Bouwkunde woordenboek A – H

Aanzetsteen
Aanzetstenen in donkerder oranje.
1. grote spatkrachten met flauwe boog.
2. kleine spatkrachten met spitse boog

Een aanzetsteen is de steen die aan de basis van een boog of gewelf ligt. Samen met de sluitsteen worden deze stenen ook soms voussoirs genoemd.

Aanzetstenen zijn de eerste steen die in de aanzet of geboorte starten en met elkaar verbonden worden door een denkbeeldige lijn de aanzetlijn. Vanwege de plaats in de constructie hebben aanzetstenen een belangrijke functie om de krachten vanuit de overspanning te verwerken. Ze worden om die reden vaak uitgevoerd in natuursteen. Decoratie kan ook een motief zijn in de materiaalkeuze.

Abacus (Ábaco)
Onderdelen van het Hoofdgestel: A: Zuil, B: Kapiteel, C: Abacus, D: Architraaf, E: Fries, F: Geison, G: Timpaan of Fronton, H: Cimaas, I:Akroterion

Een abacus is een vlakke stenen dekplaat aan de top van een klassiek kapiteel. De abacus wordt meestal, in tegenstelling tot het kapiteel, zonder versiering uitgevoerd. De belangrijkste functie van een abacus is het voorzien van een groter oppervlak voor het dragen van een architraaf of een boog. In de Toscaanse en Dorische stijl is de abacus meestal vierkant uitgevoerd, in andere stijlen is de abacus afgerond uitgevoerd.

Indien boven op het kapiteel een plaat in de vorm van een omgekeerde piramide is geplaatst, wordt dit een impost genoemd.

Het kapiteel van een Dorische zuil dat bestaat uit een abacus en een echinus wordt een kussenkapiteel genoemd.

Absis; zie Apsis
Absiskalotbol

Vormig gewelf dat de absis afsluit (¼ bol).

Acropolis

Hoogste punt van een stad waar de burcht van de koning als toevluchtsoord voor de bevolking diende.

Adobe

Adobe is een bouwmateriaal gemaakt van aarde en organische materialen, adobe is Spaans voor moddersteen.

Aedicula

(Latijnse vertaling: klein huis, tempeltje, godshuisje) Wordt in de bouwkunst gebruikt om de ombouw van een nis aan te duiden. De aedicula bestaat uit pilaren, zuilen of pilasters en een fronton en werd in Romeinse tempels gebruikt als aanbouw om een beeld in te plaatsen.
In de Middeleeuwen werd de term aedicula gebruikt voor het aanduiden van een kleine (graf)kapel.
De aedicula heeft enkel een decoratieve functie, en wordt sinds de Renaissance vooral voor grafmonumenten en altaren gebruikt.

Albarraanse toren
Albarraanse toren met brug.

Een albarrana-toren is een toren die deel uitmaakt van een versterkte omheining waarmee hij verbonden is, hoewel hij over het algemeen vrij staat van de muur wordt hij er soms ook wel mee verbonden door een kleine boog of brug, die gemakkelijk kan worden vernietigd als de toren in handen van de vijand valt. Het kan ook als een groot bastion worden bevestigd, maar is in dit geval groter dan de andere bastions. Volgens de RAE komt albarrana van het woord albarrán, en dit komt van het arrabisch-hisp. al-barrāna (‘la de fuera’ – die van buiten).

Alfiz     (Alfiz)
Alfiz

De alfiz (waarschijnlijk alhíz, in het Andalusisch Arabisch) is een gietwerk of frame rond de buitenkant van een boog. Op de tekening lichtgrijs ingevuld. Een heel gebruikelijk architectonisch ornament van Etruskische origine, vaak terug te vinden in Spaans Islamitisch en Moorse architectuur. Daarom wordt de alfiz (rechthoekig kader) vaak geassocieerd met de hoefijzerboog. Normaal gesproken is het een rechthoekig richel met een rijkelijk versierd interieur. Ook in de Romaanse kunst wordt dit ornament gebruikt.

Alkoof

Een alkoof (afkomstig uit het Arabisch: القبة, al-, ‘het’, en qubbah, ‘gewelf’, via het Spaanse, alcoba) is een nis zonder ramen in een gebouw. Over het algemeen is een alkoof gekoppeld aan een grotere ruimte en heeft de alkoof een specifieke functie (zoals een rustruimte e.d.).

Meer over alkoven, zie: Wikipedia

Altaar     (Altar)

Een altaar (van het Latijn altus = hoog) is een tafel uit hout of steen waar rituele handelingen worden verricht, zoals het brengen van offers aan geesten en goden resp. aan God. Offertafel, outaar en outer zijn synoniemen voor altaar.

Altaarstuk

Zie Retabel.

Zie Wikipedia

Apsis, absis, abside, absidiool     (Ábside)
Apsis of abside …

Een apsis of abside (absidiool) is een halfronde, of veelhoekige, nisvormige ruimte aan een basilica, kerk, kathedraal of tempel.

Arcade     (Arcada)

Een gaanderij of arcade (afgeleid uit het Frans) is een bogengalerij, een reeks van achtereenvolgende bogen die rusten op kolommen. Een arcade van kleine bogen wordt een arcatuur genoemd en wordt vaak gebruikt als versieringsmotief. In een romaanse of gotische kerk kunnen we er een aantal boven elkaar aantreffen: de scheiboogarcade, de zijbeuksgalerij en het triforium.
Men maakt het onderscheid tussen een werkelijke arcadeof een blinde arcade, al naargelang zij een opening of doorgang vormt of niet. Een blinde arcade rust tegen een muur die de opening vult en bestaat uit blinde bogen

Arabesk

Arabesk, ook wel bekend als ataurique (uit het Arabisch “توريق”, tawrīq, “gebladerte”) verwijst naar de versiering van geometrische plantenfiguren en extravagante patronen die vormen van bladeren, bloemen, vruchten, linten, dieren nabootsen en bijna altijd op de muren van bepaalde Arabische bouwwerken, zoals moskeeën, te zien zijn als picturale kunst.

De Nederlandse uitleg:

Een arabesk, ook wel spanningsboog of bewegingscurve, is in de architectuur en de beeldende kunst een vorm van oppervlaktedecoratie met ritmische patronen, repeterende bewegingslijnen en een typische gebruik van gebladerte en spiralen. Gewoonlijk bestaat de arabesk uit een ontwerp dat als een tegel eindeloos naast zichzelf geplaatst kan worden en waarbij de overgangen tussen elk van die herhalingen naadloos zijn.

In de islamitische kunst worden vaak hele oppervlakten zoals de muren van moskeeën en paleizen met arabesken bedekt. Voor moslims vormt het eindeloze motief een symbool voor de eenheid van de schepping van God.

