Gotiek (Spaanse)

Spaanse gotiek

Pórtico de la Majestad (Portiek van de Majesteit), van de collegiale kerk van Toro, ca. 1290. Meestal zien we dit soort entrees zonder kleuren omdat met de tijd vergaan zijn. Maar dit is zoals ze er vroeger uitzagen.

De gotische kunst begon rond 1140 in Frankrijk en vanaf dat moment vond er een grondige ontwikkeling en renovatie van de architectuur plaats, zowel wat betreft de kwaliteit als het aantal gebouwen dat werd gebouwd. Spanje was, samen met Duitsland, een van de twee Europese landen die de gotische architectuur met het grootste enthousiasme ontvingen. En hoewel de gotiek zich al vanaf de 12e eeuw ontwikkelde werd de term gotiek voor het eerst in 1550, door Giorgio Vasari (Italiaanse renaissance schilder, architect en kunsthistoricus), in zijn Le vite de pui eccellenti Architetti, gebruikt. Hij vond de stijl met de zijn spitsbogen en gewelfde plafonds barbaars en monsterlijk, en verwees het naar de Goten, die in de 5e eeuw het Rome hadden geplunderd en het klassieke verleden hadden bezoedeld.

Hoewel er regionaal grote en duidelijke chronologische verschillen te zien zijn in de gotiek, zijn de belangrijkste gemeenschappelijke eigenschappen van deze stijl de drang naar verticaliteit en licht. Dat licht haalt men naar binnen door het gebruik van hoge vensters en grote roosvensters. De gebouwen worden steeds hoger en daardoor ogenschijnlijk smaller. Je zou het kunnen zien als een soort skeletbouw, een dragende constructie met zo min mogelijk muren. In de sculptuur en schilderkunst zien we langgerekte figuren zowel in de menselijke figuren als in de vegetatieve decoraties.

Spaanse Gotiek, oftewel de gotische kunst die overeenkomt met de Spaans-christelijke koninkrijken. Het situeert zich in de tijd tussen het einde van de 12e eeuw en het begin van de 16e eeuw. De stilistische kenmerken zijn in essentie gemeenschappelijk met de algemene Europese gotiek (in bepaalde perioden met meer of minder invloed van de Franse gotiek, de Duitse gotiek of de Vlaamse gotiek. Gebieden waarmee Castilla en Aragón, en het latere Spanje en Portugal, zeer dynamische politieke en economische relaties onderhield, waaronder een ontluikende kunstmarkt en de emigratie van kunstenaars); en in het bijzonder de differentiatie tussen de verschillende gebieden waarin het gewoonlijk wordt onderverdeeld. Vanuit de laat-romaanse kunst ging men, onder invloed van de Camino de Santiago, steeds meer over naar de gotiek. Het duurde tot de 13e eeuw voor men kan spreken van hoog-gotiek waarbij vooral de Duitse – en de Franse gotiek zijn invloed deed gelden.

De luchtbogen van de Santa María de la Asunción kerk in Castro-Urdiales (Cantabria).

In het Spanje van die tijd hadden we de Mudéjar – en de Christelijke ambachtslieden die beide deze stijl beïnvloedde waardoor de zeer kenmerken de gotische stijl ontstond die uniek is voor het Iberisch schiereiland. Na de 13e eeuw was het de Levantijnse gotiek (een gotiek ontwikkeld in de Levante) die belangrijk was voor Spanje. De Levantijnse gotiek kenmerkt zich door zijn structurele prestatie en de eenwording van de ruimte, zalen (en kerken) van grote horizontale omvang met de nadruk op het structurele deel ondersteund door steunberen en minimale en sobere decoraties..  Deze wordt opgevolgd door de gótico Isabel dat eigenlijk een overgang naar de renaissance was.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de Gotiek van de Kroon van Aragón (van de Kroon van Aragón, met een Aragonese gotiek gedomineerd door Mudejar gotiek en een Mediterrane – of Levantijnse gotiek, Catalaanse gotiek, Valenciaanse gotiek, Mallorcaanse gotiek), Navarrese gotiek (van het Koninkrijk van Navarra, die gemarginaliseerd werd door de zuidwaartse expansie en een nauwere artistieke relatie met Frankrijk onderhield), gotiek van Castilla (van de Kroon van Castilla – Galicische gotiek, Asturische gotiek, Leonese gotiek, Extremadurische gotiek, Castiliaanse gotiek, Baskische gotiek, Andalusische gotiek, Murciaanse gotiek) en Portugese gotiek (van het Koninkrijk Portugal). In tegenstelling tot de Spaanse romaanse stijl, die beperkt is tot het noordelijke gebied, strekt de gotiek zich uit over het hele schiereiland en zelfs daarbuiten, op de Balearen (vanaf de christelijke verovering in 1231) en in de Atlantische gebieden die in de 15e eeuw werden ingelijfd (op de Canarische Eilanden, in Ceuta en Melilla en in Santo Domingo). Net als in voorgaande perioden wordt in de kunstgeschiedschrijving meestal de kunst van alle gebieden samen gepresenteerd, waarbij ze afzonderlijk worden bestudeerd en de stilistische verschillen en overeenkomsten waar nodig worden bekeken, ondanks het ontbreken van politieke eenheid tussen hen (pas in 1516 – met Carlos I – werden Castilla en Aragón definitief verenigd, een paar jaar eerder was Navarra ingelijfd bij Castilla, terwijl de inlijving van Portugal in de Spaanse monarchie van Felipe II pas in 1580 plaatsvond).

Architectuur, vroege en hoog Spaanse gotiek


Portico de la Gloria in Santiago de Compostela. Enkele meters achter het nieuwe portiek van de kathedraal van Santiago bevindt zich deze originele gotische portiek. Het is de overgangsfase van de Romaanse naar de Gotische stijl die we hier zien.

In de laatromaanse periode aan het einde van de 12e en het begin van de 13e eeuw vond er in de figuratieve kunst een geleidelijke overgang plaats tussen romaans vromelijkheid en gotisch sentimentalisme, wat al te zien is in de Portico de la Gloria in Santiago de Compostela. De introductie van technische innovaties in de architectuur gaf aanleiding tot overgangsvormen (Romanogotiek).

