietigd zou worden door de kwade krachten. Zijn waarschuwing werd niet gehoord door de lokale bevolking, die het daarop volgende jaar moesten aanzien hoe hun huizen werden vernield door de troepen van Ariaanse koning Leovigildo. Veel later werd het de plaats waar zich het Hertogdom Cantabria vestigde, aan het eind van de 6e eeuw opgericht, door Ervigio met als doel om rust en vrede te brengen onder de Cantabriërs en de Baskische expansie te beteugelen. We kennen de naam van één van hun hertogen, Pedro, de vader van de Asturische koning Alfonso I, en een aantal van hun instellingen, zoals het Senado de Cantabria, dat zijn zetel had in de gelijknamige stad en werd geciteerd door San Braulio in zijn werk ‘Vida de San Millán’.

Tot in de 11e eeuw verwijst de bisschop uit Astorga, Sampiro, naar Sancho III ‘el Mayor’ van Pamplona als Rex Cantabriensis, en naar het koningschap van Garcia Sánchez III, naar een Navarraanse edelman, Fortún Ochoa, die blijkens de documentatie de eerste heer van het Señorio de Cameros was van de Vallei van Arnero en van Cantabria waardoor hij het gebruik kon uitoefenen, als zijnde zijn eigendom (tenecia feudal), over deze gebieden onder het bevel van de koning.
De Baskische uitbreiding vond plaats aan het begin van de Reconquista. De toponymie toont aan dat de Baskische taal (euskera) in grote delen van La Rioja en Burgos werd gesproken, en in de Glosas Emilianeneses (kleine handgeschreven aantekeningen in een Latijnse codex) vinden we enkele zinnen in het Baskisch, die waarschijnlijk door monniken, die Baskisch als moedertaal hadden, waren opgetekend en zodoende bewaard zijn gebleven. In feite heeft de Spaanse taal het toponymie systeem en een groot deel van de antroponymie (Garcia, Sancho, Jimeno) van de Baskische taal geërfd. De taal wordt ook gebruikt in het gedicht van del Mio Cid, en in de werken van Gonzalez de Berceol gebruiken enkele van zijn personages Baskische uitdrukkingen.

In ieder geval, het gebied viel onder het bewind van de Asturische koningen Ordoño I en Alfonso III, die met de hulp van de vazallen Rodrigo en zijn latere zoon, Diego Rodríguez Porcelos de steden Peña de Amaya herbevolkte en de stad Burgos stichtte.
De eerste belangrijke vordering sinds het Cantabrische Cordillera naar de Meseta werd uitgevoerd door foramontanos. De foramontanos waren mensen uit het bergachtige noorden die naar de vlakke zuidelijke gebieden werden gedirigeerd om deze te koloniseren. Soms werd de kolonisatie uitgevoerd op initiatief van de adel en/of de kloosters. In enkele andere gevallen waren het gewoon uitbreidingen van verwante groepen die naar de Meseta emigreerden, bewegingen die niet veel anders waren dan die van de Vadinienses in het begin van de jaartelling.
Tijdens het bewind van Alfonso II werd de Campoo bezet, een gebied dat de bronnen van de Ebro en het noordelijke deel van het stroomgebied van de Duero bevatte. Het was een gebied dat moeilijk te koloniseren was omdat dit oostelijke deel van het koninkrijk veruit het minst beschermde deel was.

De razzia’s (aceifas) die de moslims richting Galicia en León stuurden moesten de woestenij van de Duero (Desierto del Duero) oversteken, een ongunstige omgeving voor de bevoorrading van de troepen. Daarom waren deze gelegerd in Toledo, Coria, Talamanca en Coimbra, steden die soms op meer dan 400 kilometer van hun doel lagen. Het relatief dun bevolkt gebied was echter in handen van een machtige familie van lokale heren, genaamd de Banu Qasi, en werd doorkruist door een Romeinse weg die, langs Amaya, richting Astorga liep. Deze zelfde weg werd door Leovigildo gebruikt tijdens zijn campagnes tegen de Cantabriërs in 574 en door Muza, tijdens zijn omvangrijke veroveringen in de jaren 712 – 714.

Koning Ramiro I deed een poging tot kolonisatie en fortificatie van de stad León, maar helaas werd deze poging door razzia’s van de moslims verijdeld. Maar zijn opvolger Ordoño I profiteerde van de groeiende militaire macht van het Asturische leger, evenals van de interne problemen van het emiraat waardoor hij zich kan vestigen op belangrijke strategische plekken in het stroomgebied van de Duero. Rodrigo, de eerste graaf van Castilla krijgt opdracht van Ordoño om Peña en Amaya te herbevolken waarmee de Asturische aanwezigheid op de rechteroever van de rivier de Ebro werd bevestigd.
Zijn opvolger, Diego Rodriguez Porcelos slaagde erin, om tijdens het bewind van Alfonso III, de grens van de provincie meer oostwaarts te verleggen langs de rivier Arlanzón en de bergen van Oca (Montes de Oca). Hij sticht er de stad Burgos en hij neemt enkele fortificaties, zoals Pancorbo, van de moslims in. Deze fortificaties diende als basis voor de razzia’s (aceifas) waarmee de emirs van Córdoba deze regio’s verwoesten. Om de oostelijke grens van het Asturische koninkrijk te beschermen moesten er vele kastelen gebouwd worden, die binnen afzienbare tijd aanleiding gaven om deze regio Castilla te gaan noemen.

In de decennia’s na de dood van Diego Porcelos, breidde andere edele zoals Vela Jimenez, graaf van Alava, of Munio Núñez, graaf van Castilla, de grenzen van Asturias verder naar het zuiden uit. Deze grenzen reikte, aan het begin van de 10e eeuw, tot de vallei van de Duero, waarna men overging tot de bezetting van de stad Osma en het penetreren van het gebied van Sepúlveda. Het waren allemaal gebieden behorend tot de bovenloop van de rivier de Duero, die voorheen werden bewoond door de Kelten en de Arévacos, en waarin populaties gelegen waren met een adellijke afstamming zoals Numacia (verwoest door de troepen van Scipio) en Uxama (Osma), dat volgens alle aanwijzingen, en ondanks de islamitische veroveringen, nog steeds bevolkt werd. De brief van Beato (de zalig verklaarde) aan Eterio, bisschop van Osma, laat zien dat deze stad tot aan het eind van de 8ste eeuw, zijn bisdomzetel behield. De Spaanse filoloog Rafael Lapesa, verklaard in zijn boek ‘Las lenguas circunvecinas del castellano’ (de omringende Castiliaanse talen) zijn stelling, dat het Castiliaans dat in Soria en in het gebied van Montes de Oca gesproken werd, een Mozarabisch substraat had, dat blijk geeft aan de argumenten aan degene die beweren dat er een demografische en culturele continuïteit was in bepaalde delen van het stroomgebied van de Duero.
Het grondgebied van de Basken
In het begin van de christelijke jaartelling, werd het grondgebied van de Basken voornamelijk bevolkt door drie verschillende volkeren: de Varduli, de Caristios en de Autrigones. Sommige auteurs, zoals de taalkundige Koldo Mitxelena, zijn van mening dat die volkeren een voorloper van het huidige Baskisch spraken.

