Guadalquivir

Het stroomgebied van de rivier de Guadalquivir
Kaart van het stroomgebied van de rivier de Guadalquivir in Spanje.

De Guadalquivir is een rivier in Andalusië (Zuid-Spanje). Zij ontspringt in de Sierra del Cazorla, is 657 kilometer lang en mondt uit in de Golf van Cádiz. Aan de monding zou de legendarische stadstaat Tartessos gelegen hebben.

Gegevens
Stroomgebied Guadalquivir
Oorsprong Cañada de las Fuentes
Quesada (Jaén)
Uitmonding Natuurpark Doñana (Cadiz)
Comunidad autónoma Andalucía
Stromend door de provincies Jaén, Córdova, Sevilla, Huelva, Cádiz
Lengte 657 km
Oppervlakte van het  stroomgebied 57.071 km²

Gemiddelde stroom Tranco: 19,8 m³/s
Marmolejo: 68,4 m³/s
Sevilla: 164,3 m³/s
Bronhoogte 1.400 m.b.z.

De rivier stroomt door volgende Andalusische provincies Jaén, Córdoba, Sevilla, Huelva en Cádiz.

Zij is bevaarbaar vanaf Córdoba, voor zeeschepen enkel vanaf Sevilla. Belangrijke steden aan de rivier: Andújar, Córdoba, Sevilla, Sanlúcar de Barrameda.

Wat jou interesseert:

De Guadalquivir (in het Arabische الوادي الكبير al-wādi al-kabīr, “de grote rivier”) is een rivier die door de autonomische gemeenschap van Andalucía, Spanje, stroomt. Sinds de oudheid ligt de bron van deze rivier in de Sierra de Cazorla. Het hydrografische bekken omvat gebieden in de provincies Almería, Jaén, Córdoba, Sevilla, Huelva, Cádiz, Málaga, Granada, Murcia, Albacete, Ciudad Real en Badajoz. Ze mondt uit in de Atlantische Oceaan in een brede riviermonding tussen Almonte (provincie Huelva) en Sanlúcar de Barrameda (provincie Cádiz).

De oude loop van de Guadalquivir rivier als deze door Sevilla stroomt.

Tussen Sevilla en het estuarium ligt een groot waterrijk gebied, de Guadalquivir moerassen; een deel van deze moerassen ligt in het Parque Nacional de Doñana

Het is de vijfde grootste rivier op het Iberisch schiereiland. Ze is 657 km lang van de Sierra de Cazorla naar Sanlúcar. Tijdens haar reis door Andalucía van oost naar west loopt het door steden als Andújar, Córdoba en Sevilla. Sinds de pre-Romeinse tijd stond het bekend als Baetis of Betis, en werd het door de Arabieren, vanaf de 11e eeuw, Wad Al-Kibir genoemd .

Historische benamingen


De Guadalquivir-rivier in 1760. Het wapen van Sevilla en de koninklijke standaard van Spanje verschijnen ook in deze fase van de 18e eeuw.

 

De eerste naam die de Guadalquivir kreeg was Baetis of Baitis. De pre-Romeinse oorsprong van de naam niet helemaal zeker. De herkomst van deze benaming kan Keltisch, Iberisch of Ligurisch zijn, daar zijn de geleerde het niet over eens. Het toponymisch basiswoord was aanwezig in Spanje, Frankrijk en België. Met dit basiswoord werden er stamnamen en godennamen gevormd. Onder deze termen waren Baeturia, Baetulo, Baetera, Baetorix, Baetasii, Baesisceris, Baesadines, Basippo, Besilus, Besaro, Baesula, Baecila, Baesucci, Baesella, Baeserte, enz. Uit dit basiswoord komen enkele huidige toponiemen die algemeen bekend zijn als Baeza, Béziers, Besós, Bailén, Besalú en Úbeda. Sommige studies beweren dat de Feniciërs de rivier Betsi noemden, wat een Kanaänietisch woord is.

Rond de 7e eeuw v. Chr. kwamen de eerste Griekse schippers aan en noemden het de rivier de Tharsis, als verwijzing naar het Tartesische koninkrijk. De Tartesiërs zelf bleven hun centrale rivier de Baetis noemen. De Romeinen zouden later de regio veroveren op de Carthagers en zij namen de naam Baetis of Betis, zonder aanpassingen, gewoon over. En, hoewel de naam sinds de pre-Romeinse tijd onveranderd is gebleven, verwezen sommige auteurs naar de rivier met andere namen, zoals Stephanus Byzantius, die het Perkes of Perci noemde, of Titus Livius, die het Certis noemde.

Hoewel de Arabieren relatief veel respect hadden voor de lokale namen, werd de rivier, toen Córdoba tot hoofdstad werd benoemd, Rasis Nahr Qurtuba (Rivier van Córdoba) genoemd. In de 11e eeuw was het Kalifaat van Córdoba sterk verzwakt en werd het klassieke Arabische woord voor een rivier (nahr) geleidelijk aan vervangen door een moderner woord: wad. Wad komt van wed, wat de naam was van de grote wadi’s in de Sahara en de Maghreb, en wordt nu de Rio Grande (de Grote Rivier) genoemd, dat Wad al-Kabir is. Al-Kabir komt van een Spaans-Arabisch fenomeen dat bekend staat als de “imāla“, wat Kabir tot Kibir maakt. Toen Fernando III in de 13e eeuw in Sevilla aankwam stond de rivier al bekend als Guadalquebir of Guadalquibir, wat in de huidige orthografie Guadalquivir is.

Interessant is dat Idrisi de rivier in zijn wereldkaart uit 1154 naar Nahr Agtam vernoemt. Aan de andere kant noemen andere Arabische auteurs zoals Ibn Abd Rabbihi of Ibn al-Katib het de “Sevilla’s rivier”.

