Kunst met de bedoeling en betekenis zoals we die tegenwoordig in het Westen kennen is pas ontstaan in de periode van de renaissance. Voor die tijd werd kunst niet gezien als een individuele expressie maar als een middel om vorm te geven aan religieuze symbolen en vertellingen. Dus nemen we aan dat kunst een individuele expressie is, want dat men het voor die tijd anders zag, wil niet zeggen dat het geen kunst was. De definitie voor kunst die we hier gebruiken is een individuele expressie waarmee de kunstenaar zijn gevoel of verbeelding in een scheppende activiteit uitdrukt. Kijk je naar kunst vanuit het perspectief van de waarnemer, dan wordt kunst een schepping die bij de waarnemer een gevoel of verbeelding oproept, met als doel het voortbrengen van een origineel, zintuiglijk waarneembare (of anderszins voorstelbare) uiting, of product, met een bepaalde gevoelswaarde of voorstelling. Er zijn vele manieren om uit te leggen wat er onder kunst wordt verstaan, maar geen een die vaststaand omschrijft wat kunst werkelijk is. De kunst waarover we het in dit hoofdstuk hebben, de prehistorische en de preromaanse, is alleen vanuit de waarnemer uit te leggen. Wij kunnen onszelf eigenlijk geen voorstelling maken van hoe het leven van deze ‘kunstenaars’ eruit zag.

Dit verhaal begint 42.000 v. Chr en eindigt in 218 v. Chr, het jaar waarop de Romeinen onder leiding van Scipio het Iberisch schiereiland binnenviel. In de titel wordt over Spanje gesproken maar dat is natuurlijk onzin omdat Spanje toen helemaal nog niet bestond. Dat ‘Spanje’ is bedoeld om u een idee te geven over welk gebied er hier gesproken wordt. De periodes kunnen enigszins verschillen met de periodes in Nederland omdat het verloop van de geschiedenis anders was dan die van het Iberisch schiereiland
De hoofdstukken zijn:
Prehistorische kunst
Prehistorische kunst
Het Paleolithicum
(Het paleolithicum duurt tot ongeveer 10.000 v Chr.)

De eerste hominiden kwamen rond de 1,3 of 1,2 miljoen jaar geleden aan op het schiereiland dat we nu Spanje noemen. Het zou nog heel lang gaan duren voordat deze hominiden zich zover ontwikkelden dat zij in staat waren om een individuele expressie weer te geven. En waar deze ooit heeft plaats gevonden, dat zal altijd wel een raadsel blijven. De eerste bekende kunstzinnige waarneming op het schiereiland vinden we in het middenpaleolithicum. In de grot van Nerja (Málaga) worden enkele organische overblijfselen en een aantal tekeningen van zeehonden, gedateerd op 42.000 jaar oud, gevonden welke gezien kunnen worden als een van de eerste kunstwerken in de geschiedenis van de mensheid (onder de tegenwoordige archeologen bestaat ernstige twijfel over de juiste datering van deze tekeningen). In het laatpaleolithicum komt Homo Sapiens, de “moderne mens” aan op het schiereiland, dan spreken we over 35.000 jaar geleden. Dit manifesteert zich door overblijfselen van de Gravettecultuur die gevonden zijn in Cantabria. Ze wonen enkele duizenden jaren samen met de Neanderthalers op het schiereiland, tot deze laatste uitsterft. De laatst gevonden populaties in het zuiden zijn van ongeveer 27.000 jaar geleden.
De grotschilderingen en/of rotstekeningen ontwikkelden zich later, in twee stilistisch en chronologisch verschillende gebieden: de Franken-Cantabrische kunst en de Levantijnse kunst.
De Franken-Cantabrische kunst
De eerste (bekende) uiting van deze kunst ontstond ongeveer 16.000 jaar geleden, een extreem koud periode, de toen levende mensen zochten veelal beschutting in grotten, waar men zich met behulp van een vuur kon verwarmen. Het Magdalénien was een van de latere culturen van het laatpaleolithicum die zich over heel West Europa had verspreid, ook in het zuiden van Frankrijk (Lascaux) en het noorden van Spanje (Altamira, Cantabria, maar ook País Vasco en Asturias). Het was deze cultuur van waaruit de Franken-Cantabrische rotskunst is ontstaan. Het wordt gekenmerkt door de weergaven van realistische, polychrome dierfiguren, die soms de onregelmatigheden van de rotswand als derde dimensie van de tekening gebruikt. De afbeelding van deze dieren zijn direct herkenbaar, je ziet gelijk of het een bison of een everzwijn is. De contouren van de dieren werden getekend met een donkere kleur en daarna ingevuld met andere donkere kleuren en met rode en okerkleuren. Ook staan de dieren door elkaar ze vormen geen compositie. Het ene dier is georiënteerd van links naar recht en het daaropvolgende dier staat daar bijvoorbeeld haaks tegenover, het is één chaotisch janboel. Om de tekeningen te maken gebruikte ze hun vingers maar ook de haren van dieren, stukken vuursteen om te graveren. Een ander kenmerk, typisch voor deze extreem koude periode, is dat de tekeningen zich meestal ver van de ingang van de grot bevinden, dus gemaakt met gebruikmaking van kunstlicht, vuur, dat tevens voor warmte zorgde.