Een ding is zeker, dat de Baskische taal, in de tijd van de Asturische monarchieën, nooit de grens van de rivier de Nervión is overschreden. Gedurende het bewind van Alfonso I en Fruela vielen de westelijke gebieden van het Baskenland onder het gezag van Asturias. Deze Fruela trouwde met een edelvrouw uit Álava, Munia geheten, die hem een zoon zou geven, de latere koning Alfonso II. Gedurende het bewind van Mauregato, moest de jonge prins Alfonso toevlucht zoeken bij de familie van zijn moeder in de buurt van Álava, totdat hij uiteindelijk na de dood van Bermudo I, zelf de troon van Asturias kon bestijgen. De grondwet van het graafschap Álava dateert uit de tijd dat graaf Eglyón opstond tegen koning Alfonso III. Nadat hij de opstand had onderdrukt, vertrouwde de vorst de regering van Álava toe aan een loyale edelman, Rodrigo de Castilla, maar hij kreeg nooit de officiële titel van graaf en zijn regering was slechts van korte duur als in 882, Vela Jiménez in de documentatie verschijnt als graaf van Álava. Deze magnaat had een fundamenteel belang bij het herbevolken en verrijken van Castilla, met name bij de verdediging van Cellorigo in 882 tegen de troepen van Al-Mundir van Córdoba. Het graafschap van Álava breidt zich uit naar de provincie Vizcaya, tot aan de rivier de Deva en de provincie Guipuzcoa.
De Vizcayaanse kroniekschrijver Lope García de Salazar plaatst in zijn ‘Crónicas de Vizcaya‘ (1454) en in zijn ‘Bienandanzas e fortunas‘ (1471) de geboorte van de heerlijkheid van Vizcaya in die periode. Hij vermeld daarin de heldhaftige stichter, Jaun Zuria, met een blanke huid en blond haar, die de heerlijkheid, na zijn overwinning op de Asturische troepen in de legendarische slag om Arrigorriaga (840), creëerde. Echter, het gebrek aan documentatie over dit alles maakt dat dit onderwerp over dat gebied erg speculatief blijft. Het enige dat de hedendaagse kronieken bevestigen is dat Alfonso III een opstand van de Basken met succes wist af te slaan.
Cultuur en maatschappij

Het koninkrijk had een zuiver agrarische economie dat zich voornamelijk op het platteland richtte, met Oveido als enig stedelijk centrum in het huidige Asturias. In andere delen van het koninkrijk waren er een aantal grote steden zoals Braga, Lugo, Astorga, León, Zamora. De maatschappij, was in eerste instantie van een egalitaire soort, het was geleidelijk getransformeerd naar een feodaal systeem, vooral met de komst van de mozarabische bevolking van de vroegere Visigotische cultuur. Paradoxaal genoeg heeft deze bevolking geleidelijk het koninkrijk gekerstend, dat zich aanvankelijk vestigde in een gebied met veel heidense cultuurelementen (de kerk van Santa Cruz, in Cangas de Onís, het eerste architectonische overblijfsel, werd gebouwd op een dolmen).
Hoewel van oudsher werd aangenomen dat de culturele activiteit zeer schaars was, brengen het werk van Beato, de aan Silo gewijde acrostichon, de preromaanse bouwwerken, enz. verandering in dit gezichtspunt.
De territoriale organisatie werd overgelaten aan de graven (edelen), die leiding gaven aan de meer afgelegen gebieden. De oorspronkelijke Asturische kern stond onder directe leiding van de koning. De structuur van de hofhouding was veel eenvoudiger dan dat van de Visigoten.
Het koninkrijk Asturias gebruikte het ‘Cruz de la Victoria’ als beschermend symbool in de kerken en openbare stichtingen, maar ook in militaire gebouwen, als in het kasteel van Alfonso III in Oveido, samengesteld in het embleem van het koninkrijk.
Asturische kunst
De pre-Romaanse monumenten zijn exponenten van de kleine bevolking die in de buurt van Cantábria leefde. In die zin is de Asturische kunst, samen met de Catalaanse- één van de twee belangrijkste exponenten van de pre-Romaanse kunst in Spanje. Hoewel in het laatste geval de Lombardische invloeden duidelijk aanwezig zijn, zien we in de pre-Romaanse kunst met name de Karolische invloed.

Ondanks de van oudsher nadrukkelijk aanwezige banden tussen de Asturische en Visigotische stijl , kunnen sommige auteurs het niet nalaten te wijzen op het feit dat waarschijnlijk veel van deze kenmerken af te leiden zijn van de Romaanse en de vroeg christelijke kunst waarvan er een aantal terug te vinden zijn op het Asturische grondgebied. Er zijn ook bepaalde inheemse , puur Asturische invloeden, en in die zin zijn er ook een aantal Romeinse monumenten, zoals de kerk van San Miguel de Lillo, waarin medaillons zijn te zien die gegraveerde heidense motieven of een zonnespiraal bevatten, die ook vandaag de dag nog steeds gebruikt worden om de Asturische graanschuren op te sieren.
De Romaanse Asturische kunst kan worden gestructureerd in de volgende periodes:

-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
- Pre-Ramirense, (midden 8ste eeuw tot 842), waarbinnen beide kerken gebouwd door koning Silo in Pravia vallen, en ook de monumenten gebouwd door Alfonso II in de omgeving van zijn kasteel in Oveido, waaronder zich de pre-Romaanse kathedraal van San Salvador bevond, welke vervangen werd door het huidige Gotische (14e eeuw) De Camara Santa, met de relikwieën en de schatten van de oude kathedraal, zijn aan deze kathedraal toegevoegd. Het Koninklijke Paleis, dat later ook weer werd afgebroken en waarvan alleen de kapel van het paleis bewaard gebleven is, maakt momenteel deel uit van de kerk van San Tirso.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
- Ramirense, dat zijn naam te danken heeft aan de koning Ramiro I, onder wiens bewind men mee van de belangrijkste monumenten van de Asturische kunst, zoals Santa Maria del Naranco en San Miguel de Lillo bouwde.
-
Post-Ramirense, dat alle gebouwen bevat die gebouwd werden gedurende het bewind van Ordoño II en Alfonso II ‘el Magno’, zoals het San Salvador de Valdediós.

Samen met al deze verworvenheden van architecturale waarde, ontwikkelde men in het Koninkrijk Asturias een verfijnde goudsmeedkunst waarvan het meest bekende voorbeelden het Cruz de los Angeles, het Cruz de la Victoria en de Caja de las Ágatas zijn.
Religie en spiritualiteit in het Koninkrijk Asturias
Overblijfselen van het Keltische heidendom en megalitisme
De eerste christelijke getuigenissen van Asturias dateren uit de 5e eeuw. De ware progressie van het christendom in Asturias vond plaats vanaf het midden van de 6e eeuw, toen een aantal kluizenaars zoals Santo Toribio van Liébana en andere monniken die behoorde tot de Orde van San Fructuoso van Braga, zich vestigde in de gebieden van het Cantabrische gebergte en begonnen met het verkondigen van de christelijke leer onder de lokale bevolking.

De kerstening van Asturias vorderde slechts langzaam, op een manier waarvan je kan zeggen dat ze eigenlijk nooit hun oude goden vergaten. Net als op veel andere plekken, hoewel hier misschien in sterkere mate, volhardde zij in het volksgeloof vermengt met de nieuwe religie. In die zin berispte San Martin de Braga dus in zijn werk ‘de Correctiones Rusticorum‘, de boeren van Gallaecia door hun gehechtheid aan de heidense cultussen: “Veel van de verdreven demonen uit de hemel beheersen de zee en de rivieren of komen voor in de wouden en zijn uitgegroeid tot goden van de onwetenden. Ze brengen offers; op zee roepen ze Neptunus aan; op de rivieren roepen ze de Lamias (mytologische vrouwenfiguren) aan; in de bronnen wonen de Nimfen en in de wouden de Dianas (godinnen van de jacht)”.