Arcade

Aquaduct in Spanje (Los Milagros)

Calle Portales, Logroño.

Een gaanderij of arcade (afgeleid uit het Frans) is een bogengalerij, een reeks van achtereenvolgende bogen die rusten op kolommen. Een arcade van kleine bogen wordt een arcatuur genoemd en wordt vaak gebruikt als versieringsmotief.

Men maakt het onderscheid tussen een werkelijke arcade of een blinde arcade, al naargelang zij een opening of doorgang vormt of niet. Een blinde arcade rust tegen een muur die de opening vult en bestaat uit blinde bogen.

Een arcade is ook de overdekte architecturale ruimte waarover sommige gebouwen of huizenblokken beschikbaar is bij de ingangen om te beschermen tegen regen en kou, waardoor de doorgang van voetgangers mogelijk is.

Een arcade kan zowel enkelvoudig als meervoudig zijn, maar als vakterm wordt de arcade enkel in het meervoud gebruikt ter onderscheid van de boog.

Architectonische orden (drie)

De drie architectonische orden zijn de Dorische orde, de Ionische orde en de Korinthische orde. Deze orden zijn klassieke architecturale stijlen die in de oude Griekse en Romeinse architectuur werden gebruikt en die later ook invloed hadden op de westerse architectuur. Elke orde heeft kenmerkende kolomontwerpen en ornamenten die ze onderscheiden. Hier zijn wat meer details over elk van deze orden:

          1. Dorische orde: De Dorische orde wordt gekenmerkt door eenvoud en robuustheid. De kolommen van de Dorische orde hebben geen voetstuk en bestaan uit een eenvoudige ronde schacht die breder is aan de basis en minder versierd is dan de andere orden. De kapitelen (hoofdgestel) van de Dorische kolommen hebben een eenvoudige, vlakke abacus (bovenste deel van het kapiteel) met daaronder een rij trigliefen en metopen in het fries.

          2. Ionische orde: De Ionische orde staat bekend om zijn sierlijkheid en elegantie. De kolommen van de Ionische orde hebben een voetstuk en een slankere, meer gedetailleerde schacht dan die van de Dorische orde. De kapitelen van de Ionische kolommen hebben kenmerkende voluten (opgerolde ornamenten) aan de zijkanten, en het fries kan versierd zijn met continue reliëfs.

          3. Korinthische orde: De Korinthische orde wordt gekenmerkt door zijn verfijnde en overvloedige decoraties. De kolommen van de Korinthische orde hebben vaak een vergelijkbare schacht als die van de Ionische orde, maar de kapitelen zijn bijzonder gedetailleerd en versierd met acanthusbladeren die in een kapiteelvormige vorm uitsteken. Het fries kan variëren in decoratieve elementen.

Deze drie architectonische orden werden vaak toegepast in tempels, monumenten en andere bouwwerken van de klassieke oudheid en hebben een blijvende invloed gehad op de architectuur door de eeuwen heen.

Architraaf
Onderdelen van het Hoofdgestel: A: Zuil, B: Kapiteel, C: Abacus, D: Architraaf, E: Fries, F: Geison, G: Timpaan of Fronton, H: Cimaas, I:Akroterion

Een architraaf (Grieks archi (ἀρχι), voornaamste, hoofd en Latijn trabs, balk) of epistyle is de onderste dragende balk in het hoofdgestel.
De architraaf werd voornamelijk gebruikt in de bouwkunst uit het Midden-Oosten, de Griekse en Romeinse architectuur.
Een bekend voorbeeld van architraafbouw is het Parthenon in Athene.
Bij architraafbouw wordt de druk, het gewicht van de muur of van het plafond, loodrecht naar beneden afgevoerd.
Nadeel van architraafbouw is dat het bouwwerk niet in staat is om horizontale krachten op te nemen. Dit maakt het zeer gevoelig voor aardbevingen. In het zeer aardbeving gevoelige Mesopotamië maakte men daarom gebruik van het vorkkapiteel. Een ander nadeel is dat de natuursteen, waarvan de architraaf is gemaakt, geen grote trekkrachten kan opnemen, met als gevolg dat een architraaf maar voor kleine overspanningen gebruikt kan worden.

Zie verder: Wikipedia

Archivolt     (Arquivolta)
Portaal Notre-Dame, met de versieringen (archivolten) op de spitsbogen.

Een archivolt of archivolte is een geprofileerde versiering langs een arcadeboog. Men vindt archivolten onder andere aan kerkingangen. In de latere gotiek springt met het portaal ook de archivolt naar voren. Vorm en versiering variëren met de stijlperiode.

De archivolt is niet de boog zelf, maar de versiering daarop.

Arcosolium     (Arcosolio)
Graf van Doncel, kathedraal van Sigüenza, Arcosolium, gotisch.

Een arcosolium (uit het Latijn, arcus, “boog”, en solium, “sarcofaag”) is een nisgraf waarboven zich een boog bevindt. Arcolosia bevinden zich in catacomben, maar ook vinden we er een in de rotsformatie als die van de Heilige grot van Govadonga.

Arduin

Blauwachtig-grijze kalksteen, ook gebruikt als vloersteen.
Kleiachtige zandsteen.
1) Blauwe hardsteen 2) Blauwe steen 3) Blauwgrijze kalksteen 4) Delfstof 5) Escosijnse steen 6) Fijnkorrelig kalksteen 7) Gesteente 8) Hard gesteente 9) harde blauwgrijze steen

Ashler (Kubieke steen)
Ashlar metselwerk.

Ashler of Ashler wetselwerk is een fijn bewerkte steen, ofwel een individuele steen die bewerkt is tot het kwadraat, of een structuur gebouwd van dergelijke stenen. Ashlar is de fijnste stenen metselsteen, meestal rechthoekig kubusvormig, door Vitruvius opus isodomum genoemd, of minder vaak trapeziumvormig. Het zichtbare oppervlak van de steen kan met een breuksteen zijn bekleed of verschillende behandelingen hebben ondergaan: bewerkt, glad gepolijst of bekleed met een ander materiaal voor een decoratief effect.

Zie meer hierover in de Engelse Wikipedia

In Nederland spreken we over een Kubieke Steen dit is de ultieme bewerkte ruwe steen. In de maçonnieke of vrijmetselaarssymboliek staat de steen voor de mens. De mens die aan zichzelf werkt, bewerkt de ruwe steen tot een kubieke steen. De kubieke steen is voor veel vrijmetselaars een ideaal; de mens blijft aan zichzelf werken.

Atrium     (Atrio)

In de oud-christelijke periode gebruikte men het woord atrium of narthex voor de voorhof van een basiliek. Deze onoverdekte voorhof was meestal aan alle kanten door zuilen omgeven (peristylium). Een vroeg voorbeeld van een kerk met zo’n atrium is de oorspronkelijke Sint-Pietersbasiliek.