De loop van de rivier


De Guadalquivir-rivier loopt van oost naar west en draait naar het zuiden in de provincie Sevilla. Het grootste deel van de 657 km lengte loopt door een vlak terrein dat de Depresión del Guadalquivir (Guadalquivir Depressie) wordt genoemd. Deze depressie wordt breder naar gelang de rivier zijn monding bereikt, met een breedte van 10 m. in Úbeda, 60 m. in Córdoba en 330 m. in het laatste deel.

De bovenloop
Het natuurpark Sierra de Cazorla waar zich de bovenloop van de Guadalquivir een weg baant (Cerrada del Utrero).

De meeste auteurs uit de Romeinse oudheid waren het erover eens dat de Guadalquivir in de Sierra de Cazorla is geboren. Een middeleeuwse traditie zegt dat de Guadalquivir ontspringt in de Cañada de las Fuentes in de Sierra de Cazorla, in de gemeente Quesada, ten oosten van Jaén. In de 19e eeuw beweerde de politicus en schrijver Pascual Madoz dat de geboorte van de Guadalquivir plaatsvond bij de geboorte van de Guadiana Menor. In de 20ste eeuw onderschreef de historicus Vicente González Barberán de theorie dat de Guadalquivir werd geboren op de plaats waar de Guadiana Menor werd geboren, met een vermelding van zijn oorsprong in de Cañada de Cañepla (Cañepla bergkloof), Almería, vlakbij de grens met Granada en Murcia. In een werk van Arturo Ruiz en andere auteurs wordt betoogd dat Plinius de oorsprong van de Guadalquivir heeft gelegen in het bos van Tugiensis, naast de heuvel van Tugia (nu Toya in de gemeente Peal de Becerro), die dicht bij de bron in Quesada ligt.

Puentes de las Herrerías, waar de pas ontsprongen Guadalquivir onderdoor stroomt.
De bergkloof waardoor de rivier Borosa stroomt, die daarna de Guadalquivir instroomt.

De rivier loopt altijd in Noord-Noord-Oostelijke-richting en steekt la Cerrada de los Tejos, El Raso del Tejar, La Espinareda, la Cerrada de los Cierzos en de Puente de  las Herrerías door. Na het passeren van Vadillo Castril, een gehucht behorend tot de gemeente Cazorla, stroomt de rivier het kleine stuwmeer van de Cerrada del Utrero, op ongeveer 980 mbz, in. In de Cerrada del Utrero wordt veel hoogte verloren en passeert ze Arroyo Frío (La Iruela), steekt onder de brug van El Hacha en La Herradura door om daarna de heuvel van Cabeza Rubia te omzeilen. Meer stroomafwaarts ontvangt ze de Borosa rivier op de rechteroever en iets verderop de Aguamulas rivier, eveneens op rechteroever. Dan komt ze weer tot rust in het uitgestrekte reservoir van El Tranco de Beas stuwmeer op 650 mbz, waarna ze naar het westen draait door de Sierra de Las Villas, en ze in de buurt van charco del Aceite aan de linkeroever de zijrivier Maria ontvangt en ongeveer drie kilometer verder stroomafwaarts ook aan de linkerkant de stroom van de Chillar. Kort daarna verlaat de rivier het natuurpark van de Sierra de Cazorla, Segura en Las Villas.

Het stuwmeer El Tranco de Beas in het natuurpark van Sierras de Cazorla, Segura y Las Villas, in het noorden van de provincie Jaén.

Na het verlaten van dit bergachtige gebied bereikt het, op 15 km van Úbeda, enkele olijfboomgaarden. In dit gebied krijgt het water van de rivieren Guadiana Menor en Jandulilla. De Guadiana Menor mondt uit in de Doña Aldonza stuwmeer en de Jandulilla vermengt zich met de Guadalquivir tussen dit stuwmeer en het stuwmeer van Pedro Marín. Stroomopwaarts ligt het stuwmeer Puente de la Cerrada. Deze drie stuwmeren, waar deze twee zijrivieren en de Guadalquivir in stromen, maken deel uit van het Paraje Natural del Alto Guadalquivir, een natuurgebied dat zo’n 663 hectare beslaat. Dit Paraje Natural omvat ook een deel van de Sierra de San Pedro en een deel van de landbouwgronden. De wetlands van dit Paraje Natural liggen dicht bij het Laguna Grande. Het grenst aan La Loma in het zuiden, en na het passeren van de Puente del Obispo (Baeza) ontvangt het via de linkeroever de rivier de Torres en verder naar beneden via de rechteroever de rivier de Guadalimar.

De oude Romaanse brug over de rivier de Guadalimar.

De bovenloop, vanaf de geboorte tot aan Mengíbar, strekt zich uit over ongeveer 212 km en heeft een gemiddelde helling van 0,67 procent.

De middenloop

Iets draaiend naar het noordwesten, komen we langs Mengíbar, waar zich aan de linkeroever de rivier Guadalbullón aanmeld, en aan de rechterkant, in de buurt van Espelúy, de rivier Rumblar. Grenzend aan de Sierra Morena in het zuiden, komt ze langs Villanueva de la Reina en Andújar, waarna ze aan de rechterkant de rivier Jándula ontvangt. stromend langs Marmolejo, op de grens van de provincie met Córdoba, ontvangt ze de rivier Yeguas aan de rechterkant.

De rivier Yeguas in het natuurpark van Sierra de Cardeña y Montoro.

Ten noorden van de rivier ligt Sierra Morena. De vlaktes en het platteland zijn veel uitgestrekter in het zuiden en eindigen in de cordilleras Béticas (Betische bergketens).

