Madrid is de hoofdstad van Spanje en ligt in het midden van het Iberisch schiereiland, dat is ook het midden van het Spaanse centrale Castiliaanse plateau (de Spaanse hoogvlakte), met een gemiddelde hoogte van ±650 m.
Deze Koninklijke stad wordt gezien als één van de mooiste steden van Spanje en is zeer populair als stedentrip-bestemming. De meest bekende toeristische trekpleisters liggen bijna allemaal in het centrum van de stad, waaronder Puerta del Sol, Plaza Mayor<, Palacio Real en Plaza de Colón. Dit zijn slechts enkele bezienswaardigheden er zijn er veel meer. De belangrijkste straten in Madrid zijn de Gran Via, Calle de Alcalá, Paseo de la Castellana, Calle de Goya etc.
Tekening van Madrid uit het jaar 1562 met datails van de musulmaanse muur.
Het Madrileense klimaat, is overwegend droog. Juni, juli en augustus zijn extreem droge maanden, met temperaturen die gerust hoog genoemd mogen worden. In augustus komt het voor dat het boven de 40° C komt. De lucht in Madrid is droog en dat zorgt ervoor dat u het niet benauwd krijgt ook al is het heet. In de winter kan het er wel eens sneeuwen, maar die blijft nooit lang liggen. De temperaturen liggen soms rond het vriespunt, maar meestal er boven. In de bergen boven Madrid sneeuw het veel, daar wordt ook elke winter geskied. In de herfst en in de lente valt de meeste regen. De Madrilenen hebben deze regen nodig om de stuwmeren boven in de bergen te vullen, dit is hun zomervoorraad water. De beste maanden om Madrid te bezoek zijn april, mei, juni, september en oktober.
Als u naar de bovenste verdieping van het gebouw van de Corte Ingles op (Plaza del) Gallao gaat krijgt u dit uitzicht van Gran Via te zien.
De cultuur van Madrid werd gedomineerd door de koninklijke geschiedenis. Rond 1500 werd het het centrum van het Spaanse Rijk, toen het machtigste rijk ooit, en dat is te zien in deze stad. Het koninklijk Paleis, de grote pleinen en gebouwen die gebouwd werden in opdracht van de monarchie, enorme kathedralen en kerken zijn er in overvloed in Madrid, evenals middeleeuwse architectuur, maar Madrid is ook net als Berlijn of Londen een kosmopolitische stad, vol met moderne architectuur, lifestyle en cultuur.
Het is de hoofdstad van Spanje en van de Comunidad de Madrid (gemeenschap van Madrid). Ook bekend als de Villa y Corte (de stad waar het Hof zetelt). De stad had in 2019, 3.266.126 inwoners, terwijl de metropool vandaag de dag dicht tegen de 5 milj. inwoners telt. Als we het Europees bekijken dan staat Madrid daarmee op de tweede plaats, Parijs is qua inwoners nog een stukje groter. Kijken we naar bevolkingsdichtheid dan hoort Madrid niet bij de top tien van Europa, dat wil zeggen dat stedelijk gezien de Madrileen best ‘veel ruimte’ tot zijn beschikking heeft. Het is ook een stad met veel groen!
Als hoofdstad van de staat, is Madrid ook de zetel van de regering, het parlement, en de ministeries, instituten en partnerorganisaties, alsmede de residentie van de koningen van Spanje en de Minister-President. Economisch gezien is het de vierde rijkste stad in Europa na Londen, Parijs en Moskou. Voor 2009, werd 50,1% van de inkomsten, van de 5000 belangrijkste bedrijven van Spanje, gegenereerd door bedrijven die hun hoofdkwartier in Madrid hebben. Het herbergt de 4e grootste handelsbeurs van Europa en de 2e in de Latijns-Amerikaanse context (Latibex) en een aantal van de grootste bedrijven in de wereld. Als we kijken naar de aanwezigheid van multinationale bedrijven staat Madrid op de 8e plaats vergeleken met de rest van de wereldsteden, na o.a. Beijing, en Milaan maar voor Dubai, Parijs en New York.
Los Cuatro Torres de Madrid.
Op Internationaal niveau herbergt het het hoofdkwartier van de World Tourism Organization (OMT), behorende tot de Verenigde Naties en de hoofdkwartieren van International Organization of Securities Commissions (IOSCO), het hoofdkwartier van het Secretaria General Iberoamericana (SEGIB), het hoofdkwartier van de Organisatie van Ibero-Amerikaanse landen (OEI), de Ibero-Amerikaanse Youth Organization (OIJ), en het hoofdkwartier van Public Interest Oversight Board (PIOB). Het herbergt ook grote internationale regelgevende instituten en Spaanstalige omroepen: la Comisión Permanente de la Asociación de Academias de la Lengua Española, en het hoofdkwartier van de Real Academia Española (RAE), het Instituto Cervantes en de Fundación del Español Urgente (Fundéu). Madrid organiseert beurzen als het Fitur, Madrid Fusión, ARCO, SIMO TCI, el Salón del Automóvil en de Cibeles Madrid Fashion Week.
Standbeeld van Carlos III, ook wel “de beste burgemeester van Madrid” genoemd. Op de achtergrond de nieuwe plaats van de wereldberoemde Tio Pepe neonreclame op het Puerta del Sol.
Het is een invloedrijk cultureel centrum en het heeft internationaal befaamde musea, met name het Museo del Prado, Museo Centro de Arte Reina Sofia, Thyssen-Bornemisza en Caixa Forum Madrid, die respectievelijk de 14ᵉ. de 10ᵉ, de 67ᵉ en de 79ᵉ plaats van meest bezocht musea ter wereld innemen.
De oorsprong van de stad wordt6 opnieuw bekeken na recente vondsten van Visigotische graven en andere overblijfselen van de Carpetanos of pre-Romeinseperiode. Archeologische opgravingen onthullen ook overblijfselen die worden toegeschreven aan Romeins Madrid. Deze bevindingen uit de Visigotische periode hebben bevestigd dat de latere door de moslims versterkte nederzetting Maǧrīţ, uit de 9e eeuw, zich had gevestigd op een Visigotische nederzetting uit de 7e eeuw, genaamd Matrice of Matrix dat stroom betekend.
De gevel van het Koninklijk Paleis van Madrid. Ontworpen door de architecten Giambattista Sacchetti en Francesco Sabatini. Het is een van de meest opmerkelijke vorstelijke residenties in Europa, gebouwd in de 18ᵉ eeuw. Dit is de zetel van de Spaanse monarchie vanaf de 16ᵉ eeuw.
Het duurde tot in de 11e eeuw voordat Madrid werd opgenomen in de Kroon van Castilla, na de verovering door Alfonso VI de León in 1083. Het werd in 1561 door koning Felipe II aangewezen als de zetel van het Hof en waardoor het de eerste permanent hoofdstad van de Spaanse monarchie werd. Vanaf de Renaissance tot heden is het de hoofdstad van Spanje en zetelt hier de regering en het staatsbestuur, op enkele korte intervallen na: tussen 1601 en 1606 was Valladolid tijdelijk de hoofdstad; gedurende de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog verplaatste men de hoofdstad naar Sevilla in 1808, en naar Cadiz in 1810, en gedurende Spaanse Burgeroorlog, toen de Republikeinse regering zich eerst had verplaats naar Valencia en later naar Barcelona.
Identiteits elementen
Madrid,,, waarom? Eigenlijk is deze stad toch niet zo special? Ze heeft geen grote rivier. Noch van die enorme wolkenkrabbers. Geen kanalen, noch meren. Geen roemrijke ruïnes. Geen zee. Er ontbreekt nogal wat aan Madrid!!!…. MAAR je vindt er miljoenen mensen op straat. Het verrast je. De echtheid. De contrasten. De constante animatie. Zijn gewoontes. Het is zeker de moeite waard om, voor een keer, vroeg op te staan, en eens het echte LEVEN in Madrid te aanschouwen!!!
De status van hoofdstad
Het zijn de ruimtelijke, functionele en fysionomische effecten, die Madrid de onderscheidende factor geven ten opzichte van andere Spaanse steden. Dit is grotendeels te danken aan het feit dat Madrid pas later als hoofdstad werd aangewezen. Deze toewijzing zorgde voor een bevolkingsgroei en werd mede daardoor een economisch en cultureel welvarende stad.
En alhoewel sinds 1561 het Hof zich permanent in Madrid had gevestigd, en dit voorrecht aan de stad verleend was, moest Madrid nog lang wachten op de wettelijke erkenning hiervan. Pas in 1931, met de komst van de Tweede Spaanse Republiek, werd het officieel grondwettelijk vastgelegd dat Madrid de hoofdstad van Spanje was. En tegelijkertijd, werd de stad officieel erkend als hoofdstad van Spanje gedurende het Franco tijdperk in de ‘Ley de Régimen Especial‘ van Madrid (11 juli 1963), een feit dat later werd goedgekeurd in de Grondwet van 1978. Tot 2006 is er geen wet uitgevaardigd, de Wet op de Hoofdstad en de ‘Régimen Especial de Madrid‘, waarvoor het Parlement wetgeving aan het ontwikkelen is, is er een met speciale consequenties.
Symbolen
De symbolen van de Stad Madrid zijn de karmozijnrode vlag van de Castilliaanse gemeenten en het traditionele wapenschild met de beer en de aardbeiboom, en daar bovenop de oude koninklijke kroon, geheel volgens de regels van het huidige protocol ceremonieel van de gemeente van Madrid.
Het standbeeld met de beer en de aardbeiboom op het Puerte del Sol, een werk van de stedelijke beeldhouwer Antonio Navarro Santafé.
Hoewel men altijd spreekt van de “beer en de aardbeiboom”, was het vroeger een vrouwtjes beer. Ook de Aardbeiboom was niet als zodanig geïdentificeerd, het was een boom met rode vruchten, totdat de vruchten van de aardbeiboom gebruikt werden om een plaag, die de stad teisterde, te genezen. Sindsdien werd de boom aangeduid als zijnde de aardbeiboom. In de 16e eeuw ontstond daaruit het verbeterde wapen.
Op het wapenschild van deze gemeente, is een beer met een aardbeiboom in een zilveren veld te zien, en om uwe koninklijke hoogheid te behagen wordt dit wapen voorzien van een kroon. Het schild zelf wordt omrand met een blauwe band met zeven sterren (de zeven gemeentes die zich tijdens de reconquista rond Madrid vormde, en het sterrebeeld van de Grote Beer) met vijf stralen ten teken van de heldere hemel die deze stad overdekt.
Verzoek van de gemeenteraad van Madrid, aan Carlos I van Spanje, door de vorst verleend. 1548.
Er is ook nog een tijd geweest dat er een draak stond afgebeeld op het schild, hoewel sommige deskundige zeiden dat het een gevleugeld slangetje of een gouden griffioen was.
Onder de antiquiteiten is er één die duidelijk getuigen van de edelheid en de oude stichting van deze stad, namelijk in juni 1569, tijdens de verbreding van de Puerta Cerrada (de Gesloten Poort) kwam er boven de poort, een wandpaneel van een woeste gebeeldhouwde draak van graniet te voorschijn, dezelfde die te zien is op de Griekse wapens en op hun vlag…. Juan Lopez de Hoyos, schrijver en Spaans humanist. De geschiedenis en de ware relatie tot de ziekte, een triest overlijden en weelderige uitvaart van de meest serene Koningin van Spanje, Doña Isabel de Valois, Onze Lieve Vrouwe. 1569.
Het wapen van Madrid, uit 1859.
Sindsdien zijn vele schilden van Madrid voorzien van een draak. Het officiële wapen van 1859 bevatte een griffioen die leek op een draak.
Het wapen vanaf 2004.
Sinds 2004 gebruikt de gemeenteraad een logo dat is gebaseerd op het schild van de stad Madrid, een licht blauwe afdruk, die wordt gebruikt op interne documenten en externe communicaties.
Toponymie
De eerste keer dat de naam gedocumenteerd werd gebruikt was in de Andalusische periode, مجريط Mağrīţ, wat resulteerde tot het middeleeuwse oud Castiliaanse, Margerit, waarover, doorheen de geschiedenis, vele hypotheses over de oorsprong zijn gemaakt.
De meest voorkomende theorie tot voor kort, was die van de arabist Jaime Oliver Asín, die in 1959 zei dat Maŷriţ of Maǧrīţ (de ŷ en ǧ zijn twee schrijfwijzes om hetzelfde geluid te vertegenwoordigen) afgeleid was van het woord maǧra, dat “bedding”, “kanaal” of “stroom” betekent, waaraan men het Romeinse -it (het Latijnse -etum geeft “overvloed” aan) heeft toegevoegd. (Het waren door kruising ontstane, Arabische-Romeinse, woorden die vaak in al-Ándalus werden gebruikt.) In eerste instantie beweerde Oliver Asín echter dat de huidige naam van Madrid niet Maǧrīţ was maar het Romeins-Moorse Matrice, uitgesproken als Matrich, wat “baarmoeder, moeder” of “bron” betekende. Beide plaatsnamen, Arabisch en Romeins, zijn volgens de eerste hypothese van Oliver, in de tijd naast elkaar door verschillende bevolkingsgroepen gebruikt, zowel islamitische als christelijke, die respectievelijk in de heuvels van Almudena en Vistillas woonde, gescheiden door een kreek die door de huidige Calle de Segovia liep, en die van origine voor beide namen zorgde. Maar Oliver ging nog verder, hij beweerde dat deze twee bevolkingsgroepen gebruik maakte van de populaire benaming, in meervoud, “los madriles“, dat ook voor de stad gebruikt werd. Echter, kort daarna herroept Oliver de theorie van de dubbele naam en verklaard dat de naam Madrid alleen afkomstig kon zijn van het Arabische woord Maǧrīţ.
De taalkundige Joan Coromines stelde in 1960 een alternatieve theorie voor waarin hij opmerkte dat Maǧrīţ niet meer is dan een fonetische arabisering is van het woord Matrich met de klankomzetting van ǧ en ţ en dat het niet gerelateerd was aan het woord maǧra, een mogelijkheid die Oliver Asín al opperde, maar dat, uitsluitend voor niet exclusieve taalkundige redenen. De arabist en taalkundige Federico Corriente ontwikkelde deze theorie later verder en het is nu de meest voorkomende theorie van vandaag.
Geschiedenis
Felipe II die Madrid tot hoofdstad van Spanje maakte. Portret van Sofonisba Anguissola (1565).
Het ontstaan van de stad is het onderwerp van een onderzoek na recente opgravingen in de oude omgeving van de stad, de Visigotische begraafplaatsen en overblijfselen die teruggaan tot de Carpetanische en pre-Romaanse periode. Archeologische opgravingen in het gemeentelijk grondgebied leveren Romeinse overblijfselen op in verschillende wijken van de moderne stad die worden toegeschreven aan een Romeinse nederzettingen in Madrid. Dit op basis van overblijfselen gevonden tijdens opgravingswerkzaamheden van de M-30 snelweg, een locatie op de oever van de rivier de Manzanares en een invloedsgebied van de Puente Segovia, een gebied dat nu bezet wordt door het Parque de Atenas, het gebied onderaan de Calle de Segovia en de Paseo de la Virgen del Puerto. Het Romeinse Madrid is dus niet gelegen aan de latere, hoger gelegen, enclave uit de Visigotische periode bij de Manzanaresvallei, een paar meter verwijderd van een plaats waar men gedocumenteerde resten van Visigotische afkomst vond.
Deze recente opgravingen uit het Visigotische tijdperk hebben de theorie van verschillende auteurs bevestigd dat de latere islamitische versterkte nederzetting Maǧrīţ (9e eeuw) op een vicus, een buurt of kleine agglomeratie van de Visigoten, genaamd Matrice of Matriz, dat gelegen was aan de rivier.
Alfonso VI op een miniatuur uit de 12 e eeuw in de kathedraal van Santiago de Compostela.
Het duurde tot de 11e eeuw, dat Madrid, door Alfonso VI de León (1083), werd heroverd op de Moren en het opnam in zijn koninkrijk Castilla. Vanaf dat moment groeit Madrid gestaag maar constant, en niet alleen qua bevolking maar ook wat betreft zijn invloed, wat betekende dat het aan het eind van de 15e eeuw (gedurende de late en hoge middeleeuwen) een van de belangrijkste steden van Castilla was. En dit resulteerde uiteindelijk in de benoeming van Felipe II in 1561, dat Madrid voortaan de stad was waar het Hof gezeteld was. Vanaf die tijd is Madrid de permanente hoofdstad van de Spaanse monarchie geweest (voor die tijd reisde het Hof van het ene naar het andere graafschap). Daarna begon de stad aan een exponentiële groei, zowel in omvang als in bevolking, waardoor het aan het einde van de 19e eeuw meer dan een half miljoen inwoners telde. Mede daardoor is de stad vanaf de Renaissance (16e eeuw) tot op heden de hoofdstad van Spanje, met enkele korte onderbrekingen die we hierboven al vernoemde.
Prehistorie
Men heeft dan wel geen fossiele menselijke resten gevonden, maar er bevond zich een grote variëteit aan gebruiksvoorwerpen die het mogelijk maken om het bestaan van menselijke nederzettingen te bewijzen. Vooral in de omgeving van Arganda del Rey en ook in de terrassen van de Manzanares, plaatsen die nu door de stad zijn bezet, heeft men vele vondsten gedaan.
Het Romeinse en Visigotische tijdperk
De verovering van het Iberische schiereiland door Rome moet gezien worden als militaire acties die uitgevoerd werd in de lange reeks van oorlogen met Carthago. Een oorlog die bijna 200 jaar duurde, voor het Iberisch schiereiland was deze tweede Punische oorlog van groot belang. De Carthagers op het Iberisch schiereiland werden in 27 v. Chr. verslagen. Toen de Romeinen het gebied veroverd hadden verdeelde ze het in drie provincies. Het gebied waar Madrid zich nu bevind behoorde tot de provincie Tarraconense. Het is mogelijk dat gedurende de Romeinse bezetting Madrid niet meer was dan een landelijke nederzetting welke profiteerde van het kruisen van wegen en zijn natuurlijke rijkdommen. Bij andere opgravingen zijn er, in de omgeving van de kathedraal van Santa Maria de la Almudena, resten van een basiliek gevonden uit de Latijns-Visigotische periode. Dit wordt opgevoerd als zijnde het bewijs voor een stedelijke nederzetting in die periode. Ander archeologisch bewijs voor de aanwezigheid van een stabiele populatie in dit gebied zijn de overblijfselen van twee Visigotische necropolissen (begraafplaatsen), één in de voormalige “colonia del Conde de Vallellano”, tussen de Paseo de Extremadura (straat in Madrid) en het Casa de Campo (natuurlijk park in Madrid), en een ander in Tetuán de las Victorias (een wijk in Madrid). Op de plaats waar het middeleeuwse stadje heeft gestaan vond men een behoorlijk beschadigde grafsteen met opschrift, het onderzoek van deze steen is nooit voltooid en de verweerde tekst werd op verschillende manieren geïnterpreteerd, maar toch wordt deze vondst gezien als bewijs voor de aanwezigheid van een stabiele bevolking in de 7e eeuw.
«MIN.N. BOKATUS. INDIGNVS. PRS. IMO / ET TERTIO. REGNO. DOMNO. RVD. / MI. REGVM. ERA DCCXXXV»
Het tijdperk van de Moslims
Sporen van de moslim muur naast de Cuesta de la Vega.