Maar er is meer; zie wikipedia

Baldakijn

Een baldakijn, troonhemel, processiehemel of draaghemel is een van kostbare stof gemaakte overkapping, die als eerbewijs boven een persoon of voorwerp geplaatst of gedragen wordt. Het gebruik van baldakijnen in de beeldhouwkunst en de heraldiek is hiervan afgeleid. Het woord baldakijn (Italiaans: baldacchino) is afgeleid van de oude Italiaanse naam voor de stad Bagdad, Baldacco, waar de kostbare stoffen (zoals brokaat en zijde) vandaan kwamen.

Balkon

Een balkon is een open platform dat niet gelijkvloers voor een muur is aangebracht. Een balkon is voorzien van een balustrade of borstwering en toegankelijk uit de daaraan grenzende binnenruimte door middel van een deur.

Een balkon is bedoeld om buiten te verpozen zonder de verdieping te verlaten. Een balkon op de begane grond noemt men doorgaans een veranda.

Een balkon onderscheidt zich van een erker, doordat het geen integrerend deel uitmaakt van de ruimte waarvoor het is aangebracht en van een loggia omdat het balkon aan de buitenzijde van het gebouw is aangebracht.

Galerias in La Coruña.

Een Spaans balkon vaak uitgebouwd tot een soort erker. Maar waar een erker vaak een uitstekend onderdeel is van een huis, zien we bij deze balkons vaak over ze over de gehele lengte en/of hoogte van de gevel (dikwijls achtergevel) zijn geconstrueerd. In Spanje noemt men het ook vaak ‘galerias‘.

Een Frans balkon wordt gevormd door een stel naar binnen draaiende deuren op een verdieping, met aan de buitenzijde de balustrade. Er is zo geen sprake van een betreedbaar balkon.

De term ‘balkon’ wordt ook wel gebruikt voor tussenvloer (bijv. binnen in een treinstel) en in theaters(zitplaatsrang).

Balustrade     (baranda, pretil, balaustrada,parapeto)

Een balustrade is een laag hek of muurtje dat bij een hoogteverschil, mensen die zich aan de hoge zijde bevinden, beveiligt tegen vallen, van bijvoorbeeld een balkon, galerij, trap, bordes, brug of ravijn. Van oorsprong is een balustrade opgebouwd uit balusters. Een moderne balustrade met spijlen noemt men, net als op een schip, vaak een reling.

Baluster     (Balaustre)
Baluster

Een baluster is een speciaal voor zijn doel vormgegeven, sterk geprofileerde zuil of spijl. Balusters zijn doorgaans onderdeel van een balustrade. Ze zijn meestal gemaakt van hout, gietijzer of beton. Balusters zijn bijvoorbeeld te vinden als onderdeel van bordestrappen van herenhuizen en grachtenpanden. Daar worden ze gebruikt ter ondersteuning van de leuning. Daarnaast zijn er objecten die door hun uitgesproken vorm met een baluster worden vergeleken, zoals een vaas of meubilaironderdeel.

De naam komt uit het Grieks, balaustion en Latijn balaustium en betekent ‘bloem van de granaatappel’. De vorm van de klassieke baluster is ontleend aan de vrucht. Ook weelderig vormgegeven meubelpoten of bepaalde bolvormige vazen worden wel ‘baluster’ genoemd.

Barbacane (Bruggehoofd)

Een barbacane of bruggeschans is een buitenwerk, een versterkte buitenpost, te vergelijken met een voorburcht, vaak in de vorm van een vestingtoren of dubbele vestingtoren boven een poort of brug, ter verdediging van de toegang tot een stad of kasteel in de middeleeuwen. Barbacanen bevonden zich meestal buiten de hoofdverdedigingswallen en waren verbonden met de stadsmuren of het kasteel door een ommuurde weg die de nek werd genoemd.

Zie wikipedia

Basiliek     (Basílica)
Plattegrond basiliek met apsis.

Vernederlandsing van het Romeinse basilica, dat weer afkomstig is van het Griekse basilikos (koninklijk gebouw). De basilica lag meestal aan het Romeinse forum en was een meerschepig gebouw vaak met hogere middenpartij. De hogere middenpartij was voorzien van grote vensters, de zogenaamde lichtbeuk. Het diende voornamelijk als  markthal en beursgebouw. In de keizertijd ook als rechtszaal. Voor dit laatste gebruik werd aan de basilica een rechthoekige of halfronde uitbouw, de apsis, aan toegevoegd.

In de Rooms-Katholieke Kerk  is een basiliek een kerkgebouw met een bijzondere status. Alleen de paus bepaalt welke kerken basiliek mogen heten. Basilieken hebben een belangrijke rol in de kerkgeschiedenis gespeeld of vormen het centrum van bedevaarten.

Bedevaartskerk

Is een, in het begin vaak, van hout opgetrokken kerk. Naderhand werden deze kerken meestal vervangen door een stenen ommegang.

Beuk     (Nave central of Nave laterales)
Zijbeuken.

Middenschip of zijbeuk.
De term beuk (afkomstig van bueck of buik) wordt gebruikt ter aanduiding van het belangrijkste lichaam van specifieke gebouwtypen, zoals kerken en basilieken. (zie ook schip)

Middenschip.
Bifora, tweelicht of tweelichtvenster

Een bifora, is een bepaald type venster met een specifieke vorm. Het venster is onderverdeeld in twee openingen die van elkaar worden gescheiden door een kolom of een zuil waarop de twee bogen van beide vensteropeningen rusten. Soms zijn de twee openingen omlijst, waarbij er extra ruimte is ingevoegd tussen de beide bogen die gebruikt wordt voor decoratie, een embleem of een ronde opening.

De zuil van de bifora is een deelzuiltje en kan bestaan uit een basement, een schacht en een kapiteel. Bij een niet al te grote bifora kan het deelzuiltje uit één stuk steen gemaakt zijn, wat dan een monolithische bifora wordt genoemd. Behalve een deelzuiltje kan er ook gebruikgemaakt zijn van een montant.

Bifora zijn kenmerkend voor de romaanse en gotische periode, waarbij ze veelvuldig werden toegepast in sierlijke ramen en de galmgaten van kerktorens. In de Maaslandse renaissancestijl worden rechthoekige tweelichtvensters toegepast, die door een hardstenen stijl, vaak van Naamse steen, worden gescheiden. Een dergelijk venster is in feite de helft van een kruiskozijn en een variatie op het kloostervenster.