De grot van Altamira
De meest opvallende bijdrage van deze cultuur zijn de grotschilderingen van Altamira, ontdekt in 1868. De grot is 270 meter lang en de hoogte varieert van twee tot zes meter. Er zijn ongeveer 150 tekeningen te zien van bizons, herten, paarden, everzwijnen, enkele handafdrukken en enkele langgerekte figuren, waarschijnlijk van seksuele aard of misschien dat het valkuilen voor de jacht zijn? Dat deze grot zo groot was heeft natuurlijk bijgedragen aan het feit dat alles zo goed geconserveerd werd. De weersomstandigheden en het verstrijken van de tijd hadden geen invloed op deze diep gelegen grotten. Overigens, de grotschilderingen van Altamira zijn niet alleen van het Magdalénien, ook het Solutreen en enkele andere als het Gravettien en Aurignacien zijn hier vertegenwoordigd. Op deze manier kan men er zeker van zijn dat de grot gedurende verschillende periodes werd gebruikt, met een totale bezetting van 22.000 jaar, van ongeveer 35.600 jaar geleden tot 13.000 jaar geleden. De hoofdingang van de grot is daarna ingestort (dit alles binnen het laat-paleolithicum). Dat de tekening zo verschillend waren was ook een van de redenen dat de archeologen van die tijd dachten dat het hier om falsificaties ging. Later, helaas veertien jaar na de dood van de ‘ontdekker’ van de grot, beter gezegd de onderzoeker van de grot, de amateur archeoloog Marcelino Sanz de Sautuola, werd toegegeven dat het om authentieke prehistorische grotschilderingen ging.

Aan het feit dat het verschillende culturen zijn geweest die hier hun tekeningen achterlieten kan men zien dat het hier om een vorm van kunst gaat, want de eerste cultuur die hier tekeningen achterliet, heeft de daaropvolgende cultuur geïnspireerd. Deze lieten met hun technisch vermogen, hun visie op de dierenwereld achter.
De Levantijnse kunst
Stilistisch in tegenstelling van de Franken-Cantabrische kunst is de Levantijnse kunst, van latere chronologie, en waarvan de kenmerken tegenovergestelde zijn (stilering, zwart-wit, aanwezigheid van de menselijke figuur, compositie van scènes en locaties in rotsachtige schuilplaatsen, waar de schilderingen met natuurlijk licht konden worden gemaakt).
De rotskunst van het Middellandse Zeebekken op het Iberisch Schiereiland, ook bekend als Levantijnse kunst, is een verzameling prehistorische rotsschilderingen die zijn aangetroffen in 758 verschillende vindplaatsen in oostelijke mediterrane boog van Spanje. In de Cataluña, Valencia, Murcia, en de provincie Granada, maar ook meer in het binnenland, Aragón en Castilla-la Mancha. Ze vertegenwoordigen de meest ontwikkelde en wijdverbreide prehistorische rotskunst van deze periode in Europa.

Een ander belangrijk verschil is het klimaat dat in die periode sterk veranderd was. Het ijs had zich verder teruggetrokken en de seizoenen waren een stuk zachter geworden. Daardoor zijn de rotstekeningen ook meer aan de voorkant van de grotten te vinden, de makers van deze tekeningen hadden geen kunstlicht nodig. Het zijn overigens niet alleen in grotten waar men deze tekeningen vindt, ook daarbuiten vinden we hun kunstuitingen, bijvoorbeeld onder overhangende rotsen zoals hierboven, de zogenaamde abri’s. Nadeel hiervan, voor ons, is dat de tekeningen minder beschermd zijn tegen de weersomstandigheden.

De schilderingen stammen uit een periode van het vroegmesolithicum (10.000 v. Chr.) tot in het neolithicum, de kopertijd (4.000 v. Chr.) en laten over het algemeen schematische, monochrome, kleine figuren zien die mensen en en soms ook dieren voorstellen. De artiesten lijken een relatief complexe schildertechniek te gebruiken in vergelijking met die van de Franken-Cantabrische kunst die betrekkelijk eenvoudige figuren produceerde. De contouren van figuren in de Levantijnse kunst werden vaak geaccentueerd, vermoedelijk nadat de hoofdvormen waren geschilderd. Sommige figuren werden oppervlakkig in de rots gegraveerd in plaats van geschilderd. Daardoor zien we dat de figuren in de openlucht allemaal gegraveerd zijn. Als er geschilderde exemplaren waren zijn die in de loop der eeuwen allemaal verweerd. De schilderingen in de grotten, die zich toch voorin de grot bevonden, zijn vaak geconserveerd door een zeer dunne laag transparante kalkaanslag die zich in de loop der jaren heeft gevormd door het langs de wand druipende water.
Functies

Hun tekeningen laten ook meer afbeeldingen van bepaalde scènes zien zoals gevechten, dans of een bepaald ritueel. De fauna is minder aanwezig, deze mensen zijn niet meer de jager-verzamelaars van weleer. Langzaamaan legt men zich toe op het domesticeren van dieren en tracht men zich een vorm van landbouw eigen te maken (laat mesolithicum), dit zijn cultureel gezien enorme veranderingen voor de samenleving. Een bekende tekening is die van Cuevas de la Araña (Grot van de Spin) in Bicorp waarop het verzamelen van honing wordt afgebeeld.
Het zijn veelal schematische figuren, waarbij de verschillen tussen mannen en vrouwen duidelijk aanwezig zijn. Het bovenlichaam is onbedekt. Vrouwen dragen roken met soms een uitzondering waarbij ook mannen worden afgebeeld met een rok, maar meestal worden de mannen afgebeeld met een soort beenkappen, of iets dat op een broek lijkt. Soms worden hoofdtooien en maskers afgebeeld die mogelijk de status of rang aanduiden. De leider van de groep wordt dikwijls groter dan de rest afgebeeld en/of krijgen meer gedetailleerde eigenschappen toebedeeld zoals overdreven kuitspieren of langwerpige dijen, of dragen broeken met kwastjes. De gewone krijgers worden daarentegen slechts als eenvoudige, meer schematische ‘streepfiguren’ weergegeven.