Later ontmoet de Guadalquivir Villa del Río en Montoro, waarna ze de rivieren Arenoso, Pedro Abad, El Carpio en Alcolea via de rechteroever ontvangt. Kort daarvoor ontving ze de Guadalmilla rivier aan de linkerkant, kruist ze Córdoba en ontvangt het de rivier de Guadajoz via haar linkeroever. In Almodóvar del Río ontvangt ze de rivier Guadiato aan de rechterkant, gaat ze door Posadas en ontvangt de rivier de Bembezar aan de rechterkant. In Palma del Río ontvangt ze de rivieren Retortillo aan de rechterkant en Genil aan de linkerkant.

Uitzicht op de rivier de Guadiato in de buurt van Santa María de Trassierra.

De gemiddelde route gaat van Mengíbar naar Peñaflor. Deze route is 247,8 km lang en heeft een gemiddelde helling van 0,73 procent.

Er is een comarca genaamd Valle Medio del Guadalquivir dat zich uitstrekt van Montoro tot Alcalá del Río.

De benedenloop

Bij de binnenkomst van de provincie Sevilla loopt ze via Peñaflor, Lora del Río, Alcolea del Río, Tocina en Cantillana, waarnaast ze de rivier de Viar aan de rechterkant ontvangt. Ze gaat door Villaverde del Río, Brenes, Alcalá del Río, La Rinconada en La Algaba, waar ze de Riviera de Huelva aan de rechterkant en de kunstmatige gegraven rivierbedding van Tamarguillo aan de linkerkant ontvangt.

Sevilla passerend aan de westelijke zijde. Vult de rivier aan haar oostelijke zijde een groot dok waar de haven van Sevilla zich bevindt en aan het einde van dit dok bevindt zich een vuilnisbelt in de wijk San Jerónimo. Ze gaat verder door de Aljarafe, waar het aan de rechterkant Camas, San Juan de Aznalfarache en Gelves, een stad waar zich een jachthaven bevindt, verlaat en dan de Guadaíra rivier aan de linkerkant ontvangt.

Een stukje van de Haven van Sevilla. Een groot uitgegraven dok dat door de Guadalquivir gevuld wordt.

Ze verlaat Coria del Río en La Puebla del Río aan de rechterkant en verdeelt zich daaronder over verschillende uitlopers en een semi-moerasachtige gebieden die de marismas del Guadalquivir worden genoemd, waar ze de laatste stad in de provincie Sevilla passeert: de stad Lebrija. Ze komt de provincie Cádiz binnen via Trebujena, waar het Esteros del Guadalquivir (Guadalquivir-moeras) is uitgeroepen tot ecologisch reservaat. In het westen ligt het Parque Nacional de Doñana (National Park van Doñana). Het vormt een scheidingslijn tussen de provincies Cádiz en Huelva en mondt uit in de Atlantische Oceaan naast de gemeenten Almonte en Sanlúcar de Barrameda.

Uitzicht over een stukje van het Parque Nacional y Natural de Doñana.

Zijrivieren


Het belangrijkste kenmerk van de zijrivieren van de Guadalquivir is het grote verschil tussen die van beide oevers, die een uitdrukking zijn van de aanzienlijke geografische verschillen die bestaan tussen de Sierra Morena en de Betische bergketens.

De zijrivieren van de Guadalquivir op de linkeroever zijn veel langer dan die op de rechteroever. Over het algemeen zijn ze zuidoostelijk tot noordoostelijk georiënteerd en lopen ze door de Betische bergketens naar de grote verzamelaar, waarbij ze het brede platteland doorkruisen.

Op de rechteroever hebben de zijrivieren, bekend als ‘mariánicos‘, een slecht gearticuleerd netwerk. Het zijn meer onafhankelijke parcoursen met één zekerheid dat is dat ze allemaal naar dezelfde verzamelaar toe lopen. Ze ontspringen vanaf de golvende geërodeerde oppervlakken met lichte hellingen (peniplanización) van het Iberische massief en dalen af langs de flanken van de Sierra Morena met een rivierbedding die goed ingebed is in de harde materialen.

Zijrivieren van de Guadalquivir
Naam rivier Provincie lengte (km) oeverkant
Aguascebas Jaén 20 linker
Cerezuelo of río de la Vega de Cazorla Jaén 24 linker
Guadiana Menor Granada en Jaén 182 linker
Jandulilla Jaén 49 linker
Torres Jaén 25 linker
Guadalbullón Jaén 74 linker
Salado de Arjona Jaén 48 linker
Guadajoz Jaén y Córdoba 114 linker
Genil Granada, Córdoba, Málaga, en Sevilla 337 linker
Corbonés Málaga, Cádiz, en Sevilla 58 linker
Guadaíra Sevilla 89 linker
Salado de Morón Sevilla 62 linker
Borosa Jaén 11 rechter
Aguamulas Jaén 8,5 rechter
Hornos Jaén 10 rechter
Guadalimar Jaén en Abacete 167 rechter
Guadalén (zijrivier van de Guadalimar) Ciudad Real en Jaén 127 rechter
Guadiel Jaén 34 rechter
Rumblar Ciudad Real en Jaén 70 rechter
Jándula Ciudad Real en Jaén 90 rechter
Yeguas Ciudad Real, Córdoba en Jaen 76 rechter
Arenoso Córdoba 41 rechter
Guadalmellato Córdoba 111 rechter
Guadiato Córdoba 123 rechter
Bembézar Badajoz en Córdoba 111 rechter
Retortillo Córdoba en Sevilla 41 rechter
Huéznar Sevilla 61 rechter
Viar Badajoz en Sevilla 117 rechter
Rivera de Huelva Huelva en Sevilla 61 rechter
Guadiamar Sevilla 60 rechter

Rivierenstelsel


Guadalquivir-kanaal vanaf de Las Delicias-brug.