Boog     (Arco)

Gebogen overspanning tussen twee punten, ter ondersteuning van een gewelf, brug e.d., waarbij de druk zijdelings wordt afgevoerd. Soorten bogen zijn bv. accoladeboog, ezelsrugboog, florentijnse boog, gordelboog, hoefijzerboog, keperboog, kielboog, klaverbladboog (driepasboog), korfboog, lancetboog, luchtboog, muraalboog, rondboog, segmentboog, spitsboog etc.

Korfboog

Een korfboog is in de architectuur een boog die qua ontwerp is opgebouwd uit drie of vijf aansluitende cirkelsegmenten.

Dit versieringselement werd toegepast in de late gotiek en in de renaissance, tot in de 17e eeuw toe. Korfbogen kunnen worden toegepast in poorten en boven vensters, waarbij soms in het midden een sluitsteen kan worden aangebracht. Vaak is de ruimte tussen de boog en het rechte bovendeel van het kozijn dichtgemetseld, wat de gevel een levendig aanzien geeft. In latere jaren zijn korfbogen opnieuw toegepast, bijvoorbeeld in de historiserende Um 1800-stijl uit het begin van de 20e eeuw.

Voor meer over deze korfboog zie wikipedia: korfboog

Versierde boog

Voorbeeld van een versierde boog, geschulpte of getande halfronde boog.

De versierde boog is een soort boog met verschillende golvingen (of festoenen) in de intrados als decoratie. De boog kan, afhankelijk van de bouwstijl, halfrond, spits, hoefijzer, enz. zijn. De benaming festoen is afkomstig van de imitatie van slingers (soms wordt het nagebootst tot bladeren, of het is versierd met dieren) die deze decoratie, van de binnenkant van gewelven, imiteert. Het werd gebruikt in de gotische architectuur.

De angrelado is de decoratie van de, binnenkant van gewelven, van de boog.

Voor meer bogen zie Wikipedia: Boog

Borrominesco     (Borrominesco)

Is een variëteit in de Barokke architectuur geïntroduceerd in de 17ᵉ eeuw door de Italiaanse architecten Borromine en Bernini. Een stijl die veelal gebruikt wordt in de Spaanse architectuur.

Borstwering (bouwkunde)
Borstwering (bouwkunde)

Een borstwering is het gedeelte van een (kamer)muur dat zich tussen de vloer en de onderkant van het kozijn bevindt.

Met borstwering kan hierbij het deel van de buitenmuur dat boven de zolder- of dakvloer uitsteekt bedoeld worden, wat veel toegepast werd bij Nederlandse siergevels in de 18e tot begin 20e eeuw. Het betreft hier meestal een niet-functioneel stuk muur dat enkel een decoratief doel heeft.

Met een borstwering wordt ook bedoeld de verhoging (zie 1 in de afbeelding) van de buitenmuren (2) van een huis of woning boven de zoldervloer, waarop de muurplaten (3) zijn aangebracht, evenwijdig aan de kaprichting.

Ook een gesloten vloerafscheiding (bijvoorbeeld van een balkon of dakterras), anders dan een balustrade, wordt een borstwering genoemd, evenals het gesloten geveldeel tussen vloer en kozijn tot borsthoogte.

Borstwering (verdedigingswerk)
Borstwering

De borstwering bij verdedigingswerken is een dichte lage weermuur tot borsthoogte, ter verdediging van de mensen die zich op de vestingwal bevonden. In de middeleeuwen bestond de borstwering over het algemeen uit een gekanteelde muur. Op veel kastelen is deze vorm van borstwering terug te vinden. In latere tijden werden borstweringen vaak opgeworpen door gebruik te maken van stenen en aarde.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden deze simpele verdedigingswerken in groten getale gebruikt om de soldaten in de loopgraven te beschermen. Tegenwoordig bestaat een borstwering over het algemeen uit volle zandzakken.

Ook civiele gebouwen kunnen soms voorzien zijn van een borstwering.

Brandschildering

Brandschilderen is een eeuwenoude techniek om op glas te tekenen. In de Middeleeuwen werd deze al toegepast met als belangrijkste doel het versieren van kerkramen. Vaak wordt brandschilderen gecombineerd met glas in lood.

Zie verder: Wikipedia

Brucanium

Een bucranium (van het Griekse boukranion, βουκρανιον, “runderschedel”) is een runderschedel met horens die als versiering is gebruikt.

Runderschedels werden na een offer vaak opgehangen als herinnering aan het offer. Ook werden ze afgebeeld op bijvoorbeeld keramiek. Vanaf de vierde eeuw v.Chr. gingen realistisch of meer gestileerd weergegeven runderschedels ook een decoratief element vormen in de hellenistische en Romeinse architectuur. Men komt bucrania voornamelijk tegen op friezen van bouwwerken die met offers te maken hebben zoals tempels, altaren en graven. Vaak zijn guirlandes of bloemen als versiering toegevoegd. Mogelijk de oudste specimens heeft men bij archeologische opgravingen in het Anatolische Çatal Hüyük aangetroffen.

Brugpijler

Een brugpijler is het verticale ondersteunende deel van een brug op de plaatsen waar de brug niet op een landhoofd rust. Een pijler wordt nagenoeg altijd gebouwd op een fundering om de verticale krachten als gevolg van het gewicht van de brug en van de gebruikers op de ondergrond over te dragen. Boven op de pijler rust de overspanning, ook wel een ligger (of liggers) genoemd. De overspanning van een brug wordt normaal gesproken gemeten tussen de pijlers; bij bruggen wordt dan vaak verwezen naar de langste overspanning.

Pijlers werden vroeger van steen gemaakt, maar worden tegenwoordig vaak van beton of staal gemaakt. Beton kan hogere drukkrachten opvangen dan staal en is tevens beter bestand tegen corrosie door bijvoorbeeld zout water en wordt daarom vaker toegepast. De maximale hoogte van een pijler is in theorie bijna onbegrensd; op dit moment bezit het Viaduct van Millau de hoogste pijlers ter wereld met een hoogte van 343 meter met de grootste overspanningen van 342 meter.

Bruutwerk  zie rustica
Burgerlijke architectuur

Een voorbeeld van een burgerlijk bouwwerk is een basilica (markthal). Een ander bekend Romeins burgerlijk bouwwerk is een arena.

Candelieri   
Candelieri.

Candelieri is de Italiaanse naam voor een type ornament dat voor het eerst gebruikt werd tijdens de renaissance, dat deed denken aan de antieke kunst, en hoewel je het ook vaak ziet in de schilderkunst, is het eigenlijk een toepassing van sculpturale reliëfs in de architectuur waar men deze soort versieringen veelvuldig wordt gebruikt. 1. Pilaster Paneel. 1. Italiaanse Renaissance 2-5. Italiaanse Renaissance, Sta. Maria dei Miracoli, Venice. 6-7. Italiaanse Renaissance, door Benedetto da Majano. 8-9. Moderne Panelen, in de stijl van de Italiaanse Renaissance. (geen nederlandse beschrijving van gevonden)

Cardo, Cardo Maximus
Schema van Decumanus en Kardo op kadastraal plan B van Oranje. West staat bovenaan.