Wat ook opvalt is dat de kunstenaars een gevoel voor compositie hebben gekregen, het zijn geen losstaande objecten meer zoals we die zagen bij de Franken-Cantabrische kunst. Rennende dieren worden in de ‘vliegende galop’ weergegeven, achterna gezeten door jagers die hun benen 180º spreiden. Of een groep rendieren die in een hinderlaag van mannen met met pijl en boog lopen. Groepen krijgers die elkaar bestrijden. Een bekend danstafereel zien we op de afbeelding hiernaast, genaamd de ‘Dansers van Cogul’ waarin acht in rokken geklede vrouwfiguren dansen rond een naakte man met erecte fallus. Het dansen van de vrouwen zou te zien zijn in de bewegingen van hun bovenlichamen, daar hun voeten allemaal gewoon naast elkaar stilstaan.
De meest gebruikte instrumenten die we in deze afbeeldingen zien zijn pijlen, bogen, stokken, pijlkokers en tassen. Er zijn bijna geen afbeeldingen van vegetatie of vissen, ook niet als de afbeeldingen zich in de buurt van de zee bevinden. De meest voorkomen de dieren zijn hertachtige en geiten (het meest voorkomend), runderen (zeer twijfelachtig, bijna een interpretatie) alleenstaand of gegroepeerd in kuddes. Er zijn ook enkele afbeeldingen van honden, deze lijken te helpen bij de jacht (Barranc de la Palla).
Locaties

De grote groep rotstekeningen van de mediterrane boog omvat locaties vanaf de Pyreneeën tot en met de provincie Granada. dat zijn de comunidad autónoma de Cataluña, Aragón, Castilla-La Mancha, de Comunidad Valenciana, Murcia en Andalucia. Allen zijn in 1985 tot Bien de Interés Cultural (Goederen van Cultureel Belang) verklaard. Een van de steden waar de grotschilderingen zich in een goede staat bevinden is Ulldecona, provincie Tarragona. In Ulldecona vindt u ook de grootste groep grotschilderingen van heel Cataluña. Dit kleine stadje met zijn lange geschiedenis is de ‘place to be‘ als het gaat om Levantijnse rotsschilderkunst.
De meeste schilderingen worden gevonden in rotsachtige schuilplaatsen (vaak is een overhangende richel al voldoende) en in niet al te diepe grotten waarin zonlicht gemakkelijk kan doordringen. Er is geen duidelijke voorkeur voor waar de afbeelding wordt weergegeven: het kan zich in het midden of het bovenste deel van een van de beschermende wanden bevinden. Hierdoor zijn deze afbeeldingen vaak slecht geconserveerd. Belangrijk zijn de grotten van Moros (El Cogul, Lerida ), de grotten van de Caballos (Valltorta, Castellón). de grot van Morella la Vieja (Castellón) en de grot Remigia (Castellón)
Iberische Schematische kunst

Schematische kunst is de naam die wordt gegeven aan een reeks prehistorische voorstellingen gevonden op het Iberisch schiereiland. Het zijn dan wel rotstekeningen maar of we het ook werkelijk als kunst kunnen beschouwen, betwijfel ik. Weglaten in dit verhaal zou een optie zijn, geschiedkundig zijn ze echter zeer belangrijk en ze staan soms vermengd met de andere rotsschilderingen, en dan is het wel zo makkelijk als u weet waar het hier omgaat. Ze zijn meestal geschilderd en bijna altijd in grotten te vinden, ze werden gemaakt in de tijd van de metallurgische culturen (Chalcolithicum, Bronstijd, en zelfs, tot in het begin van de IJzertijd), hoewel deze chronologie nog steeds een kwestie van debat is, maar het zou de periode van het 4e tot het 1ste millennium voor Christus kunnen bestrijken. In het begin overlapt het de Levantijnse kunst en in sommige geïsoleerde gebieden overleeft het tot in het begin van de ijzertijd..

Het belangrijkste kenmerk, is dat waaraan het zijn naam ontleend, het schematisme, dat wil zeggen een figuratieve stijl waarin alleen de basisfragmenten van elke figuur worden weergegeven en waarbij alle het andere worden geëlimineerd. Bovendien is de weergave zo basaal dat de grafische elementen louter schetsen worden, maar zonder de minimale identificerende kenmerken te verliezen. In feite wordt deze schematische kunst beschouwd als iets zeer onnauwkeurigs en problematisch en maakt het deel uit van een brede beweging die zich over heel Europa en het Middellandse-Zeegebied heeft verspreid.
Schematisme: staat voor figuratieve voorstellingen die min of meer natuurgetrouw zijn, met concrete details die het mogelijk maken het figuratieve gemakkelijk te identificeren.
Stylizatie: is ook figuratief, maar accentueert bepaalde details die willekeurig belangrijk worden geacht, herhaalt ze en vervormt ze totdat ze hun realistische kenmerken verliezen.
Abstractie: is een representatie die volledig los staan van de werkelijkheid, dus niet figuratief, geassocieerd wordt met een filosofische symbologie en dat, hoewel het herinnert aan onbewust bepaalde echte elementen, is het niet mogelijk om een dergelijke relatie te verifiëren.

Over het hele Iberische schiereiland verspreidt zien we deze schematische rotstekeningen. Hoewel meer in specifiek bergachtige gebieden waar meer rotsschuilplaatsen, grotten en abri’s, beschikbaar zijn, worden er ook schematisch afbeeldingen gevonden in valleien, en zelfs op vlaktes, waar vaak veel megalieten vinden. Afgezien daarvan bevinden de hoogste concentraties van schematische rotstekeningen zich in de bergen van de Oostelijke-kust, in de Sierra Morena, en de omliggende bergachtige gebieden, in de lagere stroomgebieden van Guadiana en Guadalquivir (tot aan de provincie Cádiz), in de monding del Tajo, in de centrale bergketens van het centrale plateau, waar de regio Las Batuecas opvalt (in de Sierra de Gata, tussen Salamanca en Cáceres), met vertakkingen in Ávila, in het Cantabrisch gebergte, met ook nog een aantal van dit soort tekeningen in de provincies tussen Soria en León en een bepaalde kern in Galicia, die vanwege zijn sterke Atlantische persoonlijkheid gewoonlijk afzonderlijk wordt bestudeerd.
De realiteit die het onderzoek onthult, is dat deze artistieke stijl zeker een gemeenschappelijke basis heeft, gebaseerd op schematisme, maar het zou een vergissing zijn om het als een uniek fenomeen te beschouwen. Zelfs geen horizon die meerdere culturen omvat. Men zou eerder moeten spreken van verschillende horizonten en van vele culturen, in verschillende lagen en fasen van elk. Zelfs binnen hetzelfde geografische gebied en in dezelfde periode, kunnen verschillende tradities van schematische achtergrond, hoewel onafhankelijk, naast elkaar bestaan.