De gotische architectuur verspreidde zich in Spanje aan het einde van de 12e eeuw na haar ontstaan in Frankrijk. De consolidatie was progressief en combineerde romaanse en gotische architecturale elementen in de vroege stadia. Vanaf het begin tot aan de hooggotiek bleef de Spaanse architectuur trouw aan Franse modellen. Bepaalde kenmerken, zoals het vasthouden aan plattegronden in romaanse stijl of het behoud van decoratieve elementen die beïnvloed waren door de Mudejar, leidden echter tot de vorming van lokale stijlvarianten, een proces dat in de late 13e en 14e eeuw toenam en er een grote differentiatie in regionale architectonische en decoratieve vormen ontstond. De ontwikkeling van de architectuur in Spanje tijdens deze eeuwen weerspiegelde de verschillende historische omstandigheden waaraan de verschillende Spaanse koninkrijken onderhevig waren. Vooral in Zuid-Spanje kwam de ontwikkeling van de gotiek wat laat op gang. De economische welvaart in Cataluña stimuleerde de civiele bouw in dit gebied. Aan het einde van de 15e eeuw ontstond er een pan-Spaanse stijl, kenmerkend voor de kring van de Reyes Católicos (katholieke vorsten, Isabel I en Fernado II), dat het resultaat was van een combinatie van laatgotische Europese structuren met Mudejar-decoraties en renaissancemotieven.

De continuïteit van de relatie met Frankrijk kwam tot uiting in de continuïteit van de invloed van trans-Pyreneese artistieke vormen, die vanaf het einde van de 12e eeuw door de cisterciënzerhervorming in Spaanse kloosters tot uiting kwam (Fitero, la Oliva, Poblet, Santes Creus, Rueda, Veruela, Piedra, Santa María de Huerta, Valbuena, Santa María de Rioseco, Bonaval, Carracedo, Sobrado, Oseira, Alcobaza, etc.).

De kerk van Santa María de la Asunción in Castro-Urdiales (Cantabria) gebouwd tussen de 13e en 15e eeuw.

Het artistieke mecenaat van vorsten als Fernando III él Santo, Jaime I él Conquistador en Alfonso X él Sabio’, en bisschoppen als Rodrigo de Sigüenza, Mauricio de Burgos, Rodrigo Jiménez de Rada (van Toledo) en Pedro de Albalat (van Lérida en Tarragona) was voortreffelijk.

De verspreiding

De verspreiding van de gotische architectuur in Spanje werd op drie belangrijke manieren beïnvloed. De eerste was dus de cisterciënzerarchitectuur die zich over het hele land verspreidde, de voorlopers van de gotische kunst. De tweede route was de relatie tussen het graafschap Barcelona en de Languedoc en Provence in Frankrijk en het contact tussen de Catalaanse bisschoppen en die van Narbonne en Montpellier. De derde route vond plaats in Castilla y León, waar de huwelijken van verschillende koningen met prinsessen uit de huizen van Anjou, Bourgondië en Plantagenet leidden tot de introductie van de Franse gotiek in het centrale gebied.

Voorgevel van de kathedraal van Santa María in Tarragona.

De overgang van de romaanse naar de gotische stijl vond geleidelijk plaats in Spanje, vanwege de twijfels die werden gewekt door de nieuwe gotische bouwwerken, die revolutionair waren in die tijd. Het eerste gotische element dat werd opgenomen in de Spaanse architectuur was het spitsgewelf, dat rond 1170 verscheen via de Cisterciënzerorde. Een manifestatie van deze overgang kan worden gezien in het feit dat sommige gebouwen begonnen te worden gesneden in gotische stijl en later werden voortgezet in romaanse stijl. De combinatie van beide vormen smolt samen tot een overgangsstijl, waarvan de belangrijkste voorbeelden de kathedralen van Tarragona (begonnen in 1174), Lérida (1203), Ávila (1170) en Cuenca (1196) zijn.

De hoge gotiek uit de 13e eeuw

De volledig gotische stijl ontwikkelde zich in volle kracht langs de Camino de Santiago in de 13e eeuw, met de oprichting van enkele van de zuiverste gotische kathedralen, met Franse invloed, tijdens het bewind van Fernando III in Castilla y León: de kathedralen van Burgos, León en Toledo. Twee invloeden zijn aanwezig op de Meseta: de Bourgondische invloed in het Koninkrijk León, als gevolg van het huwelijk van Alfonso VI met Constance van Bourgondië; en de Engelse invloed in het Koninkrijk Castilië, die kwam door de huwelijksalliantie van de Castiliaanse koningen met het Huis van Lancaster (John of Gaunt en Catharina van Lancaster).

De kathedraal van Burgos,
León,
en Toledo.

Kathedralen


De meeste Spaanse kathedralen behoren tot deze periode; ofwel omdat ze overeenkomen met de periode van de herbevolking van hun bisdom, gebouwd op de plaats van de belangrijkste moskee van de heroverde stad (zoals de kathedraal van Cuenca uit 1196, of de kathedraal van Valencia uit 1263), ofwel omdat ze Romaanse gebouwen vervingen waarvan men vond dat ze moesten worden uitgebreid (kathedraal van Burgos uit 1221, kathedraal van León uit 1255 of kathedraal van Barcelona uit 1298). De kathedraal van Toledo en de kathedraal van Huesca werden gebouwd in gotische stijl (respectievelijk 1226 en 1273) op de plaats van oude moskeeën die al meer dan honderd jaar waren aangepast voor gebruik als christelijke kathedraal (respectievelijk 1085 en 1096). Verschillende kathedralen werden begonnen in Romaanse stijl en afgewerkt in Gotische stijl, zoals de kathedraal van Ávila (1130-1170), de kathedraal van Tarragona (1170-1331) of de kathedraal van Lérida (1203). De namen van enkele bouwmeesters uit de vroege perioden zijn bewaard gebleven (meester Fruchel – Avila-, meester Enrique -Burgos en León- Petrus Petri -Toledo-, meester Bernat en Bartomeu de Girona -Tarragona-), maar geen van hen kan als enige uitvoerder worden beschouwd. De omvang van de werken en het trage tempo van de bouw zorgden ervoor dat ze allemaal tot heel laat nieuwe elementen organisch integreerden.