De regenval aan de bovenloop van de rivier vindt zijn maximum in de winter, iets dat algemeen is in het hele stroomgebied. Het smelten van sneeuw in de bergen, dat in het voorjaar plaatsvindt, draagt ook in belangrijke mate bij aan de stroming van de rivier. De onregelmatigheid is 5,1 bij de bovenloop en 3,4 bij de monding.

Overstroming van de Guadalquivir hebben in de loop van de geschiedenis voor problemen gezorgd, vooral in de provincie Sevilla, in het midden van de alluviale vlakte. Het probleem van de overstromingen is opgelost in de Andalusische hoofdstad Sevilla, maar niet in Córdoba en andere steden in het stroomgebied, zoals Andujar, Montoro en Lora del Rio, die in december 1996, december 1997 en februari en december 2010 door overstromingen werden getroffen. De sterkste overstroming in de 20e eeuw was in februari 1963 met een debiet van 5.400 m³/s in Córdoba en 6.700 m³/s in Sevilla. De regulering van de rivier en al haar zijrivieren heeft voorkomen dat er weer stromen van deze omvang werden bereikt. Na de aanleg van de grote reservoirs vallen de overstromingen van december 1996 en 1997 op, die respectievelijk 3.810 m³/s en 3.234 m³/s in Sevilla bereikten. Meer recentelijk, tijdens de overstroming van februari 2010, bereikte de Guadalquivir 2.400 m³/s in Córdoba en 3.174 m³/s in Sevilla. In december 2010 bedroeg het debiet in Sevilla 3.584 m³/s als gevolg van de overstroming van zijn belangrijkste zijrivier, de Genil, die meer dan 1.000 m³/s bedroeg.

Stuwmeren


Er zijn 57 reservoirs in het Guadalquivir-bekken. De volgende stuwmeren die meer dan 100 hm³ bevatten zijn:

Stuwmeren van het stroomgebied van de Guadalquivir
Stuwmeren Rivier Locatie(s) Provincie Capaciteit
(hm³)
Jaar van
Construc-tie
Aracena Rivera de Huelva Puerto moral, Aracena en Zufre Huelva 127 1969
Arenoso Arenoso Montoro Córdoba 167 2008
Bembézar Bembézar Hornachuelos Córdoba 342 1963
El Pintado Viar Cazalla de la Sierra Sevilla 213 1948
Giribaile Guadalimar Ibros, Vilches Jaén 475 1996
Guadalén Guadalén Arquillos y Vilches Jaén 168 1958
Guadalmellato Guadalmellato Adamuz, Obejo en Córdoba Córdoba 147 1928
Guadalmena Guadalmena Chiclana de Segura, Segura de la Sierra en Orcera Jaén 374 1997
Huesna Huesna Constantina en El Pedroso Sevilla 135 1990
Iznájar Genil Rute en Cuevas San marcos Córdoba 981 1969
Jandula Jandula Andújar Jaén 322 1932
José Torán Guadalbarcar Lora del Río Sevilla 113 1991
La Breña II Guadiato Almodóvar del Río Córdoba 823 2009
La Fernandina Guarrizas Vilches Jaén 245 1991
Montoro Montoro Solana del Pino en Mestanza Ciudad Real 105 2008
Negratín Freila Guadiana Menor Granada 567 1984
Puente Nuevo Guadiato Villaviciosa de Córdoba Córdoba 282 1972
Rumblar Rumblar Baños de la Encina Jaén 126 1941
San Clemente Guardal Huéscar “Granada 118 1990
San Rafael de Navallana Guadalmellato Córdoba Córdoba 157 1991
Tranco de Beas Guadalquivir Santiago-Pontones en Hornos de Segura Jaén 498 1948
Yeguas Yeguas Montoro en Marmolejo Córdoba 229 1989
Zufre Riviera de Huelva  Zufre Huelva 175 1991
Tranco de Beas-stuwmeer in de provincie Jaén.

Werken aan de bedding van de benedenloop van de Guadalquivir


Van 1717 tot 1815 stond het estuarium ten laste van een Koninklijk Consulaat. In 1794 kreeg het consulaat toestemming van de regering om enkele werkzaamheden uit te voeren. In 1795 werd de eerste afkorting van de rivier gemaakt, die van de Merlina. Dit was een project onder leiding van Scipión Perosini. Deze aftakking had een lengte van iets meer dan 500 meter. Hiermee werd de bocht van Merlina en ontweken. De bocht van Merlina was een scherpe bocht van ongeveer 10 km lengte met gevaarlijke ondiepten tussen Coria del Río en Dos Hermanas.

In 1815 werd de compagnie van de Guadalquivir opgericht en in 1816 werd begonnen met het werk aan de Fernandina-afkorting, om de bocht bij Borrego te vermijden, die zich stroomopwaarts van Isla Menor bevond. De lengte was 1700 meter en de te volgen route was licht gebogen. Hierdoor werd de rivierbedding met 16 km ingekort. Na een reeks mislukte projecten van deze compagnie, besloot de regering het in 1852 af te stoten en zelf de directe controle over de projecten op zich te nemen. Zodoende gaven zij opdracht tot een studie ter verbetering van het estuarium aan de civiel ingenieur Canuto Corroza, die het onderzoek in 1857 voltooide en in 1859 door de regering werd goedgekeurd. Hoewel de studie van Corroza grote kennis van zaken toonde, was deze gebrekkig in de wijze van uitvoering. Dit veroorzaakte na 4 jaar van moeizame werkzaamheden een problemen met grote schade aan het estuarium en de handel. Ook het harde en nutteloze werk bracht grote sociale onrust teweeg. Vanaf 1863 nam Manuel Pastor y Landero de leiding van de werken over en trad tevens effectief op. Na vijf jaar werk slaagde hijf erin om de rivier af te korten en een bevaarbare diepte van 5,18 meter te laten bereiken.