Zo vinden we bijvoorbeeld lineaire schematische decoraties in het Spaanse Levante (althans beschouwd als eerdere epipaleolithische van schematische kunst) en vanaf de cardiale horizon van de Cueva de la Cocina (Valencia), maar ook in niet-karakteristieke lagen van de Cueva de Nerja (Málaga), beide vanaf het einde van het 5e millennium. Een ander voorbeeld is dat van Galicia, waar de decoratie van de steenkist begrafenissen hoekige geometrische schematische motieven heeft van de megalithische traditie, terwijl de de petrogliefen aan de buitenkant radicaal verschillende motieven hebben (spiralen, cirkels, herten). Beide zijn tijdgenoten, ongeveer 3000 v. Chr., maar geven uitdrukking aan gelijkaardige, in de loop van de tijd afgescheiden tradities.
Met het oog hierop stemmen de meeste onderzoekers het eens over het bestaan stilistische regio’s die zouden samenvallen met verschillende culturele tradities. In de huidige stand van onderzoek is het echter niet mogelijk om ze nauwkeurig te onderscheiden. Men spreekt hooguit van drie brandpunten (de Galicisch-Portugese, de zuidelijke – en de Levantijnse boog), maar er moeten er meer zijn en er moeten grote hiaten worden gedekt . In feite is ontdekt dat er een zekere stilistische permeabiliteit is tussen de verschillende regio’s, wat, hoewel het een stimulans blijft voor onderzoek, de zaken tegelijkertijd moeilijker maakt.
Ondanks wat er gezegd is, en rekening houdend met dit gegeven, is het mogelijk om een reeks patronen aan te geven die vaak worden herhaald in alle schematische kunst, inclusief de rol die de keuze van strategische locaties in relatie tot het omringende landschap speelt, wat kan onthullen hoe elke culturele groep zijn omgeving heeft georganiseerd (hoewel dit aspect nog in de kinderschoenen staat, zijn sommige werken de moeite waard om te benadrukken). Daaronder zijn de theorieën van Ramón Grande del Brío, voor wie de plekken met schematische rotstekeningen culturele centra zijn met een structuur die meestal herhaald wordt: er is een hoofdkern en een reeks secundaire heiligdommen. De belangrijkste plaats is meestal één of meerdere grotten die het vitale domein markeren, en de secundaire centra die het geseculariseerde gebied omringen. Om precies te zijn waren de plaatsen met schematische tekeningen niet alleen een teken van sacralisatie, maar ook van overheersing over een gebied en het landschap dat erdoor gedomineerd wordt. In ieder geval is het mogelijk om de volgende epigrafen te ontwikkelen.
Het gehalte
De schematische kunst ontbeert het narratieve of temporele vermogen dat van toepassing is op de Spaanse Levantijnse kunst en andere soorten Europese schematische kunst, hoewel ze talrijke scènes van een beschrijvend type bevat en gedefinieerd is als in wezen conceptuele kunst. Anderzijds weerspiegelen de voorstellingen een perfect verstedelijkte en hiërarchische samenleving, die kenmerkend is voor volkeren met een belangrijke culturele en technologische ontwikkeling. Er zijn verschillende pogingen geweest om het onderwerp van de Levantijnse kunst te systematiseren, maar ze hebben allemaal aanzienlijke moeilijkheden ondervonden, vooral de werken van Pilar Acosta, Gómez Barrera, Eduardo Ripoll en Julian Bécares.
Anderzijds is het mogelijk geweest om vast te stellen dat er binnen de schematische kunst verschillende tendensen zijn. Een van deze tendensen heeft een meer uitgesproken schematisme, een andere een beetje meer naturalistisch en een derde die “macro-schematisch” wordt genoemd (dat zou de oudste kunnen zijn en zou het verdienen om te worden afgebakend, omdat het zou aansluiten bij de laatste fasen van het Neolithicum). Het onderwerp kan worden ingedeeld in antropomorf, zoömorf en symbool- en objectgerelateerd.
Antropomorfen
De menselijke figuur is een van de meest voorkomende motieven, niet om die reden zijn ze zeer eenvoudig, fundamenteel gebaseerd op een verticale lijn (de stam) met armen van verschillende typologieën, hetzij in de vorm van een kruis (†); van een dubbel kruis († † of de Griekse letter ∏); T-vormig, met rechte armen, ofwel met gebogen armen naar beneden (zwaluwen en ankervormen), ofwel naar boven (Y-vormig), en zelfs met armen in een potje (zoals de Griekse letter Φ); er zijn ook schematische figuren met een X-vorm. Een bijzonder geval, vanwege de belangrijke symbolische rol, is de Indalo van Maimón Chico, in Los Vélez (Almería); het stelt een schematische menselijke figuur voor met uitgestrekte armen en een boog over de handen. Tot slot moet worden opgemerkt dat in veel gevallen van mannelijke figuren het geslacht expliciet wordt aangegeven (meestal wordt de lijn die de stam voorstelt naar beneden toe verlengd).
Mannelijke figuren (antropomorfe) | |||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
kruis-vormig | armen naar beneden |
zwaluw-vormig | anker-vormig | Y-vormig | Phi vormig | X-vormig | Gesekst |
Mogelijke Idolen (Afgoden)
Dit omvat dubbelzinnige antropomorfe figuren, waarvan het moeilijk is om zeker te weten of het om mensen of om godheden gaat. Soms zijn het gewoon menselijke figuren waarin kleding is verwerkt, die hun ware verschijning maskeren. Zo zijn er in de “Abrigo de Los Órganos”, in het parque natural de Despeñaperros, mogelijke voorstellingen van een dans van vrouwenfiguren waarvan de lichamen twee tegenovergestelde, omgekeerde driehoeken zijn waarvan de hoekpunten elkaar raken (het zou de borstkas en een uitlopende rok zijn), samen met een grote kop die een ingewikkelde hoofdtooi lijkt te dragen met knotten, veren en hoorns.
Vrouwelijke figuren (afgoden?) | |||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Bitriangular vrouwelijk idool? |
Bitirangular met armen |
Bitriangular oculair of met waaiers |
Uitgedost figuur, Despeñaperros |
De bitriangular voorstellingen verschijnen in meer grotten en worden niet zonder meer als vrouwelijk geïnterpreteerd (in vergelijking met de Mobiele kunst die in sommige megalieten, gravures en overblijfselen van nederzettingen uit de vroege brontijd zijn teruggevonden). Ook de zogenaamde haltervormen worden als vrouwelijk geïnterpreteerd, d.w.z. figuren gevormd door een verticale lijn en twee ovale vormen aan de uiteinden (soms worden aan deze figuur kenmerken toegevoegd in de vorm van ledematen, waardoor de haltervormen er als mieren uitzien). Soms worden deze mogelijke vrouwen zelfs geschilderd naast duidelijk mannelijke figuren, die een familierelatie zouden kunnen symboliseren waaruit ceremonies of hiërogame rituelen kunnen worden afgeleid (bijvoorbeeld die in Peñaescrita de Fuencaliente, Ciudad Real).
Idolen (afgoden?) hiërogamie | |||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Eenvoudige Halteridolen |