De toename van de kerkelijke macht, die aan de basis ligt van de Gotische expansie, was aanzienlijk (was al zeer groot), zoals blijkt uit de bisschoppelijke zetels die in de loop van de 12e eeuw werden gesticht: Salamanca (1102), Avila, Segovia (rond 1120), Sigüenza (1112), Coria (1140), Zamora (1144?), Ciudad Rodrigo (1161), Plasencia (1188), Cuenca (1188), Albarracín (1172), enz. Tot de militaire orden (kruisridderorden) in het midden van de 12e eeuw opkwamen, bestond de functie van de bisschoppelijke zetels uit het vestigen en verdedigen van de veroverde gebieden; op dat moment strekten meer dan veertig bisschoppelijke zetels zich uit over iets minder dan de helft van het schiereiland (tot aan de Taagvallei). Het monopolie van de wolontginning door de adel en de geestelijkheid was, samen met de tienden en schenkingen, de belangrijkste bron van rijkdom voor de kathedraalraden, waardoor ze de grote kathedralen konden bouwen. Toen na de Slag bij Las Navas de Tolosa (1212), en de Reconquista beslist was, en de economische ramp voor de moslims duidelijk werd, ontstond er een nieuwe situatie voor de Castiliaans-Leonese samenleving: welvaart leek zeker met de bezetting van de lege moslimsteden en de export van wol naar Engeland en Vlaanderen. Deze rijkdom en relatieve stabiliteit maakten de ontwikkeling van weelde, luxe en nieuwe constructies mogelijk. “De Castiliaanse edelen waren eminente eigenaars van grote stukken land, die ze wijdden aan veeteelt. En hun vee maakte gebruik van de gemeenschappelijke weiden, waardoor een rijkdom aan wol ontstond die de basis vormde van de Castiliaanse macht in de Middeleeuwen. Het land werd voornamelijk gebruikt voor begrazing; documenten vermelden vaak de straf van het verlaten van het omgeploegde land, die voortdurend werd opgelegd aan boeren die probeerden hun gecultiveerde gebieden te ontginnen. De parochieraden en religieuze kloosters wijdden zich ook aan veeteelt. Dit alleen al verklaart het feit dat er een overvloed aan kerken is in alle stedelijke centra van het plateau, waar de bekende statistieken aangeven dat er één kerk per honderd inwoners beschikbaar is”.

De Spaanse vroeg- en volgotische architectuur werd gekenmerkt door een minder grote belangstelling voor hoogte dan in de Franse kathedralen. Het uiterste werd bereikt in de Kroon van Aragón, waar de horizontale lijn meer belangrijk was.

Kathedraal van Canarias (1497).

In de kathedraal van Lérida zijn de onderste bogen en de apsis Romaans, terwijl de gewelven gotisch zijn (1203 – 1278).

Deur van de Coronería van de kathedraal van Burgos.

Middenschip van de kathedraal van Valencia.

De gewelven en glas-in-loodramen van het dwarsschip van de kathedraal van Avila.

Kathedraal van Burgos
De voorgevel van de kathedraal van Burgos.

De eerste steen van de kathedraal werd gelegd op 20 juli 1221 in aanwezigheid van de initiatiefnemers van de tempel: koning Fernando III van Castilla en bisschop Maurice. Er kan worden aangenomen dat de eerste bouwmeester een anonieme Franse architect was.

De bouw van de kathedraal begon met het chevet en het priesterkoor. Rond 1240 nam de zogenaamde bouwmeester Enrique (Maestro Enrique), ook van Franse afkomst, die later de leiding zou nemen over het project van de kathedraal van León en die ongetwijfeld geïnspireerd was door de kathedraal van Reims, met wiens gevel, de gevel van de kathedraal van Burgos grote overeenkomsten vertoont, de leiding van de werken over. De werkzaamheden vorderden zeer snel en in 1238, het jaar van de dood van de stichtende prelaat, die in het presbyterium (ander woord voor priesterkoor) werd begraven, waren het chevet en een groot deel van het transept en de schepen bijna klaar. De inwijding van de kerk vond plaats in 1260, hoewel er bewijs is dat er al in 1230 religieuze vieringen werden gehouden. Tussen de tweede helft van de 13e eeuw en het begin van de 14e eeuw werden de kapellen van de zijschepen voltooid en werd er een nieuw klooster gebouwd. Het werk van bouwmeester Enrique, die in 1277 overleed, werd overgenomen door bouwmeester Johan Pérez. Andere latere steenhouwers waren Aparicio Pérez, actief in 1327, Pedro Sánchez de Molina en Martín Fernández, die respectievelijk in 1396 en 1418 overleden. In het midden van de 15e eeuw bouwde Juan de Colonia op de torens twee achthoekige torenspitsen, versierd met fijn fretwerk dat het silhouet van de kerk in Burgos definitief vorm gaf. De kapel van de Condestable, het werk van Simón de Colonia, werd ook later toegevoegd. De kathedraal is een gebouw met drie schepen en een eenvoudige Kooromgang. Het interieur is moeilijk te waarderen door de aanwezigheid van een groot koor.

Kathedraal van Toledo

Het gebouw van de kathedraal dateert uit de 13e eeuw. De eerste steen werd gelegd op 14 augustus 1226, ook met de hulp van koning Fernando III en de aartsbisschop van Toledo, Rodrigo Ximénez de Rada, die vanaf het begin van zijn mandaat, in 1209, het primaat van de zetel van Toledo verdedigde bij de paus. In zijn gedachten was de bouw van een grote kathedraal, waardig aan de stad die hij bestuurde. Ximénez de Rada was de enthousiaste promotor van de nieuwe kathedraal. Tegen het midden van de eeuw vond er een verandering plaats in de werkzaamheden met de komst van de bouwmeester Petrus Petri, die volgens zijn grafsteen wordt beschouwd als de ware schepper van de kathedraal. De bouw van deze kathedraal is van fundamenteel belang voor het behoud van een traditie die een van de meest kenmerkende eigenschappen van de Spaanse gotische architectuur zou beïnvloeden. De kerk heeft vijf schepen van verspringende hoogte, die de stuwkracht en de dubbele kooromgang verdelen.

De gewelven van de kathedraal van Toledo.

Het oudste deel van de kerk is het koor, dat de oorspronkelijke triforium in zijn architectuur heeft behouden. In het koor bevindt zich een dubbele kooromgang, zoals het een vijfbeukige plattegrond betaamt. Deze dubbele kooromgang heeft grote proporties, de delen van de kooromgang die overeenkomen met de verschillende kapellen zijn gestructureerd met alternatieve rechthoekige en driehoekige plannen, wat betekende dat elke kapel een andere grootte had, waarbij de rechthoekige groter waren en de driehoekige kleiner. Deze manier van structureren van het chevet is te zien in de Franse kathedralen Notre Dame in Parijs, Bourges en Le Mans, waarvan de laatste het meest op elkaar lijkt. De gewelven van de schepen zijn vierdelig, behalve in het transept en de hoofdkapel, waar ze verstevigd zijn met tierceronen.