De Asturische folklorist, Constantino Cabal, was degenen die voor het eerst het bestaan van de etymologische verwantschap ondersteunde, nu algemeen aanvaard door de taalkundige, van het Latijnse woord ‘diana”, waarop het citaat van San Martin de Braga op doelde, en het Asturische ‘Xana’, dat naar het welbekende schepsel van de Asturisch mythologie verwijst. Dit zou het bestaan van een zekere continuïteit tussen de oude Asturische religie en mythische overtuiging van vandaag, aanwezig in de plattelandsgebieden van Asturias, aangeven. Niet voor niets dat de beek die ontspringt in het heiligdom van Covadonga nog steeds de naam van de oude Keltische godin Deva draagt, dat, voordat zij werden gekerstend, in hun cultus een gewijde plek was. Volgens andere auteurs is Deva een Keltisch of Indo-Europees woord dat gewoon ‘Godin’ betekend, zodat het mogelijk zou kunnen zijn dat het na deze denominatie andere vrouwelijke godheden zoals Navia of Briga bevat. In ieder geval, was Deva een benaming die, naar het oordeel van gerenommeerde historici, etnologen en filologen, een groot prestige genoot in de pre-christelijke tijden, zoals plaatsnamen als Isla de Deva (in Castrillón) of de put van Güeyu la Deva (Gijón) laten zien. Van het eerste wordt nog steeds gezegd dat daar de meisjes vandaan komen geboren op het grondgebied van deze gemeente. Van de Güeyu la Deva wordt gezegd dat hun rode wateren niets anders is dan het bloed van de Moren verslagen in de Slag om Covadonga.

In het midden van de vallei van Sella, een gebied waarbinnen Cangas de Onis ligt, bevond zich een gebied waar enkele dolmen stonden, daterend uit het megalitische tijdperk, waarschijnlijk uit de periode van 4000 tot 2000 v. Chr. Hier werden, met name in de dolmen van Santa Cruz, de tribale leiders van de regio ritueel begraven. Dit gebruik bleef ook na de Romeinse en Visigotische veroveringen bestaan, zozeer zelfs dat in de 8ste eeuw koning Favila op deze plaats begraven werd, op dezelfde plaats waar ook de overblijfselen van de voorouderlijke leiders begraven liggen. Ofschoon de eigen Asturische monarchieën .hun christelijkheid beschermde door opdracht te geven tot de bouw van een kerk, het zeker is dat er zelfs tot op de dag van vandaag er heidense tradities bestaan die zeggen dat de dolmen van Santa Cruz wordt bevolkt door Xanas en dat de aarde die men daar uit de bodem haalt, helende krachten heeft.
Volgens het schrift, gevonden op de grafsteen van Favila, werd de kerk in 738 ingewijd door een persoon genaamd Asterio, die wordt omschreven als een ‘vate‘, een Latijns woord dat ‘ziener, waarzegger of profeet’ betekend, en dat cognaten heeft in de Keltische taal, zoals het Ierse Gaelische ‘oaith’ dat verwijst naar de barden die profetieën en waarzeggerij verrichtte (zoals bijvoorbeeld de magiër Suibhne, het Ierse equivalent van Merlijn). Deze terminologie staat in contrast met die, gevonden in de meest gangbare christelijke teksten, waarbij men meestal verwijst naar priesters met de term ‘presbyterus’ (van het Griekse Πρεσβυτερος, ‘oudere broer’).
In dit verband, is het goed te beseffen dat de kerstening van Asturias werd uitgevoerd op een niet al te orthodoxe wijze. De parochie Suevo die eerder behoorde tot de Bretonse zetel, werd later aan de parochies van Asturias toegevoegd, dus is het waarschijnlijk dat de primitieve vormen van het christendom die gebruikt werden in Asturias niet veel afweken van de gebruiken tussen de Keltische kerken en de kerken van de Britse eilanden, waaronder de tonsuur van de monniken, dat deed denken aan heidense gebruiken, veroordeeld werd door het 4e Concilie van Toledo. Tegenwoordig zijn er nog veel legendes in Galicia over religieuze personen die over zee reisden naar de kusten van het Paradijs, zoals San Amaro, Trezenzonio of Ero de Armenteira. Legendes waarin grote overeenkomsten voorkomen met de verhalen van San Brandán ‘el Navegante’, San Maclovio ‘de Gales’ of de Ierse ‘imramma‘. Andersom, is het een feit dat het heidendom de katholieken kerk in Asturias, en hun wijze waarop ze het geloof beoefenen, beïnvloed. Het was bijvoorbeeld heel gewoon dat de priesters spreuken gebruikte om te voorkomen dat Ñuberu (mythologisch figuur) een bepaalde parochie binnenkwam.
Het proces van kerstening werd aangemoedigd door de koningen van Asturias die in tegenstelling van de vorsten van het heidense Engeland (zoals Penda of Mercia, Engeland), het Gaelisch Ierland, of de Saksen uit de 8ste eeuw (de Hertog Witikindo), hun macht niet baseerden op inheemse religieuze tradities, maar hun stichtingsmythes ontleenden aan de teksten van de christelijke geschriften (in het bijzonder die van de Apocalyps, en de profetische boeken van Ezechiël en Daniël) en aan teksten van de ‘Kerkvaders’, zoals we zullen zien in de volgende paragraaf.
Christelijke godsdienstigheid: millenarisme en Jacobijnse sekte

Tijdens het bewind van Silo en Mauregato werd de basis gelegd van de cultuur van het Koninkrijk Asturias en het christelijke Spanje van de Middeleeuwen. In deze schijnbaar onopvallende periode waarin de koningen van Asturias aan de dictaten van de emirs van Córdoba werden onderworpen, leefde Beato de Liébana (de Zalig verklaarde van Liébana), dat waarschijnlijk het grootst intellectuele brein van het Koninkrijk Asturias was, wiens werk een onuitwisbare stempel op de cultuur van de Christelijke Reconquista heeft gedrukt.
Beato was direct betrokken bij de twist rond het adoptianisme, waarin hij hard uithaalde tegen de ideeën van Elipando, bisschop van Toledo en voorvechter van het adoptianisme. De adoptianisten betoogde dat Jezus Christus als een man geboren werd en pas na zijn dood en opstanding door de Vader aangenomen werd en de kwalificatie goddelijk verwierf. Adoptianisme had wortels in het arianisme, dat de goddelijkheid van Christus en het Grieks-Romeinse heidendom ontkende, waarbij een aantal voorbeelden van helden als Hercules na zijn dood de apotheose wisten te bereiken. Ook had men zich niet geheel ontdaan van de islamitische invloeden bij de opkomst van het adoptianisme, want Elipando de Toledo werd vanuit zijn functie als bisschop, door de islamitische autoriteiten gedwongen, de goddelijkheid van Jezus te ontkennen, die zij zagen als profeet maar niet als zoon van God. Echter, werd de adoptianistische ketterij aangevochten door Beato vanuit zijn klooster van San Toribio te Liébana, tegelijkertijd verdedigd hij de onafhankelijkheid van de Asturische kerk tegen Toledo en versterkt hij de banden met Rome en het Karolingische Rijk. In deze zin werd de Zalig verklaarde (Beato) in zijn strijd tegen Toledo gesteund door de Paus en Alcuinus van York, een Angelsaksisch geleerde en schrijver uit de 8e eeuw, die woonde in Aken en waarmee hij zeer bevriend was.

De meest belangrijke werken van Beato waren zijn ‘Comentarios al Apocalipsis‘ (Commetaren op de Apocalyps) die gekopieerd werden in manuscripten in de eeuwen daarna (meestal aangeduid als Beatos) en die indruk maakte op de Italiaanse schrijver Umberto Eco, hij zei hierover: “Zijn weelderige voorstellingen hebben geleid tot de grootste iconografische gebeurtenis in de geschiedenis van de mensheid.” De Zalig verklaarde (Beato) laat hun een persoonlijke interpretatie van het apocalyptische verhaal zien, waaraan hij citaten uit het Oude Testament en de Kerkvaders toevoegt, en allen vergezeld van meesterlijke illustraties.
In de Comentarios geeft hij een nieuwe interpretatie op de symbolen van de Openbaring (Acopalyps): Babylon staat niet langer voor de stad Rome, maar voor de stad Córdoba, de zetel van de emirs van Al-Andalus; ‘la Bestia‘, van ouds het symbool van het Romeinse Rijk, belichaamt nu de islamitische indringer die dreigde om het westerse christendom te vernietigen en kwelde in die tijd met hun frequente razzia’s het grondgebied van het Koninkrijk Asturias.