Het eerste echte historische bewijs van het bestaan van een stabiele nederzetting dateert uit het islamitische tijdperk. In de tweede helft van de 9e eeuw, bouwde de emir van Córdoba, Muhammad I (852 – 886) een fort op een klif naast de rivier. Het was een van de vele fortificaties die hij in het grensgebied van Marca Media liet bouwen. Het doel van deze fortificaties was het toezicht houden op de bergpassen van de Seirra de Guadarrama om Toledo te beschermen tegen de invallen van de christelijke koninkrijken, en daar tegelijk vanuit deze vestingen aanvallen te beginnen tegen deze christelijke koninkrijken, en niet als laatste ook om het gezag van Córdoba te vestigen in de regio. Het eerste schriftelijke bewijs van Madrid vinden we in de Cordobaanse kronieken van Ibn Hayyan (987 – 1075), die weer naar een andere schrijver verwijst, al-Razi (888 – 955), die zegt:
In de tijd dat Muhammad aan de macht was werden er prachtige bouwwerken gemaakt, veel heldendaden verricht. Er werden grote triomfen behaald en de zorg voor het welzijn van de moslims was tot het uiterste gewaarborgd. Men bewaakte de grenzen zorgvuldig, hij hield alles in de gaten. Hij consolideerde zijn rijk tot in de uiterste gebieden en voldeed aan alle behoeften van zijn bevolking. Hij was het die opdracht gaf tot de bouw van het kasteel van Esteras, om de gewassen van Medinacelli, vanuit het noordwesten, te beschermen. En hij was het die, voor de mensen in Toledo, dat aan de grens van het rijkdom lag, opdracht gaf tot de bouw van het kasteel van Talamanca, het kasteel van Madrid en het kasteel van Peñahora bouwde. Hij hield zich op de hoogte van de laatste ontwikkelingen, als er wat gebeurd was, dan was hij aanwezig. Hij zond vertrouwelingen om te controleren of alles goed verliep.
Naast de fortificatie ontstond er, aan de zuid- en oostkant, de eerste beginselen van een dorp, mensen die de bescherming van het fort opzochten. Deze populatie werd toen Maǧrīţ genoemd (in oud Castiliaans, Magerit), dat een Romaanse Arabisering was van Matrice, «matriz», zou kunnen zijn, een verwijzing naar de stroom die langs de primitieve stad liep (een plek die nu ingenomen wordt door Calle de Segovia). Voor de andere verklaring, zie hier het begin van dit verhaal.
De meest uitgebreide omschrijving over het islamitische Madrid geeft de geograaf al-Himyari in de 15e eeuw, daarbij verwijzend naar oude bronnen die zeggen dat de stad:
….één van de nobele steden van al-Andalus was, gebouwd door de Emir Muhammad ibn Abd al-Rahman. Dat het van Madrid tot de brug van Maqida (¿Valdemaqueda?), de grens van dit islamitische rijkdom, 31 mijl was. En dat men in Madrid klei heeft waarvan potten werden gemaakt die twintig jaar op het vuur gezet konden worden zonder te breken, en dat wat erin gekookt werd geconserveerd werd, en dat kou of warmte, uit de omgeving, daar geen invloed meer op had. Het kasteel van Madrid was een van de sterkste, gebouwd door Emir Muhammad ibn Abd al-Rahman. Ibn Hayyan vermeld in zijn Historia over een kuil die werd gegraven buiten de muren van Madrid, waarvan men zei dat het een tombe bevatte, met een skelet, van 102 “palmos” (ong. 9 mtr) gemeten vanaf het hoofdkussen tot het voeteinde. Waarvan akte, gecertificeerd, de Qadi van Madrid, die zich naar de plaats had gehaast en het samen met getuigen heeft aanschouwd.
Overblijfselen van de Torre de los Huesos, een uitkijktoren van de moslims. Te bezichtigen in de ondergrondse parking van Plaza de Oriente.
Men handhaafde de traditionele primitieve hisn of Andalusische burght dat later de basis zal vormen voor het koninklijke paleis. Vele onderzoekers hebben aan deze hypothese gewerkt, zij ontwikkelde voorstellen en werkte aan ontwerpen voor de wederopbouw van de oude citadel al-Mudayna. Er is echter geen enkel archeologisch bewijs, geen enkel document dat zegt dat de hisn op deze plaats stond, en nu denken de wetenschappers dat de muur van de citadel stond op de plek waar nu het plein van de kathedraal de la Almudena en dat van het Paleis gescheiden wordt. De ommuurde Andalusische stad, zou zich hebben bevonden op de steile rots, een natuurlijke begrenzing die gevormd wordt door het zuidelijk gelegen ravijn van het riviertje San Pedro (de huidige Calle de Segovia). En in het noorden door de beek van Arenal (de huidige Calle de Arenal) en in het westen door het ravijn dat eindigt in het dal van de Manzanares. Buiten de muren ontwikkeld de stad zich naar het zuiden en westen. Door de steeds groter wordende bevolking, die de stad omringde, werd er in christelijke tijden een tweede muur om de stad gebouwd.
Tekening van J. Cornelius Vermeyen van het oude Alcázar rond 1534.
Verschillende archeologische werken, welke zijn gedaan in de stad sinds het midden van 19e eeuw, hebben overblijfselen opgeleverd zoals de Arabische muur van Cuesta de la Vega, de uitkijktoren van de Plaza de Oriente en de overblijfselen van een ‘viaje de aqua‘ (een reeks van ondergrondse leidingen, die het water in Madrid, gekanaliseerd uit verschillende aquifers, afvoerde) van het Plaza de los Carros. Andere delen van de muur die niet zijn opgegraven, zijn wel bekend door oude kaarten van de stad. De moskee, die daar stond dankzij de mensen die in dit islamitische deel van de stad woonde, stond op de plaats waar naderhand de kerk van Santa Maria stond, die op zijn beurt, in 19e eeuw, weer plaats heeft gemaakt voor het verruimen van de Calle Mayor, dat al in de Andalusische periode de hoofdstraat was.
In het jaar 932, viel Koning Ramiro II, in het voortdurende proces van territoriale heroveringen in het zuiden van het koninkrijk van León, de Omajjaden in Madrid aan, met de bedoeling om daarna Toledo te veroveren. Maar al-Nasir had een tijdje daarvoor de fortificaties langs de Taag al ingenomen, zodat Ramiro alleen de muren van Madrid kon neerhalen om daarna de omliggende landerijen te plunderen waarbij veel mensen werden omgebracht. Na deze aanval werden de muren van Madrid versterkt.
Tijdens het kalifaat behoorde Madrid tot het hart van Guadalajara. Na het uiteenvallen van het kalifaat werd het een deel van het Taifa-koninkrijk van Toledo.
Het Arabische Madrid dat in de 10e eeuw was ontstaan, werd door Maslama al-Mayriti, een notable astronoom en stichter van een wiskundeschool in Córdoba, ‘het Andalusische Euclid’ genoemd. Euclid is een Griekse jongensnaam dat ‘intelligent’ betekend.
De verovering door de christenen en het bevestigen van de hoofdstad
Toen het Taifa-koninkrijk van Toledo in handen viel van Alfonso VI de Castilla y León, werd de stad Madrid in 1085 zonder enige weerstand ingenomen door de christelijke troepen, waarschijnlijk capituleerde zij nadat zijn vernomen hadden dat Toledo was gevallen. De stad en de omliggende wijken werden geïntegreerd in het koninkrijk van Castilla als onderdeel van de kroon. De christenen verdreven de moslims tijdens de bezetting uit het centrale deel van de stad. Deze verbleven voortaan in de voorsteden en de sloppenwijken, die in de voorgaande periode bewoond werden door de Moorse gemeenschap, men noemde deze wijken ook wel ‘morería’. Er was ook een Joodse wijk in de omgeving, de wijk die men later Lavapiés zou gaan noemen. In de daarop volgende eeuw blijft Madrid leiden onder de vele aanvallen van andere islamitische mogendheden die om de macht van het schiereiland strijden. Zoals de Almoravides, die de stad in 1109 in brand staken, en de Almohaden die de stad onderwierpen tijdens het beleg in 1197. Na de christelijke overwinning, in de slag van ‘Las Navas de Tolosa’, werd de islamitische invloed op het centrum van het schiereiland voorgoed de kop ingedrukt.
De kerk van San Nicolás de los Servitas is de oudste van het historische centrum van Madrid. De klokkentoren, Mudejar stijl, heeft nog steeds de oorspronkelijke structuur van de 12ᵉ eeuw, maar is nu bekroond met een barokke spits.
Deze periode wordt gemarkeerd door twee religieuze gebeurtenissen die de ontwikkeling van de persoonlijkheid van het populaire christendom van Madrid aangeven: de ‘ontdekking’ van het beeld van de Maagd van Almudena en het leven van Isidro Labrador, die later heilig verklaard zou worden. De stad is welvarend en ontvangt in 1123 zijn stadsrechten (título de Villa). De op de moslims heroverde steden worden, in Castilla, volgens een gebruikelijke patroon herbevolking. In 1152 stelde koning Alfonso VII de grenzen van de gemeenschap vast tussen de rivieren Guadarrama en Jarama. In 1188 neemt een vertegenwoordiging van Madrid voor het eerst deel aan de Cortes de Castilla. In 1202 gaf Alfonso VIII hem zijn eerste gemeentelijke oorkonde (fuero), die de werking van de raad regelde, waarvan de bevoegdheden in 1222 werden uitgebreid door Ferdinand III ‘el Santo’.
Het Parlement van Castilla kwam voor de eerst bijeen in Madrid in 1309 onder het bewind van Ferdinand IV, en vervolgens in 1329, 1339, 1391, 1393, 1419 en tweemaal in 1435. Na de eenwording van de koninkrijken van Spanje onder een gemeenschappelijk kroon, riep men het Hof met regelmaat in Madrid bijeen.
In de Guerra de las Comunidades (oorlog van de gemeenschappen), stond Juan de Zapata aan het hoofd van de comuneros (zoals de dorpelingen die in opstand kwamen tegen Carlos I werden genoemd). Kapitein Juan de Padilla gaf leiding aan een groep van zo´n 500 Madrilenen (450 infanteristen en 50 ruiters) die zich aansloten bij de opstandelingen tegen Carlos I (1520). Maar na de nederlaag van de comuneros in Villalar werd de stad belegerd en ingenomen door de koninklijke troepen. Ondanks dit alles beslist de opvolger van Carlos I, Felipe II, het Hof in Madrid te installeren op 12 februari 1561. Dit zou bepalend zijn voor de ontwikkeling van de stad en het zou grote veranderingen teweeg brengen voor het land en zijn monarchie. In meer of mindere mate werd het lot van de stad er door bepaald. Slecht voor korte tijd werd het Hof tussen 1601 en 1606 naar Valladolid verplaatst. In Spanje kent men de beroemde uitdrukking die de identiteit van Madrid aangeeft “sólo Madrid es corte” (betekenis corte – pasvorm, stijl, het Hof of de hofhouding) en op de spitsvondige wijze weet men ook wat er bedoeld wordt als je het omdraait… “Madrid es sólo corte”.
Gezicht op Madrid vanuit het westen, tegenover de Puerta de la Vega, door Anton Van der Wyngaerde (in Spanje bekend als “Antonio de las Viñas”) in 1562, in opdracht van Filips II om stadsgezichten te verzamelen. Op de voorgrond liggen de oevers van de rivier de Manzanares, waar de voorgangers van de brug van Segovia (op de voorgrond) en de brug van Toledo (verder naar het zuiden, rechts), die jaren later in monumentale vorm zouden worden gebouwd, elkaar kruisen. Het meest opvallende gebouw, in het noorden (links), is het Alcázar, dat deel uitmaakt van het ommuurde circuit en dat verschillende branden heeft gekend tot de noodlottige brand van 1734, die het bijna volledig verwoestte en vervangen werd door het huidige Koninklijk Paleis. De torens van de kerken (van links naar rechts: San Gil, San Juan, Santiago, San Salvador, San Miguel de los Octoes, San Nicolás, Santa María, San Justo, San Pedro, de bisschopskapel, San Andrés en, buiten de muren, San Francisco), die nog niet het profiel van koepels en torenspitsen vertonen dat hen in de volgende eeuwen zou kenmerken, vallen op tussen het gehucht. Buiten de muren en over de rivier verschijnt een ambachtelijke faciliteit gewijd aan de behandeling van leer: de looierijen van Pozacho. De recente oprichting van het hof leidde tot een verhoging van de belastingdruk op particulieren door de belastingheffing op het woonrecht, wat leidde tot allerlei verzet, waaronder de bouw van malafide huizen.
Uitzicht op Madrid vanuit het westen, tegenover de Puerta de la Vega, door Anton Van der Wyngaerde (in Spanje ‘Antonio van de Vines’ genaamd) in 1562, in opdracht van Felipe II omdat hij stadsgezichten verzamelde. Op de voorgrond zien we de oevers van de Manzanares met de voorloper van de Puente de Segovia die de rivier overbrugt (alleen het eerste gedeelte), en de Puente de Toledo (verder naar het zuiden, rechts) die later in een meer monumentale vorm wordt herbouwd. Het meest opvallende gebouw, ten noorden (links), is het Alcázar dat deel uitmaakt van de stadsmuur. Het heeft meerdere malen in brand gestaan, tot de noodlottige brand in 1734, die het kasteel bijna geheel vernietigde. Na deze brand begint men aan de bouw van een nieuw, het huidige, Koninklijk Paleis. Andere zichtbare hoogtepunten zijn de kerktorens (van links naar rechts; San Gil, San Juan, Santiago, San Salvador, San Miguel de los Octoes, San Nicolás, Santa Maria, San Justo, San Pedro, la Capilla del Obispo, San Andrés en buiten de stad San Francisco), waarvan we nog geen torens of koepels zien, die worden in de volgende eeuw gebouwd. Verder zien we buiten de muren en over de rivier, een bedrijfje dat huiden behandeld; las Tenerías del Pozacho (de leerlooierij van de kruikenzeiker). Er werd een nieuwe belasting (regalía de aposento) ingevoerd door het hof dat een behoorlijke financiële druk legde op de particulieren, en dat ook allerlei weerstand veroorzaakte, het gaf de ambtenaren bepaalde privileges bij het bouwen bij de zogenaamde Casas a la malicia.
Zicht op het Alcázar Real en el Puente de Segovia. Anoniem schilderij van rond 1640.
Met de oprichting van dit Hof begon het inwonersaantal aanzienlijk te stijgen. Het zijn de mensen die nodig zijn voor de koninklijke bureaucratie, leden van het Hof, mensen die nodig zijn voor het levensonderhoud, maar het trekt ook veel armen en oplichters uit het gehele Spaanse rijk aan. In 1625 sloopt Felipe IV de stadsmuur, maar direct daarna liet hij, dat wat de laatste omheining van Madrid werd, bouwen. Dit hekwerk werd gebouwd om fiscale redenen, het innen van tolgeld, en het moest tevens de groei van de stad beperken. Het hek functioneerde tot de 19e eeuw. De overheidstaken werden gecentraliseerd in het koninklijke Alcázar, een groep van gebouwen (voortkomend uit de oude islamitische fortificatie) op de plek waar later, nadat Alcázar afbrandde, het Koninklijk Paleis en het Plaza de Oriente staan. Gelijktijdig, vergroot men het oppervlak van andere paleizen en zeker dat van de stad, dat tot ver buiten de omheining wordt uitgebreid. Het betreft hier het Palacio del Buen Retiro, waarmee men, tijdens het bewind van de katholieke koningen, begon met bouwen (dat zij ook verplaatste naar de omgeving van het klooster van San Jerónimo el Real, dat eerder gesitueerd werd in de buurt van de Manzanares, dichtbij het huidige station Principe Pio) waaraan toehoren de tuinen, de Salón del Reino en de Salón de Baile, deze laatste meer bekend als het Casón del Buen Retiro, momenteel gebruikt als Museo del Prado.
Het verzet kant zich tegen het dragen van lange jassen en hoeden met brede randen wat uiteindelijk uitmond in de opstand van Esquilache (1766).
Verlichting en Neoclassicisme
De verandering van de dynastie zou tevens grote veranderingen in de stad teweeg brengen. De monarchen van de nieuwe dynastie vonden dat de stad donker en de straten nauw en overvol waren. De straten stonken ook nog eens door het gebrek aan riolering. De Bourbons zijn van mening dat Madrid moet kunnen wedijveren met andere Europese hoofdsteden. De brand van het Koninklijke Álcazar in 1734 (waarmee een groot deel van de koninklijke kunstcollectie verloren is gegaan) resulteerde in de bouw van het Koninklijk Paleis. Het werk duurde tot 1755 en werd pas in gebruik genomen tijdens het bewind van Carlos III omdat zijn voorganger Fernando IV het niet mooi genoeg vond. Bruggen, ziekenhuizen, parken, fonteinen, gebouwen voor wetenschappelijk gebruik, en verordeningen voor rioleringen en andere acties werden gepromoot door Carlos III (die de titel “de betere burgemeester van Madrid”, kreeg). Met medewerking van zeer kundige en tevens artistieke architecten en stedenbouwkundige zoals Francesco Sabatini, Ventura Rodriguez, Juan de Villanueva en andere, kreeg de stad een extra boost om te gaan concurreren met andere Europese steden.
De basiliek van San Francisco el Grande, door Francisco de las Cabezas, de voorgevel ontworpen door Francisco Sabatini, was een van de meest complexe architecturale projecten rond de 18ᵉ eeuw. Binnen rijk aan kunstwerken, afgewerkt in de 19 ᵉ eeuw met een interessante collectie van schilderijen, stucwerk, meubels en sculpturen.
Het project van de Salón del Prado, aan de rand van de stad, het Buen Retiro en de omheining waren een van de belangrijkste erfenissen voor de stad. Andere belangrijke projecten zijn de paseos (boulevards) van het Prado en Recoletos, las fuentes de Neptunus, Cibeles en Apolo, de Real Jardin Botánico, het Real Observatorio Astronómico of het gebouw dat oorspronkelijk bedoeld was als het Real Cabinete de Historia Natural, maar dat uiteindelijk zou worden toegevoegd aan het nieuw gevormde Museo del Prado. Maar de relatie van ‘koning-burgemeester’ met zijn ‘onderdanen-inwoners’ was niet altijd even goed; verschillende maatregelen van zijn moderniseringsprogramma zorgde ook voor relletjes zoals de oproer van Esquilache van 1766 die met geweld werd onderdrukt. Maar tegelijkertijd komen andere, meer complexe zaken, nader tot elkander. Als we de stad vanuit het zuidwesten zien opdoemen, dan ziet deze er heel anders uit als in de tijd dat van der Wijngaerde hem tweehonderd jaar eerder tekende. Het Alcázar van de Habsburgers is vervangen door het paleis van de Bourbons van Felipe V, de brug van Segovia (links) is ook vervangen door de huidige brug, de grote koepel van de basiliek van San Francisco el Grande domineert over de rest van de kerken van de stad. In het noorden (links) zien we nog net de “berg” van het Principio Pío, waar op 3 mei 1808 de executies plaatsvonden, dat door het schilderij van Goya onsterfelijk is geworden.