Halter afgoden met ledenmaten |
Het paar van Peñaescrite van Fuencaliente |
Het paar van de Virgen de Castillo |
Er zijn echter voorstellingen die duidelijk verband houden met afgodsbeelden, omdat ze sterke parallellen hebben met identieke thema’s die zijn opgedoken in keramiek of in afgodsbeelden die zijn opgegraven in dorpen, necropolissen en hunebedden. Hun oudheid is dus terug te voeren op de neolithische periode. In de eerste plaats kunnen we ze de Gebrilde (Oculados) noemen, die zo genoemd worden omdat de ogen erg groot zijn en omringd worden door lijnen die ze versterken of die ze omsluiten. Er zijn ook Idolen-symbolen, van min of meer rechthoekige vorm, of bitriangular, met schematische armen, bijna identiek aan die welke in de dolmens van de Atlantische zone van het schiereiland verschijnen.
Idolen en steles | |||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Oculair idool |
Oculair idool |
Soliform (zonvormig) |
Steliform (stelevormig) |
Soliformen of stelliformen lijken een apart segment te zijn, ze hebben geen menselijke vorm (hoewel we ze hier als idolen beschouwen) en zijn zo gevarieerd dat het moeilijk is om ze te systematiseren.
Scénes
Ze zijn niet erg overvloedig. In feite worden ze beschouwd als specifieke gevallen, waaronder we hebben opgemerkt dat sommige, zoals we al hebben gezegd, hiërogliefen lijken te vertegenwoordigen; andere zijn rituele dansen (“Valonsadero”, Soria) of begrafenisscènes. Er zijn ook landbouwactiviteiten (zoals het paard uit de teugels in “Peñapascuala”, Cuenca) en jachtactiviteiten (Cueva del Tajo de las Figuras, Cádiz; “Canchal de las Cabras Pintadas”, Cáceres), zelfs vechtpartijen.
Scénes en verhalend | ||
![]() |
![]() |
![]() |
Rituele dans (¿itifálica?) |
Mogelijke begrafenisscène |
Het temmen van dieren |
De afbeeldingen van dieren zijn veel schaarser en binnen die schaarste overheersen viervoeters en vogels, zelden naturalistisch, alleen te herkennen aan specifieke details. De meest voorkomende zijn de viervoeters of “pectiniformen” (dat wil zeggen, ze hebben een zo eenvoudig silhouet dat het doet denken aan een kam), die bestaan uit een eenvoudige horizontale lijn met verticale neerwaartse strepen die de benen voorstellen, en ruwe afbeeldingen van het hoofd. Op basis hiervan worden ze toegevoegd. Zoals gezegd zouden deze kenmerken het mogelijk maken om onderscheid te maken tussen verschillende soorten: C-vormige hoorns voor runderen, of in de vorm van twee parallelle bogen voor geiten, of in de vorm van een kandelaar voor herten. Moeilijker te identificeren zijn paardachtigen en hondachtige; Trekdieren zijn in feite niet geïdentificeerd (behalve runderen), hoewel, zoals we zullen zien, sommige abstracte voorstellingen in feite karren zouden kunnen zijn.
Zoomorfen | |||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Pectiniform (kamvormig) |
Rund | Geit | Hert | Ooievaar | Takvormig |
Vogels zijn schaars, maar zeer opvallend, vooral in de “Tajo de las Figuras” (Cádiz). Ze zijn herkenbaar aan hun vleugels, hebben slechts twee poten en een zeer karakteristieke kop waarin de snavel kan worden onderscheiden, maar het is ingewikkeld om de specifieke soort te bepalen, waarbij eenden en ooievaarsachtige en gieren in overvloed aanwezig zijn. Een apart geval is dat van de ramiformen of de dennenmensen, waaruit niet is af te leiden of het zoömorfen, antropomorfen of afgoden zijn (misschien hebben ze van alles een beetje).
Symbolen en objecten
Naast geanimeerde wezens zijn er in de schematische kunst ook tekenen van moeilijke interpretaties te vinden. Er bestaat een reeks geometrieën die petrogliefen worden genoemd vanwege hun gelijkenis met de Galicische Petroglyfen (geschilderde cirkels of gegraveerde kommen, hoefijzers, meanders, kronkelende of zigzagvormen, reeksen van punten of strepen die verschillende contouren vormen…). Deze verschijnen bijna altijd naast antropomorfe voorstellingen.
Symbolen en objecten (Petrogliefen) | |||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Circels (dorpen?) |
Meanders (bergen?) |
Spiralen (wegen?) |
Zig-zag (rivieren?) |
Er zijn ook rechthoekige structuren, die door sommige onderzoekers als abstracte symbolen worden beschouwd en door anderen als concrete objecten, misschien huizen, werkvelden.
Structuren | |||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Tectiforme | Slee | Kar wagen |
Boot |
In andere gevallen worden aan deze structuren zijcirkels (wielen) toegevoegd, waardoor ze een onmiskenbaar karrenbeeld krijgen. Dit geeft aan dat deze voorstellingen in ieder geval later zijn dan hun archeologische verificatie, namelijk 800 v. Chr. Iets wat vaker voorkomt zijn de sleeën, zeker chronologisch eerder. In geen van de gevallen verschijnen er trekdieren (?).
Andere verwarrende en tegenstrijdige tekens zijn de mogelijke boten, die alleen zonder twijfel zijn waargenomen in de grotkunst van het zuidelijke uiteinde van het Iberische schiereiland, in het bijzonder in de Cueva de la Laja Alta (Cádiz). Er is nog een ander mogelijk geval in de Risco de la Mantequera aan de oevers van de Tajo (Extremadura), maar het zou een slee kunnen zijn.
Aan de andere kant zijn de wapens relatief vaak aanwezig, maar zo schematisch dat het erg moeilijk is om ze te identificeren. In ieder geval zijn er bogen en pijlen, bijlen of hellebaarden, boemerangs en zwaarden (deze komen alleen voor in de Bronstijd of latere insculturas (steengravure gemaakt met een doorlopende beitel, die brede en diepe incisies maakt.), bijvoorbeeld het Idol van Peña Tú, in Vidiago, Asturias).
Gereedschappen en wapens | |||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Schoffel | Bijl | Stok of Speer |
Boog |
Techniek
Hoewel de meeste Spaanse schetskunst bestaat uit grotschilderingen, zijn sommige gevallen gravures of in sculpturen.
In het gevallen dat men verf gebruikten, zijn dit vlakke of eenvoudige dikke maar onregelmatige streken. Zeer sporadisch zien we dat er stippels op een rij of een begrenzing, wordt gebruikt om interne of externe contouren af te bakenen, maar ook om enkele figuren in te vullen, worden gebruikt. De overheersende kleur is roodachtig oker, waarbij zwart of zelfs wit, zeldzamer is. Alle figuren zijn monochroom (wanneer men bichrome figuren detecteerde, bleek uit nader onderzoek, dat ze waren overgeschilderd).
In het geval van gravures of insculpturen is het gebruikelijk dat deze ook met schilderingen worden geassocieerd. De meest gebruikte techniek is in ieder geval breed beitelen. Het bekendste voorbeeld is het zogenaamde Peña Tú-idool uit Vidiago (Asturias), waarin de aantasting van het gesteente helaas een groot deel van de pigmenten heeft weggevaagd en zelfs de gravure is vervaagd door erosie.