In het voorwoord van het tweede boek van dit werk vindt men een van de meest bekende Mapa Mundi (Wereldkaart) van de vroege middeleeuwse Europese cultuur. De bedoeling van deze kaart is niet het juist weergeven van de geografie van de wereld, maar ze dient als illustratie van de verstrooiing van het evangelisatiewerk van de apostelen in de eerste decennia van het christendom. Beato baseerde zich op de geconfectioneerde gegevens van San Isidoro van Sevilla, Claudius Ptolemaeus en het Heilige Schrift. De wereld wordt voorgesteld als een schijf omringt door de oceaan en is verdeeld in drie delen: Azië (bovenste halve cirkel), Europa (kwadrant linksonder) en Afrika (kwadrant rechtsonder). De Middellandse Zee (Europa-Afrika), de rivier de Nijl (Afrika-Azië) en de Egeïsche Zee en de Bospurus (Europa-Azië) scheidde de continentale massa’s. De ‘Mapa Mundi’ van Beato de Liébana is het eerste cartografische werk dat het bestaan van Terra Australis toont. Ondanks het feit dat dit hypothetische land al eerder was beschreven in de werken van Claudius Ptolemaeus en San Agustin de Hipona, is dit zuidelijke continent op de kaart van het ‘Comentarios al Apocalipsi’ opgenomen, en leidde ertoe dat het vanaf dat moment op vele andere kaarten te zien was en dat er talloze expedities werden ondernomen, door onder andere Fernandez de Quios en Abel Tasman om dit land, Australië, in werkelijkheid te ontdekken. Beato was overtuigd van de op handen zijnde aankomst van het Einde der Tijden, die kwam voorafgegaan door het bewind van de Antichrist, wiens rijk 1290 jaar zou duren. Op basis van het schema, uitgewerkt door San Agustín in zijn werk ‘la Ciudad de Dios‘ (de Stad van God). De maker van ‘los Comentarios‘ neemt aan dat de geschiedenis van de wereld gestructureerd is in een schema van zes episodes. De eerste vijf, variërend van de schepping van Adam en de kruisiging van Jezus Christus, terwijl de zesde duurt van Christus tot onze eigentijdse, en die zal eindigen met het uitbreken van de gebeurtenissen voorspeld in de Apocalyps (de Openbaring).

De beroering die het chiliasme (Duizendjarige Rijk) voortbracht was vrij normaal voor het Europa van die tijd. In de periode tussen 760 – 780 waren er een aantal astrale verschijnselen te zien in Gallië die leidde tot paniek onder de bevolking. Een visionaire monnik, Juan, predikte de komst van het einde van de wereld tijdens het bewind van Karel de Grote. In dezelfde periode verschijnt de Apocalyps van Daniel, een tekst in het Syrisch geschreven tijdens het bewind van de keizerin Irene Byzantium, waarin een reeks van oorlogen tussen Arabieren, Byzantijnen en de volkeren van het noorden werd voorspelt en die zou eindigen met de komst van de Antichrist.

Voor de Zalig verklaarde (Beato) waren de gebeurtenissen die plaatsvonden in Hispania (islamitische overheersing, de adopcionistische ketterij, de geleidelijke assimilatie van de Mozaraben) waren tekenen die duidde op de nabijheid van de apocalyptische eeuwigheid. Volgens Elipandus in zijn ‘Carta de los obispos de Spania’ (Brief van de bisschoppen van Spania), aan zijn broeders van Gallië, de abt van Santo Toribio kwam de aankondiging van het einde van de wereld, voor het paasfeest van het jaar 800 brengen. Op de vooravond van die dag verzamelde zich honderden dorpelingen rond het klooster van Santo Toribio, doodsbang wachtend op het wonder dat te gebeuren stond. Bijna anderhalve dag bleef de menigte wachten zonder te eten of drinken, totdat één van hen, genaamd Ordoño, riep: “Laat ons eten en drinken, zodat als het einde van de wereld komt wij tenminste gevoed zijn!”.
De profetische en chiliastische visies van de Beato de Liébana hadden een blijvende indruk op de ontwikkeling van het Koninkrijk Asturias. ‘La Cronica Profética‘ (de Profetische Kroniek), die rond 880 werd geschreven, voorspelde de uiteindelijke val van het Emiraat van Córdoba en de herovering van geheel Spanje door de koning Alfonso III. Ook het icoon van het Cruz de la Victoria, dat uiteindelijk het embleem werd van het Koninkrijk Asturias, heeft zijn oorsprong te danken aan een passage van de Apocalyps waarin San Juan een visioen heeft van de Parousia (glorieuze verschijning: wederkomst van Christus in macht en majesteit op het einde der tijden). Men ziet Jezus Christus in al zijn heerlijkheid begeleid door wolken die dan zal bevestigen, “Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het einde, hij die Was, die Is en zal Zijn. De Almachtige”. Hij gebruikt de Labaro (standaard met daarop het Chi-Rho symbool ( ☧ )) dat dateert uit de tijd van Constantijn de Grote, die het gebruikte tijdens de beroemde slag om de Milvische brug. Maar in Asturias gebruikt men het Cruz de la Victoria voor dezelfde aanbidding. In bijna alle pre-Romaanse kerken staat dit symbool gegraveerd, vaak vergezeld met de tekst “Hoc signo tuetur pius, in hoc signo vincitur inimicus”, (met dit teken zult gij de vrome verdedigen, en met dit teken zult gij de vijand verslaan) dat later het motto van de Asturische vorsten werd.

De andere spirituele nalatenschappen van het Koninkrijk Asturias vormt de opkomst van een van de meest fascinerende routes van culturele overdracht, de Camino de Santiago. De eerste tekst die verwijst naar de prediking van Santiago ‘el Mayor’ (Jacobus de Meerdere) is het Brevier van de Apostelen, een zesde eeuwse tekst die een plaats genaamd Aca Marmarica als zijn laatste rustplaats citeert. San Isidoro de Sevilla drong aan op dit idee in zijn verhandeling ‘De ortu et obitu patrium’ (De geboorte en de dood van zijn vader). Anderhalve eeuw later, in de tijd van koning Mauregato werd de hymne ‘O Dei Verbum’ (Het Woord van God) gecomponeerd, waarin hij de apostel beschrijft ‘Aurea cabeza de España, nuestro protector y patrono nacional’ (het goud omkranste hoofd van Spanje, onze beschermer en nationale heilige) en refereert naar de prediking op het schiereiland gedurende de eerste decennia van het Christendom. Sommigen schrijven de hymne toe aan Beato, hoewel dit betwist wordt door de historici.
Maar het was pas in de regeerperiode van Alfonso II dat er vanuit Galicia bericht kwam van een wonderbaarlijke gebeurtenis. In het bisdom Iria Flavia werd een kluizenaar, genaamd Pelayo, gedurende meerdere nachten geobserveerd. Tijdens deze nachten liet hij een geheimzinnig licht over het bos van Libredón dwalen. Liederen van engelen vergezelde het licht. Onder de indruk van dit fenomeen liet men de kluizenaar Pelayo zich voor de bisschop van Iria Flavia aandienen. Teodomiro snelde zich, met zijn gevolg, naar de plek. In het dichte kreupelhout van het bos bevond zich een grafsteen met drie lichamen die werden geïdentificeerd met de apostel Santiago ‘el Mayor’ en zijn twee discipelen, Teodor en Atanasio. Volgens de legende was koning Alfonso II de eerste pelgrim die op weg ging om de apostel te zien. Gedurende de nachten werd hij geleid door de koers die de Melkweg hem aangaf. Vanaf die tijd kreeg deze weg de populaire naam ‘Camino de Santiago’.