De stadsuitbreiding en het industriële tijdperk
Het begin van de Onafhankelijkheidsoorlog wordt gemarkeerd door de opstand van de Madrilenen tegen de Franse troepen (2 mei 1808). Koning José Bonaparte drukte een aantal hervormingen voor de hoofdstad door. Hij gaf regelmatig bevel tot het slopen van kloosters, die plaats moesten maken voor een plein, waarvoor hij de bijnaam Pepe Plazuelas (Pepe is een koosnaampje voor José of een afkorting van padre putativo “vermeende vader” en Plazuelas zijn pleintjes). Het verloop van de oorlog dwong hem tot twee keer toe te vluchten uit Madrid, maar de bezetting van de stad resulteerden in het vernietigen van waardevolle gebouwen zoals het Palacio del Buen Retiro.
Station Atocha, ook wel Station Zuid, werd eerst in 1851 gebouwd. maar al snel voldeed het niet meer aan de snel groeiende eisen. In 1888 ontwierp Alberto Palacio, leerling van Gustave Eiffel een nieuw voorbeeld van ijzeren architectuur. Generaties lang kwamen hier langs de landelijke immigranten naar Madrid. Het was in die tijd een behoorlijk criminele omgeving met zwarte markten, zakkenrollers en mensen die jouw geld omwisselde in valse munten.
De Spaanse confiscatie was een lang historisch proces met drastische veranderingen in het systeem van vastgoedbezittingen. Een van de gevolgen was dat de kunstcollectie van het Museo de la Trinidad in 1872 werd samengevoegd met die van het Museo del Prado. Tevens betekende het dat in Madrid de Universidad Central werd opgericht die de naam Complutense zou behouden, omdat voortkwam uit de fysieke en juridische overdracht van docenten en studenten van de gerenommeerde Universiteit van Alcalá naar de nabijgelegen hoofdstad.
Gedurende de 19e eeuw, blijft de bevolking van de stad groeien. De beeldvorming van de veranderingen maakt dat de pre-industriële stad verdween en dat stimuleerde de opkomst van een typisch “Madrilenische” literatuur met het karakter van een zedenroman, zoals dat van Ramon de Mesonero Romanos. Statistische informatie en nog veel meer, verzameld door Pascual Madoz in zijn Geografisch-Statistisch Woordenboek voor geheel Spanje maar vooral diepgaand voor Madrid, het bevatte een artikel met de veel betekenende titel: “Madrid: gerechtshof, provincie, rentmeesterschap, vicariaat, partij en stad.
Kaart die de uitbreiding (el Ensanche in rood) laat zien. De oude stad in grijs.
In 1860 sloopte men uiteindelijk de muren van Felipe IV zodat de stad weer kon groeien, in het begin op een ordelijke manier, dankzij het plan van Carlos Mariá de Castro en het uitvoeren van de stadsuitbreidingen. Het was de mogelijkheid voor grote bedrijven. Dit plan van José de Salamanca y Mayol, Marqués de Salamanca, verrijkte de stad, zijn naam werd gegeven aan de nieuwe wijk ten oosten van wat het middelpunt van de stad zou worden (het Paseo de la Castellana, dat overging in Paseo del Prado). Men bouwde een modern watervoorzieningssysteem (el Canal de Isabel II). Men zorgt voor een goede verbinding via de spoorlijn met Madrid. Madrid wordt daarmee het communicatieve middelpunt van het land, dat ook zijn stempel drukt op het stedelijke tramwegstelsel (station de Delicias, station de Atoche, station de Principe Pío).
Restauratie
Het voormalige Palacio de Comunicaciones, nu de zetel van de burgermeester van Madrid, gelegen aan het Plaza de Cibeles, ook een werk van Antonio Palacios.
In de eerste dertig jaar van de 20e eeuw bereikt de Madrileense bevolking het inwonersaantal van 1 miljoen. Nieuwe voorsteden als las Ventas, Tetuán of el Carmen verwelkomen de nieuwe arme klasse van de samenleving van bezittingsloze arbeiders terwijl zich in de stadsuitbreidingen de Madrileense bourgeoisie installeert. Deze transformaties wakkeren het idee van, Arturo Soria, de Ciudad Lineal aan. Gelijktijdig verbreed men de Gran Via, met het oog op het ontlasten van de oude stad. Op 19 september 1916 begon aan de bouw van lijn 1 van de metro, welke op 17 oktober 1919 door Alfonso XIII geopend werd. Ten noordwesten van het Koninklijk Paleis wordt er met geld van het koninklijk huis “la Ciudad Universitaria”, gebouwd (Universiteit stad).
Tweede Republiek en Burgeroorlog
Las Iglesias de la Escuelas Pías,. Padres Escolapios, Lavapies, werd na het uit breken van de Burgeroorlog in brand gestoken door aanhangers van het Frente Popular. Het nooit herbouwd en bleef tot 2002 een ruïne. Toen werd het gedeeltelijk gerenoveerd om te dienen als een bibliotheek van de UNED. De verbouwing werd gerealiseerd door José Ignacio Linazasoro, architect.
De gemeenteraadsverkiezing van 12 april 1931 gaf een grote overwinning aan voor de Republikeins -socialistische conjunctie in Madrid, zij verkregen 69,2% van de stemmen (90.630 stemmen voor conjunctie en 31.616 voor de monarchisten, wat resulteerde in 15 socialistische raadsleden en 15 republikeinse, tegenover 20 monarchistische raadsleden). Pedro Rico, van de Partido Republicano Democrático Federal, werd verkozen tot burgemeester van de gemeentelijke corporatie. De Republikeinse overwinning in Madrid maar ook in de meeste andere provinciale hoofdsteden leidde tot de afbraak van de monarchie en de komst van de Tweede Spaanse Republiek, slechts twee dagen later. Toen de republikeinse commissie op de avond van de 14e de republiek afriep. Dit gebeurde vanuit het Real Casa de Correos op het Puerta del Sol, waar het ministerie van Binnenlandse Zaken zetelde. Buiten op het plein stond een grote menigte die deze aankondiging met luidt gejuich ontving. De nieuwe grondwet van de Republiek werd uitgevaardigd in 1931. Het was de eerste wetgeving die bevestigde dat Madrid expliciet de hoofdstad van Spanje zou zijn. Een van de eerste daden van de nieuwe regering was het overdragen van het Casa del Campo aan de bewoners van Madrid. Dit Casa del Campo was tot dan toe koninklijk eigendom, het zou per 1 mei 1931 feestelijk opengesteld worden voor publiek.
Het gebouw van de Metrópolis, op de kruising van Calle de Alcalá en het Gran Via.
Het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog vond plaats in Melilla in de namiddag van 17 juli 1936. Binnen een paar uur was het bekend in Madrid. Op zaterdag 18 en zondag 19 juli blijft alles redelijk rustig in de stad. Na het neerslaan van de slecht georganiseerde opstand in Madrid, op het quartel de la Montaña en de quarteles de la Carabanchel, waar de trouwe delen van het leger en de veiligheidstroepen werden geholpen door de volksmilities (sinds eind 1934 georganiseerd door de Communistische Partij van Spanje onder de naam van Milicias Armadas Obreras y Campesinas (gewapende milities van arbeiders en boeren)) waaraan de regering toestemming had gegeven dat zij wapens mochten dragen. Vanaf dat moment begon een ongedifferentieerde repressie, niet alleen tegen degenen die hadden deelgenomen aan de opstand, maar ook tegen degenen die, omdat ze de politieke ideeën van het Volksfront niet deelden, werden beschouwd als “ontevreden met het Regime”. Er ontstonden tal van verhoor-, detentie- en martelcentra (las “checas”). Veel gedetineerden verlieten deze kampen als “paseados”, hun lichamen werden later in de omgeving van de stad gevonden. De zogenaamde Milicas de Vigilancia kwamen de gevangenissen binnen (San Antón, Ventas, etc) met lijsten van gevangen die ze moesten elimineren “sacas de presos”. Deze gevangen werden meegenomen en aan de rand van de stad doodgeschoten. De bloedbaden in Paracuellos de Jarama en Torrejón de Ardoz in november/december 1936 waren van bijzondere omvang, men schat het aantal slachtoffers op 2.000 à 3.000. Er werden ook talloze particuliere woningen in beslag genomen en het hoofdkwartier van de rechtse politieke partijen onderging hetzelfde lot. Kerken werden overvallen en in brand gestoken, met onherstelbare artistieke en culturele verliezen, en bij officieel regeringsdecreet in augustus 1936 werden alle kerken in Republikeins Spanje definitief gesloten, ook die in Madrid.
Gran Via, Madrid.
Het verzet van de milities, gemilitariseerd in de vorm van het Volksleger van de Republiek (Ejército Popular de la República) in 1937 onder leiding van de Madrileense Verdedigings Raad (Junta de Defensa de Madrid), slaagt erin het offensief te stoppen tijdens de slag om Madrid in de westelijke wijken van de stad, vooral in de omgeving van de wijk Argüelles en de Ciudad Universitaria, waar het front werd gestabiliseerd, maar dat leidde tot de verwoesting van de omgeving door het conflict, waarbij naast de universiteitsgebouwen zelf ook elementen verloren gingen die even waardevol waren als het Real Sitio de la Moncloa, waaronder het gelijknamige paleis (het huidige gebouw is een wederopbouw van na de oorlog) en de Casa de Velázquez.
De stad zou niet weer over land worden aangevallen. Deze keer zou het worden beschoten met artillerie vuur en vanuit de lucht. Voor Madrid was het de eerste luchtaanval uit de geschiedenis (Guernica was al eerder (26-4-1937) door de Duitsers gebombardeerd). Een afschrikwekkend beeld waaronder vele steden in Europa later zouden lijden tijdens de Tweede Wereldoorlog. De luchtaanvallen die ondersteund werden door Nazi Duitsland en het fascistische Italië veroorzaakte in 4 maanden tijd, van 7 november tot 9 maart 1937, 1490 doden, 430 vermiste en 3502 gewonden. Verder werden er vele karakteristieke gebouwen vernield. Zo kreeg ook het Prado museum, het museum del Arte Moderno, het Instituto Cajal, het Museum Arqueológioco Nacional en het Palacio de Liria, tussen 14 en 17 november 1936 flink te lijden onder dit soort aanvallen. Vaak werden de vliegtuigen alleen gebruikt om de vijand af te schrikken.
Het verzet van Madrid werd door de propaganda, onder het motto “¡No pasarán!” (‘Ze komen hier niet voorbij’) geprezen in het voordeel van de Republikeinen, waarop men na de oorlog spottend gereageerde met een lied van Celia Gámez “¡Ya hemos pasao!” (‘Wij zijn ze gepasseerd!’), want ze werden gedwongen hun eenheden, hun overheid en een deel van de bevolking te evacueren naar het binnenland en naar de Spaanse Oostkust. Aan het eind van de oorlog was het vooral in Madrid erg chaotisch, met de gewelddadige confrontaties tussen de gewapende eenheden van de Communistische partij en de loyalisten van de Junta de Defensa de Madrid, onder leiding van de generaal Miaja, kolonel Segismundo Casado en het lid van de Socialistische Partij (Partido Socialista), Julián Besteiro. De gewapende conflicten in de straten van Madrid veroorzaakte vele slachtoffers en leidde tot bloedige represailles en executies door beide partijen. In de laatste twee dagen van maart en de eerste dag van april in 1939 trokken de nationalistische troepen de stad in, en werden met massaal gejuich onthaald door de bevolking.
Na de oorlog op 1 april 1939, gaat Madrid gebeukt onder het regime van Franco. In juli van dat jaar schrijft de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken, graaf Galeazzo Ciano, in zijn dagboek dat er dagelijks 200 tot 250 mensen geëxecuteerd worden.
Uitzicht op het Plaza de Moncloa met het Ministerio del Aire en de Arco de la Victoria, één van de symbolen uit de tijd van Franco in de hoofdstad.
Dictatuur van Franco
Kaart van Madrid en zijn omgeving. U ziet de belangrijkste verkeersaders in het wit, de stadsgrenzen worden aangegeven in het zwart.
Ook na de oorlog blijft de stad onstuitbaar groeien, terwijl de wonden die de oorlog, vooral in het westelijke deel van de stad, had achter gelaten, werden gestelpt. Honderdduizenden Spanjaarden migreren van het platteland naar de stad. Madrid samen met Barcelona en Bilbao profiteren enorm van deze volksbeweging. Tussen 5 juni 1948 en 31 juli 1954, worden er dertien aangrenzende gemeente door Madrid geannexeerd, waaronder: Aravaca, Barajas, Canillas, Canillejas, Chamartin de la Rosa, Vicálvaro, Villaverde, Carabanchel Alto en Carabanchel Bajo. Het grondoppervlak van Madrid werd van eerst 66 km² vergroot tot 607 km² en de bevolking steeg met 300.000 nieuwe inwoners. De stedelijke wanorde was groot, er ontstonden vele sloppenwijken (magistraal beschreven door Luis Martín-Santos in zijn roman ‘Tiempo de silencio‘) terwijl het historisch centrum ten prooi viel aan speculaties, waardoor vele waardevolle, artistieke of traditionele gebouwen werden gesloopt en vervangen door andere moderne esthetiek. Men bouwt artistiek innovatieve gebouwen zoals de ‘hangende’ Torres de Colón. In sommige gevallen worden de architectonische interventies gebruikt om de politieke aanwezigheid bekend te maken. In een poging om het concept van het “keizerlijke Madrid” in het voordeel van Franco uit te laten vallen zien we in de wijk Moncloa, de Arc de la Victoria verrijzen, en het gebouw van het Ministerie van Luchtvaart in een Neoherreriano stijl verschijnen, of het Casa Sindical (momenteel het Ministerie van Volksgezondheid) en het gebouw van de Sindicatos Verticales een functionele prismatische toren van bakstenen dat het herrerianisme verlaat in het voordeel van het rationalisme.
In 1963 werd het ‘Plan de Ordenación’ van de Metropolitan Area goedgekeurd. Om het nijpende probleem van de bevolkingsexplosie op te lossen begon men met het afleiden van bevolkingsconcentratie van Madrid in de richting van grootstedelijke gemeenten zoals, Alcorcón, Alcobendas, Coslada, Fuenlabrada, Getafe, Leganés, Mostoles, San Sebastián de los Reyes, San Fernando de Henares en Torrejón de Ardoz. Dit werden de slaapsteden van Madrid en in 1973 werden de eerste delen van de ringweg om Madrid, de M-30, geopend voor verkeer.
Overgang (Transición) en Democratie
Na de dood van Franco was Madrid één van de belangrijkste scenario’s voor de periode van la Transición. De eerste maanden van 1977 worden benadrukt door de politieke en sociale onrust, met stakingen, demonstraties, en gewelddadige tegenmanifestaties met dodelijke slachtoffers. Andere ernstige gebeurtenissen waren de twee gijzelingen door de GRAPO en de Aanslag op Atocha van 1977 dat resulteerde in de moord op een deel van de leden van de extreem-rechtse advocaten van het arbeidsrecht die een kantoor hadden in deze straat. De massale begrafenis voorafgaand aan de legalisatie van de PCE werd filmisch verteld in ‘Seite dias de enero‘ van Juan Antonio Bardem. Met de consolidatie van de democratie, werd in 1978 bij grondwet bevestigd dat Madrid de hoofdstad zou zijn van het democratische Spanje welke gesteund werd door de massale demonstraties die plaatsvonden na de mislukte coup van 23 februari 1981.
In 1979 worden de eerste democratische gemeenteraadsverkiezingen sinds de Tweede Republiek gehouden, waarbij uit de lijst van de UCD, José Luis Álvarez de meeste stemmen krijgt, maar dat zonder een absolute meerderheid. Met als resultaat dat Enrique Tierno Galván als burgemeester werd verkozen dankzij een coalitie van de PSOE met de PCE. Tijdens de ambtstermijn van deze burgemeester regenereert de gemeente de stad gezien vanuit een stedelijk en sociaal oogpunt. Op de manier zoals de hoofdstad was georganiseerd in de tijd van Franco, de tijd dat de stad één van de belangrijkste culturele centra’s was van Europa. Het Madrileense “La Movida” (de Beweging) was een voorbeeld van deze kracht. Er waren significante verbeteringen in de kwaliteit van het leven van de stadsbewoner. Na de dood van Enrique Tierno Galván, werd deze vervangen door Juan Barrancon, van de PSOE, met hulp van de PCE, waarna de gemeenteraad met aan het hoofd Agustin Rodriguez Sahagun van de CDS, en Jose Maria Alvarez del Manzano van de PP, een meer conservatieve positie inneemt. Alberto Ruiz-Gallardon, van de PP, werd na zijn ambtstermijn als voorzitter van de regering van de Comunidad Autónoma de Madrid, burgemeester van de stad. Op het laatst werd de populaire Ana Botella de eerste vrouwelijke burgemeester van de gemeente, nadat haar voorganger tot minister van Justitie van Spanje werd benoemd.
De democratische verkiezing van de burgemeesters bracht de stad zeker grote voordelen. Zij werden gedwongen de kwaliteit van de het leven van de burgers, die hen hadden gekozen, te verbeteren (de burgemeester in de tijd van de Tweede Republiek werden gekozen door Franco), deze burgemeesters met hun gemeenteraad zorgde ervoor dat er bibliotheken werden gebouwd, er sportfaciliteiten aanwezig waren, er voldoende gezondheidscentra waren, de sloppenwijken werden geëlimineerd, de loop van de Manzanares werd gekanaliseerd, de M-30 werd voltooid, en dat deze voor vele kilometers onder de rivier Manzanares doorliept waardoor er heel veel verkeer, ongezien en zeer vlot de stad kan verlaten, en er boven deze ondergrondse snelweg een langgerekt rivierpark ontstond, genaamd ‘Madrid Rio’, maar dat er ook nieuwe ringwegen (M-40, M-45, M-50) voor het steeds groeiende Madrid werden aangelegd, maar dat ook de capaciteit van de toegangswegen werden verbreed en er kwamen ook tolwegen bij, het parkeren van auto’s in het centrum tot aan de M-30 werd gereguleerd (ORA), wat in vele wijken tot protesten leidde, maar allemaal met het oog op reguleren van het toenemende verkeer in de stad. De rol van vastgoedbedrijven is in deze van cruciaal belang voor het markeren van de nieuwe stijl van de stad Madrid. De nieuwe wijken zijn gebouwd rond de kern van Madrid dat daardoor geheel is afgesloten van de buitenwereld. Deze kern bevat vele grote groene gebieden, zwembaden, speeltuinen, sportvelden, etc. Deze nieuwe stijl is ontstaan door het modelleren van een nieuw sociaal concept waarbij de weg niet langer wordt gezien als een plaats van coëxistencia, maar louter als een transport-element. De bewoners van Madrid hebben nu meer de neiging elkaar te ontmoeten in bars, maar ook bij mensen thuis, in parken of, maar dat is meer iets voor de hangjongere, in parkeergarages, een fenomeen dat steeds meer voorkomt.
Een foto van hetzelfde gebied van Madrid vanwaar, van der Wyngaerde en Goya, hun tekening respectievelijk schilderij maakte. Gezien vanuit het Parque de OesteHet koninklijke Paleis wordt hier nu overschaduwd door de torens en de koepel van de kathedraal van Almudena die in 1993 werd ingewijd. In het zuiden (rechts) zien we nog wel San Francisco el Grande, nu geflankeerd door het Seminario Conciliar. Een actuel schilderachtig uitzicht gemaakt door de hyperrealistische Antonio Lopez Garcia die hiermee zijn “Vista de Madrid desde Vallecas” laat zien. Het schilderij is gemaakt in opdracht van la Asamblea de la Comunidad de Madrid. 2006.