Hoewel Schematische Kunst in wezen grotkunst is, bieden de horizonten cacolíticos ( een periode uit de Bronstijd? aan het eind van de Bronstijd?) die geassocieerd worden met Los Millares en de gelijkaardige horizonten in de rest van het schiereiland een reeks objecten waarvan de decoratie vergelijkbare motieven heeft (oculairen, zoömorfen, soliformen, geometrische motieven, etc.), zodat we ook kunnen spreken over Schematische Kunst; wat aan de andere kant zou helpen om de grotkunst te dateren. In het bijzonder op bijna het hele schiereiland, met inbegrip van het achterland van Los Millares (in Spanje) en Vila Nova de São Pedro (in Portugal). Hieraan moeten we de decoratie van de orthostaten (rechtopstaande steen, in het neolithicum zijn het de verticale, dragende stenen van een dolmen) van de megalieten op het schiereiland toevoegen. Dit soort stenen zijn zelden bewaard gebleven, maar ze werden versierd met thema’s en technieken die vrijwel identiek zijn aan die van de grotkunst (geschilderd en inscultura (steengravure gemaakt met een beitel, die brede en diepe incisies maakt)).
Tijdens de Bronstijd verandert het panorama, de arte muebles (mobiele kunst, kunst die door één man verplaatst kan worden) is anders dan de schematische, omdat deze steeds minder wordt gebruikt, maar er zijn uitingen, weergaven, die in verband kunnen worden gebracht met de Galicisch-Portugese rotstekeningen, met name die in de Atlantische strook van het schiereiland (Galicia, Portugal en het westen vanSpanje), waar bepaalde ruwe sculpturen van aanzienlijke omvang, hoewel van diverse typologieën, genaamd idolos-estela (afgod-stele) of estatuas-menhir (beelden-menhir), die worden weergegeven als geschematiseerde antropomorfe, met diverse traditionele voorwerpen en bronzen wapens (lansen, schilden, dolken, zwaarden). ..).
Oorsprong en chronologie
De schematisme rotsschilderkunst kan op zichzelf niet als een chronologische indicator worden beschouwd, aangezien het al in het laatpaleolithicum voorkomt en in bepaalde scènes van de Spaanse Levantijnse kunst wordt waargenomen. Wat betreft de datering, hoewel alles erop lijkt te wijzen dat het typisch voor de schiereiland volkeren tussen het Neolithicum en de IJzertijd is, is het zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, om meer details te geven.
Eduardo Ripoll is van mening dat er tussen Levantijnse en Schematische kunst een sterke relatie bestaat, in feite denkt hij dat de laatste voortkomt uit de eerste (door evolutionaire degeneratie), wat een overgangsfase voorstelt. Ripoll geeft ook aan dat de schematische kunst een veel grotere geografische verbreiding heeft, aangezien zij zich geleidelijk aan uitstrekt van de Middellandse Zeestrook in het binnenland tot aan het Plateau en de Atlantische kusten. Om deze ideeën te ondersteunen baseert hij zich op vergelijkingen met de bevindingen van culturen zoals Los Millares (waar gestippelde driehoeken, oculaire idolen, herten verschijnen), de opgravingen van Palmela, de vindplaats van Las Carolinas en de site van Vélez Blanco: gedecoreerde keramiek, mobiele kunst, plaatjes, rechthoekige idolen, baculiformen (staafvormig, bacterievormig), halve manen, ancoriformen (druiventrosvormig), enz. Naast de artistieke objecten zijn er nog andere, zoals karren en wapens.