Kathedraal van León

De bouw van de gotische kathedraal begon rond 1205, maar bouwproblemen met de funderingen legden het werk al snel stil en het werk werd pas in 1255 hervat, onder het pontificaat van bisschop Martín Fernández en de steun van koning Alfonso X ‘el Sabio’, waarbij de nieuwe kathedraal volledig in gotische stijl werd gebouwd. De architect van de kathedraal lijkt de bouwmeester Enrique te zijn geweest, een inwoner van Frankrijk, die eerder had gewerkt aan de kathedraal van Burgos. Het is duidelijk dat hij bekend was met de gotische architectuur van het Île de France. Hij stierf in 1277 en werd vervangen door de Spanjaard Juan Pérez. Bisschop Martín Fernández stierf ook in 1289, toen het chevet van de kerk al open was voor de eredienst. De basisstructuur van de kathedraal werd vroeg voltooid, in 1302, toen bisschop Gonzalo Osorio de hele kerk openstelde voor de gelovigen, hoewel de zuidelijke toren pas in de 15e eeuw klaar was. Deze snelheid van bouwen gaf de kathedraal een grote eenheid in architectonische stijl.

 De zuidelijke gevel van de kathedraal van León.

De kathedraal van León is, net als de zusterkathedraal van Burgos, geïnspireerd op het plan van de kathedraal van Reims, waarmee bouwmeester Enrique waarschijnlijk bekend was. Dit aspect, net als het grondplan, de verhogingen en de decoratieve en symbolische repertoires maken van deze kathedraal een echt trans-Pyrenees gebouw, ver verwijderd van de Hispaanse trend en behorend tot de zuiverste school van de Franse Champagne, want als de formele kenmerken verwant zijn aan de Champagnegotiek, dan zijn de symbolische betekenissen en het architectonische programma nauw verbonden met die van de kathedraal van Saint Denis, de Notre Dame de Paris en de kathedraal van Reims. Geografisch gezien is het ook geen vreemde in die wereld, want de stad was een van de belangrijkste oriëntatiepunten op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela, ook wel bekend als de Franse route. Het belangrijkste kenmerk is dat de kathedraal van León de meeste lichtinval heeft van alle kathedralen, met een immense ruimte vol gebrandschilderde ramen omdat de dragende stenen structuur tot het minimum is teruggebracht.

Andere belangrijke kathedralen uit de 13e eeuw zijn:

De kathedraal de la Asunción de El Burgo de Osma en de kathedraal va Santa María de Vitoria

De 14e eeuw


Het portiek van de kathedraal van Santa María de Vitoria.

In de 14e eeuw kwam de pracht van de gotische architectuur tot uiting in de mediterrane gebieden Catalonië, Valencia en Mallorca. De diversiteit van het klimaat, de Franse en Italiaanse invloed en de sociale configuratie markeerden de gotische stijl in deze gebieden, met zijn eigen unieke kenmerken. Dit zijn gebouwen met sobere en solide buitenkanten van grote eenvoud die een grote plechtigheid geven aan de tempels, die het zogenaamde halplan van de Noord-Europese traditie hebben, waarbij het hoogteverschil met de zijschepen is verkleind, en de afwezigheid van vliegende steunberen, met weinig sculpturale decoratie, gekenmerkt door de invloed van de kerken in Zuid-Frankrijk en de bijna nihil bijdrage van de Mudejar kunst. De zorg voor perfectie en constructieve zuiverheid verving de decoratieve gretigheid van de Castiliaanse architectuur. De burgerlijke architectuur valt ook op. De beste voorbeelden zijn:

Arquitectura religiosa

Kathedraal van Santa Eulalia van Barcelona

De bouw begon in 1298. Het bestaat uit drie schepen van dezelfde hoogte, waarbij het middenschip twee keer zo breed is als de zijschepen; het heeft geen dwarsschip. Vanaf het valse dwarsschip komen de ronde schepen samen in een kooromgang, die achter het priesterkoor langsloopt en een halfronde boog vormt, waar een kroon van galerijen is ondergebracht, overdekt door spitsbogen, en boven deze kapellen bevinden zich de glas-in-loodramen die de apsis verlichten.

Kathedraal van Santa María van Gerona

De bouw van de kathedraal van Gerona begon in 1317 en was voor die tijd buitengewoon gedurfd. In principe was het ontwerp vergelijkbaar met dat van Barcelona, maar tijdens de bouw besloot de architect Guillermo Bofill om de drie schepen van de chevet te verenigen in één schip met zijkapellen, waardoor de kathedraal een heel andere uitstraling kreeg dan de andere gotische religieuze gebouwen.

Kathedraal van Santa María van Palma de Mallorca

De kathedraal van Palma de Mallorca heeft drie schepen zonder kooromgang en een buitengewone hoogte van 44 meter in het middenschip. De grootste nieuwigheid van de kathedraal is de apsis die in een rechte lijn sluit. Ook opmerkelijk is het grote roosvenster dat het chevet verlicht. De kathedraal werd ingewijd in 1346.

Basiliek van Santa María del Mar (Barcelona)

De werkzaamheden begonnen op 2 maart 1329 en in 1393 werd de laatste steen gelegd om het gewelf te sluiten. Het ontwerp wordt toegeschreven aan Jaime Fabre. De buitenkant heeft, in overeenstemming met de kenmerken van de Catalaanse gotiek, een massieve en robuuste uitstraling. Het interieur als geheel toont een unitaire opvatting van grote helderheid, met drie schepen van vergelijkbare hoogte. Het presbyterium heeft een gedeelte met een veelhoekig koor met acht zuilen.

De absis van de kathedraal van Barcelona.

Het roosvenster van de kathedraal van Mallorca.

De basiliek van Santa María del Mar vertegenwoordigt het zuiverste type Catalaanse gotiek, met architecturale grandeur, ruimtelijkheid, gladde muren en weinig decoratie.

Gezicht op het centrale schip van de collegiale basiliek van Santa María in Manresa.

Civiele architectuur

De burgerlijke architectuur was van groot belang in het hele gebied van Aragón, Cataluña, Valencia en Mallorca. De behoefte aan grote ruimtes leidde tot de bouw van gebouwen zoals handelsbeurzen, gemeentehuizen, paleizen voor de stedelijke adel en de bourgeoisie, ziekenhuizen, vestingwerken, enz. De meest oogverblindende van deze gebouwen waren de lonjas, meestal gebouwd in de laatste periodes van de gotische architectuur.