In de 21ste eeuw, blijft de stad de nieuwe uitdagingen aanpakken: het handhaven van de bevolking in de stedelijke kern (Madrid is de gemeente waar de huizenprijzen harder stegen dan in welk ander deel van het land); het uitbreiden van de stad (met de oprichting van nieuwe wijken met nieuwe ideeën zoals het Plan de Actuación Urbanística: de buitenwijken van Vallecas, Pau de Carabanchel, Montecarmelo, Arroyo del Fresno, Las Tablas, Sanchinarro, Valdebebas…); verbouwingen van het historische centrum; absorptie en integratie van immigranten die naar de stad komen.
Terrorisme
Op de ochtend van 11 maart 2004 werd er in het centrum van Madrid de meest verschrikkelijke aanslag uit de geschiedenis op de stad gepleegd. Op verschillende stations explodeerde er treinen waardoor er in totaal 192 doden viel en meer dan 1.900 mensen gewond raakte. De aanval werd opgeëist door Al-Qaeda, het was de meest gruwelijke aanslag voor heel Europa. Drie jaar later, op 11 maart 2007 onthuld Carlos V, koning van Spanje, het monument ter herdenking van de slachtoffers van deze aanslag. Op 30 december 2006, worden er twee mensen op de parkeerplaats van luchthaven Madrid-Barajas bij Terminal 4 om het leven gebracht door de ETA. Eerder werden er aanvallen gepleegd op Luis Carrero Blanco in 1973 en in de bar van Calle del Correo, in 1974, tegenover het Dirección General de Seguridad. Madrid heeft veel te leiden gehad van de activiteiten van deze terroristische groep, maar ook andere groepen als het ultrarechtse GRAPO of Islamitisch terrorisme.
Demografie
Bevolking
De bevolking van Madrid is significant toegenomen sinds het de hoofdstad van Spanje is geworden. Deze toename was het sterkst tussen 1940 en 1970, een periode waarin de populatie zich verdrievoudigde als gevolg van het grote aantal interne migraties. Door deze versnelde groei en het ontbreken van een stedelijke planning verpauperde de woonwijken hoofdzakelijk in het zuidelijke deel van de stad, waar het ontbrak aan openbare diensten, dit kwam pas vele jaren later opgang.
Vanaf de jaren ’70 vertraagt de groei van de metropool en begint zelfs bevolking te verliezen. Vanaf 1995 is de bevolkingsgroei weer positief voornamelijk als gevolg van buitenlandse migratie. volgens de gegevens van 2011 bedroeg de bevolking van Madrid 3.265.038 inwoners, in vergelijking met de telling van 2001 waren het er 2.938.723.
Immigratie
Volgens de volkstelling van 2008 bedraagt de buitenlandse bevolking van Madrid 547.282 inwoners op een aantal van 3.238.191, wat neerkomt op 16,9%. De wijken met een meer allochtone bevolking zijn Usera met 28,4%, het Centro met 26,9%, Carabanchel met 22,7% en Tetuán met 21,5.%. De wijken waar minder immigranten wonen zijn Fuencarral-El Pardo met 9,3%, Retiro met 9,6%, Chamartin met 11,7% en San Blas-Canillejas met 13,4%.
Het grootstedelijk gebied
Rondom de stad Madrid liggen een aantal steden die een relatie van onderlinge afhankelijkheid vormen met de stad. In het geval van Madrid neigt de onderlingen samenhang duidelijk naar een afhankelijkheid naar het centrum van het gebied, Madrid, de zogenaamde kern afhankelijke agglomeratie, in tegenstelling tot een uitgestrekt stedelijke gebied, waarbij de richting van onafhankelijkheid minder duidelijk is. Volgens het concept van grootstedelijk gebied, classificeert men gebieden van verschillende intensiteit in hun stedelijke relatie: stadsmetropool, voorstedelijk grootstedelijk gebied, peri-urbane uitbreidingsgebied. Er is nog een ander niveau van relatie aanwezig als we kijken naar het invloedsgebied van Madrid, dat zou reiken tot de comunidades autónomas van Castilla la Mancha en Castilla y León. Het totale grootstedelijke gebied van Madrid bevat een bevolking van 5.046.000 (2004).
Geografische herkomst, en hun bijnaam
Het bijvoeglijk naamwoord voor een inwoner van Madrid is “madrileño”of “matritense”. Maar als we het historisch bekijken dan kan men een Madrileen ook een “gato” noemen, omdat volgens de legende de verovering van de stad door de Castiliaanse troepen van Alfonso VI, aan het einde van de 11e eeuw, de muren beslechten door eroverheen te klimmen. Andere legendes zeggen echter dat de bewoners van Madrid, in de middeleeuwen, de naam van ‘gatos” kregen omdat zij de capaciteit bezaten om met hun blote handen muren en kliffen konden beklimmen.
Stadsontwikkeling
Morfologie en stedelijke structuur; historische ontwikkeling van Madrid
Madrid volgens het plan van Pedro Teideira (1656). De koninklijke stad Madrid, Mantua Carpetatorum.
Het oude centrum, is van oorsprong een medina van een moslim stad, zoals we die ook kennen uit het noorden van Africa. Er ontstond een strategische plek (een gecontroleerde doorwaadbare plek van de Manzanares) om een aantal topografische beperkingen zeker te stellen: de opstelling van de oorspronkelijke gehucht op het verhoogde gedeelte langs de rivier en het ravijn waar nu de Calle Segovia in ligt, waar men aan de noordzijde de citadel vestigde en in het zuiden de Moorse en de Joodse wijken (dat na de christelijke bezetting van de 11e eeuw werd omgezet naar een moreríaen een judería).
Een plan uit 1762. de omheining uit de periode van Felipe IV, dat zou blijven staan tot halverwege de 19ᵉ eeuw.
Toen Felipe II besloot om van Madrid de hoofdstad van Spanje te maken, kwam hij met de autoriteiten overeen om de bewoners een zogenaamde Carga de Aposento op te leggen in ruil voor het toekennen van Madrid als hoofdstad van land. Deze Carga de Aposento was niet hetzelfde als de eerdere ‘regalía de aposento‘, omdat dat een permanente, en niet een tijdelijke belasting was. In het kort kwam het er op neer dat de inwoners van Madrid, een huis hadden dat uit meer dan één verdieping bestond, een deel moest afstaan om het grote aantal ambtenaren en hovelingen te herbergen, dit om de stad Madrid om te vormen tot, en te besturen als, de hoofdstad van Spanje. Het stadsbestuur dacht alleen aan het economisch voordeel dat het de hoofdstad zou brengen, maar de bevolking was er niet erg gelukkig mee. Zij begonnen huizen te bouwen die ook wel ‘casas a la malicia‘ (huizen vanuit boosheid) genoemd werden. Huizen gelijkvloers, zonder verdieping, om maar geen last te hebben van de ongemakken van deze belasting. (In deze tijd hadden de Spaanse huizen dikwijls een verdieping die groter was als de woning begane grond , dit gaf schaduw en koelte. Een gelijkvloerse woning was dus geen luxe.) Het gevolg hiervan was dat de stad in 40 jaar tijd (aan het begin van de 17ᵉ eeuw) enorm uitspreidde tot aan het hek wat men later om de stad zou bouwen (voor het noorden tot wat men noemde ‘de boulevards’ en voor het oosten tot aan de beek van de Castiliaanse bron, dat wil zeggen, de Paseo Recoletes en het Prado) dit zou zo doorgaan tot het eind van de 18ᵉ eeuw, dan begint de stad weer in de hoogte te groeien. De stadsuitbreiding moest naar het oosten worden verplaatst, doordat men in het westen werd gehinderd door de steile hellingen van de rivier.
De brede straten die uitkwamen op het Prado diende in die tijd het toonbeeld van prestige, als decor voor de processies, koninklijke parades en voor de hovelingen. Het Prado samen met het Palacio del Buen Retiro, het park en alles eromheen behoorde aan het koninklijke huis. Het plan van aanpak voor het Paseo del Prado in de tijd Carlos III was een reactie op dezelfde criteria, het was gericht op het centrale wegennet waaromheen de toekomstige stadsuitbreidingen zoals die van Paseo de la Castellana zouden plaatsvinden.
Deze uitbreidingen in de 16e eeuw gingen zo snel dat het geen ruimte liet voor het creëren van pleinen. In het begin van de 19e eeuw, was het koning José I die nou niet bepaald in het voordeel van de kloosters, begon met het afbreken van enkele van deze conventen (Santo Domingo, Mostenses, Santa Barbara…) en gebruikte het vrijgekomen land om pleinen te bouwen, die vaak de naam van het neergehaalde klooster kregen. Hierdoor kreeg José I de bijnaam “el rey Plazuelas” (de pleintjes koning).
Na een paar eeuwen van groei was bevolkingsdichtheid van de oude stad zo hoog gestegen, dat dit, onder andere, aanleiding gaf tot de bouw van ‘corralas’, een types Madrileense flatconstructie, de gemeenteraad gaf steun aan particulieren projectontwikkelaars (Marqués de Salamanca) om ambitieuze stadsuitbreidingen te verwezenlijken.
Het Project Ciudad Lineal van Aturo Soria, was een zeer ambitieus plan en zoals het dikwijls gaat met dit soort plannen werd ook dit niet geheel verwezenlijkt, ook de integratie met de natuur werd ondermijnd door andere ontwikkelingen. De meest betrouwbare delen van het plan vonden wel doorgang en er zijn ook nog enkele stukken die er nog hetzelfde uitzien als aan het begin van de 20ᵉ eeuw. Het is een van de weinige boulevards die bewaard zijn gebleven.
Na de verwijdering van het hekwerk dat men in de 17e eeuw om de stad plaatste vond er in de 19e eeuw en stuk verderop van de boulevards een stadsuitbreiding plaats volgens de ideeën van Carlos Maria de Castro. Het plan reikte uiteindelijk tot het toenmalig genaamde Paseo de Ronda, dat liep van het actuele Reina Victoria, Raimundo Fernández Villaverde, Joaquín Costa, Francisco Silvela, Doctor Esquerdo Reina Cristina, Infanta Isabel, Ronda de Atocha, Ronda de Valencia en Ronda de Toledo. Van 1878 tot 1910 duurde de onderhandelingen omtrent de onteigeningsprocedures voor de bouw van de Almudena begraafplaats. Het toenmalige dorp Vicálvaro verloor daarmee een deel van zijn grondgebied ten gunste van de begraafplaats voor de hoofdstad. In gebieden die op de rand van de buitenwijken liggen verschijnen spontane zelfontworpen, min of meer hachelijke, woonkernen langs de toegangswegen van de stad. In het begin van de 20e eeuw wordt er volgens plan een geheel nieuwe wijk, genaamd “Ciudad Lineal de Arturo Soria” in het noordoosten gebouwd.
Asamblea de la Comunidad de Madrid, in Vallecas, een voorbeeld van een openbare voorziening en een niet-kerngebied, waarvan de locatie in dit geval werd aangebracht als een vrijwillige bestuurlijke “decentalisatie”.
Vanaf het eind van de 19e eeuw ondergaat het historisch centrum specifieke verandering van enig belang. De belangrijkste ingreep is het verbreden (open leggen) van Gran Via, samen met gebieden van paseo de la Castellana (Nuevos Ministerios, AZCA) die beide een asvormige bescherming bieden aan gebieden waar minder hoog gebouwd is en waarvan de straten over het algemeen een stuk smaller zijn.
De huidige stedelijke periferie komt overeen met de ruimte genaamd ‘almendra central‘, omlijnt door M-30 die grotendeels overeenkomt met de oude gemeente die na de Burgeroorlog nog zijn toegevoegd.
Naast deze historisch populaties werden weer, oude landbouwgronden of oude sloppenwijken omgebouwd tot nieuwe woonwijken (Orcasitas, El Pozo del Tio Raimundo); of geplande wijken zoals in de jaren ’50 van de vorige eeuw (San Blas); promoties of private speculaties zoals in de 1970 (Barrio del Pilar), die soms werden beschreven als ‘chabolismo vertical‘ (verticale krottenwijken). De interstitiële ruimten zijn bezet door productieve zones of openbare voorzieningen, die in de meeste gevallen genoegen moesten nemen met de schaarse grond, vrij van speculatie en het ontbreken van plannen met meer perspectief.
Bestuurlijke organisatie
Madrid is administratief verdeeld in 21 districten, die weer zijn onderverdeeld in kleinere districten, die niet noodzakelijk samenvallen met de traditionele wijken.
Madrid met daarin de genummerde wijken. Centro: Palacio, Emajadores, Cortes, Justicia, Universidad, Sol.
Arganzuela: Imperial, Acacias, La Chopera, Legazpi, Delicias, Palos de Moguer, Atocha.
Fuencarral-El Pardo: El Pardo, Fuentelarreina, Peñagrande, Barrio del Pilar, La Paz, Valverde, Mirasierra, El Goloso.
Moncloa-Aravaca: Casa de Campo, Argüelles, Ciudad Universitaria, Valdezarza, Valdemarín, El Plantio, Aravaca.
Latina: Los Cármenes, Puerta del Ángel, Lucero, Aluche, Las Águilas, Campamento.
Carabanchel: Comillas, Opañel, San Isidro, Vista Alegre, Puerta Bonita, Buenavista, Abrates.
Usera: Orcasitas, Orcasur, San Fermin, Almendrales, Moscardó, Zofio, Pradolongo.
Puente de Vallecas: Entrevias, San Diego, Palomeras Bajas, Palomeras Sureste, Portazco, Numancia.
Moratalaz: Pavones, Horcajo, Marroquina, Media Legua, Fontarrón, Vinateros.
Ciudad Lineal: Ventas, Pueblo Nuevo, Quintana, La Conceptión, San Pascual Bautista, Colina, Atalaya, Costillares.
Hortaleza: Palomas, Valdefuentes, Canillas, Pinar del Rey, Apóstol Santiago, Piovera.
Villaverde: San Andrés, San Cristóbal, Butarque, Los Rosales, Los Ángeles.
Villa de Vallecas: Casco Histórico de Vallecas, Santa Eugenia.
Vicálvaro: Casco Histórico de Vilcálvaro, Ambroz, Valdebernado, Valderribas.
San Blas-Canillejas: Simancas, Hellín, Amposta, Arcos, Rosas, Rejas, Canillejas, Salvador.
Barajas: Alameda de Osuna, Aeropuerto, Casco Histórico de Barajas, Timón, Corralejos.
Uitzicht op de wijken Latina en Carabanchel.
Geografie
De ligging
De stad Madrid ligt in het centrum van het Iberisch schiereiland, een paar kilometer ten noorden van Cerro de los Ángeles dat het echte geografische centrum is. De coördinaten van de stad 40° 26’N 3°41’O, de gemiddelde hoogte boven zeeniveau is 667 m, waardoor het een van de hoogst gelegen steden van Europa is.
De geografische en klimatologische context van Madrid is het Zuidelijke Plateau, in het Meseta Central. De stad ligt op een paar kilometer van de Sierra de Guadarrama en hydrografische gezien in het stroomgebied van de Taag.
Hydrografie
Kaar met waterlopen van de stad Madrid en hun omgeving.
In dit meest geëigende deel van de stad stroomt de rivier richting “puente del Rey”, waar het water van de Leganitos zich toevoegt (de vallei is “el Paseo de San Vicente”) en daarna nog het water van de “la Fuente Castellana” ontvangt, waarvan de bron zich bevond op de Altos del Hipódromo, waar zich nu het Museo Nacional de Ciencias Naturales bevind, het beekje stoomde door het huidige Castellana-Prado.
Daarna stroomt ze verder langs de zuid-westelijk gelegen wijken Latina, Carabanchel,Usera en Villaverde en de noord-oostelijk gelegen wijken, Centro,Arganzuela, Puente de Vallecas, Villa de Vallecas en de rest van de stad. In deze fase, en in het bijzonder tussen de wijken Arganzuela en Puente de Vallecas, ontvangt het ook het water van de veelal ondergrondse stroom van de Abroñigal, wiens route samenvalt met die van de M-30, die nu de laagte, veroorzaakt door deze stroom gebruikt als een soort geluidsisolatie van deze snelweg. Ook het water van de Butarque voegt zich, in de wijk Villaverde, nog toe aan de rivier.
De stroompjes (arroyos) die hier besproken worden zijn in de zomer vaak droog, maar als het heeft geregend of het smeltwater van de hoger gelegen gebieden zich verzameld stroomt er wat water door (soms, heel soms, kan zich dit uiten in een wilde stroom). Tegenwoordig zijn deze stroompjes veelal gekanaliseerd of wordt via een ondergronds buizennet naar de rivier gevoerd.
Bij het verlaten van de stad Madrid, raakt de rivier nog even het uiterste oostelijke puntje van de gemeente Getafe waar het water van de Culebro zich nog toevoegt aan de rivier en gaat dan richting de rivier de Jarama, alwaar deze twee rivier in de buurt van Rivas-Vaciamadrid samenkomen.
We hebben gezien dat de Manzanares vele stroompjes in zich opneemt tijdens zijn reis door de stad. In het geval van de stroompjes van la Moraleja, de la Vega, Valdelamasa of Viñuelas, deze wateren rechtstreeks af in de meer oostelijk gelegen rivier de Jarama of het beekje Cedrón dat rechtstreeks in de westelijke río Guadarrama afwatert.
Het klimaat
Madrid. De winter van 2021 die er bekend staat als ‘la filomena’. Het heeft maanden geduurd voordat alle omgevallen bomen en afgebroken takken opgeruimd waren.
Het klimaat van Madrid is een mediterraan klimaat en wordt sterk beïnvloed door de stedelijke condities. Volgens de criteria van de klimatologische indeling van Köppen wordt het klimaat van Madrid geclassificeerd als een mediterraan klimaat type Csa, mild met droge, hete zomers. De gemiddelde temperatuur, gemeten tussen 1981 en 2010, is rond de 14,5 en 15 °C.
De winters zijn ‘koud’ met een gemiddelde temperatuur in de koudste maand (januari) van ongeveer 6 °C en een frequente vorst en een zeldzame sneeuwval (2 – 5 dagen sneeuw per jaar, afhankelijk van het gebied). In deze maand is de gemiddelde maximale temperatuur 10 °C en de minimale temperatuur ligt tussen de 0 en 3 °C, daarentegen zijn de zomers warm. De warmste maanden zijn juli en augustus, en dan is juli iets warmer dan augustus. in deze maand is de gemiddelde temperatuur meer dan 25 °C, met een gemiddelde hoogste temperatuur van 32 tot 33,5 °C en ongeveer de helft voor de minimum temperatuur van 17 – 19 °C. De dagelijkse verhoging door warmte-isolatie dat van belang is voor de stedelijke periferie, ligt tot boven de 13 °C, maar in het centrum van de stad wordt dit verminderd door het antropogene effect, tot wel 10 °C. De jaarlijkse verhoging door warmte isolatie is hoog, het ligt tussen de 19 en 20 graden, in vergelijking met de normale temperatuur van het Meseta Sur, Dit is vanwege de grote afstand tot de zee en de hoogte (± 650 meter). De jaarlijkse neerslag ligt rond de 400 mm, met een minimum in de zomermaanden (vooral juli en augustus). De gemiddelde vochtigheid gedurende het jaar ligt op ongeveer 57 a 58%, met een grote oscillatie tussen de veel vochtiger koude periode en de drogere warme periode. De gemiddelde windsnelheid over het gehele jaar genomen ligt tussen de 7 en 10 km/u.