Een Cardo (Latijn voor ‘as’) was in oude Romeinse steden, die volgens een rechthoekig stratenpatroon waren aangelegd, een noord-zuid lopende straat. De centrale noord-zuidstraat werd Cardo maximus genoemd om hem te onderscheiden van de andere cardines die er parallel aan liepen. De Cardo maximus was de hoofdstraat waarlangs doorgaans de winkels gelegen waren.

Een oost-west lopende straat werd decumanus genoemd, de oost-west lopende hoofdstraat Decumanus maximus. Op de plaats waar de cardo maximus en de decumanus maximus elkaar kruisten lag het centrum van de stad. Hier stond veelal een tetrapylon.

De cardo maximus was vaak een brede straat met zuilengalerijen aan weerszijden. Een goed bewaard voorbeeld van een cardo maximus uit de Romeinse tijd is te vinden in Apamea in Syrië en in Jerash in Jordanië.

Cassette   (techo de cassette)
Cassette-plafond

Een cassette is een verdiept rechthoekig, vierkant of trapeziumvormig vlak. Ook ruitvormige, zeshoekige en achthoekige cassetten komen voor. Het wordt toegepast in koepelgewelven en andere gewelven, en ook in vlakke plafonds, die dan cassetteplafond genoemd worden.

De naam is afkomstig van het Italiaans cassetta (doosje).

De cassetten werden, onder meer in de Romeinse oudheid, toegepast om een gewelfconstructie lichter van gewicht te maken. Daarbij zorgden ze ook voor perspectiefwerking. Een beroemd voorbeeld van het gebruik van cassetten is in de koepel van het Pantheon te Rome. Hier is het koepelgewelf in een soort beton uitgevoerd, dat gestort werd op een houten, later te verwijderen, gewelfvorm. Ook de plafonds van basilica’s en van kerken in basilicastijl zijn vaak voorzien van cassetteplafonds. Vanaf de renaissancetijd werden cassetteplafonds vaak in hout uitgevoerd.

Cella
Een peripteros met daarbinnen de ommuurde cella

De cella is een met muren omsloten ruimte die oorspronkelijk alleen toegankelijk was voor de priesters. Het was de ruimte waarin zich het beeld van de god bevond. In deze context zijn de Egyptische tempel van Chons in Karnak, en het Panthenon op de Akropolis in Griekenland, goede voorbeelden.
Het Latijnse woord cella betekend klein vertrek (net als het Nederlandse cel, kleine ruimte)
Voor de Romeinen was de cella een opslagruimte.

Chevet
Chevet

Het chevet is een term uit de kerkelijke architectuur, afkomstig uit de Franse taal en doelt op de gehele afsluiting van het koor. Het chevet omvat de apsis of koorsluiting, de straalkapellen en het deel van de kooromgang dat om de apsis ligt.

Colonnade     (Columnata)

Een reeks van zuilen die een hoofdgestel dragen en niet zoals bij een arcade met bogen verbonden zijn.

Console     (Ménsula)
Console

Een console is een uitkragend constructiedeel aan een kolom of wand, dat als steun dient voor een ligger of een plaat. Een console is meestal vormgegeven naar de vorm van de momentenlijn.

Consoles zijn vaak goed zichtbaar bij balkons en parkeergarages.

In oudere gebouwen zoals kerken en kathedralen wordt de benaming console gebruikt voor (meestal bewerkte) voetstukken voor standbeelden en heiligenbeelden.

Cortenstaal

Cortenstaal, ook bekend onder de merknaam COR-TEN-staal, is een metaallegering, bestaande uit ijzer waaraan koper, fosfor, silicium, nikkel en chroom zijn toegevoegd. De sterkte is vergelijkbaar met die van andere gelegeerde staalsoorten zoals roestvast staal, de rekenwaarde is circa 355 N/mm². Cortenstaal is een weervast staal en de bruine roestkleur is het meest typische uiterlijke kenmerk.

Zie verder; Wikipedia

Coût Grec

“Coût grec” is een Franse term die wordt gebruikt in de architectuur om te verwijzen naar een architectonisch detail dat kenmerkend is voor de klassieke Griekse bouwstijl. Letterlijk vertaald betekent “coût grec” “Griekse lijn” of “Grieks profiel”. Het verwijst naar een specifieke vorm van versiering die wordt toegepast op het profiel van een architectonisch element, zoals een architraaf, fries, of kroonlijst.

In de klassieke Griekse architectuur zijn de lijnen en verhoudingen van architectonische elementen zorgvuldig uitgewerkt en geoptimaliseerd om visuele harmonie en esthetiek te bereiken. Het “coût grec” profiel omvat vaak subtiele welvingen en overgangen die resulteren in een aangenaam visueel effect. Dit detail draagt bij aan de elegantie en verfijning van Griekse architecturale ontwerpen, en het wordt vaak bestudeerd en toegepast in architecturale reproducties die zich baseren op de klassieke stijl.

Crestería (Sp.)
13e-eeuwse gotische kroonlijst (crestería).

Onder crestería (van het Latijnse crista,” kuif”, pluim) kunnen we twee verschillende architecturale elementen verstaan:

 

Als decoratief element

Een reeks ornamentele motieven en versieringen, voornamelijk van een plantaardig of geometrisch type, in reeksen herhaald, meestal met een opengewerkte structuur, die de bovenkant van een gebouw of een dak bekronen. Het werd vooral gebruikt in gotische en renaissance-architectuur, maar ook in barok- en art nouveau-architectuur.

Tekening van het bovenste gekanteelde deel van een verdedigingstoren.

Als onderdeel van een versterkte constructie.

In de militaire architectuur van de middeleeuwen werd deze naam gegeven aan het hele bovenste deel van een verdedigingsgebouw, zoals een fort of kasteel, gevormd door de kantelen.

Crypte

Een crypte is een ondergrondse ruimte in een kerkgebouw, veelal bedoeld als begraafplaats of om relikwieën van martelaren en andere heiligen tentoon te stellen. Meestal betreft het romaanse kerken en bevindt de crypte zich onder het priesterkoor of onder de viering. Soms is er een extra crypte onder het westwerk. Ook wereldlijke gebouwen, zoals paleizen, kunnen een grafkelder bezitten, die in sommige gevallen als crypte wordt aangeduid.

Cyclopische muren     (Construcción ciclópea)

Dit zijn dubbele muren uit enorme, onregelmatige, stenen blokken die zonder metselcpecie op elkaar gestapeld zijn. Vanwege hun enorme grootte dacht men dat Cyclopen – reuzen uit sagen – ze hadden gemaakt.

