
Ontdek de rivier de Júcar
De Júcar is een rivier op het Iberisch schiereiland die door het oosten van Spanje stroomt. De rivier is ongeveer 500 km lang en stroomt van de Montes Universales naar Cullera, waar hij uitmondt in de Golf van Valencia (Middellandse Zee).
| Gegevens |
| Stroomgebied | Júcar |
| Bron | Cerro de San Felipe (Tragacete, Cuenca) |
| Monding | Middelllandse Zee (Cullera, Valencia) |
| Stroomt door de Comunidades | Castilla La Mancha Comunidad Valencia |
| Provincies | Cuenca, Albacete, Valencia |
| Lengte | 508,8 km |
| Oppervlakte van het stroomgebied | 21.578,5 km² |
| Gem. stroomsnelheid | 29,22 m³/s |
| Hoogte | Bron: 1700 m Monding: 0 m |
Met een lengte van ongeveer 500 km is het de 19e langste rivier die uitmondt in de Middellandse Zee. De Romeinen noemden haar Sucro. Ze ontspringt in het gebied dat bekend staat als Ojos de Valdeminguete, in de buurt van de bron van de rivieren Cuervo (stroomgebied van de Taag), Guadalaviar-Turia, Cabriel (stroomgebied van de Júcar) en de Taag zelf, in de Iberische bergketen. Dit is een belangrijk bergketen (samen met de Montes Universales) in het grensgebied tussen Cuenca en Teruel. Het is een waterscheidingsgebied tussen de rivieren van de Atlantische helling en de rivieren die afwateren naar de Middellandse Zee, waaronder uiteraard het stroomgebied van de rivier de Ebro met de bron van de rivier de Jiloca in de ondergrond van het Pozondón-veengebied (ten noorden van de Montes Universales).
Wat interesseert u het meest:
In zijn benedenloop was de rivier van de 13e tot de 18e eeuw de noordelijke grens van het gouvernement Játiva.

Toponymie van het stroomgebied
In een werk van Joan Carles Membrado Tena, van de Universiteit van Valencia, getiteld La toponimia sucronense en Valencia (De toponymie van Sucronensis in Valencia), wordt de toponymie van het stroomgebied behandeld.
De rivier wordt voor het eerst genoemd door oude geografen, die hem Sucro (Sucrōnis) noemden. Later wordt de naam aangepast aan het Griekse Σούκρων (Sucre): Strabo, Pomponius Mela, Plinius de Oudere en Claudius Ptolemaeus. Bij latere auteurs hebben we echter verwijzingen over de rivier (en de aangrenzende stad) uit (nu verloren gegane) bronnen uit de 6e eeuw v.Chr. We hebben dus reden om aan te nemen dat de Periplo Massaliota en Hekataios van Milete de Júcar, Sicănus noemden (in het Grieks Σικανός), een naam die herinnert aan het Siciliaanse volk van de Sicanen en die een parallelle aanpassing van de inheemse naam aan Sucro lijkt te zijn. Deze oorsprong zou Iberisch zijn maar is niet gedocumenteerd.
Tijdens de moslimoverheersing werd de naam aangepast aan het Arabisch met de vorm Xuqr, een benaming die met de verovering van Jaime I overging naar het Catalaans met de huidige naam Júcar. Er is een etymologische relatie met het toponiem van de rivier Segre (in het Latijn Sĭcŏrĭs) voorgesteld, maar de oorsprong van het toponiem blijft onbekend.
In het Valenciaans staat de benedenloop van de Júcar bekend als “Xúquer”.
De loop van de rivier
De bovenloop