Valenciaanse gotische civiele gebouwen

Lonja de Seda, Valencia.

Gotische galerij van het paleis van de Generalitat de Catalunya.

  • Atarazanas Reales de Valencia (scheepswerf, opslagruimte).
  • Lonja de Seda. Zijdebeurs. Gebouwd tussen 1482 en 1498.
  • Torres de Serrano. Gebouwd tussen 1441 en 1460.
  • Almudín de Valencia. De constructie dateert uit het begin van de 14e eeuw.
  • Hertogelijk paleis van Gandía. Begonnen in het midden van de 14e eeuw.
Catalaanse gotische civiele gebouwen
  • Atarazanas Reales de Barcelona. De Koninklijke Scheepswerven van Barcelona. De bouw ervan begon aan het einde van de 13e eeuw.
  • Koninklijk Paleis van Barcelona. 14e eeuw.
  • El consejo de ciento. De Raad van Honderd (Barcelona). Eind 14e eeuw.
  • Hospital de la Santa Cruz in Barcelona. Begin 15e eeuw.
  • Paleis van de Generalitat de Catalunya, waarin de binnenplaats van het paleis en het aangrenzende trappenhuis en ook de kapel van San Jordi, 15e eeuw.
  • Aartsdiakenhuis in Barcelona. Oorspronkelijk uit de 12e eeuw, werd het uitgebreid gerenoveerd in 1510.
  • Het Aguilar Paleis, in Carrer de Montcada, Barcelona, nu het Picasso Museum in Barcelona. De binnenplaats dateert uit de 15e eeuw.

15e en 16e eeuw


Tijdens de 15e en 16e eeuw, terwijl de Renaissance in Italië sterk groeide, was de gotische bouwactiviteit in Spanje overweldigend. Er werden talrijke gebouwen van grote proporties opgetrokken, gekenmerkt door de structurele eenvoud van de constructie en de ornamentele complicaties. De grote kathedralen van Sevilla, begonnen in 1402, Segovia (1525) en Salamanca (1513) werden gebouwd. De tegenstelling van stijlen waarin de architectuur van die tijd zich bevond, werd door tijdgenoten heel bewust waargenomen, maar op een heel andere manier dan hoe het gewoonlijk wordt waargenomen. Renaissance associeert men met “moderniteit” en Gotiek met “middeleeuwsheid”: Diego de Sagredo (architect 1490 – 1528) drukte het uit met de tegenstelling tussen de moderne stijl (de Gotiek, in zijn lokale versie) en de Romeinse (de classicistische en Italiaanse Renaissance), tussen de Gotische stijl, rationeel en efficiënt, en de Romeinse stijl, bombastisch en sensueel.

De Santa Iglesia Catedral de Nuestra Señora de la Asunción y de San Frutos van Segovia, bekend als de Vrouwe der Kathedralen vanwege haar omvang en elegantie, is een kathedraal gebouwd tussen de 16e en 18e eeuw.

De Vlaamse invloed in de 15e eeuw was erg belangrijk en veel kunstenaars uit Noord-Europa vestigden zich in Spanje. De nauwe commerciële en politieke relatie van Castilla met Midden- en Noord-Europa leidde tot het werk van architecten als Juan en Simón de Colonia, die vooral in Burgos en Valladolid werkten, met name in de Capilla del Condestable in de kathedraal van Burgos, de kloosterkerk van San Pablo (Valladolid) en het Colegio de San Gregorio.

Palacio del Infantado, Guadalajara.

Hanequín de Bruselas (architect en beeldhouwer, ¿? – 1494) introduceerde de Toledaanse focus, gevolgd door zijn leerling Juan Guas, wiens Palacio del Infantado en Klooster van San Juan de los Reyes uitblonken. En Enrique Egas, die een stijl creëerde door zich aan te passen aan de lokale smaak (gevoelens). De samensmelting van gotische, Vlaamse en Mudejar-motieven bereikte zijn hoogtepunt in deze eeuw, waardoor een authentieke nationale stijl ontstond, bekend als Elizabethaanse gotiek, zo genoemd omdat het samenviel met de heerschappij van de Reyes Católica (katholieke vorsten). Het wordt gekenmerkt door een rijke versiering die flamboyante Mudejar en Renaissance vormen samenbrengt. Deze stijl luidt de langzame overgang naar de Renaissance in, maar vertegenwoordigt tegelijkertijd een sterk en vastberaden verzet tegen het loslaten van de traditionele gotische bouwparadigma’s. Zijn beste werken zijn het klooster van San Juan de los Reyes in Toledo, de Koninklijke Kapel in Granada en de Cartuja de Miraflores in Burgos.

De kathedraal van Palencia komt ook overeen met deze periode, die, hoewel begonnen in 1321, zijn fundamentele vooruitgang boekte in de 15e eeuw. In deze periode brak ook de Platereske stijl door, die een herinterpretatie werd van renaissancekunst samen met renaissancepurisme, zonder dat het mogelijk was om duidelijke chronologische grenzen te stellen tussen al deze trends.

Het interieur van de kathedraal van Sevilla.

Bedelorden


Interieur van het oude klooster van Sant Francesc de Montblanc. Hier zien we het gebruik van de zogenaamde diafragmabogen.

De bedelorden (franciscanen, dominicanen, karmelieten of mercedariërs), gevestigd in stedelijke kloosters (in tegenstelling tot de landelijke kloosters van de kloosterorden), ontwikkelden een eigenaardige architectuur, veel bescheidener (“bedelgotiek”). Er wordt geschat dat er in de 13e eeuw tachtig franciscaanse stichtingen waren. De eerste Dominicaanse stichtingen werden door de heilige Dominic de Guzmán zelf gemaakt in Segovia en Madrid (Santa Cruz la Real en Santo Domingo el Real), en mogelijk ook die van San Pablo in Burgos (veel Dominicaanse stichtingen waren gewijd aan Sint Paulus, zoals die van Cuenca, Peñafiel of Valladolid, deze en die van San Esteban de Salamanca (platereske voorgevel) hadden de bijzondere functie om de aanwezigheid van zijn orde in beide universiteiten te handhaven). De kloosterkerken werden aanvankelijk bedekt met hout door gebruik te maken van diafragmabogen (typisch voor de mediterrane gotiek), met functionele criteria, om de brede schepen te huisvesten die geschikt waren voor massaprediking. De onstuitbare dynamiek van verrijking bevorderde hun verfraaiing en vervanging door nobelere materialen (stenen traceringgewelven). De grote vraag naar begraafplaatsen en privé-verering (gilden en aristocratische families) leidde tot de vermenigvuldiging van zijkapellen. Veel gebouwen verdwenen in de 19e eeuw (de kloosters van San Francisco en Santa Catalina in Barcelona) en er zijn voorbeelden overgebleven in het klooster van Santo Domingo (Gerona), het klooster van Santo Domingo (Balaguer), het klooster van San Francisco de Montblanch en, het meest opvallend, in het klooster van Pedralbes.