Cymatium
Een cymatium, geprofileerde sierlijst.

Een cymatium of kymation is een geprofileerde sierlijst in de klassieke bouwkunst. Vaak was het cymatium gebeeldhouwd. Er zijn twee typen gebeeldhouwd cymatium die standaard waren, het Ionisch cymatium en het Lesbisch cymatium. Deze werden vooral toegepast bij de Ionische orde en de daarvan afgeleide Korinthische en composiete orde.

Zie verder Wikipedia

Dakkapel     (Buhardilla)

Een dakkapel is een opbouw op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en voorzien is van zijwanden, de wangen. Dakkapellen worden niet meer alleen als maatwerk en van hout gemaakt, ook prefab dakkapellen van kunststof zijn mogelijk.

Daklijst

Een daklijst de bovenste afsluiting van een muur langs de dakrand van de gevel. De vaak horizontale lijst is vaak gemaakt van hout maar ook wel van natuursteen of zink. Daklijsten steekt vaak iets uit en kunnen als rijk gedecoreerd en geprofileerd zijn. Ook de plank die de zijkant van een overstekend plat dak afsluit wordt daklijst genoemd.

Deambulatorium     (Girola)

Zie kooromgang.

Deurklopper

Een instrument waarmee bezoekers aangeven dat ze aan de deur staan door een (metalen) klopper tegen de deur(plaat) te slaan.

Het is de bedoeling – behalve hier en daar op het platteland – dat iedere bezoeker zich aan de voordeur meldt. Hij klopt daar aan, al dan niet met behulp van een deurklopper. Deze is inmiddels bijna overal verdrongen door een bel.

Diafragmaboog
Diafragmabogen gebruikt in de kerk van San Cipriano (Zamora).

Een diafragmaboog is een boog die in de dwarsrichting van een geconstrueerde ruimte is geplaatst, zodat de opeenvolging van bogen een structuur vormt die het mogelijk maakt om de lengterichting van de ruimte op te vullen. De krachten die het dak op de muren uitoefent worden hiermee verminderd. 

Dit structurele systeem, typisch voor sommige Catalaanse gotische gebouwen, maakte het mogelijk om de stenen gewelven te vervangen door houten balken, die veel goedkoper en gemakkelijker te bouwen waren.

De diafragmatische bogen zijn geschoord in een transversale richting, d.w.z. in de lengterichting of langste richting van de ruimte.

Het gebruik van dit type boog is “sinds mensenheugenis” bekend, hoewel het beperkt was tot het Middellandse Zeegebied, omdat het goede, schaarse hout van oudsher werd gebruikt om schepen te maken. Diafragmatische bogen, door de overspanningen te verkorten, maakten men het mogelijk om de tussenliggende ruimte met korter en instabieler hout op te vullen.

Diagonaalrib, diagonaalboog     (Nervio diagonales)
Plattegrond van een kruiskerk met gordelboog (groen) en travee (rood), bestaande uit 4 gordelbogen en 2 diagonaalribben

Een diagonaalrib of diagonaalboog zijn de ribben of bogen (graten) in een kruisribgewelf of kruisgewelf, die de tegenover elkaar liggende hoekpunten kruiselings met elkaar verbinden.

Tussen de gordelbogen van de travee werden twee diagonale ribben, de diagonaalribben, gebouwd die het gewelf dragen.

Diakonikon

In de vroegchristelijke en Byzantijnse kerk is het de ruimte naast de apsis die als rustvertrek voor de geestelijken en als bewaarplaats voor de liturgisch gerei en kledij diende.

Donjon

Een donjon is een middeleeuwse verdedigbare woontoren, al dan niet gebouwd op een motte (kunstmatige aarden heuvel). De eerste donjons waren van hout; later, na de (her)uitvinding van de baksteen, werden ze van steen gebouwd.

Dorische orde
Dorische orde

De Dorische orde is de oudste van de drie bekendste bouworden uit de Griekse oudheid (de andere zijn de Ionische en de Korinthische orde). De Dorische orde begon zich te ontwikkelen in de zevende eeuw v.Chr., en wordt gekenmerkt door eenvoud en robuustheid. De kolommen van de Dorische orde hebben geen voetstuk en bestaan uit een eenvoudige ronde schacht die breder is aan de basis en minder versierd is dan de andere orden. De kapitelen (hoofdgestel) van de Dorische kolommen hebben een eenvoudige, vlakke abacus (bovenste deel van het kapiteel) met daaronder een rij trigliefen en metopen in het fries.

In wikipedia vindt u meer.

  1. fronton (gevelveld)
  2. acroterium
  3. sima of cimaas (schuine gootlijst)
  4. geison (horizontale kroonlijst)
  5. mutulus
  6. fries (met afwisselend 8 en 9)
  7. triglief
  8. metope
  9. regula
  10. guttae
  11. taenia
  12. architraaf
  13. kapiteel (met [15] en [16])
  14. abacus of impost
  15. echinus
  16. zuilschacht
  17. cannelure (schaduwgroeve)
  18. stylobaat
Dwarsbeuk, dwarsschip     (Transepto)

Zie Transept

Entablement     (Entablamento)
Het entablement (ook wel tafelment genoemd)

Hoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.

Erker

Een erker is een ronde, vierkante of veelhoekige uitbouwsel aan een gevel. In de meeste gevallen is een erker aan drie zijden voorzien van ramen. Een erker was een geliefd element in de Nederlandse woningbouw in de periode 1920-1940.

Zie verder: Wikipedia

Exedra     (Exedra)

1) Diepe nis 2) Halfronde nis of uitbouw 3) Nis

Festoen, Guirlande     (Festón o Guirnalda)
Festoen

Een festoen of guirlande is een versiering met fruit, bladeren en/of bloemen in de vorm van een slinger die aan de uiteinden omhoog worden gehouden door linten of medaillons. Soms wordt voor de vorm zonder linten aan de uiteinden de term “guirlande” gebruikt, en voor de vorm met linten manchetten, en afhangende uiteinden festoen.

Tijdens de Renaissance, de barok en de Lodewijk XVI-stijl wendde men festoenen en guirlandes in gesneden (hout) of gehouwen (steen) vorm aan ter versiering van kapitelen, raampartijen, frontons en pilasters (afhangend festoen). Barokkerken zoals de Sint-Michielskerk in Leuven voorzag men van klauwstukken van gebeeldhouwde festoenen.

Flamero (Sp.)
Koepel van de Sacristie van de kathedraal van Sevilla.

In de architectuur is een flambeau een soort decoratieve pinakel, meestal van steen, in de vorm van een toorts, vaas of bokaal, waaruit een vlam of vuur tevoorschijn komt. Dit type decoratieve pinakel verving de gestileerde gotische torenspitsen en is een bijdrage aan de decoratieve esthetiek van de Renaissance.