De bovenloop van de rivier de Júcar stroomt in noord-zuidelijke richting door de bergachtige gebieden van Cuenca in een gebied met een gemiddelde neerslag van meer dan 800 mm per jaar. De rivier bereikt in de provincie Cuenca een absolute stroomsnelheid van 11,25 m³/s en een gemiddelde stroomsnelheid van 11,43 l/s/k² (1.143 liter per seconde). Het grote verschil zou hem kunnen zitten in de periode waarop deze gemeten zijn. Mogelijk in de herfstperiode met stortregens voor de absolute stroomsnelheid en dat daar tegenover de zeer droge zomer in dit gebied staan voor de zeer lage stroomsnelheid van deze rivier.
Dit deel van de loop is bijzonder schilderachtig en kan worden omschreven als een waar toonbeeld van karstachtige reliëfs. Er zijn met name ravijnen en kloven die door de rivieren zelf zijn uitgeslepen, maar ook grotten, dolines, lapiaz en andere verschijnselen van fluviatiele erosie in kalksteenrotsen. De meest opmerkelijke voorbeelden van deze karstvormen zijn te vinden in de Ciudad Encantada (Betoverde Stad), in Las Majadas en in de loop van de rivier de Júcar en verschillende zijrivieren, net als de rivier de Huécar in de stad Cuenca zelf, die de Hoz del Huécar vormt, waar de beroemde hangende huizen van Cuenca zich bevinden, en in de ophoping van klei door de ontkalking van de mergels in de lager gelegen delen, waardoor zogenaamde dolines of kleivlaktes ontstaan. Voordat het de Ventano del Diablo bereikt, ontvangt het zijn zijrivier, de rivier de Uña, op de rechteroever, die vlak voor de samenvloeiing een lagune vormt omdat het water wordt afgedamd door de dijk die op de rechteroever van de Júcar is gevormd.

De middenloop
In werkelijkheid is het niet eenvoudig om uit te leggen wat we in het geval van de rivier de Júcar als middenloop zouden kunnen definiëren. Als het een kleine stortbeek zou zijn, zou dit probleem zich niet voordoen. Het zou zich ook niet voordoen in het geval van een typische rivier, waarin tussen het steilste bergachtige deel en de benedenloop, met een minimale helling, een tussenliggend deel is waarin de helling en de erosie die deze veroorzaakt nog steeds vrij steil zijn.
In het geval van de Júcar komt de afvoer naar de alluviale vlakte die de Valenciaanse regio La Ribera vormt uit een vrij steil gebied, waar de rivier zeer steil is en de alluviale vlakte een vrij klein gebied is. Je zou de Júcar dus kunnen beschouwen als een rivier die in grote lijnen maar twee trajecten kent: een bergachtig en een vlakte. Kortom, de middenloop van de Júcar kan worden beschouwd als gelegen tussen Villalba de la Sierra (bij Ventano del Diablo) en het stuwmeer van Tous (84 m boven zeeniveau) aan het begin van La Ribera, dat al deel uitmaakt van de benedenloop.

Dit uitgestrekte middengedeelte van de Júcar is echter niet helemaal uniform en heeft stukken waar het meanders vormt en andere gebieden met steilere hellingen, waar het diep ingesloten is, zoals het meanderende gebied in de buurt van Alarcón (Cuenca). Juist in deze stad ligt de gelijknamige stuwdam, die het water van de Júcar over een lengte van meer dan 40 km indamt, wat een idee geeft van de lage hellingsgraad van dit traject. De inbedding in het reliëf van Alarcón, is het begin van een gebied met een grotere hellingsgraad. Daar waar de rivier weer naar het zuiden afbuigt, waar de grote bocht naar het oosten begint om de regio La Mancha te verlaten. Voordat het zover is, verzamelt het, door middel van een kunstmatig kanaal vanuit Albacete, het Canal de la Reina María Cristina en ter hoogte van de stad Valdeganga, het overtollige water dat stroomt door de overstorten van de watervoerende laag van Los Llanos, dat op zijn beurt wordt gevoed door het bekken van de Río Jardín/Balazote dat afkomstig is uit de hoge Sierra de Alcaraz.