Binnen een korte termijn heeft men enkele extreme waarden in de drie weerstations van het AEMET van Madrid gemeten. Op 24 juli 1995 werd er een absolute hitte gemeten van 42,2 °C op de luchthaven van Madrid. De absolute minimum temperatuur -15,2 °C werd gemeten op 16 januari 1945, ook op Barajas. De meeste hoeveelheid regen gevallen op een dag in Madrid is 87 mm, en dat is al weer lang geleden, het was op 21 september 1972, gemeten in het observatorium van Retiro. de sterkste wind ooit gemeten in Madrid was op 2 augustus 1970 gemeten op vliegveldCuatro Vientos te Madrid, de wind had een snelheid van 124 km/u.
Economische geschiedenis
Het oude regime
De stad kende een grote ontwikkeling in de nasleep van Felipe II, nadat hij deze tot hoofdstad van Spanje had gemaakt.
Het Plaza Mayor van Juan Gomez de Mora, ingrijpend gewijzigd door Juan de Villanueva na een brand in de 18ᵉ eeuw. Aanvankelijk opgezet als een markt aan de voorkant van de stad, maar uiteindelijk het toneel van publieke evenementen, zoals executies en stierengevechten.
De administratieve functie die zij vanaf dat moment vervulde, geaccentueerd door het centralistische karakter van het door de Bourbons ingestelde regeringsstelsel, bevorderde de ontwikkeling van ambachtelijke activiteiten, met de opneming van enkele proto-kapitalistische instellingen, zoals de Cinco Gremios Mayores (Vijf Grote Gilden) of de Banco de San Carlos (Bank van San Carlos) en enkele koninklijke fabrieken, zoals het beroemde porselein van Buen Retiro (Porcelana del Buen Retiro), dat in de Onafhankelijkheidsoorlog werd verwoest, of de tabaksfabriek in de glorieta de Embajadores (plein en wijk in Madrid). De stedelijke bevoorrading was een centrale zorg van de overheid (staat en gemeente) en berustte op een complex netwerk van agenten en openbare en particuliere instellingen (pósito; de graanopslag, fiel almotacén; dat waren ambtenaren die belast was met het toezicht op de markten en die elke dag de prijs van de goederen aangaf, rastros; dat waren vlooienmarkten, repesos; dat waren ambtenaren die belast was met het toezicht op de levensmiddelenmarkt in de steden, obligados; waren degenen die belast waren met de bevoorrading van een stad of dorp met bepaalde goederen, meestal eerste levensbehoeften, tablajeros; verkopers van diverse levensmiddelen op de markten, revendedores; wederverkopers, enz.) die rond de markt (pleinen en het Plaza Mayor) functioneerden, volgens het paternalistische en protectionistische systeem van het mercantilisme. Tijdens het Ancien Régime was Madrid een keizerlijke hoofdstad, die soms wordt beschreven als een economische parasiet die middelen uit zijn overheersing zoog zonder direct bij te dragen aan het ontstaan van zijn rijkdom.
In tegenstelling tot andere steden in de overgang van het feodalisme naar het kapitalisme (met name Londen en Parijs) is het door haar geografische ligging, (op een plateau, niet bereikbaar via rivieren, door bergketens geïsoleerd en enkele honderden kilometers verwijderd van de kust) onmogelijk om commercieel centrum te zijn voor geheel Spanje (Felipe II schrijft in een van zijn brieven dat deze taak vervuld kan worden door Sevilla of Lissabon’. Het was belangrijk voor Madrid om het politieke en sociale centrum van het land te zijn, en wat betreft de economie een luxe consumptiemarkt van het Castilliaanse platteland (vooral granen) te zijn. De integratie tot de nationale markt was tot ver in de 19e eeuw onmogelijk, met de indeling van de spoorwegen en het meer politieke economische liberale tijdperk (het secularistieproces) veranderde dit allemaal.
De moderne tijd en de arbeidersbeweging
Voormalige brouwerij “el Aguila”, nu de zetel van het Archivo Regional en de Biblioteca Regional Joaquín Leguina. Voorbeeld van industriële architectuur in Madrid in de late 19ᵉ eeuw, begin 20ᵉ eeuw in een stijl die neomudéjar madrideño wordt genoemd.
In de 19e eeuw veranderde Madrid, in tegenstelling tot andere Spaanse en Europese steden, niet meteen in een belangrijk industrieel centrum. De belangrijkste koopwaar die met de trein van Aranjuez kwam (de eerste verbinding met Madrid, die men tot de dag van vandaag ‘el Tren de la Fresa‘, noemt (de aardbeien trein)) was het hout dat door de ‘gancheros’, mannen die de gevelde bomen over de rivier de Taag, stroomafwaarts, in logs, drijvend transporteerde vanaf de Sierras del Alto Tajo. Het hout dat nodig was voor de vele constructies, was een van de basis producten van de economie. Het bewijs van de industriële zwakte was de relatief slecht ontwikkelde arbeidsbeweging, waarvan het zwaartepunt altijd in Barcelona lag. De PSOE en de UGT in Madrid waren merkwaardig genoeg, vruchten van Pablo Iglesias, een drukker (een industrie, traditioneel gekoppeld aan de Madrileense stedelijke industrie; het drukker en publiceren van boeken en kranten).
De industriële expansie vond plaats in de 20e eeuw, vooral na de burgeroorlog. De ontwikkeling was vooral gericht op de dynamische sectoren, zoals chemie, metallurgie en andere gebieden die verband hielden met de stedelijke consumptie van geavanceerde technologie: de precieze mechanica, elektronica, farmaceutische en andere industrieën. Een favoriete factor, die de ontwikkeling van dit industriële tijdperk wilde stimuleren, was de overheid. Dit ten gevolge dat men Madrid tot hoofdstad van de staat had gemaakt, waardoor vele nationale en internationale bedrijven ervoor kozen om hun hoofdkantoor hier te vestigen. Ook de arbeidersbeweging, noodzakelijkerwijs ingedeeld in de verticale vakbonden van het Franco regime, speelt in op deze nieuwe dynamiek met de uitbreiding van de eerder illegale Comisiones Obreras (arbeiderscommissies, afkomstig uit de Asturische mijnbouwindustrie) voor de fabrieken van de industriële periferie van Madrid. Dit alles dankzij de activiteiten van activisten als Marcelino Camacho en Padre Llanos.
Vanaf de komst van de democratie en ondanks de bestuurlijke decentralisatie, is de tendens voor uitbreiding gebleven, waardoor het vandaag de dag een van de meest dynamische en gediversifieerde economieën van de Europese Unie is. Waaraan, nu, in deze tegenwoordige tijd, de geografische ligging van de stad, het hoge niveau van de infrastructuur, de hoge mate van concentratie van menselijk kapitaal en zijn hoge opleidingsniveau, zeker geholpen hebben.
Toerisme
De Puerta de Alcalá. Het woord “puerta” komt vaak voor op pleinen of straten waarop vroeger, maar ook nu nog, toegangspoorten van de stad Madrid stonden. En in sommige gevallen gaat het om een monumentale poort, zoals deze (ontworpen door Francesco Sabatini, 1776) de Puerta de San Vicente (1775), Puerta de Toledo, (Antonio Lopez Aguado, 1827). Hij heeft wijzigingen aangebracht op de eerste plannen van José Bonaparte, of de Puerta de Heirro van Francisco Nagle, 1753, die toegang verleend tot de Real Sitio de El Pardo die onlangs een paar meter verplaats werd om de uitbreiding van de Carretera de La Coruna te verwezenlijken. Andere poorten waren onderdeel van de middeleeuwse stadsmuren maar de namen zijn we bewaard gebleven, Puerta Cerrada, Puerta de la Vega, Puerta de Guadalajara, Puerta del Sol. El Parque de Retiro heeft verschillende monumentale poorten zoals die van ´España´ en die van ´Mariana de Neoburgo´.
In de eerste helft van 2014 was Madrid met 4.069,121 toeristen de meest bezochte stad van Spanje, meer dan steden als Barcelona, Palma de Majorca of Sevilla. Het is ook de zetel voor de Organización Mundial del Turismo en de Feria Internacional del Turismo – FITUR (Toeristenbeurs). In 2012 ontving Madrid 8,8 miljoen toeristen, waarvan 5,3 miljoen binnenlandse toeristen en 3,5 miljoen internationale toeristen.
De meest bezochte plekken in de stad in 2013, zowel door binnenlandse als buitenlandse toeristen waren:
Museo Reina Sofia: 3,2 milj.bezoekers.
Museo del Prado: 2,3 milj. bezoekers.
Parque Warner: 1,2 milj. bezoekers.
Palacio Real Madrid: 1 milj. bezoekers.
Museo Thyssen-Bornemisza: 944,346 bezoekers.
Rondleiding Estadio Santiago Bernabéu: 820.000 bezoekers.
Architectuur
Het Museo de Historia, voorheen was dit het Real Hospicio del Ave María y San Fernando, gezien vanaf de ingang van het metrostation van Tribunal in Calle Fuencarral. Het smeedwerk, samen met de ´fernandinas´lampen, van deze metro ingang is van Antonio Palacios (1919), het is één van het alomtegenwoordige straatmeubilair in Madrid. Beide vormen enkele van de hoogste uitingen van de late Spaanse barok: De ingang van het Hospicio, werk van Pedro de Ribera, gebouwd tussen 1722 en 1726. Het zou beter passen bij een aristocratisch paleis dan bij dit benedicteinachtige hofje. Het was opgezet om 3000 bewoners te vestigen en dit oorspronkelijke doel werd tot 1922 nagekomen. daarna werd het werd op initiatief van de Real Academia de San Fernando gered van de ondergang, door het om te bouwen tot het Museo del Historia dat staat in het epicentrum van het nachtleven in de wijk Malasaña.
De meeste van de bezienswaardigheden bevinden zich in het centrum van Madrid ( we hebben het hier over het gebied binnen de M-30) wat de wijken Centro, Salamanca, Chamberi,Retiro en Arganzuela bevat. Het hart van Madrid is het Puerta del Sol. Hier bevind zich, voor het Real Casa de Correos en het 0 kilometer punt, het startpunt van alle radiale wegen in Spanje. De reden hiervoor was, dat toen men in de 19e eeuw met het nummeren van de wegen begon, het Real Casa de Correos het hoofdkwartier van het ministerie van Binnenlandse Zaken was, van waaruit desbetreffende bevoegdheden werden uitgevoerd. Er komen tien straten uit op dit plein.
Stedelijk panorama van Madrid 2010.
De Calle de Alcalá (10,2 km) loopt vanaf het Puerta del Sol in noordoostelijke richting naar het Plaza de Cibeles en verder, op dit plein vinden we een aantal representatieve plekken van Madrid zoals de fontein van Cibeles, Banco de España, Casa America en het Palacio de Communicaciones (Antonio Palacios 1918), nu het stadhuis van Madrid. Daarna gaat het verder via Plaza de la Indepencia waar we de Puerta de Alcalá en één van de ingangen van het Retiro park vinden. Dit park bevat ook weer een aantal representatieve plekken van Madrid, zoals het Palacio Cristal, met daarvoor de vijver met moerascypressen (1887, Ricardo Velázquez Bosco). Meer naar het noorden in de buurt van de M-30, vinden we het Plaza de Toros de las Ventas een zeer laat voorbeeld van de neomudéjar stijl (1929, Joseph Espeliús).
Templo de Debod. Geschenk van Egypte als dank aan Spanje voor de hulp aan de bouw van de Aswamdam.
Ook de Calle Mayor dat vanaf het Puerta del Sol leidt naar Plaza Mayor dat is gebouwd en gereconstrueerd in een aantal opeenvolgende ingrepen door de grootste meesters, architecten die men door heel Madrid tegenkomt, zoals Juan Gómez de Mora (1619) of Juan de Villanueva (1790); dit loopt door tot het zogeheten Madrid de los Austrias, (een verwijzing naar de dynastie van Habsburgers) tot men uiteindelijk uitkomt in de Calle Bailén, vlak voor de kathedraal de la Almudena die pas gerealiseerd werd na een aantal ontwerpen. Ventura Rodriguez maakte in de 18e eeuw de eerste plannen voor deze kathedraal, tot op zijn laatst, Fernando Chueca Goitia en Carlos Sidro, in 1950, als winnaars van een wedstrijd voor het beste ontwerp werden uitverkoren. De neo-romaanse crypte, het meest waardevolle deel van de kathedraal, is ontworpen door Francisco de Cubas, en in een veel eerder stadium, laat 19ᵉ eeuw gebouwd. Als we de Calle Bailén in zuidelijke richting volgen komen we uit bij de Real Basilica de San Francisco el Grande, ontworpen in 1784 door Francisco Cabezas, Antonio Pió en Francesco Sabatini.
Plaza Colón, met het monument voor Christoffel Columbus, de Jardines del Descubrimiento en, rechts het gebouw van de Biblioteca Nacional en het Museo Arqueológico Nacional.
Achter de kathedraal de la Almudena vindt u ook de oude ruïnes van de moslim muur, in de ondergrondse parking van Plaza de Oriente vinden we de resten van de latere christelijke vesting muur en de Torre de los Huesos. In deze omgeving vinden we ook enkele van de mooiste tuinen van de stad, zoals het Campo del Moro en de tuinen van Sabatini. Iets meer naar het westen het Casa de Campo en het park Madrid Rio doorkruist door bruggen zoals die van Segovia (ontworpen door Juan de Herrera) en Toledo (Pedro de Ribera). Een stuk verderop vinden we de latere Puerta de Toledo, van Antonio López Aguado.
Als we dan de andere kant opgaan, noordelijk, dan leidt de Calle Bailén ons in de richting van Plaza de España, dat met zijn 36.900 m² het grootste plein van Spanje is, hier vindt u het monument voor Miguel de Cervantes (schrijver van Don Quijote de la Mancha) en gebouwen als het edificio España (onlangs verkocht aan een Chinese maatschappij), het Torre de Madrid en de Templo de Debot (een egyptische tempel, steen voor steen overgebracht naar Spanje uit dankbaarheid voor de Spaanse hulp bij de bouw van de Aswandam). Vanaf dit plein loopt de Gran Via in de oostzuidelijke richting. Noordelijk van de Gran Via ligt de wijk Malasaña, belangrijk voor het avondleven en culturele activiteiten. Het Gran Via kruist hier ook met Calle del Carmen en Calle Preciados. Verderop knikt Gran Via op het Plaza de Callao en weer later vinden we de Calle de la Montera, deze laatste drie straten komen allen uit op het Puerta del Sol. Aan de andere kant van Gran Via (het punt waar we ons nu bevinden) maakt de wijk Malasaña plaats voor Chueca de meer alternatieve, gay-buurt van Madrid. Uiteindelijk komt deze Gran Via uit op Calle Alcalá.
Plaza de España. Achter het monument van Miguel de Cervantes het Edificio España.
De Calle Arenal loopt vanaf Puerta del Sol richting Plaza de Oriente waar we het Palacio Real (Kon. Paleis; ontworpen door Filippo Juvara en Juan BautistaSachetti, 1738 – 1764) vinden. Onderweg kruisen we het Plaza Isabel II(ook bekend als Plaza de Opera) met het Teatro Real (Antonio Lopez Aguado en Custodio Moreno, 1850). De Calle de Correo, Calle de Carretas en Calle de Espoz y Mina, lopen alle drie in zuidelijke richting vanaf het Puerta del Sol richting het Barrio de las Letras. In deze omgeving vindt u tal van bars en pubs, vooral in de buurt van Calle Huertas, Atocha en de straten rond en op Plaza de Santa Ana, dat vol staat met terrasjes. Dit gebied eindigt in de omgeving van Plaza del Emperador Carlos V, waarnaast het ministerie van Landbouw (Ricardo Velazquez Bosco) staat, en het grote station van Atocha, van de ingenieur-architect Alberto de Palacio (die ook de beroemde brug van Vizcaya ontwierp). Het station werd in de jaren 1990 nog uitgebreid door Rafael Moneo.
Plaza de Castilla met op de achtergrond de Torres Puerta de Europa ook wel KIO genaamd.
De Carrera de San Jerónimo loopt richting het oosten, en kruist met Plaza de en komt uit op het Plaza de las Cortes (waar ook het Palacio de las Cortes staat), dat dan weer door loopt tot de zogenaamde Triángulo del Arte waar we de musea El Prado, Reina Sofia en Thyssen-Bohemisza vlak bij elkaar vinden in de groene Paseo del Prado. Niet ver daar vandaan vinden we het Astronomisch Observatorium van El Retiro (Juan de Villanueva), de Basilica de Nuestra Señorade Atocha en het Panteón de Hombres Ilustres (Fernando Arbós y Tremanti). Tevens vinden we in de omgeving de kerk van San Jerónimo el Real, waar ook de straat naar vernoemd is, het Ritz Hotel, het Palacio de la Bolsa, Enrique María Repullés, en la Real Academia de la Lengua Española.
Palacio de Lineras, dat ook wel het Casa America wordt genoemd, met links het Paseo de Recoletos en op de achtergrond Torres de Colón.
Op de Paseo del Prado staat de Fuente de Neptuno, het is ook de locatie waar Atletico Madrid zijn overwinningen viert, de rivaal, Real Madrid, doet dat op Plaza Cibeles. Als we deze weg in noordelijke richting blijven volgen, dan veranderd de naam ondertussen in Paseo Recoletos en komen we op een gegeven moment aan op Plaza de Colón, waar we de Nationale Bibliotheek (Francisco Jareño), de Torres de Colón (Antonio Lamala) en een Cultureel Centrum onder de Jardines del Descubrimiento vinden. Waar vroeger het oude Casa de la Moneda stond, dat ook een ontwerp van Jareño was, staat nu het monument voor de ontdekking van America van Joaquin Vaquero Turcios, en de grootste vlag van Spanje, met een oppervlakte van 300 m² en een mast van 50 meter hoogte. Het Monumento a Colón, van Arturo Mélida en Jerónimo Suñol, staat op het verkeersplein. Na dit plein veranderd de straatnaam wederom, het wordt nu Paseo de la Castellana, één van de belangrijkste wegen in de hoofdstad die het verkeer naar het noordelijke uiteinde van de stad brengt. Aan het einde van deze 17 km lange weg vinden we het AZCA, en de Cuatro Torres Business Area (vier torens). Zij behoren tot de hoogste gebouwen van het land. Een van de meest opmerkelijke werken van hedendaagse architectuur, van het AZCA is de Torre del Banco Bilbao (nu BBVA), de architect Francisco Javier Sáenz de Oiza, die ook een van de blikvangers van de stad ontwierp, het edificio Torres Blancas.
De Torres Blancas, van Sáenz de Oíza, één van de meest opmerkelijke architectonische gebouwen van Madrid.
Wolkenkrabbers
De Cuatro Torres, links Torre de Bankia, dan Torre PwC, Torre de Cristal en rechts Torre Espacio.