Een andere onderzoeker, professor Antonio Beltrán, ontkent de fyletische (geleidelijke?) relatie tussen Levantijnse en Schematische kunst, hoewel hij toegeeft dat ze misschien al een tijdje actueel zijn: er zijn rotsachtige schuilplaatsen waarin het Schematische boven op het Levantijnse werd geplaatst en andere waarin het tegenovergestelde gebeurt. Deze professor denkt, meer in een breuk dan in een culturele evolutie, in de verschijning van nieuwe mensen, ‘buitenlandse ontdekkingsreizigers’, met nieuwe overtuigingen en andere artistieke tendensen. Concreet denkt hij dat de komst van metaal naar het schiereiland de inheemse volkeren diep heeft getroffen (hoewel het niet duidelijk is of er sprake was van kolonisatie of alleen maar van acculturatie). Hij stelt als oorspronkelijke kernen, die van het zuiden en zuidoosten, gebieden waar voor het eerst buitenlanders aanwezig waren, op zoek naar goud en koper. Van daaruit zou deze nieuwe horizon zich overal uitstrekken, waardoor gevarieerde en onafhankelijke culturen zouden ontstaan, zoals die van Galicia, met zijn onmiskenbare petrogliefen. Dit conglomeraat (hier, een samenleving van verschillende ‘groepen’) van culturele horizonten, geassocieerd met schematische kunst, zou in de gehele Bronstijd, en zelfs in het begin van de IJzertijd, de overhand hebben. Met de samenkomst van de IJzertijd-culturen verdwijnt de schematische kunst. Francisco Jordá Cerdá valt helemaal niet samen met Beltrán, omdat hij de buitenlandse invloeden verwerpt en een inheemse evolutie verdedigt waarvan de kern zich in het Sistema Bético (Betische Systeem) en de Sierra Morena zou bevinden. Maar wat Jordá’s scriptie benadrukt is dat hij van mening is dat schematische kunst niet later of afgeleid is van het Levantijnse, wat in werkelijkheid zou kunnen reageren op een styling door acculturatie van het laatste. Het is gebaseerd op zeer oude (epipaleolithische) vondsten die we hebben genoemd, van lineaire schematische decoraties in de Cueva de la Cocina en in de Nerja-grot (einde van het 5e millennium v. Chr.).
In al deze verklaringen wordt het schematische fenomeen echter niet als een eenheid op het hele schiereiland beschouwd. Evenzo is de huidige tendens om de Chalcolithische oosterse (feniciërs) invloed te combineren met de lokale neolithische evolutie, waarbij zelfs verschillende originele uitstotende bronnen voor het schiereiland schematisme worden geaccepteerd. Zo lijkt men het er bijvoorbeeld over eens te zijn dat het verschijnen van de Chalcolithische gebrilde idolen (die voorkomen in de mobiele kunst, keramiek, dolmens en grotschilderingen) de invloed van meerdere peninsulaire mediterrane volkeren onthult; maar tegelijkertijd gaan hun latere evolutie en geografische verspreiding gepaard met transformaties die typerend zijn voor de regionale evolutiedynamiek. Zo ziet Pilar Acosta bijvoorbeeld de transformatie van de “ogen” in soliformen figuren als bewijs van de inheemse bijdrage van de neolithische wortels aan buitenlandse Chalcolithische innovaties. Bovendien moeten de invloeden van buitenaf niet alleen afkomstig zijn uit het Middellandse Zeegebied, gezien de eigenaardigheden van het Gallische gebied die verklaard zouden kunnen worden door contacten met andere Atlantische culturen. In feite kan men om bovenstaande redenen zien dat de Gallische eigenaardigheid al in het 3e millennium v. Chr. volledig tot stand kwam, wat aangeeft dat de oorsprong van de petrogliefen veel vroeger moet zijn geweest, tijdgenoot zelfs met de oosterse acculturatie van de Middellandse Zee. (Om deze paragraaf beter te begrijpen zou u het verhaal over Tartessos moeten lezen)
![]() |
![]() |
![]() |
Galicische rotstekeningen: meanders | Galicische petrogliefen: hertachtigen | Galicische rotstekeningen: Geiten |
Tijdens de Bronstijd lijkt de versplintering van het schematisch fenomeen op het schiereiland toe te nemen, de chronologische bevestiging ervan gebeurt via de vertegenwoordigde wapens (tot dan toe afwezig): in het noordwesten volgen de petrogliefen hun eigen weg, zeer verwant aan andere Atlantische volkeren uit het noorden, maar met behoud van megalithische tradities. In feite lijkt de Bronstijd de tijd van de grootste bloei van de petrogliefen in de openlucht te zijn. Tegelijkertijd wordt de hele westelijke strook van het schiereiland beïnvloed. In feite manifesteert de schematische kunst zich in het tweede millennium in de vorm van gravures en menhir-beelden, d.w.z. grafmonumenten, steles, van aanzienlijke omvang.