Zo beschrijft de Júcar in La Manchuela een boog van ongeveer 90° als gevolg van een oud invangend fenomeen dat ongeveer twee miljoen jaar geleden plaatsvond. Na deze elleboog loopt hij de richting het oosten om zo naar de Middellandse Zee te stromen. Zijn loop trekt talrijke meanders (de Hoz del Júcar, met insnijdingen van ongeveer 150 m hoogte, tussen Jorquera (Albacete) en Alcalá del Júcar (Albacete)) in een licht geplooid reliëf dat oorspronkelijk de waterscheiding vormde tussen de Atlantische en Mediterrane hellingen. Hier neemt het absolute debiet af door het gebruik van het water (de wateroverheveling tussen Tajo en Segura is al begonnen) en de geringere hoeveelheid neerslag. Cosme Morillo beschrijft het fenomeen van invangen en de gevolgen ervan:
| In deze binnenzee (die verwijst naar La Manchuela zo’n 100 miljoen jaar geleden, dus in het Tertiair), die zich uitstrekte van Cofrentes tot La Roda en het diepst was bij Alcalá de Júcar, werden de grote horizontale lagen sedimenten afgezet die ons vandaag de dag de grote kloof laten zien. Maar voordat deze werd geopend door de eroderende werking van de rivier, moest er een belangrijke verandering in de loop van de kloof plaatsvinden.
Want de Júcar heeft niet altijd naar de Middellandse Zee gestroomd en er was een tijd dat de bestemming van het water de Atlantische Oceaan was, waar het terechtkwam nadat het in de Guadiana was gestroomd. Het is niet duidelijk wat de koersverandering heeft bepaald, maar sinds deze plaatsvond, zo’n twee miljoen jaar geleden, heeft de rivier de spectaculaire opeenvolging van meanderende geulen uitgesleten, tot wel 150 m diep, die zich uitstrekken van La Jorquera tot het stuwmeer van El Molinar (Cosme Morillo, 2000). |
Naast de hedendaagse meanders zijn er ook oude verlaten meanders die getuigen van een oude, eerdere loop van de rivier, toen de regressieve erosie van de rivier de huidige loop van de rivier vastlegde, met als gevolg dat de bestaande meanders zich begonnen te verdiepen en ingebed raakten in het reliëf.

Kort daarna stroomt de rivier weer in de tektonische depressie van noord naar zuid waar de N-330 doorheen loopt en in Cofrentes, waar de kerncentrale van Cofrentes ligt, ontvangt hij de Cabriel (zijn belangrijkste zijrivier) en wordt het water ervan afgedamd in het stuwmeer van Embarcaderos, waarna hij weer diep het Caroche-massief instroomt, langs een kloof van zo’n 350 m hoog, de ‘muelas’ (kiezen) van Cortes de Pallás (Valencia) en de Albéitar. Wat de Spanjaard ‘muelas’ noemt zijn mesetas of tafelbergen, meestal gevormd door kalkstenen rotsen die doorsneden zijn door rivieren die vaak diepe kolken vormen. Soms lijken deze muela’s volledig geïsoleerd te staan wanneer erosie het plateau, waarvan ze deel uitmaakten, heeft weggevaagd.
In dit gebied, dat ingeklemd ligt tussen lagen die van de rivierbedding aflopen, wat waarschijnlijk duidt op een oude gebarsten en geërodeerde anticlinale (anticlinale vallei), is de rivier afgedamd in een opeenvolging van verspringende stuwmeren tot aan het meest recente en belangrijkste stuwmeer, het Tous stuwmeer, dat zo’n 84 meter boven zeeniveau ligt en vanwaar we volledig in de alluviale vlakte van de Ribera terechtkomen.

De benedenloop
Na door de ravijnen en kloven te zijn gelopen, het berggebied van Caroche is doorkruist, en het reservoir van Tous heeft verlaten, bereikt hij zijn maximale debiet bij Sumacárcel, met 49,22 m³/s. Op dit punt, of om precies te zijn bij de Masía de Mompó (het traditionele meetpunt), komt de Júcar uit op de vlakte, en neemt het peil af vanwege het intensieve gebruik voor irrigatie in de Riberas Alta en Baja. De laatste stukken van het traject, ingeklemd tussen bergen, vergemakkelijken de ondergrondse toevoer van enkele artesische bronnen (“ojos” del río Verde, bronnen van het oude Reva kanaal) die in de Ribera bestaan. Het kanaal Júcar-Turia loopt ook kunstmatig ondergronds vanaf het reservoir van Tous om een kilometer ten noorden van de nieuwe stad Tous uit te komen, vanwaar het naar het noordoosten loopt om een groot deel van de Ribera Alta en de Huerta Sur van Valencia te irrigeren.
Dit gebied is de alluviale vlakte, die van groot economisch belang is vanwege de landbouw en het dichtstbevolkte gebied van zijn loop. De vlakte wordt gevormd door de bijdragen van zowel de Júcar zelf als zijn zijrivieren Magro en Albaida. De rivier volgt hier een kronkelige loop met meanders en ligt op grotere hoogte dan de aangrenzende gebieden, waarvan sommige belangrijke moerasgebieden zijn, zoals de Albufera de Valencia. In de benedenloop liggen enkele belangrijke steden, zoals Carcagente, Alcira, oorspronkelijk gelegen in een meander van de rivier die de stad volledig omringde (de naam Alcira betekent eiland in het Arabisch), Algemesí (naast de rivier Magro, vlakbij de monding in de Júcar), Sueca en Cullera, ook al aan de monding van de rivier. Dit is ook het gebied met het grootste risico op overstromingen, omdat het de alluviale vlakte van de rivier bij de monding vormt.