De vondst van het graf van Santiago was een politiek succes van de eerste orde voor het Koninkrijk Asturias. Hispania kon zich de eer opeisen voor het herbergen van de overblijfselen van een van de apostelen van Jezus Christus. Een onderscheiding die alleen met Azië gedeeld werd, omdat daar het lichaam van Johannes lag, en met Rome, waar de overblijfselen van Petrus en Paulus begraven liggen. Vanaf dat moment werd Santiago de Compostela, samen met Rome en Jeruzalem één van de drie heilige steden van het christendom. De bescherming van de ‘Camino de Santiago’ doordrong het Iberisch schiereiland met een veelheid aan Midden-Europese invloeden in de loop van de daaropvolgende eeuwen, vanaf de gotische en romaanse stijlen tot aan de Spaanse barok.
Het verhaal over het vinden van de overblijfselen van de apostel bevat enkele raadselachtige gebreken. Het graf werd gevonden op een plek die in het Laat Romaanse Rijk werd gebruikt als begraafplaats, zodat het mogelijk is dat het de overblijfselen waren van een vooraanstaand persoon uit de omgeving. De historicus Henry Chadwick lanceerde de hypothese om de sarcofaag gevonden in Compostela te identificeren met de relikwieën van Prisciliano. Andere auteurs, zoals Constantino Cabal, benadrukken dat vele delen van Galicia zoals de Pico Sacro, de Pedra de Barca (Muxía) of San Andrés de Teixido waren vaak bedoeld als bedevaartplaats van heidense aanbidders, die geloofden dat enkele van die plaatsen geïdentificeerd werden met het Einde der Wereld en dat dit toegangspoorten waren naar de Andere Wereld. Met de ontdekking van het graf van Santiago begon de geleidelijke kerstening van de pelgrimsroute.
Mythes en Legendes

Aangezien de ‘Cronicas del Reino de Asturias’ (Kronieken van het Koninkrijk Asturias) een halve eeuw na de slag Covadonga zijn opgesteld, worden er vele facetten van de eerste koningen van Asturias niet besproken en verwaarloost men de vage achtergronden van de mythes en de legendes.
Terwijl de historische juistheid van Pelayo buiten kijf staat, heeft men rond zijn figuur vele tradities en verhalen gevlochten. Eén van de verhalen bevestigd dat Pelayo, voor de islamitische invasie van Spanje, als pelgrim naar Jeruzalem, de heilige stad van het Christendom ging.
Men verklaard eveneens dat de vorm van het Cruz de la Victoria werd bepaald door een bliksemschicht die een eik trof en daar de vorm van het kruis in brandde. Men verstrengeld in deze mythe twee elementen die van essentieel belang waren voor de Asturische traditie. Aan de ene kant, de bliksem, dat het symbool van de oude Asturische god Taranis is, en iets dat onlosmakelijk verbonden is aan de Asturiaanse mythologie, de zogeheten Ñuberu, de heer van de wolken, regen en wind. En aan de andere kant de eik, het symbool van de royalty van Asturias, vaak als beeltenis gegraveerd in steen zoals in de kerk van Abamia, waarop ook vele bladeren van deze boomsoort te zien zijn.

Ook is het gebied van Covadonga rijk aan verbazingwekkende verhalen, zo vertelt men over een dorp van herders, waar zich nu de meren van Enol en Ercina bevinden, dat in het verleden werd bezocht door de Heilige Maagd, vermomd als een pelgrim, vragend om voedsel en logement in een van de huizen van het dorp. Bij iedere inwoner werd zij abrupt afgewezen, en vond alleen beschutting bij een nederige herder die, alles wat hij bezat, liefdevol met haar deelde. Als straf voor de ongastvrijheid van de inwoners van deze plaats, werd het de volgende dag door een vloed van goddelijke oorsprong voor altijd overstroomd, waarmee de gehele bevolking werd vernietigd op uitzondering van de hut van de herder. Voor hem, begon de mysterieuze gast te huilen, en de tranen die op de grond vielen veranderde in heerlijk riekende roosjes. Toen besefte de herder dat deze pelgrim de goddelijke Maagd Maria was.
Dit is een pan-Keltische mythe die is vertegenwoordigd is in tal van verhalen uit andere landen van de Atlantische boog (de westelijke rand van Europa, Engeland en Ierland), net als die waarin wordt gesteld dat onder in het meer Antela (Galicia) zich de resten van de oude stad Antioquia bevinden. Een stad die door een overstroming binnen een dag van de kaart werd geschrapt, een straf voor het zondige leven van haar inwoners. Zelfs vandaag de dag kunt u, in de nacht van San Juan, het kraaien van de hanen en het luiden van de kerkklokken van de stad horen. Aan de overkant van de Golf van Viscaya, in Bretagne, circuleren tradities met betrekking tot de stad van Ker-Ys, die gelegen was rond de baai van Doaurnenez teruggewonnen op de zee en beschermd door een krachtige dam. De dochter van de koning van de stad, Dahud, overhandigde de sleutels van de dam aan een demon die zich als prins vermomd had. Uiteindelijk leidde dit tot de overstroming van de stad.
Maar er zijn ook mythes rond de Asturische monarchie die verwijzen naar de verwijzen naar de meest zuivere Joodse en Christelijke traditie. De ‘Crónica Sebastianense’ verteld dat toen koning Alfonso I stierf, er in Cangas de Onis een buitengewone gebeurtenis plaatsvond. Terwijl de edelen naar zijn opgebaarde dode lichaam keken, hoorden zij engelen hemelse liederen zingen. Zij zongen de volgende tekst, uit Jesaja, die anderszins werd gebruikt in de Spaanstalige liturgie tijdens de Vigilia del Sábado de Gloria:
De koning van Judá Hizkia genaamd (Hebreeuws korte vorm: חִזְקִיָּה ḥizqîjāh, lange vorm: חִזְקִיָּהוּ ḥizqîjāhûook, “mijn kracht is JHWH” of “JHWH heeft mij sterk gemaakt”. Die leefde van 715 – 696 v C.) hief dit lied aan, na zijn genezing van een dodelijke ziekte en dankzij de voorspraak van Jesaja, voor den Heere. In dit lied kijkt de Koning naar de poorten van de dood, en betreurt bedroeft zijn vertrek naar het dodenrijk, de Joodse onderwereld , een donkere en sombere plek waar je niets meer ziet, noch God, noch mensen.