De verschillende veranderingen in het traject van de Guadalquivir in de loop der jaren bij het passeren van Sevilla.

In 1870 keurde de regering het decreet goed voor de oprichting van la Junta de Obras del Puerto de Sevilla y del río Guadalquivir (de Raad voor Werken van de haven van Sevilla en de Guadalquivir). In 1871 werd het reglement van deze organisatie bij Koninklijk Besluit goedgekeurd. De belangrijkste taak van deze organisatie was, tot het begin van de 20e eeuw, het behoud en de voltooiing van de installaties en projecten. In 1880 werd de afkorting van de Jerónimos voltooid, die een rechte lijn van 5230 meter was en die een 13 km lange ontwikkeling verving.

In 1902 stelde de Baskische ingenieur Luis Moliní Uribarri, toenmalig directeur van de raad van werken, een project voor om de rivier 7 meter diep te maken en een effectievere manier voor schepen om van de oceaan naar het binnenland te gaan. Om dit te kunnen doen was het nodig om verbeteringswerken uit te voeren aan de haven, het estuarium en de monding. De werken rond de stad zouden het meest ambitieus zijn. Van 1909 tot 1916 werd er aan de Tablada doorsteek gebouwd, waardoor de afstand die de schepen moesten afleggen om de haven te bereiken werd verkleind.

In 1926 werd de nieuwe route van de rivier ingehuldigd door Alfonso XIII aan boord van het Argentijnse cruiseschip Buenos Aires, waar de bemanning van het watervliegtuig Plus Ultra, die de Atlantische Oceaan waren overgestoken, naartoe ging.

In 1929 werd het bouwplan van ingenieur José Delgado Brackenbury in werking gesteld. Dit zou bestaan uit een afsluiting in Chapina en het laten lopen van de levende rivier vanuit het noorden door de San Jerónimo buurt en ten noorden van de Triana buurt. Dit resulteerde in een scheiding tussen de wijk Triana en de wijk Cartuja. De werken van het Brackenbury Plan werden uitgevoerd in twee fasen: van 1929 tot 1933 en van 1946 tot 1950.

De werken in de eerste helft van de 20e eeuw hadden de rivier op haar weg door het centrum veranderd in een dok, deze nieuwe ‘route’ maakte het mogelijk dat San Jerónimo en Triana onder water kwamen te staan, dus werd er ook een lange verdedigingsmuur (waterkering) gebouwd.

In 1953 gaf de regering opdracht aan het havenmanagement om een voorstudie te doen ter verbetering van het toegangskanaal tot de haven van Sevilla. Er werden drie opties in overweging genomen, waarvan de derde een ambitieus project was. Het bestond uit het uitgraven van een zeekanaal aan de oevers van de Guadalquivir waardoor de natuurlijke loop van de rivier definitief te verlaten werd door de koopvaardijschepen. Het kanaal zou de haven van Sevilla verbinden met een uitgang in Bonanza. Het project voor het Sevilla-Bonanza-kanaal werd in 1961 opgesteld, in 1964 door de regering goedgekeurd en de bouw begon in december 1968, met het plan om het in 1975 af te ronden. In dit begin werden de afkortingen van Olivillos en La Isleta gemaakt, maar de verdere plannen van het project werd niet voortgezet en lijkt momenteel te zijn afgeblazen.

In 1983 werd een ambtenaar gearresteerd voor het stelen van 10 miljoen peseta’s van de Raad van Bestuur.

In de aanloop naar de wereldtentoonstelling van 1992 werden enkele weer enkele werkzaamheden aan de rivier verricht. De afsluiting bij Chapina werd verwijderd zodat het dok verder kon lopen tot aan het San Jerónimo Park, waar een nieuwe afsluiting werd gerealiseerd, en de aan beide zijde bewoonde rivier, liep nu, volledig parallel aan het dok, door ten westen van de stad. De wijk Cartuja was nu bijna geheel omringd door het dok en de rivier, met een landverbinding in het zuiden, in Triana, en een andere verbinding in het noorden, naast de SE-30 of de Ronda Supernorte, in het gebied van het San Jerónimo park.

Flora en Fauna


Flora
Bomen
De aardbeiboom (Arbutus unedo).

Langs het gehele stroomgebied van de Guadalquivir vinden we bomen als de zuidelijke steeneik (quercus rotundifolia), de zwarte den (pinus nigra), en de witte abeel (populus alba). Op de rechteroever van de rivier, en in de cordilleras Béticas (Betische bergketen) komt de aardbeiboom (arbutus unedo) veel voor. De kurkeik (quercus suber) is een boom die voorkomt in heel Andalucía. In de middenloop van de rivier vinden we grote bossen van deze soort die steeds vaker voorkomen en zich uitstrekken over grote gebieden van West-Andalucía. In de hoge rivierbeddingen zien we vaak de weichselkers (prunus mahaleb), de smalbladige es (fraxinus angustifolia) en de tamme kastanje (castanea sativa) staan. Overal in de rivier en in grote delen van Andalucía is de stekelige jeneverbes (juniperus oxicedrus) heel gewoon. De Europese netelboom (celtis australis) is een veel voorkomende boom in het gebied van de Guadalquivir als hij door de provincies Córdoba en Sevilla loopt. De jacaranda (jacaranda mimosifolia) is een soort die in het hele Guadalquivir-bekken voorkomt. De Indische sering (melia azedarach) is een veel voorkomende soort in de middenloop van het Guadalquivir-bekken.

De alom bekende olijfboom.