De benedenloop van de Júcar is een sinaasappel- en een rijstteeltgebied bij uitstek. In Ribera Baja wordt er veel water van de rivier via irrigatiekanalen en sloten afgetapt, ten behoefte van deze landbouw. Dit irrigatiewater mondt na gebruik uit in de albufera van Valencia, een groot beschermd natuurgebied ten zuiden van de stad. De rivier zelf mondt uit in de Middellandse zee, in de plaats Cullera.
De Júcar en de kunst
Literatuur
Er zijn maar weinig auteurs die hun werk in het stroomgebied van de Júcar hebben uitgevoerd. De reden voor dit feit kan te maken hebben met de fragmentatie die wordt opgelegd door het reliëf in dit stroomgebied, dat een goede communicatie langs de rivier verhindert. Onder de auteurs die verwijzen naar plaatsen in het stroomgebied van de rivier Júcar kunnen we, naast de al genoemde Vicente Blasco Ibáñez, onder andere Antonio José Cavanilles, Azorín en Joan Fuster noemen.

Film en televisie
Van de roman Entre naranjos van Vicente Blasco Ibáñez, waarin Alcira centraal staat, is een televisieserie gemaakt. In de bioscoop speelt de rivier de Júcar een speciale rol in de film Volver van Pedro Almodóvar, omdat het de plek is waar hoofdpersoon Raimunda (gespeeld door Penélope Cruz) haar man begraaft in de koelkast waarin ze hem had gelegd nadat ze hem thuis had vermoord. Het gebied is een rivierbos waar een boom is gemarkeerd met een hart en de plek markeert waar hij is begraven.
Rivierregime
Het regime van de rivier aan de bovenloop is pluvio-nivaal, met een maximum in het voorjaar en een overvloedig debiet. In het midden en lager gelegen deel is de rivier meer afhankelijk van seizoensgebonden neerslag en bereikt een maximum in de herfst, samenvallend met de “koude val” die kenmerkend is voor de Valenciaanse gebieden. Als gevolg van de stortregens heeft de rivier het hoogste debiet van Spanje bereikt, na de Ebro. De belangrijkste overstromingen in de geschiedenis van Alcira zijn:
-
-
-
- 4 november 1864: 13.000 m³/s, bekend als de San Carlos vloed.
- 20 oktober 1982: 16.000 m³/s, bekend als de Pantanada de Tous.
- 5 november 1987: 5.200 m³/s
-
-
Zijrivieren
-
-
-
- río de Valdemeca
- río Villalbilla
- río Mariana
- río de Valdecabras
- río Huécar
- río Moscas
- río Chillarón
- río San Martín
-
-
-
- río Fresneda
- río Altarejos
- río Marimota
- río Belvís
- río Albadalejo
- río Gritos
- río Valdemembra
- arroyo de Abengibre
- río Cautaban
- río Cabriel
- río Escalona
- río Sellent
- río Albaida
- río Magro
- río de los Ojos
Stuwmeren
In het stroomgebied bevinden zich een aantal reservoirs voor de productie van hydro-elektrische energie, de regulering van de rivier om overstromingen te voorkomen en het gebruik voor irrigatie en menselijke consumptie. De kerncentrale van Cofrentes gebruikt het water van de Júcar om de centrale te koelen. Daarnaast wordt overtollige energie tijdens daluren gebruikt om water naar het reservoir La Muela in de Muela de Cortes de Pallás te pompen, wat bijdraagt aan de verhoging van het waterkrachtpotentieel van de centrales in de loop van de Júcar zelf (waterkrachtcentrale Cortes de Pallás).