In Asturias vindt men ook gelijke exponenten van de Slapende Koning; Volgens de legende is het mogelijk om ook nu nog koning Fruela te zien rondzwerven in de Tuinen van de Leidende Koningen (Jardin de los Reyes Caudillos) van de Kathedraal van Oviedo. Ook verteld men van zijn kleinzoon, de beroemde ridder Bernado del Carpio, die slaapt in een grot in de bergen van Asturias. De overlevering verteld dat op een ogenblik een boer één van zijn koeien verloor, en dat hij in één van de grotten ging zoeken en toen een stem hoorde die beweerde Bernardo del Carpio te zijn, die de Franken overwon bij Roncesvalles. Nadat hij verteld had dat hij al eeuwenlang alleen in deze grot leefde, zei hij tegen de boer, “Geef me je hand, want ik wil weten hoe de mensen van nu zijn”. De herder, bang, overhandigd hem de hoorn van een koe, die werd aangenomen door de enorme kerel die hem totaal verward zegt, “De mannen van nu zijn niet zoals de mannen die mij hielpen bij het doden van de Fransen in Roncesvalles”.
Er zijn duidelijke parallellen tussen deze legendes en die rond andere middeleeuwse helden zoals Barbarossa en Koning Arthur. Van de eerste wordt gezegd dat hij niet stierf, maar dat hij zich terugtrok in de berg Kyffhäuser, vanwaar hij zal terugkeren om de oude glorie van Duitsland te herstellen, wanneer de kraaien stoppen met vliegen. Van de tweede wordt verteld dat hij samen met zijn ridders leeft in de vele grotten en heuvels van Groot-Brittannië. Zijn meest beroemde verblijfplaats is die waar Sir Walter Scott over schrijft; Eildon Hills, Schotland, waar koning Arthur zijn toevlucht zoekt na zijn laatste gevecht, en waar hij slapend wacht tot het noodlot hem opnieuw de regering van Groot Brittannië verleend.
Kronieken van het Koninkrijk Asturias
Christelijke kronieken
Kronieken geschreven op het Andalusische grondgebied:
-
-
-
- Crónica bizantina-arábiga van 741
- Crónica mozárabe (754) (ook genaamd Continuatio Hispana)
-
-
Kronieken, geschreven gedurende het bewind van Alfonso III:
-
-
-
- Crónica Albeldense
- Crónica Rotense
- Crónica Sebastianense
- La Crónica Profética
-
-
Kronieken uit de 11e eeuw:
-
-
-
- Crónica de Sampiro
-
-
Kronieken uit de 12e eeuw:
-
-
-
- Crónica Silense of van de anonieme monnik van Santo Domingo de Silos
- Crónica de Pelayo, bisschop van Oviedo
- Crónica del Emperador Alfonso VII
- Crónica najerense
-
-
Kronieken geschreven gedurende het bewind van Fernando III del Santo:
-
-
-
- Chronicon mundi, de Lucas, bisschop van Tuy
- Crónica latina de los Reyes de Castilla, de Juan, bisschop van Osma
- De rebus Hispaniae, de Rodrigo Jiménez de Rada
-
-
Kronieken geschreven gedurende het bewind van Alfonso X el Sabio:
-
-
-
- Estoria de España, ook wel genaamd Crónica General de España, la primera escrita en castellano
-
-
Islamitische kronieken
-
-
-
- Crónica de Al-Maqqari
-
-
Nalatenschap
Al pie de esta gigantesca fortaleza natural de los Picos de Europa, que se alza a pocos kilómetros del Cantábrico, pelearon astures y cántabros contra Roma, ya señora del mundo. En una de las entradas de tal fortaleza, resistió Pelayo (718–722) a los muslimes que dominaban ya desde la India hasta el Atlántico. A su amparo nació por tanto España. C. Sánchez Albornoz |
|
Aan de voet van deze gigantische natuurlijke vesting van de Picos de Europa, gelegen op een paar kilometer van Cantabria, vechten Asturiërs en Cantabriërs tegen Romeinen, in die tijd de grootste macht ter wereld. In een van de toegangen van deze vesting, verzet zich Pelayo (718 – 722) tegen de moslims die domineren vanaf India tot de Atlantische Oceaan. Onder deze steun werd Spanje geboren. C. Sanchez Albornoz |
Sant Yagüe (Santiago) será entronizado anti-Mahoma y su santuario compostelano se convertirá en la anti-Caaba. Dicha mutación confiere a la leyenda su carácter definitivo. Compostela pasa a ser el punto de convergencia de la cristiandad militante en oposición a La Meca, y la popular romería del Camino de Santiago, la réplica franca y galaico-leonesa al haÿÿ (la santa peregrinación musulmana). La Providencia concederá en adelante la victoria al jinete en «níveo e impetuoso» caballo no sólo sobre los moros de la Península, sino también, en un extraordinario vuelo transoceánico, sobre los aztecas, inclinando el fiel de la balanza, en plena batalla, en favor de Hernán Cortés y los suyos. Juan Goytisolo |
|
Santiago (Sant Yague in Arabisch) werd gekroond als anti-Mohammed en zijn heiligdom Compostelano zal de anti-Caaba zijn. Deze verwijzing geeft de uiteindelijke aard van legende weer. Compostela wordt het brandpunt van het militante christendom in tegenstelling tot Mekka, en de meest populaire pelgrimage de Camino de Santiago, is het Galicisch-Leonese openhartige antwoord op de Hadj (de heilige islamitische bedevaart). De Voorzienigheid verleend voortaan de overwinning aan de ruiter en zijn ‘onstuimige sneeuwwitte’ paard, niet alleen op de Moren van het schiereiland, maar ook tijdens een buitengewone transatlantische vlucht , op de Azteken, die de wijzer van de balans doet omslaan, in de strijd, in voordeel van Hernan Cortes en zijn mannen. Juan Goytisolo |
Het koninkrijk Asturias wordt traditioneel gezien als de aanzetter van de Reconquista (de herovering van Spanje). Terwijl het in eerste instantie een gewone strijd van een inheems volk tegen een vreemd volk was, net als de strijd van de Asturiërs en Cantabriërs tegen de Romeinen en de Visigoten. De daaropvolgende spectaculaire expansie, en het feit dat het de kiem van het Koninkrijk Castilla (samenvoeging van de koninkrijken van Castilla en León) bevatte, ging er in die tijd niemand van uit dat dit van zo’n grote historische betekenis zou zijn.

Vanuit het koninkrijk Asturias werden de graafschappen Castilla en Portugal gecreëerd, die in de tijd van het koninkrijk León, hun onafhankelijkheid zouden opeisen om hun eigen koninkrijk te kunnen stichten. Fruela II had, nadat hij de koninkrijken Galicia en León had overgenomen van zijn broers Garcia en Ordoño, het hof naar León verplaats, waardoor het zwaartepunt van het koninkrijk meer naar het zuiden zou komen te liggen. Vanaf dat moment begint men te spreken over het koninkrijk León en vinden de monarchen dat het koninkrijk Asturias voortaan binnen de erfenis van dit koninkrijk León zal vallen. Na Fruela II ontstaat er steeds meer verdeeldheid, met name in Castilla en Portugal.