De wilde olijfboom (olea europaea silvestris), de parasolden (pinus pinea), de zwarte populier (populis nigra), de valse peperboom (schinus molle), de vijgenboom (phicus macrophylla), de dadelpalm (phoenix dactilifera),De acacia (acacia dealbata), de valse acacia(robinia pseudoacacia), de gewone plataan(platanus hispanica) en de platanaceae (platanus) zijn bomen die in heel Andalucía aanwezig zijn, ook in het stroomgebied van de Guadalquivir.

De olijfboom is aanwezig in heel Andalucía. De zure sinaasappel (citrus aruantium) is aanwezig in Andalucía in de provincies Huelva en Sevilla (soms langs de Guadalquivir) en in de provincie Granada.

Struiken en kruidachtige
Echt venushaar.

In Andalucía, en dus ook in het stroomgebied van de Guadalquivir, komen de volgende soorten veel voor: zonneroosjesfamilie (cistus ladanifer), rozemarijn (rosmarinus officinalis), echt venushaar (adiantum capillus-veneris), draadereprijs (veronica filiformis), tijmsoort (thymus mastichina), eenstijlige meidoorn (crataegus monogina) paardenbloem (taraxacun dens leonis), wegendoorn (rhamnus alaternus) gewone braam (rubus fruticosus), zonnebloem (helianthus annuus), bezemstruik (spartium junceum), gele jasmijn (jasminum fruticans), wisselbloem (lantana camera), echium plantagineum (echium plantagineum), dame van de nacht (cestrum nocturnum), en tuinanjer (dianthus caryophyllus).

Wilde kamperfoelie.

De brandkruid (arbusto matagallo)  komt in de middenloop van het Guadalquivir-bekken zeer veel voor, evenals langs de hele Andalusische kust. Hoewel de cistus salvifolius, behorend tot de familie van de zonneroosjes, op verschillende plaatsen in Andalucía (zoals in de Sierra Morena) aanwezig is, komt hij wat het Guadalquivir-bekken betreft alleen in de bergen van zijn bovenloop voor. De wilde knoflook (allium suaveolens) is aanwezig in het Guadalquivir-bekken vanaf de middelloop. De sneeuwbal (viburnum tinus) is op verschillende plaatsen in Oost-Andalucía aanwezig, en wat het Guadalquivir-bekken betreft, is het aanwezig in de hoge en middelste delen van de  rivier.

Wilde cichorei

De terpentijnboom (pistacia terebinthus) is aanwezig in de provincies Jaén, Córdoba, Málaga en Granada. Wat betreft de provincies Jaén en Córdoba vindt men hem in de boven- en middenloop van de Guadalquivir. De gewone rolklaver (lotus corniculatus) is te vinden in de buurt van de bovenloop, en verder weg van de stroom in de middenloop. Ook vinden we hem in de bergen van Huelva en Málaga. Aan beide zijden van de midden- en benedenloop, en ver van de rivierbedding, zijn er gebieden waar guichelheil (anagallis arvensis) gebruikelijk zijn. De grote lisdode (typha latifolia) is zeer gebruikelijk in de benedenloop en strekt zich uit langs de kust van Cádiz en Huelva. De boomheide (erica arborea) is aanwezig in heel Andalucía, met uitzondering van de hoger gelegen bergachtige gebieden. De groot kaasjeskruid (malva silvestris) is in heel Andalucía aanwezig, behalve in de bergachtige gebieden en langs de kust.

Stengelloze sleutelbloem.

De mediterrane winde (convolvulus althaeoides) is in het hele stroomgebied van de Guadalquivir aanwezig, behalve in de gebieden die het dichtst bij de monding liggen. In Andalucía is de stengelloze sleutelbloem (primura vulgaris) en de steenbreek (saxifraga biternata) en een vlinderbloemachtige genaamd adenocarpus decorticans aanwezig in de bergachtige gebieden van het bovenste en het middelste deel van de Guadalquivir en, buiten deze gebieden, is ook de Sierra de Málaga te vinden. In Andalucía is het blauwe vlas (linum narbonense) ver van de loop van de rivier te vinden in het hoge en middelste gedeelte, evenals in het oosten van de provincie Almeria. Het maarts viooltje (viola adorata) is aanwezig in de meer bergachtige gebieden die aan de zijkanten van de Guadalquivir en in de Sierra de Málaga liggen. Het tamarisk (tamarix africana) is te vinden in het hele stroomgebied van de rivier en langs de hele Andalusische kust, met uitzondering van de kust van de provincie Granada.

Kuifhyacint.

Oleander (nerium oleander) groeit in Andalucía in de boven- en middenloop van de Guadalquivir, maar ook in de Sierra Morena en de Sierra de Huelva. Het is een veelgebruikte soort in de tuinbouw.

Wilde chicorei (cichorium intybus),  rode klaver (trifolium pratense) en wilde kamperfoelie (lonicera periclymenum) is in heel Andalucía te vinden, behalve in het oostelijke deel van de provincie Almería.

De kuifhyacint (muscari conosum) is te vinden ten zuiden van de middenloop van de Guadalquivir en in de provincie Almería. De rotsklok (campanula rotundifolia var. velutina DC) is te vinden in heel Noord-Andalucía en in het oosten van de provincie Jaén (die de bovenloop van de Guadalquivir omvat), in het noorden van de provincie Granada en in het westen van de provincie Almería.

Koeikruid (vacaria hispanica) is aanwezig in een brede strook die het noorden van de provincies Sevilla, Cádiz en Málaga, het zuidoosten van de provincie Huelva, en het zuiden van de provincie Córdoba en het zuidwesten van de provincie Jaen bedekt.

Naast de bovengenoemde soorten zijn er in het stroomgebied van de Guadalquivir natuurlijk ook de andere struik- of kruidachtige soorten te vinden die typisch zijn voor het mediterrane klimaat.