Foyer

Een foyer is een Frans leenwoord dat letterlijk haard betekent, en bij uitbreiding ook t(e)huis, verwarmde ruimte.

Gezellige ruimte

Foyer in het Raffles Hotel (Singapore)

In onder andere theaters en bioscopen is de foyer een ruimte die meestal gelegen is tussen de inkomhal en de eigenlijke theater- of filmzaal. De foyer wordt gebruikt voor verpozing tijdens de onderbreking, maar ook voor en na de voorstelling. Soms wordt de foyer gebruikt voor lezingen, zoals een “inleiding op de voorstelling” of voor een nabespreking en kans op contact met de artiesten. De foyer is daarom meestal voorzien van beperkte horeca-mogelijkheden voor een hapje en een drankje. Als de foyer vóór de kaartcontrole is gelegen, kan ze ook dienstdoen als horecagelegenheid op zich.

Ook hotels en sommige motels hebben vaak een foyer, waar mensen even kunnen wachten en iets drinken.

Via het Engels heeft het woord foyer als bijnaam crush-room.

Franse kap (abuhardillado de estilo francés)
Mansardedak, ook wel Franse kap genoemd.

Een mansardedak, mansartdak, gebroken dak, gebroken kap of Franse kap is een dakvorm met gebroken, naar buiten geknikte vlakken. Dit historische daktype ontstond in de Franse Barokarchitectuur en is vernoemd naar de Franse architect François Mansart (1598-1666) die deze dakvorm uitwerkte.

Voor meer info, zie Wikipedia: Mansardedak

Franse Koepel
De Franse koepel van het Louvre.
Fries     (Friso)
Fries

Een fries is in de kunstgeschiedenis en archeologie de term voor iedere uitgebreide, verhalende voorstelling van mensen, mythologische figuren en/of dieren binnen een duidelijk kader. Friezen hebben vaak een decoratieve functie (hetgeen overigens een diepere betekenis niet per definitie uitsluit) en kunnen op velerlei wijzen en in vele materialen zijn vervaardigd.

In de klassieke bouwkunst is het fries een vaak doorlopende band met voorstellingen. Het fries behoort tot het hoofdgestel en bevindt zich tussen architraaf en kroonlijst.

Frontaal, wimberg, wimperg, windberg     (Gablete)
Het driehoekig frontaal boven de spitsbogen.

Is een driehoekig gevelelement boven vensters, deuropeningen en grafnissen.

Vooral in de gotiek werd dit veel toegepast en werd boven de archivolten van het hoofdportaal nog extra versiering in de vorm van een frontaal geplaatst. Het frontaal was altijd rijkelijk versierd met beeldhouwkunst.

Het vlak tussen de wimberg of het frontaal en de spitsboog van het venster of portaal wordt het zwik (zie ook, Alfiz) genoemd. In de gotiek werd de doorgaande lijst van de wimberg gewoonlijk versierd met kantbloemen (eenzijdige hogels) en bekroond met een kruisbloem met pumeel.

In de renaissance is het frontaal vervangen door het op de klassieke oudheid geïnspireerde fronton.

Frontispice

(architectuur) Een frontispice of frontispies is in de architectuur de naam voor decoratie-elementen om de belangrijkste ingang (voordeur) van een gebouw. Een frontispies is onderdeel van een voorgevel. Sommige gebouwen hebben geen frontispies, bijvoorbeeld als de voordeur schuil gaat achter een portico of achter zuilen. (zie ook Frontispice algemeen (woordenboek) )

Fronton     (Frontón)
Diverse soorten frontons.

De bekroning van een gevel, venster of entree in de vorm van een driehoek. Het fronton bestaat meestal uit een gedecoreerd veld (timpaan) dat is omrand door lijstwerk. Frontons werden veel geplaatst op tempels uit de klassieke oudheid (zie tekening entablement).

Gaanderij

Overdekte zuilengang die aan één kant open is, galerij

Galerij     (Galería)

Een galerij is een overdekte gang, maar kent vele gedaantes en definities. In de meest gangbare betekenis is een galerij een gang die wordt gescheiden van de straat door een arcade of colonnade, vaak overbouwd door woningen.

Wil u meer weten over galerijen, volg deze link

Gallón   (Spaans)
Gallons in de koepel van de Villaviciosa-kapel van de moskee-kathedraal van Córdoba.

Een gallon is een decoratief element dat wordt gebruikt in de architectuur en de decoratieve kunsten. Het heeft een gebogen vorm, die overeenkomt met een kwart ei. In de elementen waar het is geplaatst heeft het een opvallende vorm. Het wordt meestal gebruikt om mondstukken te versieren en in stukjes goudsmederij. In de architectuur wordt het meestal gebruikt in koepels, waar een nevenschikking van deze elementen een zogenaamde koepel van gallons vormt.

Gevel (fachada)

De gevel van een gebouw is het gedeelte van een gebouw dat, met uitzondering van het dak, van buitenaf zichtbaar is. De gevel aan de straatzijde heet de voorgevel, verder zijn er zijgevels en een achtergevel te onderscheiden. Meestal is een gevel van steen, glas of hout, en soms van andere materialen zoals metaal gemaakt. De verschillende delen van gevels van eenzelfde gebouw zijn niet altijd van hetzelfde materiaal gemaakt.

Is er sprake van een belangrijke gevel dan spreken we van een façade of wanneer het om een rijk uitgewerkte gevel gaat, front (van het Franse front; “voorzijde”, “aangezicht”). Het onderste gedeelte van een gevel wordt ook wel een pui genoemd, wanneer deze qua uiterlijk afwijkt van de rest van de gevel.

Voor meer, zie: Wikipedia

Gewelf     (Boveda)
Gewelf

Een gewelf is een gebogen schaalvormige bouwconstructie voor het vrij overdekken van een ruimte, die vooral in kerken, kelders, kasteelzalen of bruggen toegepast wordt.

Gewelfkappen, gewelfvelden, gewelfvlakken     (Plementería)
Gewelfkappen.

Een gewelfkap, gewelfveld of gewelfvlak is in een gewelf één rechte of gebogen veld waaruit een gewelf is opgebouwd. De term gewelfveld wordt met name gebruikt wanneer een gewelf een complexere structuur heeft, zoals bij een meloengewelf.

Gewelfribben     (Nervio)
Stergewelf met gewelfribben

Een gewelfrib of gewelfribbe, kortweg rib of ribbe, is een stenen strook aan de onderzijde van een gewelf die vaak gekromd en lang is. De gewelfribben vormen vaak een boog om het gewicht van het gewelf met de gewelfkappen te dragen en te concentreren op de omliggende pijlers, kolommen, pilasters en muren. Dit zijn dragende ribben. Daarnaast bestaan er ook hulpribben of sierribben: ribben die louter als doel hebben om het ribbenpatroon sierlijker te maken. Een gewelf met ribben heet een ribgewelf.