Militaire orden
 De kerk van Calatrava la Nueva.

De Spaanse militaire orden ontwikkelden architectonische programma’s met een gemengde religieuze en militaire functionaliteit (Calatrava la Vieja en la Nueva, kasteel van Montesa, kasteel van Avis, – het kasteel van Alcántara werd, vanwege de slechte staat, vervangen door het klooster van San Benito in 1495, terwijl het klooster van Uclés, van de orde van Santiago, werd herbouwd in de Moderne Tijd).

Sculptuur en schilderkunst

De stenen beeldhouwkunst volgde de Franse modellen van Chartres of Reims; terwijl het polychrome houtsnijwerk, die steeds complexere groepen vormde (tot het de typologie van het laatgotische altaarstuk bepaalde), zijn eigen modellen volgde, die in de volgende eeuwen beïnvloed zouden worden door Vlaamse en Italiaanse invloeden, zoals ook het geval was met de schilderkunst.

In het begin van de Spaanse gotiek waren het voornamelijk muurschilderingen, maar geleidelijk aan veranderde dat (hoewel er uitstekende voorbeelden zijn, zoals de fresco’s van de verovering van Mallorca – Aguilar Palace in Barcelona -, die van de oude kathedraal van Salamanca, die van het klooster van Valbuena, die van San Miguel de Daroca of de groep kerken in de Sierra de Guara en de Hoya de Huesca), ten gunste van panelen en gebrandschilderd glas (kathedraal van León). De verluchting van manuscripten werd ook ontwikkeld (Cantigas de Santa María). Voor de schilderkunst van de 13e en begin 14e eeuw worden veelal de termen “Franco-gotische stijl” of “Lineaire gotiek” gebruikt.

Virgen Blanca (Witte maagd) van de middenstijl van de centrale deur van de westgevel van de kathedraal van León.
Graf van de Infanta Doña Berenguela, dochter van Ferdinand III ‘el Santo’. Klooster van Santa María la Real de Las Huelgas (Burgos).
Kerk van Santa María (Morella).
Gotische schilderkunst in Spanje

Het was het feit dat de muren werden vervangen door grote ramen, dat het moeilijk maakte om deze muurschilderingen in de kerken aan te blijven brengen, zoals gebruikelijk was in de romaanse periode. In plaats daarvan ontstond de glas-in-loodkunst. De gotische schilderkunst verschoof geleidelijk naar altaarstukken, die op hout werden geschilderd met tempera, d.w.z. met ei of lijm als bindmiddel. In de 15e eeuw werd olieverfschilderij wijdverspreid.

Virgen de los Reyes Católicos (Maagd van de katholieke vorsten), anonieme Spaans-Vlaamse, 1491-93, Museo del Prado.

In Spanje betekende de komst van de gotische schilderkunst een grotere onafhankelijkheid van de architectuur en een diversiteit aan thema’s en vormen. Het pittoreske kreeg de overhand en de eerste landschappen verschenen. De tekening werd nauwgezet en gedetailleerd.

Het ontwikkelde zich gedurende de 14e en 15e eeuw. Er kunnen vier fasen worden onderscheiden.

Lineaire gotiek of Franco-gotiek

Het begon in de 13e eeuw en was overheersend tot het midden van de 14e eeuw.

Het is een schilderkunst met een tendens naar tekenkunst; er wordt bijzonder belang gehecht aan de lijnen van de tekening. De onderwerpen zijn van een naïef naturalisme.

Miniatuur uit de Cantigas de Santa María.

In Spanje zijn gebrandschilderde ramen vrijwel beperkt tot een paar in de kathedraal van León. Aan de andere kant bleef men muurschilderingen maken. Ook paneelschilderkunst en miniaturen werden gecultiveerd.

Muurschilderingen
Muurschilderingen in de kapittelzaal van het klooster van Sigena (Villanueva de Sigena, Huesca).

De meesterwerken van de muurschilderingen uit deze periode zijn die in de kapittelzaal van het klooster van Sigena in de Aragonese regio Los Monegros, nu in het Museo National de Arte van Cataluña, en de fresco’s in de kapel van San Martín of del Aceite, in de oude kathedraal van Salamanca, het werk van Antón Sánchez de Segovia. Ook het vermelden waard zijn de muurschilderingen van het koninklijk klooster van Santa Clara in Toro, getekend door Teresa Díez (kerk van San Sebastián de los Caballeros, Toro), die van de kerk van San Martín van Tours in Gazeo (Álava), die van San Fructuoso in Bierge, in het museum van Pamplona, afkomstig uit de kathedraal en het exemplaar dat de ontmanteling van de kerk van Santa María de la Almudena, genaamd Nuestra Señora de flor de Lis, overleefde en nu zichtbaar is in de crypte van de kathedraal van Almudena (Madrid).

Schilderingen op paneel
Altaar frontaal uit Valltarga bewaard in het MNAC.

Allereerst vermelden we de Catalaanse en Aragonese frontispices die Romaanse structuren volgen, maar met lineair gotische technieken en iconografie, zoals het altaar frontaal van Valltarga en die van Aviá.

De eerste altaarstukken werden gemaakt, waarbij de centrale paneel werd gewijd aan een heilige of een overeenkomstig thema, en de zijpanelen aan scènes die betrekking hadden op hun geschiedenis. Het meest opvallende van deze groep is het altaarstuk van Quejana uit 1396.

Ook het vermelden waard zijn de altaarstukken van Santo Domingo de Tamarite de Litera, San Pedro Mártir, Luis de Tolosa (klooster van Santa Clara van Tordesillas), San Millán de la Cogolla (La Rioja) en San Cristóbal.

Tot dit type paneelschildering behoren ook die op de kist van San Isidro (Aartsbisschoppelijk Paleis, Madrid) en die op de tombe van Sancho Saiz de Carrillo, in Mahamud (Burgos).

Er werd ook geschilderd op plafonds, zoals te zien is in de kathedraal van Teruel, toegeschreven aan Domingo Peñaflor.