Madrid is nooit een prominente stad geweest als het gaat om het bouwen van wolkenkrabbers. In de loop van de twintigste eeuw (1910) begon men met de bouw van Gran Via waar de eerste echte hoge gebouwen van Madrid werden gebouwd. Maar deze konden nog niet echt beschouwd worden als wolkenkrabbers. Ze waren hoog, jazeker, maar wolkenkrabber zijn, daar heb je iets extra’s voor nodig. Het duurde tot 1953, toen men de eerste wolkenkrabber van Madrid ging bouwen, het Edificio España. En in 1957 begint men aan de bouw van het hogere Torre de Madrid. In de jaren ’80 worden de wolkenkrabbers van het AZCA gebouwd, waaronder het Torre Picasso. Een andere toren is de telecommunicatietoren de Torreapaña (in de volksmond, el Pirulí, genaamd), maar ook deze kan niet gezien worden als zijnde een wolkenkrabber. In 2007 begint men aan de bouw van de Torre Titania ook in de buurt van het AZCA. Het gebouw heeft een hoogte van 104 meter en staat op de plaats van de eerder verwoeste Torre Windsor. Verderop het Paseo de Castellana wordt er een complex van vier echte wolkenkrabbers gebouwd, gebouwen hoger dan 200 mtr. Waaronder het Torre Cepsa (ook wel Torre Foster genaamd) met een hoogte van 249 mtr. en de Torre de Cristal 249,5 mtr, Torre PwC, 236 mtr. en als laatste de Torre Espacio 230 mtr. Andere, minder hoge, maar zeer opmerkelijke gebouwen zijn de torens van het Puerta de Europa, twee scheefstaande torens, ze zijn maar 114 mtr hoog maar niet minder spectaculair.
Voorsteden
Hoewel het het centrum is waar zich de meeste toeristische attracties concentreren, zijn er ook wel bezienswaardigbeden te vinden in de voorsteden. Dit is zeker het geval als u gaat kijken in het Planetarium, gelegen in het park van Enrique Tierno Galván boven de M-30, in de buurt van Arganzuela en Puente de Vallecas.
Het Palacio Real van El Pardo vindt u in de, tot op heden, in aanleg zijnde wijk Fuencarral-El Pardo. Het ligt in de omgeving van Monte de El Pardo dat deels wordt beschermd door het Patromonio Nacional voor zijn ecologische waarde vanwege de overvloedige en gevarieerde flora en fauna. Dit beschermde gebied herbergt ook het Palacio de la Zarzuela, residentie van de Spaanse Koninklijke Familie en het zogenaamde “Pabellón del Principe de Asturias” (het Paviljoen van de Prins van Asturias, recent in 2001 gebouwd. Het Pavillioen was enige tijd geleden onderwerp van veel controverse, zowel op kosten (2.700.000) als op het anarchronistische ontwerp.
Steden rondom Madrid
Er zijn plaatsen in de omgeving van Madrid die niet toehoren aan de gemeente van Madrid, maar ze liggen op zo’n korte afstand van de stad dat ze er daardoor wel nauw aan verwant zijn.
El Escorial, met links in het midden het klooster van San Lorenzo. Het klooster waar o.a. Carlos I en Felipe II begraven liggen.
Enkele van de meest opvallende zijn het Monasterio de San Lorenzo van El Escorial en het Valle de los Caïdos, dat er een paar kilometer vandaan ligt. Beide liggen in het uitgestrekte gebied van de Sierra de Guadarrama.
In het oosten en het zuiden vinden we belangrijke steden als Alcalá de Henares en Aranjuez, beide door tot ’s Werelds Erfgoed van Unesco benoemd, net als het stadje Chinchón.
Winkelgebieden
Madrileense juwelenboutiek in de duurdere wijk Salamanca, Calle de Serrano.
De stad Madrid is verbonden met veel grote namen in de mode wereld. Bovendien, dank het zijn internationale faam aan evenementen zoals het Pasareta Cibeles, wat overigens vanaf 2007, Cibeles Madrid Fashion Week, heet. Alle grote merken hebben hun hoofdkwartier in deze stad. De winkels liggen verspreidt over de gehele stad, maar er zijn ook gebieden met een bijzondere commerciële concentratie, zoals het Puerta del Sol, het Calle Serrano en Calle Goya.
Puerta de Sol.
Er zijn vestigingen gespecialiseerd in Haute Couture en van alle belangrijke internationale merken, Armani of Cucci, evenals het bekende Spaanse Zara, Loewe of Cortefiel. Ook Carrera y Carrera een van de Spaanse topmerken, als het gaat om hoge kwaliteit sieraden met internationale faam, is gevestigd in Madrid. Het barst er van de winkels met casual of sportswear kleding, ook als het gaat om grote merken. Heel opmerkelijk is het winkelketen van Corte Ingles dat zijn zaken heeft staan in de drukste delen van de stad. Er zijn zaken voor de gemiddelde beurs maar ook de wat beter gestelde kan er zijn weg goed vinden in de gespecialiseerde zaken van Corte Ingles, ga maar eens kijken op de bovenste verdieping van het Corte Ingles op Plaza del Callao!!!
Op alle zon- en feestdagen , in en rondom de Calle Ribera de Curtidores, vindt er de wereldberoemde vlooienmarkt ‘El Rastro‘ plaats.
Madrid biedt ook de mogelijkheid om te genieten van enkele klassieke cafe’s, zoals het literaire Café Gijón (Paseo de Recoletes 21) en het Café Comercial (Glorieta de Bilbao 7).
Kunst en Cultuur
Culturele evenementen
Aan het einde van mei en begin juni wordt elk jaar het Ferio del Libro de Madrid in het Retiro park van Madrid gevierd. Een boekenbeurs in de openlucht die begon in 1933, de dagen van de Tweede Republiek.
Madrid, Literatuur, Muziek en Film
Het titel blad van El Quijote 1605, gedrukt op de Calle de Atoche door de drukkerij van Juan de la Cuesta, die al bestaat vanaf de installatie van het Hof tot op heden.
Er zijn vele verwijzingen naar Madrid in de middeleeuwse literatuur, inclusief zijn beroemde lokale bevolking, zoals Ruy González de Clavijo bekend is uit de literatuur van Gouden Eeuw, een tijd waarover de verwijzingen naar Madrid overvloedig zijn, een goede omgeving bieden voor het schrijven van een literair werk of voorkomt in de titels als ‘El acero de Madrid‘ (het staal van Madrid) of Las Ferias de Madrid (de kermissen van Madrid) van Lope de Vega, of door specifieke referenties naar de stad, de gebruiken en de bewoners, met inbegrip van de eigen schrijvers als Cervantes, Lope de Vega (zelf inwoners van Madrid), Quevedo, Góngora en Tirso de Molina. De straten tussen Atoche en de Carrera de San Jerónimo staat bekend als “el barrio de las Letras” of “Barrio de Las Musas” (het gebied der Letteren of het gebied der Muzen). Hier woonde de meeste schrijvers en werd ook het boek van Don Quijote gedrukt. Twee toneeltheaters (el Corral del Pricipe, voorganger van het Teatro Español, en het los Caños del Peral, voorganger van het Teatro de la Ópera de Madrid) brachten de meest populaire stukken bij het publiek. Tirso de Molina en Calderon de la Barca waren de betere schrijvers die elkaar beconcurreerde. De 18e eeuw was wat de literatuur betreft een slechte periode de kwaliteit liet sterk te wensen over, het publiek had daar geen weet van en genoot volop van de schertsen Ramón de la Cruz, van zijn puurheid of van de meer intellectuele producties van los Moratín (vader, Nicolás Fernández de Moratín en zoon, Leandro Fernández de Moratín).
Palacio de Prensa, Gran Via op de hoogte van Plaza de Callao, de architect was Pedro Muguruza Otaño (1925 – 1929). Werd gebouwd als een multicultureel gebouw, waar een apart deel van het gebouw werd ingericht voor het hoofdkwartier van de Asociaciónde la Prensa van Madrid, met een café-chantan, een bioscoop met 1840 zitplaatsen en verhuur van woningen en kantoren. Ondertussen is er van deze multifunccionaliteit nog maar weinig over na de vele verbouwingen.
Het publiek genoot meer van de muzikale voorstellingen, waarin afgezien van de nationale, ook internationale figuren zoals de castraat Farinelli en de componist Luigi Boccherini, die zich voldoende met de stad geïdentificeerd had om een van zijn zeer beroemde stukken te schrijven, Ritirata Notturna di Madrid. Ook het verblijf van Domenico Scarlatti in Madrid was van belang voor de stad. Hij schreef er enkele van zijn beroemdste werken en overleed er in 1757. De Madrileense Romantiek van de 19e eeuw, vond in de Madrileen Mariano José de Larra een uitmuntend schrijver in zijn genre. Zijn zelfmoord en begrafenis (met inbegrip van de het grafschrift van José Zorrilla) kan alleen begrepen worden in de context en de omgeving van de perfecte weerspiegeling van het Museo Romántico. Met auteurs als Francisco Asenjo Barbieri, Federico Chueca en Tomás Bretón ontwikkelde zich het inheemse dramatische muzikale genre, met de folkloristische sfeer, de populaire zarzuela, waarmee Madrid de wereldberoemd werd. Theaters als het Teatro de la Zarzuela of het Teatro Apollo zijn gespecialiseerd in dit soort programma’s. Ook het zedenpreken in de ambiance van een blijspel over de Madrilenen viel goed bij het publiek, zoals de uit Alicante afkomstige Carlos Arniches, die precies wist wat er speelde bij de mensen, ook kon hij de parodie tot op de juiste hoogte overdrijven en werd daar later vaak geïmiteerd.
Na deze eeuw, kwam er de inwoner van de Canarische Eilanden, Benito Pérez Galdós bij die in zijn roman Episodios nacionales vele feiten en gebeurtenissen uit Madrid liet zien die de stemmingen in de verschillende sociale klasse heel scherp weergaf. Fortunata y Jacinta, Miau en Misericordia, zijn alle beroemde romans van deze schrijver. Het is het jaar 1896 dat Alexandre Promio, een cameraman van het Franse bedrijf Lumière in Madrid arriveerde. Hij zet voor het eerste het Puerta del Sol op film. In het begin van de 20e eeuw, was het de absurditeit van ‘Valle Incian‘, die het best de realiteit van de stad weerspiegeld. Zoals in zijn toneelstuk ‘Luces de Bohemia’, een nachtelijke reis van een blinde poëet door een smerig Madrid. In een beroemde passage, citeerde hij aan de vervormende spiegels van de Alley Cat als inspiratie van deze visie, die hij ook vergeleek met de esthetiek van de schilder José Gutiérrez Solana of Ramon Gomez de la Serna (net zo beroemd, om zijn stuk dat zich afspeelt in het gezellige “Café Pombo”). Een literair contrast was de realistische weergave van Pío Baroja in zijn trilogie ‘La lucha por la vida‘ (het gevecht voor (van) het leven), (El árbol de la ciencia, Mala hierba, Aurora roja) of die van Arturo Barea, La forja de un rebelde (Het smeden van een rebel). De generación de 1927 die de Residencia de estudiantes als één van hun ontmoetingsplaatsen had waar ze in contact konden komen met Federico Garcia Lorca, Salvador Dali en Luis Bunuel. Het is niet overdreven om te spreken van een Zilveren Eeuw.
De cinematografie portretteert Madrid in die tijd, de films die zij maakte konden nou niet meteen rekenen op een groot publiek, het waren films over traditionele waarden. Een bekend regisseur uit die tijd was Rafael J. Salvia. Hij maakte films als “Manolo, guardia urbano; Las chicas de la Cruz Roja; La gran familia”, deze laatste mede geregisseerd door Fernando Palacios. Andere films, van grote esthetische waarde en blijkgevend van sociale betrokkenheid, gemaskeerd door zwarte humor, zijn o.a. van Luis Garcia Berlanga, genaamd, Una pareja feliz, El verdugo (Een gelukkig paar, De beul) van Edgar Neville, Domingo de Carnaval en El último caballo (Carnavalszondag en Het laatste paard) en van Marco Ferreri, El pisito en El cochecito (De kleine flat en De kinderwagen). Dit terwijl op het Madrileense toneel een laatst periode van zeer slecht toneel te zien is. Men maakt gebruik van een muziekstijl, genaamd ‘el cuplé’, een lichte en populaire stijl, die soms kan een beetje onbeschoft en pittig. Waarbij ook de ‘la revista musical’ (Frans: Revue) zijn intreden doet. Het is een dramatische subgenre van komedie die zich ontvouwt in een soort showspektakel van muziek en dans, en dat vaak in combinatie met korte theatrale, humoristische of satirische sketches combineert. Het vertegenwoordigd het pessimistisch gekleurde werk van Antonio Buero Vallejo, zoals het Historia de una escalera (1949) (de Geschiedenis van een trap), en andere inmiddels in Madrid ingeburgerde werken als, La detonación (de ontploffing) en ‘Un soñador para un pueblo’, (een dromer voor een volk).
De grijze kleur klaart niet op in de kunstwereld, tot het ‘Movida Madrileña’ ontstaat. Een tegencultuur die tijdens de eerste jaren van de ‘Tradución’ van het post-Franco Spanje ontstaat en zich generaliseert over de rest van het land en zal duren tot de jaren ’80. De films van Pedro Almodóvar en de zogenaamde nieuwe Madrileense komedie (Fernando Colomo) weerspiegelen een Madrid dat uiteindelijk overwint in de film ‘Muerte de un ciclista’ (De dood van een wielrenner) en de meer bekende ‘Bienveido, Mister Marchal’ (Welkom, Mister Marchal), van Juan Antonio Bardem, twintig jaar eerder. In de late jaren ’80 en begin jaren ’90 geeft het gereutel van deze beweging reden tot een algemene stedelijke achteruitgang, als gevolg van de opkomst van de heroïne, dat vooral in de wijken Chueca (een wijk die tegenwoordig bekend is om zijn openbare aanwezigheid van gaypeople), Villaver, San Blas of Vallecas en de omliggende krottenwijken, hard aankomt. Een mengeling van dit alles komt terug in het lied ‘Pongamos que hablo de Madrid’, van Joaquin Sabina of in de films, ‘El dia de Bestia'(1995) (De dag van het Beest), en het humoristische, ‘Torrente’ (1998) waar het woord caspa (ranzigheid),,, een zeer Madrileense term die wijst op iets decadents en muf’s, ofwel mentaliteit, mode of iets dergelijks,,, zijn volle betekenis krijgt. De hele geschiedenis van de stad, komt in één minuut tot uiting in het , ‘¡Mirala! la Puerta de Alcalá’, gezongen door Víctor Manuel en Ana Belén.
Musea
Madrid heeft een aantal zeer belangrijke musea, waaronder de schilderijmusea, die daarmee één van de belangrijkste attracties van de stad vormen. De zogenaamde Kunstdriehoek waarmee men de drie meest bekende, dicht bij elkaar liggende, musea bedoeld. Het gaat hier om het Prado, het Thyssen Bornemisza en het museum Reina Sofia:
Het Museo del Prado
Dit is een van de belangrijkste museums van de wereld, voornamelijk gewijd aan schilderijen. Er wordt van gezegd dat het niet de meest complete kunstverzameling is, maar wel de meest rijke door de accumulatie van meesterwerken. De collectie richt zich voornamelijk op schilderijen van voor de 20e eeuw, en dan vooral de Spaanse, Italiaanse en Vlaamse meesters. Enkele van deze meesterwerken zijn o.a. ‘De heer met de hand op de borst’, van El Greco; ‘De hofdames’, ‘Apollo in de smidse van Vulcano’ en ‘De triomf van Bacchus’, van Velazquez; ‘De naakte Dame’, ‘De familie van Carlos IV’ en ‘De bestorming van de Mamelukken’, van Goya; ‘De drie Gratiën van Rubens‘; het zelfportret van Dürer; ‘De Afdaling’, van Rogier van der Weyden; ‘De tuin der Lusten‘, van Jeroen Bosch; ‘Carlos V in Mühlberg’, van Titiaan of ‘De voetwassing’, van Tintoretto. Naast de schilderkunst, heeft het Prado ook een opmerkelijke collectie van beeldhouwwerken met Grieks-Romeinse werken en stukken uit de Renaissance en andere periodes. Ook bezit het Prado een verzameling tekeningen, prenten en decoratieve stukken.
De voorgevel van het Museo del Prado, dat een van de meest opmerkelijke kunstcollecties van de wereld herbergt, in het bijzonder met betrekking tot de Europese schilderkunst van de Renaissance tot de Barok. Het gebouw werd ontworpen door Juan de Villanueva. Het zou de zetel van het Real Gabinete de Historia Natural zijn, in opdracht van Carlos III.
Het Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofia
Het Reina Sofia Museum met de karakteristieke lift aan de buitenkant van het gebouw.
Het Spaans Nationaal Museum voor moderne kunst. Het museum heeft belangrijke collecties van Pablo Picasso en Salvador Dalí, met meesterwerken van beide kunstschilders, zoals de ‘Guernica’, een wereldberoemd schilderwerk van Picasso. Het heeft ook werken van o.a.: Juan Gris, Joan Miró, Julio Gonzalez, Yves Klein, Lucio Fontana, Eduardo Chillida, Pablo Palazuelo, Pablo Serrano, Jean Arp, Antoni Tapies, Francis Bacon, Pablo Gargallo, Alexander Calder, Mark Rothko en José Luis Gutiérrez Solana. Ook is het mogelijk de bibliotheek van het museum te bezoeken. Deze bevat meer dan 100.000 boeken , 3.500 geluidsopnames en ongeveer 1000 video’s over kunst.
Het Museo Thyssen-Bornemisza
Het Museo Thyssen-Bornemisza, gehuisvest in het Paleis van Villahermosa, de Paseo del Prado.
Een van de grootste particuliere kunstcollecties in de wereld, die overigens grotendeels is overgenomen door de Spaanse staat. Deze collectie toont een overzicht van de geschiedenis van de kunst in chronologische volgorde, zodat het bezoek aan dit museum begint met schilderijen uit de Renaissance en eindigt in de 20ᵉ eeuw. Op de tweede verdieping wordt u meegenomen op een reis door late Gotiek en Renaissance tot aan de Barok, ondertussen de Italiaanse Quattrocento periode passerend; met schilders van de Duitse – en Vlaamse school, als Jan van Eyck, Albrecht Dürer en Hans Holbein, en een galerie gewijd aan Titiaan, Tintoretto, Bassano, El Greco, Bernini en Caravaggio. Op de eerste verdieping vinden we een collectie van Nederlandse schilders, vanaf Frans Hals tot Max Beckmann met stukken van het Realisme, Rococó, Neoclassicisme,Romantiek en Impressionisme. De begane is voorzien met werken van de 20e eeuw, we zien er het Kubisme, de eerste Avant-Gardistische werken, en de Pop Art. Hoogtepunten zijn onder meer een aantal hedendaagse meesterwerken van Picasso, Piet Mondriaan, Marc Chagall of Edward Hopper. Het belang van dit museum is dat het het enige museum in Spanje is dat een goed samenhangend beeld geeft van verschillende picturale bewegingen zoals het Impressionisme, het Duitse Expressionisme en de Europese romantische schilderkunst. Eveneens exposeert men hier werken van schilders die in andere collecties niet te zien zijn, zoals Jan van Eyck, Piero della Francesca, Frans Hals, Vincent van Gogh of Friedrich.
Andere belangrijke musea in Madrid
Museo Arqueológico Nacional
Het Museo Arqueológico Nacional.