De Castiliaanse graafschappen verbonden zich vanaf midden 9e eeuw steeds meer rond de Catalaanse grafelijke dynastie gesticht door Fernan Gonzalez. Hoewel het graafschap Castilla in het begin nooit formeel onafhankelijk is geweest van het koninkrijk León, kwam het spoedig onder het bewind van koning Sancho Garcés III van Pamplona, dat een einde maakte aan zijn juridische afhankelijkheid van de koningen van León. Zijn zoon, Fernando I, erfde het graafschap van Castilla en verslaat daarna Bermudo III de León en annexeert zijn koninkrijk. Na de dood van Alfonso VII worden de koninkrijken León en Castilla voor een periode van zeventig jaar gescheiden, totdat ze uiteindelijk weer definitief verenigd werden door Fernando ‘el Santo’. De herinnering aan de Asturische monarchie bleef voortbestaan in de hoven van de koningen van Castilla en Spanje. Alfonso X ‘el Sabio’, beschouwd in zijn ‘Estoria de España’ (Geschiedenis van Spanje) het Koninkrijk Asturias als de plaats waar de Reconquista en de herkerstening van Spanje begon. Eeuwen later, wordt het eerste nationale park van Spanje, dat van ‘la Montaña de Covadonga (tegenwoordig, Parque nacional de los Picos de Europa), in 1918 gesticht door Alfonso XIII. Dit om, na 1200 jaar, de kroning van koning Pelayo en de slag om Covadonga te herdenken. Overzees, wordt er in een vrome legende beweert dat Santiago Matamoros, de beschermheilige van het koninkrijk Asturias, verscheen in de slag om Otumba, en dat hij, de uit balans geraakte strijd, ten voordele van de Spanjaarden beslechtte. Veel Amerikaanse steden zoals Santiago de Cuba of Santiago de Chile, dragen de naam van de apostel wiens lichaam werd gevonden in tijden van Alfonso II, op een plaats binnen de grenzen van de Asturische monarchie.
Alfonso III van Asturias geeft in 868 opdracht aan één van zijn vazallen, de Galiciaanse graaf Vimara Peres (stichter van de stad Guimarães), om de stad Oporto, op het grondgebied van het huidige Portugal, tussen de Miño en de Duero, te veroveren en deze opnieuw te bevolken. Op hetzelfde moment dat er in het centrum van Hispania het graafschap Castilla, vazalstaat van de koningen van Asturias en Navarra, ontstond, ontstond er aan de zuidwestelijke Asturische grens het graafschap Portucalence, en dat ook vazal van de koningen van Asturias en León bleef gedurende de 9e tot 12e eeuw. Tegelijkertijd ontstond er in het zuidoostelijke puntje van het schiereiland het graafschap Aragón, in eerste instantie is dit een vazalstaat van de Frankische koningen. In de 11e eeuw worden de graafschappen van Castilla en Aragón verheven tot koninkrijken, hetzelfde gebeurt met het graafschap Portucale in de 12e eeuw. Sinds de stichting en herbevolking van Galícia, door de edelman Vimara Pérez, in de 9e eeuw, was het graafschap Portugal een autonoom gebied binnen het koninkrijk Galícia. In 1071 werd de graaf van Portugal, Nuño Méndez (die in opstand was gekomen), door koning García van Galícia verslagen in de Slag om Pedroso, en daarmee de titel van koning van Galícia en Portugal aannam. Dit was slechts een vluchtige vereniging van Galícia en Portugal. Een paar maanden later werd Garcia, zoon van Fernando I van León, voor de rest van zijn leven, gevangen gezet nadat hij door zijn twee broers, Sancho II van Castilla en Alfonso VI van Leon, verslagen werd. Hoewel hij, na de dood van Sancho van Castilla, zijn troon herstelde in 1072, werd hij, voor een gesprek ontboden bij Alfonso van León (tevens koning van Castilla, ook door de dood van Sancho in 1073) die hem verraadde en hem gevangen te zetten in het kasteel van Luna, tot hij daar stierf in 1090.
Alfonso VI van León, Castilla en nu dus ook van Galícia (waarbinnen het graafschap van Portugal viel), brengt de kronen van zijn vier voorouders opnieuw bijeen door de macht van zijn twee broers te ontnemen, men geeft hem dan de titel ‘Imperator totius Hispaniae’ (Keizer van heel Spanje), waarschijnlijk door Byzantijnse invloed. Kort daarna worden Galícia en en Portugal weer gescheiden, om de regering van beide in handen te geven van zijn twee zonen, Raymond de Borgoña, en Enrique de Borgoña. De laatste regeerde als regent van Portugal tot aan zijn dood, omdat de eigenlijke gravin van Portugal (Teresa de León) minderjarig was, zij begon haar regentschap toen ze weduwe was geworden. Teresa was een nakomeling via de vaderlijke lijn van Portugese graven, omdat haar overgrootmoeder Elvira Menéndez gravin van Portugal was en vrouw van Alfonso V van León. Zowel de graaf Enrique als daarna koningin Teresa sturen met het graafschap Portugal aan op een geleidelijke onafhankelijkheid dat culmineerde met de zelf-proclamatie van haar zoon, de jonge Alfonso I van Portugal als koning na de slag om Qurique in 1139, waarin hij, volgens de legende, aan de hemel verscheen aan het kruis, met het bloed, en het gezicht van Jezus Christus, vergezeld van de woorden in goud “in hoc signovinces” (in dit teken zult u overwinnen). Deze legende is pas in de 14e eeuw beschreven, in de tijd dat de Orde van Christus werd gesticht, die deze woorden ook rond hun rode schild met kruis plaatste.