Miniaturen

Het meesterwerk van de Spaanse miniatuur zijn de veertig miniaturen in de El Escorial kloostercodex van Las Cantigas, gemaakt op het bureau van Alfonso X.

Twee Bijbels uit Pamplona kunnen ook worden genoemd, met name de bijbel die bewaard wordt in de Gemeentelijke Bibliotheek van Amiens, in opdracht van Sancho el Fuerte van Navarra in 1197.

Italiaans-gotische of de Trecento stijl

Typische kenmerken van deze stijl zijn de studie van klassiek perspectief en anatomie, en het weergeven van gevoelens.

Het is de stijl van het Duecento (13e eeuw) en Trecento (14e eeuw), waarin de Siënese school en die van Florence van elkaar verschilden.

In Spanje werd deze stijl opgelegd in de tweede helft van de 14e eeuw, vooral in navolging van de stijl van de Siënese school. Het werd ontvangen door de Kroon van Aragón, zowel door de komst van kunstwerken geschilderd in deze stijl (het altaarstuk van de Passie in Santa Clara de Asís in Palma de Mallorca) en Italiaanse schilders (Gherardo Starnina).

De Kroon van Aragón

De invloed van Siena overheerst (de Siënese school).

      • Cataluña:
          • Fresco’s in de kapel van San Miguel in het klooster van Pedralbes, door Ferrer Bassa.

            Ferrer Bassa, van wie de muurschilderingen van het klooster van Pedralbes (Barcelona) opvallen.
          • Ramón Destorrents is de meest representatieve schilder. Zijn meesterwerk is het altaarstuk van de Santa Ana van Almudaina in Palma de Mallorca. Zo ook het altaarstuk van San Marco in de basiliek van Manresa.
          • De broers Serra (los hermanos Serra: Geheten; Jaime, Juan en Pedro de Serra. Het altaarstuk van de Espíritu Santo (de Heilige Geest) in de basiliek van Manresa (rond 1394) wordt toegeschreven aan Pedro Serra. Jaime Serra, die actief was in het Koninkrijk Aragón, was verantwoordelijk voor de altaarstukken van Sigena (Huesca) en het altaarstuk van broeder Martín de Alpartil voor het klooster van het Heilig Graf in Saragossa.
      • Aragón:
      • Valencia:
          • Maestro de Albal: altaarstuk van Santa Bárbara, tentoongesteld in het provinciepaleis van Concentaina, eind 14e eeuw, uit de kapel van Santa Bárbara.
Castilla

Dat overheerst wordt door de Florentijnse invloed.

In 1395 is de aanwezigheid van de Florentijnen Gherardo Starnina (Italiaanse gotische schilder 1387 – 1413)) en Nicolás de Antonio (Napolitaans gotisch schilder, geboren in de jaren 1420 en gestorven in de jaren 1460) gedocumenteerd, auteurs van de panelen van het altaarstuk van San Salvador in de kathedraal van Toledo, de panelen zijn gedemonteerd, enkele panelen zijn bewaard gebleven in het altaarstuk van de kapel van Santa Eugenia. Gezien hun duidelijk Italiaanse stijl is het zeer waarschijnlijk dat dezelfde schilders de auteurs waren van de fresco’s in de kapel van San Blas in de kloostergang van de kathedraal van Toledo, die rond dezelfde tijd werd gebouwd, met de medewerking van Juan Rodríguez de Toledo, wiens handtekening voorkomt op de schilderingen in het onderste gedeelte van het altaarstuk. Het altaarstuk van Don Sancho de Rojas, nu in het Museo del Prado, wordt ook toegeschreven aan Rodríguez de Toledo.

In Andalucía moeten de muurschilderingen van de Coronación de la Virgen en Santa María (Kroning van de Maagd in Santa María) de Arcos de la Frontera (Cádiz) en die van een christelijke kunstenaar in de Koningszaal van het Alhambra in Granada worden genoemd.

Internationale stijl
Berenguer Mateu, Altaarstuk van Sint Joris, 1430-1431. Stedelijk museum van Jérica. Castellón.

Het ontstond in de eerste helft van de 15e eeuw in het centrum van Europa, toen de Italiaanse invloed samensmolt met de Franse invloed (neiging tot kalligrafie, ridderlijke zin).

Er werd meer waarde gehecht aan expressie. Figuren zijn gestileerd. De gebogen lijn overheerst, vooral in de kleding, die veel plooien heeft. Details met een sterk symbolisch karakter worden toegevoegd.

Gherardo Starnina, Altaarstuk van Fray Bonifacio Ferrer, 1395-1401. Museum voor Schone Kunsten van Valencia.

In Spanje ontwikkelde het zich vooral in de Kroon van Aragon, met verschillende regionale scholen.

Kroon van Aragón

De Valenciaanse school bereikte haar hoogtepunt in de eerste helft van de 15e eeuw, met werken zoals de Transfiguración de Cristo (Gedaantewisseling van Christus) door Sanchis en Sivera, in de sacristie van de kathedraal van Valencia.

De belangrijkste auteurs zijn Lorenzo Zaragoza, Miquel Alcanyís, Marzal de Sax, Gonçal Peris en zijn leerling Jaume Mateu, evenals Pere Nicolau en zijn leerling Antoni Peris.

Ook vermeldenswaard is de zeer belangrijke figuur van de Italiaan, hierboven al genoemd, Gherardo Starnina en zijn invloed op de latere ontwikkeling van de internationale gotische stijl in de Iberische schilderkunst, actief in Valencia met het altaarstuk van Fray Bonifacio Ferrrer, uit het kartuizerklooster van Porta Coeli.

In Cataluña vielen Luis Borrassá en Bernardo Martorell op, gevolgd door Ramón de Mur en Pere Lembrí, die actief was in de regio’s Tortosa en Maestrazgo.

In Aragón werkten Pedro Zuera, Meester van Arguís en Juan Leví.

De belangrijkste figuur op Mallorca was Francisco Comes.

Castilla y León
Nicolás Francés, 1445-1460.

Nicolás Francés werkt in León: altaarstuk in La Bañeza. Nicolás en Dello Delli werkten aan de schilderingen van het gewelf en het hoofdaltaarstuk van de Oude Kathedraal van Salamanca, en in het bisdom Sigüenza aan de Meester van Sigüenza, geïdentificeerd met Juan de Sevilla. Onder zijn werken is het altaarstuk van la vida de la Virgen y de San Francisco, 1445-1460, nu in het Prado Museum, bijzonder opmerkelijk.