Dit museum toont archeologische vondsten uit de prehistorie tot de negentiende eeuw, en dan vooral wat betreft het Iberisch schiereiland, verdeeld over drie verdiepingen. Enkele van de meest relatieve stukken zijn de ‘Dama de Elche‘, de ‘Dama de Baza‘,de ‘Gran Dama Oferente del Cerro de los Santos‘, de ‘Dama de Ibiza‘, de ‘Bicha de Balazote‘, de ‘Tesoro de Guarrazar‘, de ‘Bote de Zamora‘, het Neperiaanse telraam, het graf van Doña Constanza de Castilla. Bovendien beschikt het museum over een reproductie van het polychrome plafond van de grot van Altamira in een ondergrondse kamer, buiten in de tuin.
Museo de la Real Academia de Bellas Artes de San Fernando
Het Real Academia de Bellas Artes de San Fernando.
In deze permanente collectie vinden we een groot aantal werken, en dan met name van Spaanse, Italiaanse en Vlaamse werken van de 18e en de 19e eeuwse kunst. Enkele van de schilders die we hier aantreffen zijn: Murillo, Ribera, Zurbarán, Goya (die ook lid van de Academie was), Vicente Lopez, José de Madrazo, Federicode Madrazo, Sorolla, en onder de buitenlandse schilders vinden we Giovanni Bellini, Arcimboldo (La Primavera, het enige werk van hem dat zich in Spanje bevind), Correggio, Rubens en Mengs. Het heeft ook werken van moderne schilders zoals Juan Gris en Picasso.
Museo de América
Hun collectie bevat zowel het pre-Columbiaanse Amerika als de koloniale kunst, ook aan Amerikaanse volkenkunde (etnografie) wordt hier veel aandacht besteed.
Museo Sorolla
Dit Museum is gevestigd in de voormalige woning/atelier van de kunstenaar. Het museum is ontstaan uit een testamentaire erfenis die de weduwe van Sorolla (Doña Clotilde García del Castillo), heeft gedaan aan de Spaanse staat, waarin opgenomen zowel de woning als vele van de werken van de schilder. Naast dat het de grootst overgebleven collectie van Sorolla’s werk is (voornamelijk schilderijen en tekeningen) bevinden er zich ook schilderijen van bevriende schilders van Sorolla. Maar zijn prive-collectie omvatte ook stukken van beeldhouwkunst, aardewerk, archeologie (waar hij door gefascineerd werd), sieraden (etnografisch) en fotografie. Ook bewaart dit museum een dossier van de correspondentie van de schilder. Het interieur, de meubels en de gebruiksmiddelen zijn nog uit de tijd van toen het huis bewoond was. Dit geeft een extra dimensie aan het museum, dat, wanneer u het gaat bezoeken, u zeker zal verrassen.
Museo Lázaro Galdiano
Museo Lázaro Galdiano.
Het herbergt een van oorsprong particuliere verzameling die allerlei kunstvoorwerpen in zijn bezit heeft, en nu door de Spaanse staat onderhouden word. De collectie omvat allerlei voorwerpen zoals ambachtelijke gereedschappen, historische edelsmeedkunst, maar ook een collectie schilderijen, sculpturen en tekeningen, waaronder werken van kunstenaars als Velazquez, en Goya vooral, maar ook Murillo.
Museo Nacional de Ciencias Naturales
Een museum met meer dan 6 miljoen items. Het is een expositie gewijd aan de verspreiding van de natuurwetenschappen, biologie (evolutie, ecologie), geologie (stenen en mineralen) en paleontologie (fossielen). Enkele historisch voorbeeld zijn, een Megatherium (een uitgestorven reuzenluiaardsoort dat sinds het pleistoceen in Zuid-Amerika leefde, het skelet bevind zich vanaf 1789 in Madrid) een Diplodocus (een replica van een dinosaurus gegeven door de Amerikaanse miljonair Carnegie aan koning Alfonso XIII), een uiterst zeldzame, opgezette buidelwolf, of het prachtige diorama met geprepareerde vogels en zoogdieren door de gebroeders Benedito aan het begin van de 20e eeuw..
Museo Cerralbo
Deze collectie omvat werken van El Greco, Zurbarán en Tintoretto, naast een belangrijke collectie harnassen, porselein en munten, in een herenhuis uit de 19e eeuw.
Monestario de las Descalzas Reales
Dit vroegere klooster heeft een museum met een belangrijke collectie schilderijen, beeldhouwerken, wandtapijten en smeedwerken, gedoneerd, aan de orde, tijdens het bewind van Carlos I en Felipe II. Het bevat werk van Titiaan, Rubens en Zurbarán, naast het graf van keizerin María de Austria, een werk van Crescensi, en sculpturen van Juan de Mena
Museo Nacional de Antropología
Museo Nacional de Antropologia.
Een museum dat doormiddel van vele verschillende voorwerpen inzicht geeft over de verschillende culturen over de gehele wereld, maar vooral op dat van Spanje en haar voormalige kolonies van de Filipijnen en Equatoriaal-Guinea. Onder de stukken bevind zich de Guanche mummie van Tenerife, het skelet van de reus van Extremadura of de gekrompen hoofden van Ecuador.
Museo de Historia de Madrid
Voorheen Museo Municipal genaamd, heeft stukken met betrekking tot de geschiedenis van de stad. Het is gehuisvest in een groot barok gebouw ontworpen door de architect Pedro de Ribera.
Museo de Cera de Madrid
Gelegen tegenover het Plaza de Colón. Het is een wassenbeeldenmuseum met meer dan 400 beelden, die de geschiedenis van Spanje, middels verschillende scenario, laat zien. Maar ook de hedendaagse personages doen mee, zoals, Brad Pitt, George Clooney, Iniesta Antonio Banderas, Woody Allen en nog vele andere.
Museo del Ferrocarril
Gevestigd in het oude Station van Delicias. Het herbergt een collectie locomotieven en wagons die deel uitmaken van geschiedenis van Renfe en de bedrijven die daaraan vooraf gingen. We zien er tractie-, stoom-, diesel- en elektrische locomotieven zien. Tevens is er een ruimte gewijd aan de modelbouw, en het vaste materiaal en een speciale zaal voor Talgo (het Spaanse treinmerk).
Nog meer andere musea in de stad zijn het: Mudeo del Traje, el Museo nacional del Romanticismo, el Museo Arte Público (voorheen Museo de Escultura el Aire Libre de la castellana), el Museo de los Orígenes (het oude Museo de San Isidro), el Museo Geominero, el Museo Naval, el Museo de Artes y Tradiciones Populares de la Universidad Autónoma de Madrid of el Museo de Aeronáutca y Astronáutica (Museo del Aire) de Cuatro Vientos.
Stedelijke sculpturen
Madrid is de enige hoofdstad in de hele wereld dat een beeld van Lucifer vertoont in een monument op een openbaar plein: el Angel Caído of de Fuente del Angel Caído, van Ricardo Bellver uit 1877. Het beeld laat het moment zien dat God hem uit de hemel verbant nadat Lucifer opstand tegen hem voerde. De beeldengroep geeft naam aan het pleintje waar het staat, in het Parque de Retiro, op de plaats van de oude Real Fábrica de Porcelana de Buen Retiro ( in de volksmond ´China´genaamd).
De straten van Madrid zijn een waar museum van beeldhouwkunst. Er is ook een openluchtmuseum genaamd Museo Arte Público de Madrid, voorheen, Museo de Escultura al aire libre de la Castellana genaamd, wat gewijd aan de abstracte werken, waaronder de “gestrande zeemeermin”, (la Sirena varada) van Eduardo Chilida, dat zijn naam dankte aan de negatieve opstelling van het francistische gemeentebestuur die het beeld niet wilde plaatsen, wat een grote opschudding teweeg bracht onder de, over het algemeen comunistische kunstenaars. Het beeld was in eerste instantie genaamd “Punto de encuentro”.
Sinds de 18e eeuw werd de ruimte van de Salon del Prado verrijkt met een iconografisch programma (iconografie, wetenschap die de voorstellingen op kunstwerken beschrijft) van monumentale bronnen (fonteinen) met klassieke referenties: la fuente de la Alcachofa (de bron van de Artisjok), las Cuatro Fuentes (de Vier Fonteinen), la Fuente de Neptunes (de fontein van Neptunes), la Fuente de Apolo (de fontein van Apollo) en de Fuente de Cibeles (de fontein van Cibeles), alle ontworpen door Ventura Rodriguez. Op het Plaza de Oriente wordt een reeks van koningen van Spanje tentoongesteld. Diverse beelden van Visigotische en verschillende christelijke koningen zijn nu zichtbaar in de tuin van het plein. Deze beelden stonden voorheen op de kroonlijst van het paleis. Maar na een droom van de tweede echtgenote van Felipe V, Isabel de Farnesio, die voorzag dat als de beelden naar beneden kwamen, de monarchie van Spanje verloren zou zijn, werden deze in het park geplaatst. Een andere versie zegt dat het gewicht van de beelden, die met de tijd de constructie van het paleis zou aantasten, de reden was om ze te vervagen voor lichtere ornamenten en de beelden zelf in het park te plaatsen. Meer van deze beelden worden bewaard in de Jardines de Sabatini, in het Parque de Retiro, in de Salón del Reinos (voorheen het legermuseum) en op het Paseo del Espolón van Burgos en in Toledo.
De ´Sirena Varada´of het ´Punto de Encuetro´, van Eduardo Chilida in het Openlucht Museum van Castellana. De laatste, niet democratisch gekozen burgemeester, Jose Luis Alvarez, maar wel de democratische overgang leidde, gaf op de vooravond van de eerste gemeenteraadsverkiezingen toestemming om deze sculpturen te plaatsen, welke door de stad waren verworven in 1972.
Ook de standbeelden met paarden zijn van groot belang, chronologisch gezien begint dat in de 17e eeuw met het standbeeld van Felipe III op Plaza Mayor, een werk van Giambologna, en dat van Felipe IV op Plaza de Oriente, ongetwijfeld het meest belangrijke van Madrid ontworpen door Velázquez en gemaakt door Pietro Tacca met wetenschappelijk advies van Galileo Galilei. Uit de 19e eeuw komt het standbeeld van General Espartero op Calle de Alcalá, voor het Retiro park en dat van Marqués del Duero op het Paseo de la Castellana. Op het Nuevos Ministerios stond het ruiterstandbeeld van Francisco Franco, van José Capuz, dat door een besluit van de regering van José Luis Rodriguez Zapatero (PSOE, socialist) werd verwijderd, een maatregel die enig schandaal veroorzaakte, omdat het samenviel met een debat over Memoria Histórica (historische nagedachtenis). Het was geplaatst tijdens de regering van Felipe González (PSOE, socialist) in de buurt van standbeelden van Indalecio Prieto (PSOE, socialist) en Francisco Largo Caballero (PSOE, socialist).
Het Paseo de la Castellana herbergt meer standbeelden dan alleen dat van Columbus (Colón), een eind verderop vinden we het standbeeld voor Emilio Castelar (politicus, schrijver) van Mariano Benlliure (een zeer productieve beeldhouwer waarvan veel werk te vinden is in straten of gebouwen van Madrid zoals een aantal graven in het Pantéon de Hombres Ilustres, ook “el Mano“, van Fernando Botero en het Monumento a la Constitución (een kubus van marmer uit Almería – Macael) en het Monumento a José Calvo Sotelo (politicus en rechtsgeleerde) op het Plaza de Castilla, voor de Obelisco de la Caja van Santiago Calatrava.
Fuente de Cibeles, een van de iconische beelden van Madrid. Het werd ontworpen als onderdeel van de stedelijke herontwikkeling van het Paseo del Prado, gesponsord door koning Carlos III. De ontwerpers waren Francisco Gutiérrez en Roberto Michel, met toevoegingen van Miguel Angel Trilles en Antonio Parera, in de 19ᵉ eeuw.
Verspreidt over geheel Madrid vinden we, vooral in het centrum, nog veel meer opmerkelijke beelden: beroemd zijn de leeuwen voor het ‘Palacio de las Cortes‘, het Parlement, door Ponciano Ponzano, gemaakt van de bronzen kanonnen die eerder in de oorlog met Marokko (1859 – 1860) werden gebruikt, tegenover het congres vinden we op een pleintje het standbeeld voor Miguel de Cervantes. In de drie deuren van het Museo del Prado vinden we drie prachtige beelden, één van Goya (Mariano Benlliure), Velazquez (Aniceto Marinas) en Murillo (Sabino Medina), en tegenover het Casón del Buen Retiro heeft men een beeld van koningin-regentes Maria Cristina de Borbón geplaatst, ook van Benlliure. Op het Plaza de la Lealtad staat de Obelisco a los caídos por España (de Obelisk voor de gevallenen van Spanje), en het Plaza del Dos de Mayo, is de plek waar voorheen de Monteleón artillerie karzerne stond, nu staat er een beeldengroep van Daoiz y Velarde. Op de trappen van de Nationale Bibliotheek is een reeks beelden van geletterde Spanjaarden en als hoogtepunt staat er binnen een beeld van Marcelino Menéndez y Pelayo. Op het Plaza de España staat een groep beelden van grote afmeting: het Monumento de Cervantes, van Lorenzo Coullaut Valera.
Puerta de Illustración, van Andreu Alfaro over de M30 op de hoogte van La Vaguada. Het was eerste de bedoeling om het op een pleintje naast een ander groots sculptuur te plaatsen, dat een hyper mannelijk naaktfiguur zou zijn. Dit alles op een ontwerp van Antonio Lopez Garcia, maar dit project werd niet uitgevoerd.
Op vele plaatsen in het Retiro park staan beelden waaronder: El Ángel Caído (de gevallen engel) van Ricardo Bellver, het monument van Alfonso XII, ontworpen door José Grasés Riera, het ruiterstandbeeld van Martínez Campos, van, daar is ie weer, Benlluire, en enkele meer verscholen monumenten van Julio Romero de Torres en van Dr. Santiago Ramón y Cajal (Victorio Macho, 1926). In de Jardin Botanico staat een beeld van Carlos III waarvan men ook, naar een ontwerp uit 18e eeuw, nog niet zo lang geleden een ruiterbeeld op het Puerta del Sol geplaatst heeft, waar ook twee andere beroemde beelden staan: een kopie van het La Mariablanca een ongewone naam voor een Grieks/Romeinse vruchtbaarheidsgodin godin die voorheen de kroon voerde van een klassieke fontein op het Puerta del Sol, het originele beeld staat nu in het Museo de Historia de Madrid, en el Oso y el Madroño (de beer en de aardbeienboom) welke waarschijnlijk de meest gefotografeerde is. Echter, het meest populaire beeld van Madrid is misschien wel de Eloy Gonzalo (Aniceto Marinas), de held van Cascorro (Cubaanse oorlog 1897), die el Rastro (plaza de Cascorro) oploopt, gewapend met een blik benzine en een toorts om het huis waarin zich de vijand schuilhoudt in brand te steken (lees meer in de legende van Eloy Gonzalo). Het is een eerbetoon aan alle helden.
Pablo Serrano: Unidades -yunta, Madrid, 1972.
Op het Plaza de Ópera (Plaza de Isabel) staat een klein beeld van Isabel II, dat werd neergehaald en meegesleurd tijdens de afkondiging van de Tweede Republiek, wat ook gebeurde met het beeld van Felipe III op het Plaza Mayor. Sommige beelden van prominente Republikeinen waren opgeborgen tijdens de Burgeroorlog en kwamen weer te voorschijn toen de democratie terugkeerde, zoals de buste van Pablo Iglesias, van Emiliano Barral. Een andere beroemde buste van Antonio Machado, door Pablo Serrano, dat door hem werd gemaakt tijdens het bewind van Franco, in 1966, moest de daaropvolgende jaren verborgen blijven in het huis van de openbare aanklager Chamorro. Het origineel staat nu sinds 2008 in de Nationale Bibliotheek, en een ander in de aan de dichter gewijde straat in het noorden van Madrid. In Baeza staat ook nog een buste van deze dichter. Daar vlak bij vinden we een sculptuur van halfronde tubes van vrij grote diameter, die de centrale rondweg de Avenida de Ilustración, op de hoogte van La Vaguada, oversteken. Het is een werk van Andreu Alfaro één van de designers van de sculpturele uitwisselingsgroep Aluche. Ook van Paul Serrano is er in 1972 werk geïnstalleerd, het gaat hier om één van zijn werken uit de serie Unidades Yunta in het huidige Museo Arte Público, en een ander werk genaamd Unidad Yunta Daida in 1973 in de wijk Retiro, aan de voet van de Torre de Valencia, en daar vlakbij, in de Calle de Serrano, op de hoek van de Calle de Juan Bravo, staat een prachtwerk genaamd La Fuente y el Río, soms ook Poseidon genoemd. Van dezelfde beeldhouwer vinden we in la Ciudad Universaria het Monumento a Gregorio Marañon dat hij in 1970 maakte van brons en steen. Het beeld met een hoogte van 2,5 meter, werd opgericht na een openbare inschrijving en staat in een perk, links voor de Facultad de Medicina. Als laatste vermelden hier een beeldhouwwerk, een buste van de al eerder vernoemde socialist Indalecio Prieto, van de beeldhouwer Serrano. Het staat in de Plaza de la Castellana op het Plaza de San Juan de la Cruz, waar het, als het ware, het Edificio de los Nuevas Ministerios staat te bewaken.
Reliëfvormige afbeeldingen, geplaatst tegen gebouwen of hoog op de richels van gebouwen, ziet men veel in Madrid. In de late jaren van de barok onderscheiden we een aantal complexe voorgevels van Pedro de Ribera. Bijvoorbeeld die van het voormalige weeshuis, nu het Museo de Historia de Madrid, en dat van het Monte de Piedad, en dan ook nog de decoraties van de Puente de Toledo en nog vele andere unieke gebouwen. Heden ten dagen vind men meer sculpturale voorbeelden, zoals die van de Pegasos (gevleugelde paarden) van het Ministerio de Fomento o Agricultura, aan het Paseo de la Infanta Isabel, tegenover Atocha. Beeldhouwwerken in marmer van Agustin Querol werden vervangen door holle bronzen exemplaren, vanwege hun buitensporige gewicht, dat voor ernstige problemen in de fundamenten zorgde. Nadat ze voor lange periode waren opgeslagen werden in 1997 geplaatst op het Plaza de Legazpi. Hetzelfde gebeurde met de centrale groep op het gebouw van La Gloria, die een jaar later op het Glorieta de Cádiz in Usera geplaatst zou worden. Het was het eerste publieke sculptuur waarmee hij iets over de wijk vertelde. Andere voorbeelden zijn de Phoenix van het gebouw van La Union y el Fénix, de Minerva van het Circulo de Bellas Artes of de wagenmenners van de Banco Hispano Americano op het Plaza de Sevilla (bekend geworden door de film La Comunidad).
In een ander geval, ook beroemd geworden door een film (El día de la Bestia), zijn de heldere neon reclameborden, waarmee sommige een historische waarde verwierven, en die nu wettelijk beschermd worden, zoals de Schweppes reclame van het Plaza del Callao of het Tio Pepe van het Puerta del Sol, dat nu, na de verbouwing van het oude Hotel París, wel is verplaats naar een ander gebouw.
Madrid en de mode
Madrid is een verwijzing naar de Spaanse mode en heeft internationale branche-evenementen, zoals de Cibeles Madrid Fashion Week.
Het is wel het vierde grootste modefestival ter wereld, na New York, Milaan en Parijs en het vindt plaats in de maanden februari en september. Het vindt plaats in het IFEMA en was het eerste catwalk dat gezond ogende modellen vereist!!