Aan de andere kant, in het zuiden en in de Levante, dat samenvalt met de opkomst van de cultuur van El Argar, lijkt de schematische kunst een sterke tegenslag te ondergaan, gedegradeerd tot sommige keramische en mobiele kunstvoorwerpen (en, marginaal, in enkele grotten, zoals het geval is bij de Laja Alta-grot in Jimena de la Frontera, Cádiz. Dit wordt vanwege het thema van de voorstellingen: boten, beschouwd als de modernste manifestatie van schematisme in het gebied, gedateerd in het eerste millennium, en afgebakend van de algemene schematische traditie). Echter, recente wetenschappelijke dateringen met behulp van radiokoolstof en thermoluminescentie op zwarte verfsporen, verbonden met, en in de buurt van schepen en keramiek van het meest recente moment van bewoning – verkregen door een team van wetenschappers onder leiding van Dr. Eduardo García Alfonso van de Universiteit van Granada – heeft door middel van extrapolatie een leeftijd van ongeveer 6000 jaar voorgesteld. Deze nieuwe gegevens zijn in twee laboratoria onderzocht. De verfmonsters in de VS, terwijl het aardewerk dat ‘in situ’ verscheen, op het meest recente bewoningsniveau, werd gedateerd met thermoluminescentie in een laboratorium in Spanje en vertoonde ook dezelfde datum rond 6000 AP. Het zouden daarom de eerste afbeeldingen van zeilschepen ter wereld zijn, aangezien de oudst bekende – een rotstekening gevonden in Egypte – die zo’n 500 á 700 jaar ouder is. Voor Dr. Eduardo García Alfonso lijdt het geen twijfel dat de schepen dateren van vóór 4000 voor Christus. Dat wil zeggen, ze zouden tussen het einde van het Neolithicum en het begin van het Chalcolithicum zijn, als de meest recente datum. Deze conclusies zijn gepubliceerd in de recente documentaire: “The Neolithic: the door of civilization” (juni 2016). Zo concludeert Dr. García Alfonso in de bovengenoemde documentaire: “Je moet ruimdenkend zijn en nadenken, misschien is het verhaal niet zoals we het de afgelopen veertig of vijftig jaar hebben verteld. ‘
Eindconclusie wat betreft de schematische kunst
Ter afsluiting kan men zien dat de wortels van de schematische kunst liggen in het inheemse neolithicum van het Middellandse Zeegebied en de zuidelijke boog, die met het einde van het neolithicum en het begin van het Chalcolithicum in het zuidoosten van het schiereiland is ontstaan.
Dat het schematische fenomeen niet alleen op het Iberisch schiereiland voorkomt, maar in feite in heel Europa en men zou kunnen zeggen dat het, hoewel met zeer verschillende data en culturen, in de hele wereld voorkomt. De universaliteit van het schematische fenomeen is een kenmerk van de universele wetten, namelijk de homogeniteit in de conceptie van pictogrammen door de mens.
Dat het mediterrane oosten invloed heeft gehad bij het ontstaan van deze schematische vorm is onzeker, omdat ze zich vermengden met de inheemse tradities, zonder dat ze wisten hoe ze het gewicht van elk van de trends moesten kwantificeren.
Dat de schematische kunst niet reageert op een unitaire cultuur, maar een gemeenschappelijk kenmerk lijkt te zijn van tal van verschillende regionale culturen, en zich in elk van hen op verschillende manieren manifesteert: versierd keramiek, mobiele kunst, grotschildering, rotstekeningen, megalithische decoratie, enz. .
Dat op het grootste deel van het schiereiland de piek van het schematische fenomeen overeenkomt met het 3e millennium v. Chr., vooral met het Chalcolithicum, en dat het verval begon in de Bronstijd, hoewel er veel later veel van bewaard is gebleven. Het Galicisch-Portugese gebied markeert een ander patroon, aangezien het hoogtepunt juist in het 2e millennium v. Chr. ligt, dat wil zeggen in de Bronstijd, misschien dankzij de contacten met andere Atlantische volkeren. Het Gallische gebied breidde zijn invloed uit tot de hele westelijke strook van het schiereiland, waar schematische kunst overleefde in de vorm van gravures, in sculpturen en begrafenis-steles die menhir-beelden werden genoemd.
Dat er veel hiaten zijn in de schematische kunst en dat al het bovenstaande kan worden herzien naarmate de wetenschappelijke studies vorderen.
Naar boven
Spaanse Verhalen. spaanseverhalen.com
Laatst bijgewerkt 2020-06-21
Bronvermeldingen
{{Wikipedia|taal=nl|titel=Kunst|oldid=56353400| datum=20200614}}
{{Pdf Sjoerd Kinket|https://media.scholieren.net/downloads/edcc6aef5243ceb280192646f9f3c26659a1ab8f5d1d17dfd5.pdf| datum=2020614}}
{{Wikipedia|taal=nl|titel=Magdalénien|oldid=52096248| datum=20200614}}
{{Wikipedia|taal=nl|titel=Paleolithicum|oldid=50445654| datum=20200614}}
{{Anderstalige Wikipedia|taal=es|titel=Cueva de Altamira| oldid=126652612| datum=202006 14}}
{{Anderstalige Wikipedia|taal=es|titel=Arte francocantábrico| oldid=120110106| datum=20200614}}
{{You Tube video|Arte prehistórico, tartésico, ibérico, céltico… ‹ Curso de historia del arte en España|https://www.youtube.com/watch?v=PtCfotGlHvE&list=FLcPQTC-KVA2a9GZ8fFaGs4g&index=2&t=912s| datum=20200614}}
{{Anderstalige Wikipedia|taal=es|titel=Arte rupestre del arco mediterráneo de la península ibérica| oldid=126970602| datum=20200615}}
{Wikipedia|taal=nl|titel=Rotskunst van het Middellandse Zeebekken op het Iberisch Schiereiland|oldid=54671755| datum=20200616}}
{{Wikipedia|taal=nl|titel=Neolithicum|oldid=56409581| datum=20200616}}
{{Wikipedia|taal=nl|titel=Kopertijd|oldid=51051704| datum=20200616}}
{{Wikipedia|taal=nl|titel=Bronstijd|oldid=56439097| datum=20200616}}
{{Anderstalige Wikipedia|taal=es|titel=Roca de los Moros| oldid=126090696| datum=20200616}}
{{Wikipedia|taal=nl|titel=Bronstijd|oldid=56439097| datum=20200616}}
{{Wikipedia|taal=nl|titel=Mesolithicum|oldid=54576377| datum=20200617}}
{{Anderstalige Wikipedia|taal=es|titel=Cista| oldid=117367689| datum=20200618}}
{{Anderstalige Wikipedia|taal=es|titel=Arte esquemático ibérico| oldid=121562420| datum=20200618}}