Tijdens het ontstaan van het Koninkrijk Asturias werd er in Asturias ‘bable‘ of wel asturleonés gesproken. Bable is het woord voor het Asturische dialect, dat ook in het koninkrijk León werd gesproken. Al in de vroege teksten zoals in de Pizarra de Carrio kunnen we al varianten onderscheidden van losjes opgebouwde stukjes Proto-Romaans asturleonés dialect, zoals bijvoorbeeld de diftongering van in een Latijnse brief (vostras – vuestras) of de palatalisering van de groep c’l (ovecula – oveya). Terwijl de documenten uit de periode van het Koninkrijk Asturias bijna geheel in het Latijns geschreven zijn, bestaat er geen twijfel aan dat er ook aan het Hof de gebruikelijke alledaagse taal, een vroege vorm van het asturiano, gebruikt werd. In dat opzicht, zien we in de 11e eeuw de eerste officiële, in asturleonés geschreven documenten, waaronder het ‘Forum ludicum‘ (Fueru Xulgu) en diverse gemeentelijke rechtelijke verordeningen. In het eerste parlement in de geschiedenis van Europa, het Cortes de León van 1188, gebruikte zowel de koning als de procureurs het asturleonesa als taal. Deze taal genoot vervolgens een enorm prestige doordat de koningen van León, opvolgers van Pelayo, deze taal gebruikte als hun omgangstaal. Het is opmerkelijk dat men in Portugal de monarchen de titel El-Rei dragen, dat in het Galisch-Portugees niet gebruikelijk is (in dit geval de vorm O-Rei meer gebruikelijk zijn). Het is een asturleonese vorm.
Eeuwen na het bewind van de laatste Asturische vorsten, in 1388, creëerde men het Principado de Asturias en de titel Príncipe de Asturias, sindsdien dragen de erfgenamen van de Kroon van Castilla, en later die van Spanje de titel met trots.
Het grondgebied van het Prinsdom bestond uit de Asturias de Oviedo. Het Asturias de Santillana, dat die naam sinds de 12e eeuw had behoudend, werd het district dat vanaf de 15e eeuw Montaña de Burgos en vanaf 1778 Provincia de Cantabria. Na de passage van Ribadedeva, Peñamellera Alta en Peñamellera Baja in 1833 werd het de nieuwe provincie Oveido, daarna werd het de provincie Santander en vanaf 1982 is het de autonome gemeenschap van Cantabria.
Na het handhaven van het prinsdom als territoriale eenheid gedurende het ‘Ancien Régime‘, vormde men in 1833 een territoriale eenheid als de provincie Oviedo, waarin de gemeenten van het oude Asturias van Oveido en waaraan toegevoegd, Ribadedeva, Peñamellera Alta en Peñamellera Baja, van het oude Asturias de Santillana, waren opgenomen. In 1983 werd de provincie Oveido omgedoopt tot provincie Asturias, de enige provincie van de autonome comunidad Principado de Asturias.
De vlag en het wapen van het huidige Asturias bevatten de afbeelding van het Cruz de la Victoria.
Verwant aan dit onderwerp:
Annountations
This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:
-
-
-
- Last updated 2023-04-23
-
-
Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles.
Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts
-
-
-
- Spanish Wikipedia|titel=Reino de Asturias|pagecode=96091368| date=20170110
- Spanish Wikipedia|titel=Anexo:Monarcas de Asturias
|pagecode=150199849| date=20230421
-
-
These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0
Other references are:
The photos/images are licensed under Wikimedia Creative Commons: CC0 1.0, CC BY 1.0, CC BY-SA 1.0, CC BY 2.0, CC BY-SA 2.0, CC BY-NC-SA 2.0, CC BY 2.5, CC BY-SA 2.5, CC BY 3.0, CC BY-SA 3.0, CC BY 4.0, CC BY-SA 4.0, Free Art License 1.3, GNU version 2, GNU version 3 or Public Domain
If you click on one of the links below, you will find the full information of these photos/images, the author, or the license.
-
-
- Het Koninkrijk Asturias in het jaar 814. Author – Blank map of Europe.svg: maix, derivative work Alphathon, licence CC BY-SA 4.0
- Het kruis van Asturias. Author – SanchoPanzaXXI, licence Public Domain
- Koninkrijk León. Author – SanchoPanzaXXI, license CC BY-SA 3.0
- Graafschap Portugal. Author – Brian Boru, license Public Domain
- De Heilige Grot van Covadonga. Author – Coralma*, licence CC BY-SA 4.0
- Het rode vlak markeert de ‘Cordilla Cantabria’. Author – Jacques Descloitres, MODIS Rapid Response Team, NASA/GSFC edited by: Tony Rotondas, licence Public Domain
- Cantabrische stele van Barros (Cantabria). Author – Tony Rotondas, licence CC BY 2.5
- Afbeelding van het Lago de Valle (Someido), waarop de welbekende Teitos…. Author – No machine-readable author provided. Balasturias assumed (based on copyright claims)., licence CC BY-SA 3.0
- Koninkrijk van Tolosa rond 500 (visigoten)…. Author – Chabacano from Image:Visigoth Kingdom.jpg and Image:BlankMap-Europe no boundaries.svg, licence CC BY-SA 3.0
- Het Cruz de la Victoria, was het symbool van….. Author – Buho07, license CC BY-SA 4.0
- Opeenvolgende campagnes tijdens de verovering van het Iberisch…. Author – NACLE based on Image:Iberian_Peninsula_location_map.svg created by NordNordWest, license CC BY-SA 4.0
- Kroniek van Alfonso III in de Rotense versie…. Author – Unknown, licence Public Domain
- Stele van Nicer, gevonden in Vegadeo, Asturias. Author – Astur1, licence Public Domain
- De Romaanse brug van Cangas de Onis. De eerste hoofdstad van het koninkrijk Asturias. Author –Coralma* , licence CC BY-SA 4.0
- De kapel van Santa Cruz, Gangas de Onis, waarschijnlijk ligt hier Favila,,,,,. Author – Zarateman, licence CC BY-SA 4.0
- Denkbeeldige voorstelling van Don Favila. Author – Carlos María Esquivel (1830–1867), licence Public Domain
- Het stroomgebied van de Duero. Author – Port(u*o)s, licence CC BY-SA 3.0
- De gekozen koningen van Asturias. Author – Nachoseli, licence Public Domain
- Kaart van het koninkrijk Asturië in 800 n.Chr. Author – Go-Chlodio, licence CC BY-SA 4.0
- Fruela I de Asturias. Author – Bernardino Montañés (1825–1893), licence Public Domain
- Aurelio de Asturias. Author – Eduardo Cano (1823–1897), licence Public Domain
- Silo de Asturias. Author – Eduardo Cano (1823–1897) , licence Public Domain
- Mauregato de Asturias. Author – Manuel Iglesias y Domínguez (–1853), licence Public Domain
- Ramiro I de Asturias. Author – Isidoro Lozano (1826–1895), licence Public Domain
- Alfonso II el Casto. Author – Mariano de la Roca y Delgado (1825–1872), licence Public Domain
- Palacio de Santa Maria van Naranco,,,,. Author – Rafaelji., licence CC BY-SA 3.0
- Ordoño I de Asturias. Author – Eduardo Cano (1823–1897), licence Public Domain
- Het Cruz de la Victoria dat momenteel bewaart wordt…. Author – Jaume, licence Public Domain
- Het Iberisch schiereiland in 910. Author – William Robert Shepherd (1871–1934), licence Public Domain
- De reconquista tussen 914-1492. Author – Macucal, licence CC BY-SA 3.0
- Kaart van het Iberisch schiereiland in de 6e eeuw inclusief…. Author – Xosé, licence Public Domain
- De rivier de Esla halverwege zijn stroomgebied. Author – No machine-readable author provided. Ivanyako~commonswiki assumed (based on copyright claims)., licence Public Domain
- Het plaatsje Tuy, in de provincie Potevedra, van de comunidad autónoma Galicia. Author – Coralma*, licence CC BY-SA 4.0
- Abdul al rahman I, emir van Córdoba. Author – Basilio, licence CC BY-SA 3.0
- Keltische woning in Numancia. Author – dr_zoidberg, licence CC BY-SA 2.0
- Hispania in het jaar 750. Na de islamitische overwinning…. Author – Crates, licence CC BY-SA 4.0
- Peña de Amaya, waar zich de oude Ciudad de Cantabria. Author – Valdavia, licence CC BY-SA 3.0
- Alfonso III ‘el Magno’. Author – Coralma*, licence CC BY-SA 4.0
- Het grondgebied van Banu Qasi in het donkergroen. Author – Crates, licence CC BY-SA 4.0
- De archeologische plattegrond van Peña Amaya. Author – Bardulia, licence General Public License
- Het kasteel van Osma. Author – M.Peinado, licence CC BY 2.0
- Uitzicht op Cellorigo, waar zich de onneembare vesting van…. Author – Elfo Tógrafo, licence CC BY 2.0
- De Camara Santa, hier is goed te zien dat het nu deel…. Author – Rodelar, Wikimedia Commons, licence CC BY-SA 4.0
- San Salvador te Valdedios. Omgeven door een weelderige…. Author – AnTeMi, licence CC BY-SA 3.0
- De kapel van het paleis van Alfonso II,,,,. Author – Coralma*, licence CC BY-SA 4.0
- De kerk van San Miguel de Lillo. Ramirense stijl. Author – Rodelar, Wikimedia Commons, licence CC BY-SA 3.0
- Miniatuur uit de Cronica Albeldense van 976,,,,. Uploaded by – Vitiza, licence Public Domain
- Illustratie van de grot van Covadonga, van Martín Rico,,,,. Author – Martín Rico (1833–1908), licence Public Domain
- Dolmen van Santa Cruz. Cangas de Onis. Author – Sitomon, licence Public Domain
- Wereldkaart van Beatus de Liébana, in tegenstelling tot…. Author – Beatus of Liébana, licence Public Domain
- De Engel van de Vijf de Trompet: “en de vijfde engel blies…. Author – Oveco (pour l’abbé Semporius), licence Public Domain
- “De vrouw was gekleed in purper en scharlaken en…. Author – Facundus, licence Public Domain
- “Er verscheen een groot teken aan de hemel, een Vrouw,,,,. Author – Facundus, licence Public Domain
- Het openen van het zesde zegel. “En ik zag,,,,,. Author – Magius (fl. jaren 0900 ) , licence Public Domain
- “Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het einde”…. Author – Facundus, licence Public Domain
- “Toen zag ik dat de hemel zich opende, en zie, er was een wit paard, genaamd”,,,,. Author – Facundus, licence Public Domain
- Don Pelayo, de eerste gekozen koning van Asturias. Author – Luis de Madrazo (1825–1897), licence Public Domain
- Het Ercinameer. Volgens de legende stond er op deze plek een dorp,,,,. Author – Francisco M. Marzoa Alonso, licence CC BY-SA 2.5
- Illustratie van het ‘Canto Ezequías afkomstig uit het werk. Author – Hezekiah’s Canticle the Musée Condé, Chantilly, licence Public Domain
- Bernardo del Carpio op het Plaza Mayor van Salamanca. Author – Tamorlan, licence CC BY 3.0
- Fruela II, de laatste koning van Asturias, die later ook koning werd van León. Author – Léon Bonnat (1833–1922), licence Public Domain
- Vimara Pérez, Asturische edelman en stichter van het graafschap Portucalense,,,,. Author – Dantadd, licence Public Domain
- Het schild van Spanje, bevestigd in het Koninklijk Besluit 2964 van 18 december 1981. Author – Gobierno de España. Gráficos vectoriales de SanchoPanzaXXI., licence Public Domain
- Het wapen van het Principado de Asturias. Author – HansenBCN, licence Public Domain
- De traditionele vlag van het Principado de Asturias. Author – Kooma, Uploaded by SiBr4, licence Public Domain
-
Coralma*, is own work that mostly can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.