Gordelboog     (Arco fagón)
Plattegrond van een kruiskerk met gordelboog (groen) en travee (rood), bestaande uit 4 gordelbogen en 2 diagonaalribben

Een gordelboog is een boog tussen twee gewelfvlakken in, en staat loodrecht op de muren waartussen het gewelf is gespannen. De diagonale bogen in een kruisgewelf overspannen juist diagonaal de afstand tussen de kolommen.

In de romaanse architectuur was de gordelboog in kerken de basis van het boogdak boven het schip, in romaanse kerken zijn de gordelbogen daarom ook altijd breed en zwaar uitgevoerd en duidelijk zichtbaar. Na de constructie van de gordelboog kon de rest van de gewelven, in de romaanse stijl, vaak een tongewelf, worden gemaakt.

In de gotiek slaagde men erin om de gordelboog kleiner en kleiner uit te voeren. Ook werd het tongewelf vervangen door het kruisgewelf. Hierdoor werd de gordelboog even breed en dik als de ribben in het kruisgewelf. De kracht van het dak werd daarbij niet alleen door de gordelboog afgevoerd, maar ook door de ribben van het kruisgewelf.

Grondplan:
Plattegrond basiliek
Basiliek

Basiliek

Een basiliek was een uitgebreid openbaar gebouw dat in Griekenland en Rome gebruikt werd als rechtbank, in dat de Romeinse steden nam het een speciale plaats in het forum in.

Later maakten de christenen, in veel gevallen gebruik van deze basilicale vorm als een officiële religieuze plaats voor de viering van de liturgie . Nadat het Romeinse rijk officieel christelijk werd, werd de term ook gebruikt om te verwijzen naar kerken, meestal groot en belangrijk, die speciale rituelen en voorrechten hadden gekregen in zaken van aanbidding. In deze zin wordt de denominatie tegenwoordig gebruikt, zowel vanuit architecturaal als vanuit religieus oogpunt .

Grotesken

Grotesken is de benaming voor een overdaad aan opeengestapelde en symmetrische versiering. Grotesk komt van het woord ‘grot’. In de 14e eeuw werden in Rome de resten van het Paleis van Nero, het na de brand van Rome gebouwde Domus Aurea, opgegraven. Deze resten lagen begraven onder zoveel puin van volgende bouwwerken dat men dacht dat het versierde grotten waren. De plafondschilderingen waren opmerkelijk goed bewaard en zij hebben de schilderkunst van de late Renaissance en het Maniërisme sterk beïnvloed. Opvallend is de invloed van de grotesken op Rafaël geweest. Deze schilder versierde de stanzen in het Vaticaan met aan de grotten ontleende motieven.

Hoefijzerboog (arco de herradura)

De hoefijzerboog, ook sleutelgatboog of Moorse boog genoemd, is de meest kenmerkende boog uit de Moorse architectuur. De boog wordt hierbij van bovenaf ter hoogte van het kapiteel of de impost versmald naar binnen. Hoefijzerbogen kunnen zowel een afgeronde, een puntige als een gelobde vorm hebben.

Oorsprong

De hoefijzerboog kwam tot wasdom op het Iberisch Schiereiland, maar heeft een vermoedelijke oorsprong in Azië. Volgens de Spaanse archeoloog Manuel Gómez-Moreno zou deze mogelijk afkomstig zijn uit India of Mesopotamië. Zijn landgenoot archeoloog Leopoldo Torres Balbás vermoedde echter dat de Romeinen deze het eerst toepasten, geïnspireerd op afbeeldingen van dergelijke bogen bij Aziatische goden. De eerste voorbeelden in Romeinse gebouwen dateren van vóór de 2e eeuw. De introductie op het Iberisch Schiereiland zou volgens de Spaanse restaurator Vicente Lampérez y Romea samen kunnen hangen met joodse immigranten vanuit het Midden-Oosten, die ook later nog veel contacten onderhielden met Syrië en zo de boog meenamen naar Spanje.

Hogels    (Cogullo)

Het woord hogel is waarschijnlijk afkomstig van het oud-Nederlandse heugel, een platte ijzeren greep met tanden of gaten, waaraan het hangijzer of een ketel naar believen hoger of lager boven het vuur gehangen kan worden. Een serie hogels op een pinakel heeft wel wat weg van een heugel.

Soorten hogels:

          • bladhogels of waterbladhogels: een eenvoudig type hogel met alleen een groot rond (soms bijna vierkant) blad aan weerszijden;
          • kantbloemen: eenzijdige hogels die meestal worden toegepast ter versiering van een wimberg;
          • kruisbloemen: meestal vier, maar ook wel, naargelang de vorm van de onderliggende pinakel, zes of acht hogels die tezamen één geheel vormen, als bekroning van een pinakel. Over het algemeen sluit de vormgeving van de kruisbloem aan bij die van de hogels op de pinakel, maar is iets rijker uitgevoerd.
Hoofdgestel     (Entablemento)

Breed, horizontaal lijstwerk met bepaalde verhoudingen. Een classicistische bekroning bestaande uit de onderdelen: kroonlijst, fries en architraaf. (zie, entablement)

Hypostyle

Het hypostyle is een ruimte waarvan de dakbedekking door rijen zuilen of pijlers wordt gedragen. Bij een tempel is het hypostyle de benaming van de ruimte tussen de voorhof en de cella met het heiligdom.

Naar boven
Annountations

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2023-06-10

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles.
Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0

Other references are:

The photos/images are licensed under Wikimedia Creative Commons: CC0 1.0CC BY 1.0, CC BY-SA 1.0, CC BY 2.0, CC BY-SA 2.0, CC BY-NC-SA 2.0, CC BY 2.5, CC BY-SA 2.5, CC BY 3.0, CC BY-SA 3.0, CC BY 4.0, CC BY-SA 4.0, Free Art License 1.3, GNU version 2, GNU version 3 or Public Domain

If you click on one of the links below, you will find the full information of these photos/images, the author, or the license.

Coralma*, is own work that mostly can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.


Eetsnob

eten met passie

Jan Woordenaar Bontje - CULTUUR

Aforismen, bontjes, columns, gedachten, gedichten, haibun, haiku, kyoka, literatuur, poëzie, proza, snelsonnetten, tanka.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, reizen, foto's, gedachten en meer.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, foto's, gedachten en meer.

MONTSE ANTARES BLOG CINEMA

BANDAS SONORAS.. SOUNDTRACKS.. Y MÁS