Fauna
Zoogdieren

In het Nationaal Park Doñana en in het hele bergachtige milieu van het noorden van de Guadalquivir zijn er voorbeelden van Iberische lynxen. In de bergachtige gebieden van de bovenloop en in de Sierra Morena leeft de Spaanse steenbok en de moeflon. In het hele noorden van Andalucía, inclusief het deel van de bovenloop, vind je wezels. In de boven- en middenloop, evenals in de bergachtige gebieden van het noorden van Andalucía, is de civet aanwezig. De otter vindt zijn habitat over het hele traject, hoewel er weinig exemplaren zijn. In de bovenloop is ook de wolf aanwezig. En in de midden- en bovenloop vinden we de eekhoorn. In Doñana en in de boven- en middenloop zijn de reeën, damherten en wilde zwijnen aanwezig.

De otter.
De Flamingo.
De Iberische lynx.
Vogels

Het Guadalquivir-bekken is een gemeenschappelijke plaats voor de observatie van verschillende soorten vogels.

Er zijn enkele soorten die in dit bekken praktisch alleen in Doñana te vinden zijn, zoals de keizerarend (Aquila adalberti), de oxyura (eend), de flamingo en de ooievaar. Het bekken bevat ook soorten die met uitsterven worden bedreigd, zoals de eerder genoemde keizerarend, de marmereend, de knobbelmeerkoet, de ralreiger en de witoogeend. De vale gier, die in het bekken aanwezig is, was in de loop der jaren met uitsterven bedreigd, maar zijn populatie lijkt zich over het hele schiereiland te hebben hersteld.

Aangenomen werd dat de roerdomp als reproductieve vogel in de benedenloop van de Guadalquivir was uitgestorven, hoewel er weer nesten werden ontdekt vanaf 2002.

Vissen

Tot de bekendste vissen behoren de barbeel en de boga de río (Pseudochondrostoma polylepis). De fint (Alosa fallax) komt ook voor in de Guadalquivir en de Guadiana, hoewel deze minder vaak voorkomt in deze laatste rivier. In Andalucía vinden we de barbeel in de bekkens van de Guadalquivir en de Guadiana. De boga de río is een vis die in veel rivieren en reservoirs in Andalucía voorkomt en een lengte van ongeveer 24 centimeter kan bereiken.

Het fartet (Aphanius iberus), de salinete (Aphanius baeticus), de steur, de zeeprik en de jarabugo (anaecypris hispanica) zijn praktisch uitgestorven in deze rivier.

Door de aanwezigheid van verschillende vreemde soorten is het aantal endemische soorten in de Guadalquivir afgenomen.

Fotogalerij


Puente de las Herrarías, provincie Jaén
De Romaanse brug van Córdoba
De Quinto Centenario brug, Sevilla.
De Guadalquivir-rivier geschilderd door Garcia y Rodriguez
Aalscholvers in de benedenloop Guadalquivir (Doñana).
De uitmonding.
De Guadalquivir-rivier op het hoogte van de stad Trebujena.
Groep Flamingo’s op de Guadalquivir.
Cruise-schip in de haven van Sevilla.
Uitzicht op de Marismas del Guadalquivir in de gemeente Trebujena.

Het beheer


Het beheer van de rivier is in handen van de ‘Confederación Hidrográfica del Guadalquivir‘, die afhankelijk is van de deelstaatregering. De Autonome Wet (Estatuto de Autonomía) van 2007 gaf de Junta van Andalucía het beheer van de rivier in handen. Dit was echter in strijd met de staatsverordeningen inzake stroomgebieden die verschillende autonome gemeenschappen bestrijken. Daarom heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel van de wet in 2011 nietig verklaard en is het beheer opnieuw toevertrouwd aan de Confederación Hidrográfica del Guadalquivir.

Sinds 2009 worden 53 van de 57 stuwmeren in het bekken beheerd door de Junta van Andalucía. De stuwmeren van Fresneda en Montoro (beide in de provincie Ciudad Real) zouden in handen van de staat blijven. De reservoirs van Jandula en Pintado werden gezamenlijk beheerd door de staat en de Junta. In 2010 heeft de Junta, bij gebrek aan economische solvabiliteit, het beheer van de stuwmeren La Breña II en de Arenosohet teruggegeven aan de staat. Met de uitspraak van 2011 zijn alle reservoirs teruggegeven aan de Confederación Hidrográfica del Guadalquivir.

Uitbreidingswerken


Het baggeren om de diepte van de Guadalquivir-rivier te vergroten was gepland tussen 2001 en 2013, maar is uiteindelijk niet uitgevoerd.

In 2001 heeft het Havenbedrijf van Sevilla (Autoridad Portuaria de Sevilla) het volledige dossier van de werkzaamheden aan het Directoraat-generaal Milieukwaliteit en Evaluatie gestuurd. Deze zaak werd door de milieuorganisatie WWF-Adena naar de Kamer van Omstreden Bestuurszaken van het SC (Sala de lo Contencioso Administrativo del TS) gebracht, die opdracht gaf tot een meer gedetailleerde studie. In het algemeen bestaat de uitbreiding van het baggeren van de rivier uit het uitdiepen en verbreden van vrijwel het gehele bevaarbare gedeelte van de Guadalquivir (86 kilometer, van Punta del Verde tot de benedenloop van de Salmedina). Momenteel bedraagt de gemiddelde diepgang van de rivier 6,5 meter, maar na deze actie zou deze tussen de 7,6 en 8 meter liggen, afhankelijk van het traject. Met andere woorden, het zou de bodem van het kanaal met 1,5 meter verdiepen. Het basisproject voorziet ook in onderhoudsbaggerwerken voor een periode van 20 jaar.