 Miquel Alcanyís, Altaarstuk de la Santa Cruz, 15e eeuw. Museo de Bellas Artes van Valencia.
Vlaamse stijl

San Miguel de Tous, door Bartolomé Bermejo, National Gallery, Londen, (1468-1480) 1,88 x 0,81 meter.

Altaarstuk van de vorst Don Pedro de Portugal, door Jaime Huguet, Museum voor stadsgeschiedenis, Koninklijke kapel van Santa Águeda, Barcelona (1464).

Rond 1425 begon de Vlaamse stijl in opkomst te komen, gebaseerd op de internationale stijl van de meesters die werkten aan de hoven van de hertogen van Berry en Bourgondië. Het belangrijkste kenmerk is het gebruik van olie als bindmiddel, een olieverftechniek die esthetische gevolgen heeft: levendigere kleuren, de opeenstapeling (glaceertechniek) maakt een grotere verscheidenheid aan tonen mogelijk, meer detail en kleinheid.

Hierdoor wordt de omgeving met meer realisme weergegeven (in gezichten, kleding, dingen, planten, dieren, landschappen), hoewel niet zonder symboliek.

Virgen de Montserrat, Bartolomé Bermejo, Acqui Terme, Italië.

In het midden van de eeuw, binnen de culturele context die bekend staat als Spaans-Vlaams, arriveerde deze realistische schilderkunst, rijk aan kleur en gedetailleerd, op het schiereiland, vooral in Castilla. Er waren verschillende regionale scholen.

Kroon van Aragón

In Cataloña vallen de Valenciaan Luis Dalmau op, auteur van de Virgen dels Consellers (Maagd van de Raadsheren) (1443), die sterk beïnvloed was door Jan Van Eyck, en Jaime Huguet (geb. 1492), de meest representatieve van deze school. De Vergós hadden ook een belangrijk atelier.

In Valencia werkten de in Brugge geboren Louis Alincbrot, een kenner van het werk van Jan van Eyck, gevestigd in de hoofdstad van de Turia van 1439 tot 1460, Jacomart, vanaf 1451, auteur van het Catí altaarstuk, en Juan Rexach, aan wie het altaarstuk van San Martín in de kathedraal van Segorbe wordt toegeschreven. Ook noemenswaardig is Rodrigo de Osona, met het altaarstuk van de Calvarieberg in de kerk van San Nicolás uit 1476, met een sterke invloed van Rogier Van der Weyden; hij was een sleutelfiguur in de overgang naar renaissanceschilderkunst, samen met Vicente Macip.

Op de Balearen valt de schilder Pedro Nisart op, die sterk beïnvloed werd door Van Eyck, zoals te zien is in de Sint Joris, met op de achtergrond een uitzicht op Palma de Mallorca.

De meest opvallende schilder uit die periode in de Aragonese kroon was echter afkomstig uit Cordoba: B. Bermejo, wiens meest opvallende werken “San Miguel de Tous” zijn, momenteel in de National Gallery in Londen, “Transito de la Virgen”, momenteel in de Kunstgalerie van Berlijn, Santo Domingo de Silos en de Piedad del arcediano Desplá, onder andere.

Castilla

Jorge Inglés schilderde het altaarstuk van de Maagd voor Buitrago del Lozoya (1455), waarin het bekende portret van de Markies van Santillana als schenker opvalt. Hij beïnvloedde de Meester van Sopetrán.

Juan de Segovia, geïdentificeerd met de Meester van de familie Luna, en Sancho de Zamora contracteerden het altaarstuk voor de kapel van Don Álvaro de Luna in de kathedraal van Toledo in 1488.

Cristo bendiciendo (De zegening van Christus), door Fernando Gallego, Museo del Prado.

Van grote artistieke en documentaire waarde is het paneel dat bekend staat als La Virgen de los Reyes Católicos (De Maagd van de Katholieke Vorsten), door een anonieme meester die voorlopig bekend staat als de Meester van de Katholieke Vorsten.

Het werk van de in Salamanca geboren Fernando Gallego, wiens meesterwerk het altaarstuk van San Ildefonso de Toledo in de kathedraal van Zamora is, is bijzonder opmerkelijk. Andere werken zijn de Piedad, Cristo bendiciendo, en de voorstelling van de sterrenbeelden voor de vroege bibliotheek van de Universiteit van Salamanca, bekend als de Cielo de Salamanca.

In Andalucía moet Juan Sánchez de Castro worden genoemd voor de Virgen de Gracia in de kathedraal van Sevilla en Pedro de Córdoba, auteur van een uitzonderlijke Anunciación voor de kathedraal van Cordoba.

Virgen de la leche, door Pedro Berruguete, Museo de San Isidro, Madrid.

In de Castiliaanse context moet ook de vroege periode van Pedro Berruguete worden genoemd, opgeleid in de Italiaans beïnvloede Hispano-Vlaamse gotiek, een schilder die moeilijk als overgangsschilder kan worden geclassificeerd, met belangrijke werken zoals “La Anunciación” in het kartuizerklooster van Miraflores, de onlangs ontdekte “Virgen de la Leche”, momenteel in het Prado Museum, of “La Piedad”, momenteel in het Nationaal Museum voor Beeldhouwkunst in Valladolid, en die ongetwijfeld de grootste exponent is van de overgang naar Castiliaanse renaissanceschilderkunst.


Naar boven

Verwant aan dit onderwerp:

Annountations

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2023-10-05

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles.
Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0

Other references are:

The photos/images are licensed under Wikimedia Creative Commons: CC0 1.0CC BY 1.0, CC BY-SA 1.0, CC BY 2.0, CC BY-SA 2.0, CC BY-NC-SA 2.0, CC BY 2.5, CC BY-SA 2.5, CC BY 3.0, CC BY-SA 3.0, CC BY 4.0, CC BY-SA 4.0, Free Art License 1.3, GNU version 2, GNU version 3 or Public Domain

If you click on one of the links below, you will find the full information of these photos/images, the author, or the license.

Coralma*, is own work that mostly can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.


Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

Eetsnob

eten met passie

Jan Woordenaar Bontje - CULTUUR

Aforismen, bontjes, columns, gedachten, gedichten, haibun, haiku, kyoka, literatuur, poëzie, proza, snelsonnetten, tanka.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, reizen, foto's, gedachten en meer.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, foto's, gedachten en meer.

MONTSE ANTARES BLOG CINEMA

BANDAS SONORAS.. SOUNDTRACKS.. Y MÁS