De belangrijkste stuwmeren in het stroomgebied van de Júcar zijn het stuwmeer van La Toba, stroomopwaarts van de stad Uña en in het hart van de Serranía de Cuenca; het stuwmeer van Alarcón, eveneens stroomopwaarts van de stad Alarcón; het stuwmeer van El Picazo, dat vlakbij het vorige stuwmeer ligt en waarvan de stuwdam zich onder het viaduct van de snelweg Valencia (A-3) bevindt; het stuwmeer van Molinar, vlakbij de grens tussen de provincie Albacete en Valencia; het stuwmeer van Embarcaderos, dat zowel het water van de Júcar als dat van zijn belangrijkste zijrivieren opvangt; de Cabriel; het Cortes-La Muela stuwmeer; het El Naranjero stuwmeer; het Cortes de Pallás stuwmeer en de Tous stuwdam bij de uitmonding in de vlakte van de Ribera, in de provincie Valencia. Tot de zijrivieren behoren het stuwmeer van Contreras in de Cabriel, het stuwmeer van Forata in de Magro, het stuwmeer van Escalona in de rivier Escalona en het stuwmeer van Bellús in de rivier Albaida.
Ander gebruik
Reservoirs en kanalen voor irrigatie, dammen voor de productie van hydro-elektriciteit of voor industrieel gebruik (de voorbeelden van de centrale van Cofrentes, waar het water van de Júcar wordt gebruikt om de thermonucleaire centrale te koelen, en vele andere), de levering van drinkwater, riviervaart (in de laatste km, in de irrigatiesloten die afwateren naar de Albufera, in de toeristische rivierroute tussen Cofrentes en Cortes de Pallás), riviervisserij (sportvissen) en toerisme zijn enkele van de zeer belangrijke vormen van gebruik van deze rivier, de belangrijkste en meest gebruikte in de Valenciaanse Gemeenschap. Het is een van de belangrijkste rivieren voor recreatief kanovaren in het Iberisch systeem, met zowel wildwatertrajecten (Cortados de Villalba, Dos Aguas) als stilstaand water en beginnerssecties. Het gebruik van het water van de Júcar in de laatste delen van de rivier (jachthaven en viswedstrijden) completeert het eerder genoemde citaat van Joan Fuster, dat verwijst naar het intensieve gebruik en dus de enorme economische waarde van deze rivier. Waarschijnlijk is deze rivier, in verhouding tot het debiet, de meest gebruikte en economisch meest waardevolle van alle Spaanse rivieren.
Verwant aan dit onderwerp:
Annotations
This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:
-
-
-
- Last updated 2024-08-10
-
-
Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Sharealike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and worked on these articles.
These texts of this story are available under the licence Creative Commons Attribution-Sharealike 4.0 International (CC BY-SA 4.0)
Other references are:
-
-
-
- https://www.fundacionaquae.org/wiki/rio-jucar/ || Río Júcar: el río más grande del País Valenciano
- https://www.acequiarj.es/guadassuar/historia/ || Junta Local de Guardassuar. Historia.
-
-
Full information of these photos/images, the author, or the license.
-
-
-
- Een wandelroute op gemiddelde hoogte door de….. Author – DnTrotaMundos ☮, license CC BY 3.0
- Locatie van de rivier de Júcar. Author – OpenStreetMap contributors, license CC BY-SA 2.0
- Het kalme water dat op de foto te zien is, is niet erg kalm… het water is ijskoud….. Author – Roberto Lumbreras, license CC BY-SA 2.0
- De rivier Júcar vanaf de Ventano del Diablo (Cuenca)….. Author – No machine-readable author present. Based on copyright claims, author Fev is assumed., license CC BY-SA 2.5
- Het oude stroomgebied van Júcar (Ciudad Encantada),,,, Author – Coralma*, license CC BY-SA 4.0.
- Uitzicht op Alarcón met het kasteel en het stuwmeer….. Author – AnTeMi, license CC BY-SA 3.0
- Uitzicht op Alcalá del Júcar, waarop goed te zien is….. Author – Superchilum, license CC BY-SA 4.0
- Valle del fiume Júcar, Cortes de Pallás. Author – Superchilum, license CC BY-SA 4.0
- Muela de Cortes en Caroche. Naranjero stuwmeer en…. Author – Lynxibericus, license CC BY-SA 4.0
- Monding van de rivier de Júcar bij Cullera. Author – Spook 92, license CC BY-SA 3.0
- Oevers van de Júcar, door Aureliano de Beruete. Author – Aureliano de Beruete (1845–1912), license Public Domain
- Het water van de Júcar in het Cortes de Pallás-reservoir heeft….. Author – Fev, license CC0 1.0
-
-
Coralma*, is own work that mostly can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.