Parken en tuinen
Madrid is een van de Europese steden met het meeste groen per inwoner. Concreet houdt dit in dat er per inwoner 70 m² groen aanwezig is en dat is veel ten opzichte van het Europees gemiddelde van 20 m². Daarnaast staan er meer dan 300.000 bomen in de straten en lanen, waarmee ze wereldwijd op de tweede plaats staan na Tokio. Twee van de drie parken in de Comunidad de Madrid bevinden zich buiten de stad Madrid. Een kwart van het grootstedelijke deel van Madrid wordt ingenomen door het beschermde Parque Regional de la Cuenca Alta del Manzanares, waartoe ook noordwestelijk van de stad gelegen natuurgebieden van Montse de El Pardo en in het verlengde daarvan het eikenbos Soto de Viñuelas behoren. Ten zuiden van de stad ligt het beschermde gebied van het 783 ha grote Parque Regional del Sureste.
Parque del Retiro
Palacio de Cristal in het Parque de Retiro.
Het groene hart van de stad heeft een oppervlakte van 118 ha. Deze Jardines de Retiro zijn één van de belangrijkste plekken in de stad. Binnenin het park staan vele monumenten en bezienswaardigheden. Een daarvan is het Palacio Cristal. Het park heeft vele ingangen maar de hoofdingang ‘Puerta de España‘, is gelegen aan de Calle de Alfonso XII. Aan deze poort is ook duidelijk te zien dat het park oorspronkelijk als koninklijke tuin is bedoeld. In de noordoostelijke hoek van park ligt de rozentuin (La roseleda) en meer centraal vinden we de vijver met het monument van Alfonso XII. Tevens bezit het park een groot aantal fonteinen. In een van deze fonteinen staat het eerste standbeeld in de wereld van de Gevallen Engel, een beeld met twee gezichten (la Ángel Caído).
Casa de Campo
Gelegen in de wijk Moncloa-Aravaca en met een oppervlak van 1722 ha. is dit het grootste park en tegelijkertijd de long van de stad. In het enorme park bevinden zich ook het pretpark en de dierentuin van Madrid en de kabelbaan naar het Parque del Oeste. Historisch gezien behoort dit park toe aan de koninklijke familie, maar na het afkondigen van de Tweede Republiek werd het in 1931 geschonken aan het volk van Madrid, waarna het voor de eerste keer zijn poorten opende voor de lokale bevolking.
Parque Madrid Río
Parque Madrid Rio.
Nieuw park aan de oevers van de rivier de Manzanares tussen de Puente de los Franceses en el Nudo Sur (Zuidelijk knooppunt), en met zin 121 ha en zijn lengte van 6 km. is het een verbinding tussen enkele belangrijke groene gebieden in stad en de verbinding tussen het centrum en de wijken in het zuidwesten. Sommige van de meest opvallende plekken zijn ‘el Salon de Pinos’, ‘los Jardines de la Virgen de Puerto’, ‘los Jardines del Puerte de Toledo’ en het ‘Parque de la Arganzuela’.
Parque del Oeste
Gelegen tussen de autoweg naar La Coruña, La CiudadUniversitaria en de wijk Moncloa. Het heeft een oppervlak van 98,6 ha. en het bevat vele verschillende bomen zoals de Libanonceder, populieren, linden en beuken. En elk jaar waar er de Internationale Competitie voor Nieuwe Rozen van de Stad Madrid gehouden (Concurso Internacional de Rosas Nuevas de la Villa de Madrid).
Parque del Capricho
Exedra in het Plaza de los Emperadores. In het Parque de Capricho!
Het ligt in de wijk Alameda de Osuna, ten noordoosten van de stad. Het is in vergelijking met de andere parken hierboven maar een klein park (14 ha.). maar het wordt beschouwd als één van de mooiste parken van de stad. De meest belangrijke plekjes van het park zijn ‘la Plaza de Capricho’, ‘el Palacio’, de vijver, ‘la Plaza de los Emperadores’, of ‘la Fuente de los Delfines’, en ‘las Ranas’.
Real Jardín Botánico
Ligt naast het Museo del Prado. Het heeft vier verschillende terrassen, het terras ‘de los Cuadros’, het terras ‘de las Escuelas Botánicas’, het ‘del Plano de la Flor’ en het terras ‘de los Laureles’, die planten uit Amerika en de Stille Oceaan bevatten, naast andere Europese planten.
Parque Juan Carlos I
Met zo’n 220 ha. is het Park van Carlos I één van de grootste parken van de stad dat ook de beurshallen van het IFEMA bevat. In deze beurshallen worden enkele van de belangrijkste tentoonstellingen van Europa, zoals het SIMO, gehouden. Het park wordt ook wel de ‘Jardin de las Tres Culturas’ (de tuin van de drie culturen) genoemd. Het heeft een christelijk, een joods en een islamitisch deel.
Dehesa de la Villa
Parque Dehesa de la Villa.
Dit park ligt in het noordwesten van de stad en de belangrijkste eigenschap van dit park is dat het zijn status als bos behouden heeft, er is hier maar weinig aan landscaping gedaan. De meest voorkomende boom in dit park is de dennenboom, waarvan er zes verschillende soorten staan. Verder staan er ook andere soorten zoals eiken, acacia’s en cipressen. Vogels die in dit park voorkomen zijn de hop, het roodborstje en de grote bonte specht.
Parque de Enrique Tierno Galván
Parque de Enrique Tierno Galván.
Het park bevind zich in de wijk Arganzuela en heeft een oppervlak van 45 ha. Het ligt ten zuiden van het oude spoorwegstation van Delicias, dat nu dienst doet als spoorwegmuseum en een mooi beeld van de tijd geeft. Het gebied waarin het park ligt staat bekend als de ‘Cerro de la Plata’.
Parque Lineal del Manzanares
Een park dat parallel loopt aan de Manzanares tussen de wijken van Usera,Villaverde en Vallecas. Het oppervlak van dit park is 530 ha. en staat bekend om zijn grote ecologische, historische en culture betekenis. In het park zijn ook belangrijke geo paleontologische vondsten gedaan op de terrassen van de Manzanares.
Parque Félix Rodriguez de la Fuente
Een klein park van 1,5 ha, gelegen in het noorden van de stad. Het park werd in 1980 geopend ter herdenking van de beroemde natuuronderzoeker Félix Rodriguez de la Fuente.
Parque Juan Pablo II
Gelegen in de zuidelijke wijk Hortaleza. Het heeft een oppervlak van 10 ha.
Parque Norte
Ligt in de buurt La Paz in de stadswijk Fuencarral-El Pardo.
Dit is een opsomming van de meer grote en bekende parken maar er zijn er nog meer, zoek bijvoorbeeld eens naar het Quinta de la Fuente del Berro, dat is één van die pareltjeswaar je in het voorjaar naar toe gaat.
Het nachtleven van Madrid
Nachtelijk panorama van Madrid.
Tijdens de jaren 1980 en na het einde van de dictadura van Francisco Franco, kent Madrid een periode met een anti cultureel nachtleven dat bekend staat als ‘movida madrileña’. Sindsdien heeft de stad zich gepositioneerd als een van de meest bekende om zijn nachtleven, bars en nachtclubs. In de volksmond staat het bekend als “marcha” of “fiesta”. Het vindt hoofdzakelijk plaats in de binnenstad, waar een rijke mix van allerlei stijlen en nationaliteiten maakt dat er voor iedereen, tot vroeg in de ochtend (07.00 u), iets te beleven valt. Er is een duidelijk verschil tussen het nationale en het internationale gerichte toerisme. De traditionele georiënteerde concentraties van uitgaansgebieden, zijn Plaza de Santa Ana, in de zogenaamde ‘Barrio de las Letras’ en de wijk van Malasaña, de omgeving van la Plaza Dos de Mayo, La Latina, Lavapiés, en Chueca. Hier passen ook een belangrijke gebieden als Moncloa, la Avenida de Brasil of de wijk Salamanca in.
Madrid by night, kathedraal van Almudena.
De wijken “de las Letras” en “Huertas”, staan bekend om hun sociale heterogeniteit in het uitgangsleven, gezien de grote aantallen internationale en de provinciale toeristen en de lokale Madrileen. Ook de leeftijd is een grote mengeling.
Aan de andere kant in Malasaña een traditioneel wijk voor vrije tijdsbesteding vindt men vele muzikale bars, “alternatieve” rock, pop en elektronische muziek. Het was een van de voorlopers van de tegenwoordige hangjongeren, in Spanje bekend als ‘botellón’, totdat dat werd afgeschaft, had het een aantal zeer bekende locaties. Lavapies staat bekend om zijn multiculturele samenleving en dat wordt weerspiegeld in de bars en nachtclubs in deze wijk. Marrokaanse en hindoestaanse bars, flamingo muziek, rock en vele concertzalen. Chuenca wordt gekenmerk door zijn homo-gerichtheid en was in 2007 gastheer voor het Europride festival, dat al tot een internationaal erkend succes kwam in voorgaande jaren van de viering van de Dia del Orcullo.
Moncloa is een wijk die veel bezocht wordt door jongeren, want het is een gebied van ‘marcha’ voor studenten van 18 tot 24 jaar. Iets dergelijks gebeurt ook in de Avenida de Brasil, terwijl Salamanca de thuishaven voor de beter gestelde is. Dit is een gebied waar men discotheken en pubs vindt die mikken op de hogere klasse of de bekende Spaanse personen van de televisie scene.
Gastronomie
Een bocadillo de calamares (broodje Inktvis).
De traditionele keuken van Madrid is opgenomen in de Spaanse keuken, en in het bijzonder de Castiliaanse gerechten, waarvan enkele schotels en culinaire eigenschappen erfenissen waren uit de tijd dat Felipe II, Madrid aanstelde als hoofdstad van Spanje. Enkele van deze karakteristieke gerechten zijn ‘Cocido Madrileño‘ (een stoofpot), ‘los Callos a la Madrileña‘ (pens), ‘Sopa de ajo‘ (knoflooksoep), ‘las casquerías‘ (gerechten van slachtafval) en desserts als ‘Rosquillas listas‘ en ‘Rosquillas tontas‘ (een soort donuts), ‘los Hueso de Santo‘ (marsepein) of ‘Torrijas Madrileñas‘ (wentelteefjes). De Madrileense keuken is altijd sterk beïnvloed door karakteristieke invloeden en gewoontes van de Andalusische bezetters en La Mancha en Extremadura. Andere Spaanse regios lieten hun invloed voornamelijk achter tussen 1950 en 1970.
Het typische aroma van de Madrileense gerechten vindt zijn oorzaak in het feit dat ze veelal worden bereid of gebakken in plantaardige olieën, meestal olijfolie (soms zonnebloemolie). Veel van deze populaire gerechten worden geserveerd in de bars , restaurants en andere instellingen. Zeer bekend zijn de ‘Churros’, ‘Tortillas de patatas‘ en de typische ‘Bocadillos de calamares‘ (broodje inktvis), en andere klassieke tapas of kleine schoteltjes als ‘Patatas bravas‘ (gebakken aardappelen met een pikante tomatensaus). Een zeer representatieve klassieker tussen deze gerechten is ‘Entresijos y Gallinejas‘ (gerechten voor mensen met een sterke maag) een schotel van de ingewanden van een lam die in hun eigen vet gebakken zijn en geserveerd worden met aardappelen die ook in dit vet gebakken zijn. Het is één van de gerechten die veel geserveerd worden tijdens de typische Madrileense straat- of buurtfeesten.
De Mercado San Miguel, naast het Plaza Mayor, is inmiddels uitgegroeid tot een symbolische plek die u MOET bezoeken als u in Madrid bent. Het is een nieuw culinair concept dat gefocust is op gastronomische producten, die u daar niet alleen kunt kopen maar ook proeven en dat tot in de kleine uurtjes. Het model voor deze mercado werd in 2009 gelanceerd in is vanaf de opening een groot succes geweest. Het vindt ook vervolg, momenteel zijn er meerdere “mercado’s, eetgelegenheden” die op deze wijze zeer succesvol zijn. Ga ook eens kijken (lees eten) in het La Platea, een omgebouwde bioscoop op het Calle de Goya, vlakbij Plaza de Colón.
Enkele eetgelegenheden in Madrid
Als u op vakantie bent en u hebt niet kunnen genieten van de gastronomie van het land, dan mist u veel. Als u er oog voor hebt dan verteld de keuken van het land u over zijn geschiedenis, zijn cultuur, over het karakter van haar bevolking. Toeristische restaurants
Mesón de Tortilla – Calle Cava de San Miguel, 15 tel +34 915 47 10 08
Mesón del Champiñón – C/ Cava de San Miguel, 17 tel +34 915 59 67 90
Restaurants waar iedere Madrileen graag gaat eten, waar een zogenaamde “Buen comido” (een goede prijs kwaliteit) geserveerd wordt:
Bar Restaurante ‘La Esquina de Calderón‘; Paseo de la Virgen del Puerto, 61 tel +34 913 65 24 20
Taberna para Gatos: Revoltosa; calle del Prado 4, tel +34 918 468 616 (prima keuken en een heel goede prijs/kwaliteit, reserveren is gewenst)
Restaurants waar de traditioneel keuken hoogtij viert, soms aan een bepaalde streek refereren (Asturias, Calicía, Andalucía, Aragon etc)
Restaurante El Ñeru – Calle de Bordadores, 5 tel +34 915 48 19 77
Casa Mingo – Paseo de la Florida, 34, tel +34 915 47 79 18 (hier eet u kip (gegrilleerd) zoals u nooit van uw leven gegeten hebt).
Serafina (cocina bar) – Calle Espaz y Mina 4, tel +34 91 532 43 16 (hier eet u de allerbeste kroketten (croquetas) van Madrid).
Luxe restaurants met een traditionele of een moderne keuken, waar ook de prijzen wat hoger liggen dan normaal.
Taberna del Alabardero – Calle Felipe V, 6 tel +34 915 47 25 77 (traditioneel).
Azotea del Circulo – Calle de Alcalá, 42 tel +34 915 30 17 61 (een prachtig Jugendstil gebouw waarboven op het dakterras zich het restaurant/cocktailbar bevind).
Restaurante Edelweiss _ Calle de Jovellanos, 7, 28014 Madrid tel +34 915 32 3383
Luxe restaurant met Michelin sterren, waar u moet rekenen op een prijs per couvert van minimaal € 50,-.
Restaurant Dos Cielos (van de tweeling Torres) – Cuesta Santo Domingo, 5 (uitstekend !!!!).
“Mercados”, eetgelegenheden waarbinnen vele kleine kioskjes zijn samengevoegd die elk zijn specialiteit heeft.
Mercado de San Miguel – Plaza de San Miguel tel +34 915 42 49 36
Platea Madrid – Calle de Goya, 5-7 tel +34 915 77 00 25
Terraza de El Corte Ingles – Calle del Carmen, 4-28 (met de lift helemaal naar boven, kioskjes en gourmets, een echte aanrader!!)
Dit zijn restaurants of eetgelegenheden waarvan ik u uit eigen ervaring kan zeggen dat ze een goede tot zeer goede keuken hebben. Het zijn zaken met een eigen typische sfeer, sommige traditioneel, andere, typische volkszaakjes maar met een gastronomisch traditionele keuken, waar de bediening niet altijd je van het is, andere super de luxe zaken met een haut cuisine. Als u gewoon restaurantje binnenstapt en u a la carte besteld, bent u altijd behoorlijk duurder uit, maar wilt u gewoon goed eten dan neemt u het “menu del dia” (dagmenu). Dit is een driegangen menu waarbij een drankje is in begrepen, de prijzen van dit menu ligt ergens tussen de € 14,- en € 19,-
Lokale Feesten
Los Reyes Magos (Driekoningen) een kinderfeest dat in de nacht van 5 januari gevierd wordt.
17 Januari vind de eerste viering van San Antonio Abad plaats in de buurt van de kerk van San Antón.Maart en April, Semana Santa (Pasen). Hermandades penitenciales (Boetvaardige broederschappen) organiseren processies die artistiek, gewichtige relikwieën door het centrum van de stad dragen.
1 Mei, het inmiddels ter ziele gegane feest van Santiago el Verde op de oevers van de rivier de Manzanares. Het is een feest dat is ontstaan in de eerste helft van de 17ᵉ eeuw. De eerste zondag in mei, wordt het feest van ‘las Mayas‘ gehouden.
15 mei, het feest van San Isidro Labrador, de patroonheilige van Madrid, gehouden op de weilanden van San Isidro, Carabanchel.Corpus Christi gevierd.
Op 13 juni, wordt in de kapel van San Antonio de la Florida het volksfeest van San Antonio gevierd.Het eerste weekend van juli. Fiesta del Orgullo (Gaypride) in Chuenca.
Op de 16 juli. De dag van Onze-Lieve-Vrouwe van Carmen, patrones van de wijken Puente de Vallecas en Chamberi.
Op 7 augustus vinden de festiviteiten van San Cayetano plaats, de beschermheilige van de wijk Cascorro.
Op 10 augustus, wordt het feest van San Lorenzo de patroonheilige van Lavapiés, gehouden.
De maagd van Paloma (la virgen de la Paloma).
15 Augustus is de dag van de feesten van la Paloma ter ere van de Virgen de Paloma (de maagd van Paloma). Patrones van de wijk Centro en Arganzuela en van de brandweer van Madrid.
8 September is de geboortedag van de Virgen del Puerto ( in de volksmond Fiesta de la Melonera) in de wijk van Arganzuela.
9 September, het feest van Santa María de la Cabeza, de vrouw van San Isidodro Labrador (Een lokaal feest wanneer San Isidro of Onze-Lieve-Vrouwe van Almudena op een zondag valt.)
Op 12 oktober, Virgen de Pliar, patrones van de wijk Salamanca en van de wijk Pilar.
Op 9 november, feest van de Virgen van Almudena, patrones van Madrid (lokaal feest).
Openbaar vervoer in Madrid
Het openbaar vervoer van Madrid is uitstekend. Dit is natuurlijk grotendeels te danken aan het feit dat het het middelpunt van het land is, waar alles samenkomt. Autobussen en metro rijden tot in alle uithoeken van de stad. En dat wat de metro betreft, door de weeks met een gemiddelde wachttijd van 4 tot 15 minuten. In de weekends is dat het dubbele.
U kunt per bus, trein, hogesnelheidstrein of vliegtuig vanuit Madrid, alle uithoeken van land bereiken en voor een zeer goede prijs.
De snelwegen en rondwegen van Madrid zijn groot en goed, ze brengen u snel de stad in en uit. (Wist U dat je in Madrid een ondergrondse snelweg hebt, grotendeels vierbaans breed met in- en uitgangen, meer dan 8 kilometer lang, die u snel buiten de binnen stad brengt! Hij ligt onder de rivier de Manzanares, maar dan niet zoals wij dat kennen, dat hij de rivier kruist…..Nee!!! Hij loopt in het verlengde van de rivier!!! )
This was one of the stories in the non-commercial websitespaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:
Sources and references: The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles. Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts
Spanish language Wikipedia|titel=Madrid|pagecode=94551746| date=20201205
BRAVO….. BRAVO …BARVÍSIMOOOOOOO!!! Excellent work !!!!!!!!!!
¡¡¡¡ CONGRATULATIONS VOOR JOU !!!!
UNA MARAVILLAAAAAAAAA!!!
MontseAntares
LikeLike