Een verhoging van de capaciteit van de rivier zou kunnen leiden tot een verhoging van het zoutgehalte van de rivierbedding, wat de gewassen van de Beneden-Guadalquivir zou kunnen schaden. Dit was de belangrijkste reden waarom het ministerie van Landbouw in 2013 besloot om deze uitbreidingsbaggerwerken niet uit te voeren.

Milieuverontreiniging


Vanaf 1963 heeft de WWF-organisatie een collecte gehouden om land in Doñana (in de benedenloop van de Guadalquivir) aan te kopen en te beschermen. De bioloog José Antonio Valverde hielp bij het creëren van dit Nationaal Park. Op dit moment is er echter een overvloed aan illegale putten (illegale stortplaatsen).

Hoewel er sinds het einde van de 20e eeuw grote vooruitgang is geboekt, werd in 2007 vastgesteld dat 30% van de lozingen in de Guadalquivir onbehandeld waren. De meeste van deze lozingen zijn afkomstig van kleine gemeenten of van organisch afval van de landbouwindustrie. De Guadalquivir Hydrografische Confederatie behandeld om deze reden vele boetes per jaar aan gemeenten en industrieën.

Milieugroeperingen zeggen dat de in het gebied geplande mijn- en gaspijpleidingprojecten een aanslag op dit milieu zouden kunnen zijn. De lozing in 1998 van een plas giftig slib uit de mijnbouw door het Zweedse bedrijf Bolidén in een zijrivier van de Guadalquivir heeft een ecologische ramp veroorzaakt, die bekend is geworden als de Aznalcóllar-ramp. Het opruimen van die omgeving kostte 89 miljoen euro, waaraan Bolidén niets heeft bijgedragen. In het geval van de heropening van de Aznalcóllar-mijn wordt daarom in het contract bepaald dat er geen slibvijver zal zijn. In 2005 ontdekte de regionale regering van Andalucía dat de kopermijn van Las Cruces arsenicum had gedumpt in een aquifer in de buurt van de loop van de rivier, wat heeft geleid tot een juridisch geschil.

Illegale handel


De Lower Guadalquivir is een toegangspoort voor hasjiesj uit Noord-Afrika, wat de autoriteiten ertoe heeft gebracht een controlepost op te zetten in de haven van Chipiona, naast het estuarium.


Naar boven
Verwant aan dit onderwerp:

Dit was een van de Spaanse Verhalen in de website spaanseverhalen.com. De verhalen in deze website zijn niet statisch, regelmatig worden de verhalen aangepast, kijk hiervoor naar deze mededeling:

  • Laatst bijgewerkt 2021-09-30

Coralma*

Spaanse Verhalen.  https://spaanseverhalen.com

Bronvermelding en referenties:
De veelal buitenlandse teksten van wikipedia zijn beschikbaar onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen. Ik heb deze teksten vertaald, gemengd, en vaak aangevuld met eigen kennis en ervaring, opgedaan in de periode dat ik in Spanje woon en aan deze artikelen werk.
Er kunnen ook andere bronvermeldingen zijn opgenomen, dat kunnen zaken zijn die ik, tijdens het onderzoek naar de artikelen, gelezen heb en in deze teksten verwerkt heb.

Deze teksten zijn beschikbaar onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0

Andere bronnen zijn:

    • Manuel’s blog|taal=nl|url=https://www.rutasyfotos.com/2010/01/canada-de-las-fuentes-nacimiento-del.html|| datum=20200110
    • website IES Fray Pedro de Urbina – Departamento de Geografía e Historia |http://www.iesfraypedro.com/files/sociales/diccionario-geografia.pdf| datum=20200111
    • blog Piet Schellekens |https://pietschellekens.blogspot.com/2011/08/182-de-ficus-macrophylla.html| datum=20200114
    • website tuinkrant.com |https://www.tuinkrant.com/plantengids/kuipplanten/14433.htm| datum=20200114
    • website MijnTuin |https://www.mijntuin.org/plants/16807-jacaranda| datum=20200114
    • website Puressentiel |https://be.puressentiel.com/nl/cistus-ladanifer| datum=20200114
    • website seriously fish|https://www.seriouslyfish.com/species/aphanius-baeticus/| datum=20200115}}

De foto’s/afbeeldingen zijn gelicenseerd onder  Wikimedia Creative Commons: CC0 1.0CC BY 1.0 ,  CC BY-SA 1.0 ,  CC BY 2.0 , CC BY-SA 2.0,  CC BY 2.5 , CC BY-SA 2.5, CC BY 3.0CC BY-SA 3.0 , CC BY 4.0, CC BY-SA 4.0 , GNU-licentie voor vrije documentatie ,  of Publiek Domein

Coralma*, is eigen werk dat u terug kunt vinden als een CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.

U bent vrij:

  • Om het werk te kopiëren, te verspreiden en te verzenden
  • Om het werk aan te passen (op uw eigen medium)

Onder de volgende voorwaarden:

  • attributie – U moet de juiste vermelding geven, een link naar de licentie verstrekken en aangeven of er wijzigingen zijn aangebracht. U mag dit op elke redelijke manier doen, maar niet op een manier die suggereert dat de licentiegever u of uw gebruik goedkeurt.
  • gelijk delen – Als u het materiaal remixt, transformeert of erop voortbouwt, moet u uw bijdragen distribueren onder dezelfde of compatibele licentie als het origineel.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

Jan Woordenaar Bontje - CULTUUR

Aforismen, bontjes, columns, gedachten, gedichten, haibun, haiku, kyoka, literatuur, poëzie, proza, snelsonnetten, tanka.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, reizen, foto's, gedachten en meer.

Hans Brongers Buitenfotografie

VOOR DAG EN DAUW IN DE NATUUR / BEFORE DAY AND DEW INTO NATURE

WordPress.com News

The latest news on WordPress.com and the WordPress community.

%d bloggers liken dit: