Huelva (prov.)

huelva Provincie van de autonome gemeenschap Andalucía

Gegevens
Hoofdstad Huelva
Entiteit Provincie
Officiële taal Castellano (Spaans)
Comunidad aut. Andalucía
Onderverdeling    6  comarcas
   6  arrondissementen
          (partidos judiciales)
 18  mancomunidades
80  municipios (gem.)
Gesticht Territoriale indeling van 1833
Klimaat Mediterraan
Oppervlakte 10.128 km²
Bevolking (2022) Bevolking tot.
Bevolkingsdichtheid
525.835 inw.
51,91 inw/km²
Bevolkingsnaam onubense
Postcode 21
ISO 3166-2 ES-H
Officiële website

Gelegen in het westen van de comunidad autónoma Andalucía, in het zuiden van Spanje, en tegen de grens met Portugal. Een typisch landschap met heel veel pijnbomen en jeneverbessen, uitgestrekte stranden en een redelijk aantal badplaatsen, dan wel aan de Atlantische Oceaan (het water is wat koeler dan dat van de Middelllandse Zee), dat deel uitmaakt van het toeristische gebied Costa de la Luz. De kustlijn strekt zich uit tot aan het Parque Nacional de Doñana, dat door de UNESCO is uitgeroepen tot Biosfeerreservaat en Werelderfgoed.

Huelva is bekend om haar barokke architectuur van de Condado streek. Een van de belangrijkste festiviteiten is de bedevaart van El Rocío, die tot internationaal toeristisch belang is verklaard. Ook interessant is de route Lugares Colombinos, een route die Columbus maakte voordat hij koers zette naar Amerika (Moguer, Huelva, Palos de la Frontera, vanaf wiens kade Christoffel Columbus naar Amerika vertrok, en Mazagón).

De gastronomie omvat producten zoals witte garnalen, pata negra ham en Condado de Huelva wijnen, de laatste twee met Oorsprongsbenaming.

De hoofdstad van deze provincie is, zoals dat meestal het geval is in Spanje, de gelijknamige stad Huelva. Met een bevolking van 528.059 inwoners op 1 januari 2020, is het de 31e meest bevolkte provincie van Spanje en de dunst bevolkte provincie van Andalucía, in het noorden begrensd door de provincie Badajoz, in het oosten door de provincie Sevilla, in het zuidoosten door de provincie Cádiz, in het zuiden door de Atlantische Oceaan en in het westen door Portugal.

De provincie is ontstaan bij de bestuurlijke indeling van 1833 en omvatte gemeenten die tot dan toe tot het Koninkrijk Sevilla en twee tot de voormalige provincie Extremadura behoorden. Bestuurlijk is de provincie verdeeld in 80 gemeenten, gegroepeerd in 6 gerechtelijke arrondissementen.

Het heeft uitgestrekte beschermde gebieden, waaronder het natuurpark Sierra de Aracena y Picos de Aroche en het nationaal park Doñana, dat wordt beschouwd als het grootste ecologische reservaat van Europa.

Parque Nacional Doñana, vanuit het bezoekerscentrum ‘El Acebuche’, Almonte.

Er zijn bewijzen van menselijke nederzettingen sinds het Laatpaleolithicum, en dit gebied is bewoond geweest door talrijke volkeren en culturen, zoals de Feniciërs, Tartessiërs, Turdetanen, Romeinen, Visigoten, Moslims en Christenen. Verscheidene van deze volkeren leefden in verschillende tijden samen en droegen de rijkdom van hun culturen bij, die de eigenaardigheden van deze provincie heeft gevormd.

In de 13e eeuw werd het grondgebied van wat nu de provincie Huelva is, opgenomen in de Kroon van Castilla en georganiseerd in koninklijke landgoederen en heerlijkheden, waaronder het graafschap Niebla, een bezit van het Huis van Medina Sidonia, samen met andere leengoederen georganiseerd rond Huelva, Palos de la Frontera, Moguer, Ayamonte en Gibraleón. Sindsdien heeft de provincie een opmerkelijk historisch belang gehad dankzij de bijzondere maritieme enclave, de nabijheid van de grens met Portugal, het mijnbekken en de rijkdom aan grondstoffen in de bergen. Maar de gebeurtenis die boven alle andere uitsteekt is de Ontdekking van Amerika, die plaatsvond in deze streken waar Christoffel Columbus in 1485 aankwam en waar hij zijn eerste ontdekkingsreis organiseerde. Mannen als de gebroeders Pinzón, de gebroeders Niño en de Franciscanen van La Rábida waren van fundamenteel belang voor het succes van de onderneming.

Toponymie en Symbolen


Zoals in het grootste deel van Spanje gebruikelijk is, heeft de provincie haar naam ontleend aan haar hoofdstad Huelva. Het deelt daarmee dan ook de officiële bevolkingsnaam, onubense (bewoner van Huelva), een toespeling op de oude Latijnse plaatsnaam Onuba, dat een afleiding schijnt te zijn van de mogelijke Phoenicische naam Onos Baal, wat Fort van Baäl of Kracht van Baal zou betekenen.

Het wapen van 2011
  Twee ovale wapenschilden. De rechter, van azuur, een vesting van goud gemetseld en opengewerkt in sabel waarop een muur en drie oprijzende torens te zien zijn, waarvan er één wordt bekroond door een prismatisch lichaam, bedekt met verschillende afmetingen. In de gouden rand staat in sabel het opschrift PORTUS MARIS ET TERRE CUSTODIA (¿Zeehaven en behouden land of Zeehaven en bewaker van het land?); in het sinister (links), van azuur, drie geordende karvelen, van zilver, getekend in sabel, tussen twee gouden wereldbollen, met uit de flanken oprijzende parallellen en meridianen van sabel. Gouden rand gedeeltelijk gestreept in sabel. Onder de punt, aan de buitenkant, in goud, een caduceus (de gevleugelde staf van Mercurius), met zijn twee serpenten in sabel en een cornucopia (hoorn des overvloeds), gevuld met sinopel takken, beide getekend in sabel. Op de ovalen, aan de buitenkant, takken van laurier in sinopel. Het zegel bestaat uit twee koninklijke kroon gesloten.

Wapen van de provincie Huelva (Andalucía): schild in twee ovalen. De rechter van azuur, een fort in zijn kleur op sinople zeegolven; zilveren rand met de legende in letters van sabel "Portus maris et terrae custodia". De linker ook van azuur, drie karvelen tussen twee werelden in hun kleur, bewegend op elke flank, op golven van zee van sinople; bordure van zilver met de legende in letters van sabel "12 de octubre. 1492. 3 augustus". Zegel: Koninklijke kroon open.

  Een ander, iets ouder wapen van de provincie geeft meer duidelijkheid, hier zien we een wapenschild met twee ovalen. De rechter van azuur, een vesting in zijn kleur op sinople zeegolven; zilveren rand met het opschrift in sabelletters “Portus maris et terrae custodia”. Het linker ook van azuur, drie karvelen tussen twee werelden in hun kleur, bewegend op elke flank, op golven van zee van sinople; bordure van zilver met de legende in letters van sabel “12 de octubre. 1492. 3 Augustus”. Zegel: oude Koninklijke Kroon open. Officiële heraldiek, wapenschild van de provincie Huelva.

Onthoudt dat het wapen altijd wordt bekeken vanuit de positie van de drager van het schild. Dus rechts is voor de aanschouwer, links.

De vlag is rechthoekig van vorm, blauw van kleur met in het midden het wapen van de provincie.

Tussen 1991 en 1998 heeft de Archiefdienst van het Provinciebestuur de wapenschilden van alle gemeenten geïnventariseerd in het kader van het zogenaamde “Programma voor de wettelijke erkenning van wapenschilden en vlaggen”. (die hebben hun werk toch niet helemaal goed gedaan, want anders waren de schilzomen van het laatste wapen zilver geweest).

Geschiedenis


Prehistorie en Protohistorie: Bronscultuur van Huelva, Tartessos en Turdetans

Dolmen van La Zarcita.

Er zijn bewijzen van menselijke aanwezigheid in het kustgebied sedert de aankomst van de eerste kolonisten op het Iberisch schiereiland door de Straat van Gibraltar. Uit het Neolithicum dateren vindplaatsen zoals La Dehesa in de comarca van El Condado, dolmens zoals Soto, gelegen in Trigueros en een van de belangrijkste van Europa en andere vindplaatsen zoals El Pozuelo of de overblijfselen van een ommuurde stad in La Zarcita die ons in staat stellen de menselijke aanwezigheid te dateren.

In de Bronstijd verscheen een goed geïdentificeerde cultuur die in contact kwam met de Portugese Zuidelijke Bronstijdcultuur. Een van de kenmerken is het begrafenisritueel, met collectieve begravingen in megalieten en individuele begravingen, een model dat ook in Zuid-Portugal tot ontwikkeling kwam. Dit alles wijst erop dat er een soort van contact moet zijn geweest tussen deze culturen.

Er zijn vondsten van het Huelva-estuarium die ook dateren uit de laatste fase van de bronstijd. Samen met de vondsten in het gebied van het seminarie van de hoofdstad, wordt het zeer waarschijnlijk dat daar waar de twee rivieren, Tinto en Odiel, samenkomen (die samenkomst vormt een soort schiereiland in het gebied) er een eerdere voortdurende menselijke aanwezigheid is ontstaan, die teruggaat tot 3000 v. Chr.

Toen de Grieken het Iberisch Schiereiland op kwamen waren de Tartessianen reeds aanwezig in deze gebieden. Het contact met de Grieken viel samen met de opkomst van deze cultuur in de 6e eeuw v. Chr. en leidde tot een culturele bloei dankzij de handel in metalen. Er zijn echter geen belangrijke overblijfselen gevonden die een duidelijk beeld geven van hun grondgebied of van de vraag of het een heersende stad had. Het is bevestigd dat er in deze streken een geavanceerde cultuur uit de vroege bronstijd bloeide, met metallurgische, agrarische en herderlijke activiteiten die handel dreven met de Feniciërs en de Grieken in de vroege laatste bronstijd.

Het eens zo machtige Tartessos.

De komst van de Feniciërs en later van de Griekse handel heeft niet geleid tot een algemene vooruitgang onder de Tartessiërs en hun economie bleef gebaseerd op hetzelfde model, aangezien de winsten uit handel en metallurgie in handen bleven van minderheidsgroepen. Heel belangrijk en veel bestudeerde sites zoals Tejada la Vieja in de gemeente Escacena del Campo, of de necropolis van Cabezo de la Joya in de stad Huelva, tonen de afdruk van deze beschaving aan.

Het Tartessische koninkrijk raakte in de 6e eeuw v. Chr. ernstig in verval. De redenen voor dit verval waren complex. De val van Tyrus door de Assyriërs leidde tot een liberalisering van de handel in het westelijke Middellandse-Zeegebied, waarvan de Griekse kolonie Massalia profiteerde door contact te leggen met de volkeren die zich vestigden in de rijke mineraalafzettingen van Noord-Gallië. Hierdoor verloor Tartessos zijn geostrategische macht als tussenpersoon in de handel, en raakte de zilverroute op de achtergrond. De geopolitieke situatie in het Middellandse-Zeegebied veranderde met de komst van Carthago, dat de oude Fenicische handelsroutes weer openstelde. De slag bij Alalia bracht de Carthaagse overheersing over de Grieken en de crisis van de Griekse kolonie Massalia. Carthago hervatte de handel in mineralen in de streek van Tartessos, maar ditmaal gecontroleerd door de Punische kolonie Gadir (het huidige Gadiz). Het Tartessische volk verloor volledig de controle over de handel en zelfs zijn onafhankelijkheid met de Carthaagse verovering van het zuidelijke schiereiland.

De Turdetanen, historische afstammelingen van Tartessos, met dezelfde etnische wortels, woonden in vrijwel de gehele huidige provincie en werden door Strabo beschouwd als “de meest gecultiveerde van de Iberiërs“. Steden als Onuba en Ilipla waren van groot belang in dit gebied.

Oudheid: het Romeinse Beatica en Beturia.

Het Romeinse Rijk in het jaar 117, toen het zijn maximale uitbreiding bereikte, onder het bewind van Trajanus.

In de Romeinse tijd lag de huidige provincie Huelva in de regio’s Beturia Celtica en Túrdula, binnen de Romeinse senaatsprovincie Baetica. De belangrijkste steden waren Ilipla (het huidige Niebla), Onuba Aesturia (Huelva), Arucci Vetus en Turobrica, beide in het gebied van de Aroche. Deze steden leefden van de mijnbouw en de zeehandel.

Toen Rome de eerste infrastructuren in het gebied aanlegde en de mijngebieden efficiënter exploiteerde, beleefde zij een periode van pracht en praal die tot in het hedendaagse tijdperk niet werd geëvenaard door een soortgelijke systematische exploitatie van de mijnreserves. Tegenwoordig zien we in de mijnen de stortplaatsen van onbruikbaar afval van de Romeinse activiteiten, die vandaag de dag nog steeds bruikbaar zijn dankzij de beste technieken om het ganggesteente te scheiden. De val van het Romeinse Rijk in de 5e eeuw maakte uiteindelijk de vestiging van de Visigotische volkeren in het gebied mogelijk.

Van de Middeleeuwen tot het einde van het Ancien Régime

Visigotisch tijdperk

Met de ineenstorting van de Romeinse keizerlijke macht, rukten de Visigoten op in de regio. Er zijn zeer weinig bronnen uit deze periode, en men denkt dat de regio relatief onbelangrijk was in de context van het zuiden van het schiereiland. Het eerste ononderbroken bewijs van kerstening in het gebied komt uit deze periode, met het bisdom Elepla (Niebla), waarvan de eerste vermelding uit 466 dateert. Andere inscripties uit die periode zijn gevonden op plaatsen zo ver van elkaar als Almonaster la Real, Corteconcepción en Hinojales, een uitgestrekt gebied waar het duidelijk is dat het evangelisatiewerk vroeg en intensief was.

Het tijdperk van Al-Ándalus

Zoals in de rest van het schiereiland werd er weinig weerstand geboden tegen de komst van de eerste troepen uit Afrika. In 713 werd Niebla bezet door de Moslims en werd het een van hun kuras of coras. Tijdens de periode van het Emiraat en het Kalifaat van Córdoba werden de gebieden geheel of gedeeltelijk opgenomen in de cora’s van Huelva, Niebla, Mértola, Badajoz en Sevilla. Met de val van de gecentraliseerde macht van het Kalifaat in 1031, werden deze provincies de Taifa koninkrijken. De taifa van Huelva en de taifa van Niebla werden, samen met de andere hierboven genoemde, geleidelijk door de taifa van Sevilla geabsorbeerd.

Moorse muren van de stad Niebla.

Vervolgens werd het grondgebied van de provincie onderworpen door de Almoraviden, met als hoofdstad Granada, later uiteengevallen in de tweede taifa, onderworpen aan de Almohadische macht met als hoofdstad Sevilla en tenslotte, vóór de verovering door de Castilianen, werd opnieuw een taifa gevormd rond Niebla onder Ibn Mahfot, die zijn heerschappijen uitbreidde tot een groot deel van de Portugese Algarve.

De situatie op het Iberisch schiereiland in 1037.
Het tijdperk van de Christelijke veroveringen

Onder invloed van het Koninkrijk van León vonden de eerste invallen van de christelijke koninkrijken plaats met de verovering van het noorden van het grondgebied (Sierra de Aracena) door Alfonso IX. Om de herovering voort te zetten, werd de huidige provincie in de 13e eeuw, na de inname door Alfonso X ‘el Sabio’ in 1262 van de steden Niebla en Huelva, belangrijk als grensgebied met Portugal, dat diende als rem op de expansionistische politiek van dit land, en een groot deel van deze grens werd Banda Gallega genoemd.

Een fundamentele factor bij de herbevolking van het land was de feodalisering van een groot deel van het grondgebied. In 1369 schonk Enrique II de Castilla, Juan Alfonso Pérez de Guzmán, de 4e Heer van Sanlúcar, het graafschap Niebla voor zijn loyaliteit in de eerste Castiliaanse burgeroorlog, het eerste graafschap met territoriale bevoegdheid dat aan een edelman buiten de koninklijke familie werd toegekend. Ook de steden Huelva, Gibraleón, Palos de la Frontera, Moguer en Ayamonte gingen over in handen van verschillende adellijke huizen.

Ontdekking van Amerika en Columbiaanse plaatsen

Aan het einde van de 15e eeuw ontwikkelde zich de roeping van de zeevaarders, vooral in Palos de la Frontera en Moguer. In dit deel van de kust van Huelva vond een van de grootste maritieme activiteiten van het schiereiland plaats, zowel visserij-, handels- als militaire activiteiten. Voor diverse acties waren zeelieden van de kust van Huelva nodig. In de schiereilandoorlog tussen het koninkrijk Castilla en Portugal was voor de belangrijkste Castiliaanse marine-expedities altijd de aanwezigheid vereist van zeelieden, meestal uit Palos, maar ook uit Moguer of Huelva, die deskundig waren in Atlantische navigatie. Deze zeelieden hadden welvarende handelsbetrekkingen aangeknoopt met het Europa van de Middellandse Zee en de Noord-Atlantische Oceaan, gebaseerd op de visvangst en andere in het gebied van Guinee verkregen produkten, zodat zij dankzij hun activiteiten en prestaties op de Atlantische Oceaan internationale faam verwierven:

    ….. omdat alleen het volk van Palos de Guineese Zee van vroeger kende, daar zij vanaf het begin van de oorlog gewend waren met de Portugezen te vechten en hun slaven, verkregen in ruil voor verachtelijke handelswaar, weg te nemen.                                                                                                                                  Alfonso de Palencia, Crónica de Enrique IV. Decennium III.
Portret van een man, olieverf op doek van Sebastiano del Piombo, gedateerd 1519, met een legende van twijfelachtige echtheid die hem identificeert als de Ligurische Colombo, “de eerste die per schip de wereld van de Antipoden binnentrad” (New York, Metropolitan Museum). Er zijn geen authentieke portretten van Columbus bekend.

De keuze die Columbus gemaakt had om hier de basis te leggen voor dat wat hij van plan was is dus niet willekeurig of toevallig. Spanje had de ervaring op zee en ze had een enorm goed getraind leger. Deze mensen waren na de verovering van Granada overbodig en dit was de ideale manier om deze mensen in te zetten.

Mannen als Martín Alonso Pinzón, zijn broers, Garcí Fernández, Fray Juan Pérez en de gebroeders Niño, waren van doorslaggevend belang voor de ontdekkingsreis van 1492, omdat zij er dankzij hun vastberadenheid en nautische vaardigheden in slaagden een onderneming tot een goed einde te brengen die op het eerste gezicht onzekere resultaten leek te hebben en die in die tijd zeer moeilijk te verwezenlijken was.

Hedendaagse reconstructie van de karveel La Niña.

Toen Columbus in 1485 voor het eerst bij de Lugares colombinos aankwam, ging hij naar het Franciscaner klooster van La Rábida, waar hij onderdak en gastvrijheid vond. Fray Juan Pérez en Fray Antonio de Marchena (een fray is een kloosterbroeder) waren onmiddellijk enthousiast over het project van de Genuezen. Columbus vond de nodige hulp om de deuren van zijn project te openen, zowel bij de kroon als bij de mannen van het gebied van de Tinto en de Odiel. Martín Alonso Pinzón bleek onder de plaatselijke zeelieden Columbus’ grootste medestander te zijn, want pas toen hij besloot aan de onderneming deel te nemen, werden de nodige manschappen voor de eerste reis gerekruteerd. In Moguer vond Christoffel Columbus de steun van de abdis van het klooster van Santa Clara, Inés Enríquez, de geestelijke Martín Sánchez en de landeigenaar Juan Rodríguez Cabezudo. De gebroeders Niño speelden een belangrijke rol in de reis, en brachten ook de karveel La Niña in. Bij terugkeer van de ontdekkingsreis werd de gelofte van Columbus afgelegd in de kerk van het klooster van Santa Clara.

Met een bemanning van ongeveer 90 man vertrok de eerste expeditie van Columbus op 3 augustus 1492 uit de haven van Palos de la Frontera. Deze reis bracht een aantal inwoners van Huelva naar Amerika en zorgde zo voor de eerste ontmoeting tussen twee werelden die tot dan toe van elkaar geïsoleerd waren gebleven. Deze gebeurtenissen maakten een einde aan de Middeleeuwen en introduceerden Spanje in de moderne tijd.

Zeelieden uit Huelva namen opnieuw deel aan de daaropvolgende reizen van Columbus en, hoewel de admiraal altijd vertrok vanuit havens in Cadiz, namen mannen uit dit gebied deel aan andere belangrijke ontdekkings- en exploratiereizen in de landen van de Nieuwe Wereld. Zeelieden uit Huelva, zoals Pedro Alonso Niño, Vicente Yáñez Pinzón en Bartolomé Ruiz, speelden een hoofdrol in de zogenaamde kleine of Andalusische reizen, waaronder de ontdekking van Brazilië door Vicente Yáñez Pinzón.

Ook mogen we niet vergeten dat deze gebieden nauw verbonden zijn met Vasco Núñez de Balboa, een inwoner van Jerez de los Caballeros en ontdekker van de Stille Oceaan: in 1492 en 1493, de data van het vertrek en de terugkeer van de expeditie om Amerika te ontdekken, was hij als schildknaap in persoonlijke dienst van Don Pedro Portocarrero, 8ste heer van Moguer. Hij woonde in het kasteel van deze stad en naar alle waarschijnlijkheid was het daar dat hij uit de eerste hand kennis had van het wapenfeit. Een paar jaar later vertrok hij naar Indië.

Juan Rodríguez Mafra nam als loods van de Nao San Antonio deel aan de eerste reis rond de wereld, die aanvankelijk door Fernando Magallanes (Portugees ontdekkingsreiziger) werd geleid en later door Juan Sebastián Elcano werd voltooid.

Onder de evangelisanten van de pas ontdekte volkeren van Amerika waren ook inwoners van Huelva, zoals Fray Juan Izquierdo, Fray Andrés de Moguer, Fray Juan de Palos en Fray Antonio de Olivares.

Evolutie van de Heerschappen van Huelva

Na de herovering van de huidige provincie Huelva werd de politiek-nobiliaire indeling gemaakt van het gebied dat nu rechtstreeks toehoorde aan de koning en niet tot de adel of de kerk en dat niet altijd zijn status behield. In het noordelijke deel van Huelva had je heerlijkheden, die later aan belang wonnen in het zuidelijke deel. Het noordelijke deel werd door de Portugezen veroverd, terwijl het Koninkrijk Niebla in 1262, ten tijde van Alfonso X, in Castiliaanse handen overging. Uit het vroegere koninkrijk werd een machtige raad gevormd, die belangrijke controle over de dorpen uitoefende. Vanaf dat moment begonnen in de Campo de Andévalo twee processen, het ene van herbevolking en een ander van de indeling van de Heerlijkheden (Señorios). Dit laatste vond plaats tussen 1266 en 1369.

Het Heerschappelijk regime in de Sierra
Sancho II van Portugal.

Rond de eerste helft van de 13e eeuw werden de meest westelijke plaatsen van de Sierra Morena heroverd door de invallen van Portugese militaire ordes, tijdens het bewind van Koning Sancho II de Portugal, zonder dat dit tot een herbevolking leidde. Vanaf het begin werden langs de hele grens met Portugal vestingwerken gebouwd vanwege de voortdurende schermutselingen, en deze werden bevolkt met Asturleonesen en Galiciërs. Deze linie was gebaseerd op het bestaan van een reeks forten die visueel met elkaar in verbinding stonden door middel van fakkelsignalen. Sancho IV ‘el Bravo’ verleende, op verzoek van de autoriteiten van Sevilla, privileges aan verschillende dorpen in de sierra voor de bouw van forten, die hen beschermden en een einde maakten aan de voortdurende aanvallen uit het naburige Portugal. Het kasteel van Santa Olalla werd gebouwd, samen met dat van Cumbres Mayores, Fregenal de la Sierra en het kasteel van Aroche werd herbouwd.

Alfonso X ‘el Sabio in het Libro de los juegos.

In 1279, tijdens het bewind van Alfonso X, werd Almonaster la Real samen met Zalamea la Real geschonken aan de aartsbisschoppelijke mijter van Sevilla in ruil voor La Puebla de Cazalla, een schenking die in 1286 door Sancho IV werd bevestigd. Men moet denken dat deze uitwisseling werd veroorzaakt om redenen van “geografische eenheid en populistische roeping”, aangezien Almonaster en Zalamea wel in de buurt van Portugal lagen, maar er niet aan grensden. Aan het einde van de 13e eeuw begon koning Sancho IV met de herbevolking van dit gebied met Asturisch-Leonese en Galicische inwoners, zoals het geval was met Los Marines, dat tot het midden van de 17e eeuw koninklijk domein was van de Raad van Aracena in het koninkrijk van Sevilla. Rond 1640 kwam het onder de adel naar aanleiding van de schenking van Felipe IV aan de graaf hertog van Olivares, Don Gaspar de Guzmán, als vergoeding voor bewezen diensten in de slag bij Fuenterrabía. Na de dood van de hertog in 1645 ging de heerlijkheid over op de graaf van Altamira en markies van Astorga, die tot 1812 prins van Aracena werd genoemd. Aracena bleef gedurende de late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd een Koninklijke Priorij in de 14e eeuw en een heerlijkheid onder de jurisdictie van de Graaf van Olivares in de 17e eeuw, en later van de Graaf van Altamira, die, zoals eerder vermeld, Prins van Aracena werd genoemd.

In 1333 wilde de Raad van Sevilla in de buurt van de stad Los Marines een andere stad stichten, Valencia genaamd, waarbij een deel van de gemeente werd afgezonderd en de inwoners van Almonaster die de nieuwe plaats niet wensten te bevolken, de toegang werd ontzegd, hetgeen leidde tot de ontvolking van deze laatste plaats. Het project werd echter nooit geconsolideerd en de nieuwe nederzetting verdween. Aan het einde van de 16e eeuw vroeg Felipe II, om zijn economisch bankroet te verlichten, toestemming om kerkelijke goederen te verzilveren. Zo verleende paus Gregorius XIII hem in 1579 een bul waarbij de steden Almonaster, Zalamea en andere bij de Kroon werden ingelijfd. FelipeII stond zijn rechten op de stad af aan Nicolás de Grinaldo, Prins van Salerno, wegens schulden aan de Kroon, die op zijn beurt probeerde zijn rechtsgebied aan de Markies de la Algaba te verkopen, maar de dorpelingen bemiddelden bij de koning om ervoor te zorgen dat de stad een koninklijk landgoed bleef, waarbij de inwoners de door de koning gevraagde royalty’s betaalden. Op 10 mei 1583 werd Almonaster een Kroonstad, die deel uitmaakte van het vroegere Koninkrijk Sevilla en “Real” (Koninklijk) aan zijn naam mocht toevoegen. Tussen de 17e en 18e eeuw was de activiteit van de bevolking gebaseerd op landbouw, veeteelt en bosbouw, zoals de productie van houtskool en plantaardige schillen. De bevolkingstoename vanaf de 18e eeuw dwong de inwoners ertoe nieuwe landbouwgronden te ploegen in een gebied dat daarvoor weinig vruchtbare grond had, hetgeen leidde tot talrijke geschillen en grensconflicten met naburige dorpen. In het midden van de 18e eeuw verloor Almonaster opnieuw zijn jurisdictie en zijn eigen landerijen, en werd het een heerlijkheid, toebehorend aan Don Gregorio del Valle Clavijo, graaf van Villa Santa Ana. Het kreeg zijn jurisdictie terug in 1792, na een lange rechtszaak met de voornoemde graaf en nadat het 22.000 dukaten in de schatkist van de Kroon had gestort.

Uiteindelijk is Huerta opgedeeld in drie Heerlijkheden te weten het:

  • Markiezaat van Gibraleón
  • Markiezaat van Ayamonte
  • Graafschap van Niebla

Moderne tijd: Huelva als provincie

De stichting van de provincie Huelva

Het provincialistische proces dat aan het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw in Spanje op gang kwam, had zijn weerslag op de huidige provincie Huelva, tot dan toe een gebied dat behoorde tot het Koninkrijk Sevilla. Het doel van de hervormingen van de Verlichting was het verbeteren van het bestuur van de Spaanse staat, en dit vereiste het bestaan van een evenwicht tussen de verschillende provincies van het koninkrijk. Het evenwicht moet zowel qua oppervlakte als qua aantal inwoners worden gevonden, waarbij steeds een geografische logica moet worden gevolgd en de historische traditie moet worden gerespecteerd.

Een van de gebieden die duidelijk een onevenwichtigheid in beide aspecten teweegbrachten was het Koninkrijk Sevilla, met een veel grotere oppervlakte en bevolking dan de meeste provincies. De gemeenschappelijke actie van de staat bestond erin deze voormalige koninkrijken op te splitsen en ze om te vormen tot kleinere provincies die door de centrale regering konden worden beheerd.

Het eerste proces van desintegratie nam de vorm aan van het Koninklijk Besluit van 25 september 1799, onder het bewind van Karel IV, waarbij zes nieuwe maritieme provincies werden gecreëerd, waaronder Cádiz, dat ook werd opgenomen in het voormalige Koninkrijk Sevilla. Huelva van zijn kant werd getroffen door de oprichting van de maritieme provincie Sanlúcar de Barrameda, die de gehele kustlijn van de huidige provincie Huelva in haar grondgebied opnam. De provincie Cádiz kreeg voet aan de grond, maar dat gold niet voor de provincie Sanlúcar.

 Een van de redenen voor haar mislukking (zij werd in 1808 afgeschaft) was de betrekkelijk geringe bevolking van haar hoofdstad en het gebrek aan interne samenhang van haar grondgebied. Hervormingen kregen een nieuwe en beslissende impuls door de in 1821 door de regering ingestelde commissie, die opnieuw de kwestie van de oprichting van een westelijke provincie in het Koninkrijk Sevilla aan de orde stelde, met Valverde del Camino als hoofdstad, gezien het centrale karakter ervan.

Over het algemeen werd het idee goed ontvangen, behalve wat het kapitaal betreft. Het ontbreken van een stad met een groter bevolkingsaantal en een groter historisch gewicht in de regio leidde tot een geschil over de hoofdstad van de nieuwe westelijke provincie. In verband met de ontstane controverse vroeg de commissie advies aan de afgevaardigden van Sevilla, die Valverde als hoofdstad afraadden, en koos zij tussen de opties Huelva en Moguer voor de laatste.

Javier de Burgos in een 19e eeuwse gravure.

De commissie negeerde dit echter en koos voor Huelva als hoofdstad. In het debat dat in de Cortes-zitting voor de beslissing werd gevoerd, legde de mening van kolonel Ramón Sánchez Salvador ongetwijfeld veel gewicht in de schaal. Hij baseerde zijn verdediging van de stad Huelva op de beschikbaarheid van accommodatie in de stad, de aantrekkelijkheid ervan als centrum voor de handel en de verscheping van produkten uit het binnenland, alsmede op de gezondheid ervan. In 2008 organiseerde de stad evenementen om de 175e verjaardag van haar status als hoofdstad te vieren.

Op basis van een project van 1822 voltooide minister Javier de Burgos in 1833 met het koninklijk besluit van 30 november 1833 definitief de provinciale indeling waarmee de grenzen van de provincie Huelva tot op de dag van vandaag niet meer veranderden.

Moderne exploitatie van de mijnen en industriële ontwikkeling

Met de overheveling van de handel met de Nieuwe Wereld naar Sevilla en Cádiz brak voor Huelva een periode van verval aan, waaruit het pas in de 19e eeuw, met de intensieve exploitatie van zijn belangrijke mijnbouwvoorraden, zou komen. Hoewel de mijnen in het noorden van de provincie al duizenden jaren werden geëxploiteerd, was het vanaf deze eeuw, aanvankelijk door Franse ondernemingen en later vooral door Britse ondernemingen zoals de Rio Tinto Company Limited die voor dit doel werd opgericht, dat vanaf 1874 de afzettingen van pyriet van ijzer en koper werden geëxploiteerd die zich in het gebied van Andévalo bevonden, voornamelijk in het deel in de buurt van de steden Minas de Riotinto, Calañas en Tharsis (de laatste in de gemeente Alosno). In die tijd werd de provincie en vooral Riotinto, in de woorden van ondernemer en mijnbouwhistoricus David Avery, “het grootste mijnbouwcentrum ter wereld”.

Hoewel dit alles leidde tot demografische groei en modernisering in het gebied (het bekken groeide, Huelva begon op te houden een kleine stad te zijn en er werden infrastructuren aangelegd, zoals de spoorlijn van de mijnen naar de haven van de hoofdstad), was het mijnbekken in de eerste decennia van de 20e eeuw ook het toneel van grote sociale conflicten en een leengoed van de Britse uitbuiting, waardoor de inwoners van Huelva hun mijnrijkdom naar het buitenland zagen verschepen. Bijzonder tragisch was het jaar 1888, dat in de streek bekend stond als het “Jaar van de schoten”, toen een door vakbondslieden als Maximiliano Tornet georganiseerde demonstratie eindigde met een brute aanval van het leger op de bevolking in Minas de Riotinto.

Toen de rentabiliteit van de mijnen afnam, gingen zij over in Spaanse handen, maar de werkgelegenheid in de mijnen liep sterk terug als gevolg van moderne mijnbouwtechnieken in sommige gevallen, en de uitputting van de mijnen in andere.

De periode van de Burgeroorlog

Aan het begin van de Burgeroorlog had de merendeels republikeinse bevolking de overhand. De autoriteiten hadden de Guardia Civil opdracht gegeven zoveel mogelijk wapens van de burgers in beslag te nemen en hadden verschillende Falangistische (fascistische) politici gevangen genomen. Het verzet werd echter gebroken daar de Nationalisten hier sterk opereerde.

Situatie van de Spaanse burgeroorlog rond september 1936. Waarop te zien is dat er nog steeds gebieden van de sierra in Republikeinse handen zijn.

Toen de provincie eenmaal bezet was, werd Haro Lumbreras benoemd tot burgerlijk en militair gouverneur tot februari van het volgende jaar. Vanaf dat moment begon een periode van repressie tegen burgers die beschuldigd werden van marxisme, gewelddaden en linkse ideeën, en ook tegen de guerrillabeweging die nog enige tijd in de bergen standhield. Omdat het “probleem” van de vluchtelingen in de hooglanden in de provincie vooruitliep op veel van de elementen die spoedig in een groot deel van het land zouden volgen. Vanaf het eerste moment dat de vijandelijkheden begonnen, werden veel Republikeinen die de provincie ontvluchtten, in dat gebied in het nauw gedreven, omringd door pro-subversieve provincies of de grens van pro-coup Portugal. Zo moest vanaf augustus 1937 meer dan de helft van de provincie door de nieuwe autoriteiten tot “oorlogsgebied” worden verklaard, toen Falangisten, milities en de Guardia Civil vochten tegen een van de eerste guerrillagroepen in Spanje. Maar een groot deel van dit contingent bestond uit burgers – waaronder vrouwen, kinderen en bejaarden – die het ruige gebergte zagen als een plaats om zich te verbergen totdat de vijandelijkheden zouden ophouden.

De bezetting van Huelva betekende voor het rebellenleger een strategisch gebruik van de grens waarlangs wapens uit Galicia konden worden doorgevoerd (vanaf het eerste moment tegen de Republiek), een feit dat ook vooruitliep op de gebeurtenissen in de rest van Andalucía. In deze context speelde Huelva een belangrijke rol in deze eerste weken van het broederconflict dat pas na drie jaar zou worden beëindigd.

De Tweede Wereldoorlog en de economische crisis

Aan het einde van de oorlog was het voedseltekort, dat het land in hongersnood stortte, in Huelva niet zo groot dankzij de visbestanden. De vistrein die de havens van Isla Cristina en Ayamonte verliet, voorzag Castilla van levensmiddelen, zozeer zelfs dat er plannen werden gemaakt om in de haveninstallaties van Isla Cristina verschillende stedelijke aftakkingen aan te leggen om de vis rechtstreeks op de treinen te laden. Uiteindelijk is het project nooit uitgevoerd.

Barrio Reina Victoria (Huelva), een van de weinige overgebleven getuigenissen van de Angelsaksische aanwezigheid in de provincie.

Na de Tweede Wereldoorlog bleek wel dat Huelva getuigen was geweest van belangrijke gebeurtenissen in verband met deze oorlog. Door zijn grote Angelsaksische en Duitse bevolking, vooral in de hoofdstad, speelde het een belangrijke rol tijdens dit conflict. Opmerkelijk was het bestaan van talrijke geallieerde en nazi-spionnen (vooral zakenlieden uit de stad en diplomaten) die elkaar in de gaten hielden en de stad dankzij haar haven als een strategische enclave beschouwden. In die zin werden talrijke geallieerde schepen gesaboteerd en zelfs gebombardeerd door Duitse vliegtuigen vanaf de basis Tablada (Sevilla). Bewijs hiervan is het wrak in de monding van de riviermonding van Huelva, maar waar de provincie echt een belangrijke rol speelde was in de geallieerde operatie Mincemeat van 1943, toen de Britse geheime dienst in het nabijgelegen Punta Umbría de stoffelijke resten achterliet van een vermeende Britse commandant (William Martin, de Man Die Nooit Heeft Bestaan) met valse documentatie en gelokaliseerd door José Antonio Rey María, een plaatselijke visser. Deze gebeurtenis werd aan de nazi’s bekend dankzij de hulp van de plaatselijke autoriteiten, zoals het Britse leger had voorzien, waardoor de Duitsers op valse aanwijzingen werden gebracht. De afleiding van de aandacht van de eigenlijke landing in Normandië, dat het doel was van dit plan van verwarring, was beslissend voor het einde van de oorlog.

Vanaf die jaren begon vooral in de bergen van Huelva aan bevolking in te boeten, slecht te communiceren en weinig potentieel te hebben, waardoor de plattelandsvlucht naar steden als Huelva, Madrid of Barcelona op gang kwam. Weinig gemeenten in de provincie breidden hun bevolking in de jaren veertig uit en de meesten trokken naar gevestigde steden waar nog mogelijkheden waren om te werken. Zelfs aan het begin van de 21e eeuw heeft de Sierra de Huelva zich nog niet hersteld van haar zwakke economische concurrentiepositie en blijft de bevolking afnemen, zij het in een trager tempo.

De provincie van het midden van de 20e eeuw tot vandaag
De komst van de democratie betekende een belangrijke impuls voor de provincie. Op de foto, het stadhuis van de hoofdstad.

Om de werkloosheid als gevolg van de onvermijdelijke sluiting van de mijnen gedeeltelijk op te vangen, richtte de regering van Franco in 1964 de Polo de Desarrollo op, een complex dat in het zuidelijke deel van de provincie leidde tot de oprichting van een belangrijke, zij het zeer vervuilende, chemische industrie: aardgas, olieraffinaderijen, zwavel- en fosforzuurfabrieken, kunstmest, titaandioxide, etc. De meeste van deze bedrijven zijn vandaag de dag nog steeds actief. De meeste van deze bedrijven zijn vandaag nog actief.

Dankzij de vooruitgang die het land sinds de Spaanse grondwet van 1978 heeft geboekt en de ontwikkeling van de democratie, kon de provincie, weliswaar waarschijnlijk langzamer dan andere provincies, maar gestaag, aan haar opmars beginnen. Sindsdien is de aandacht gevestigd op de uitgebreide ontwikkeling van de landbouw, met inbegrip van de teelt van aardbeien op de grote zandgronden, waardoor deze, dankzij het milde klimaat, al zeer vroeg naar de Europese markten konden worden uitgevoerd.

Een ander teken van de economische groei van de provincie was de grote ontwikkeling die werd doorgemaakt in de vakantieoorden en de zomerresidenties die gewoonlijk door de inwoners van Huelva worden bewoond, zoals Punta Umbría en El Portil. Daarvan is Punta Umbria, in 1963 en als gevolg van de bevolkingsgroei die het gevolg is van de nabijheid van Huelva en het feit dat het een vakantiebestemming bij uitstek van de hoofdstad is, afgescheiden van Cartaya en heeft het een inwonertal bereikt dat dicht bij dat van zijn moedergemeente ligt (ongeveer 10.000 inwoners). Andere kernen die zich in deze periode ontwikkelden, hoewel met een meer buitenlands gebruik, zijn die van Matalascañas en Mazagón, vanwege hun ligging dichter bij de provincie Sevilla.

Ook op het gebied van de kunsten was de 20e eeuw van Huelva van groot belang. In de provincie zijn verschillende schilders en schrijvers van nationaal en internationaal aanzien geboren en aan het werk geweest. In de plastische kunsten springen namen als Eugenio Hermoso, Daniel Vázquez Díaz en José Caballero in het oog. Maar het is in de literatuur, met het werk van Juan Ramón Jiménez, de Nobelprijswinnaar van Moguer, dat de provincie haar grootste bijdrage aan de universele cultuur heeft geleverd.

Natuurlijk milieu


Lokalisatie

De provincie Huelva is gelegen in het meest westelijke deel van Andalucía (Spanje). In het noorden grenst het aan de provincie Badajoz (Extremadura), waar de bergketen Sierra Morena als natuurlijke grens tussen de Meseta en de Betische depressie fungeert. In het westen vormen de rivieren Guadiana en Chanza een 189,3 km lange grens met buurland Portugal, hoewel beide zijden van de rivier hetzelfde landschap delen. In het zuiden eindigt de Atlantische Oceaan de provincie met een uitgestrekte kustlijn, die haar een belangrijk zee-karakter geeft. Ten slotte grenst de provincie Huelva in het oosten aan de Andalusische provincie Sevilla, maar in dit geval is er geen natuurlijke grens tussen beide. In feite is de Campo de Tejada, morfologisch gezien, een natuurlijke voortzetting van de Aljarafe in Sevilla.

Noord-westen:
Portugal
Noord:
Provincie Badajoz
Noord-oosten:
Provincie Badajoz
West:
Portugal
Oost:
Provincie Sevilla
Zuid-westen:
Atlantische Oceaan 
Zuid:
Atlantische Oceaan
Zuid-oosten:
Provincie Cadiz

Geologie

In de provincie Huelva kunnen twee grote geologische eenheden worden onderscheiden. In het noorden, dat samenvalt met de morfologische eenheid van de Sierra Morena, bevindt zich het Macizo Hespérico (Hesperische massief), dat bestaat uit precambrische en paleozoïsche materialen die tijdens de Hercynische orogenese zijn geplooid en sindsdien aan erosie onderhevig zijn geweest.

Ten zuiden van de vorige bevindt zich een geologische eenheid die Neogene en Kwartaire Depressies wordt genoemd. Deze eenheid omvat de gebieden die na de Alpiene orogenese zijn verzonken en die zijn opgevuld met sedimenten als gevolg van de erosie van de Sierra Morena en het binnendringen van de zee.

Macizo Herpérico
Kaart van de belangrijkste geologische eenheden in de provincie Huelva. Bron: Opgesteld door de auteurs op basis van gegevens van de digitale geologische kaart van Andalusië 1:400.000.

Het Iberische of Hesperische massief (Macizo Hespérico) vormt het meest zuidwestelijke deel van de Europese Hercynische keten. Het materiaal van het Iberisch Massief komt op Andalusisch grondgebied ten noorden van de Guadalquivir-vallei te voorschijn, samenvallend met de bergachtige uitlopers van de Sierra Morena, en treft zo de noordelijke helft van de provincie Huelva. Zij bestaan uit Precambrisch en Paleozoïsch materiaal dat tijdens de Hercynische orogenese is gevormd.

Het massief vertoont een duidelijke structurele symmetrie. Zo vertoont de buitenste zone (gemanifesteerd door de Sur-Portuguesa-zone in Huelva) een lagere graad van metamorfisme, aangezien de vervorming alleen de meest oppervlakkige niveaus van de korst heeft aangetast, terwijl de binnenste zone (Ossa-Morena) een hoge graad van korstvervorming vertoont, aangezien de belangrijkste metamorfe processen (processen waarbij gesteente uit ander gesteente ontstaat) de lithosferische mantel (het bovenste gedeelte van de aardmantel) hebben bereikt.

Het gebied van Ossa-Morena

Ossa-Morena is een gebied in de provincie Huelva dat ligt tussen het Centraal-Iberische gebied in het noorden en het Zuid-Portugese gebied in het zuiden, en beslaat het noordelijke derde deel van de provincie.

Het wordt gekenmerkt door een grote structurele complexiteit en diversiteit van materialen, variërend van het Precambrium tot het Carboon, afgewisseld met belangrijke vulkanische en plutonische knobbels. De structurele complexiteit is te wijten aan de belangrijke tektonische activiteit als gevolg van de Hercynische orogenese, die een belangrijk netwerk van breuken en afschuivingszones heeft gevormd die de materialen rangschikken in de N0-SE configuratie die kenmerkend is voor de Hercynische zones. Een ander gevolg is het metamorfisme dat zich in verschillende mate manifesteert, evenals de intense vervormingen die plooiing en, uiteindelijk, stuwing of overschuiving veroorzaken.

In de provincie kunnen twee domeinen worden onderscheiden:

        • Dominio de Elvas-Cumbres Mayores:

Dit domein ligt in de grensstrook met de provincie Badajoz, overwegend in de Sierra de Cumbres Mayores. 

        • Dominio de Sierra Aracena

Dit domein vormt een strook ten zuiden van het vorige, hoewel het veel uitgestrekter is. Hij loopt praktisch oost-west tussen de provincie Sevilla en Portugal (Almadén de la Plata-Beja).

        • Zona Sur-Portuguesa

Het Zuid-Portugese gebied is het meest extreme en zuidelijkste deel van het Hesperische massief. Het beslaat een brede strook in het centrum van de provincie Huelva, die zich uitstrekt in de richting van de aangrenzende provincie Sevilla. Het staat in contact met de Ossa-Morena-zone, waarmee het een belangrijke hechting vormt van het Europese Hercynische Massief, dat zich manifesteert door de Acebuches amfibolieten.

        • Neogene en Kwartaire Depressies

De Neogene en Kwartaire afzettingen maken deel uit van het verstoppingsgebied van de Baetische depressie. Hun geologische oorsprong is betrekkelijk recent, met een overwicht aan sedimentair materiaal – zand, slib en klei – uit het Boven-Mioceen, Plioceen en, meer plaatselijk, Pleistoceen, als gevolg van de erosie van de nieuwe reliëfs.

De kustlijn heeft een zanderig karakter, gevormd door duinen die onderbroken worden door de monding van de rivieren Tinto en Odiel, die moerassen vormen.

Reliëf

Sierra Morena
Fysieke kaart van de provincie

Sierra Morena, en dus ook de Huelva-sector, is het resultaat van de erosie van het Macizo Hespérico dat tijdens de Hercynische orogenese is gevormd. Alpiene plooiing veroorzaakte een verjonging van het gebergte met de plooiing van het sedimentaire materiaal en tegelijkertijd een breuk van het metamorfe materiaal, dat minder flexibel was voor orogenische krachten. Dit verschillende gedrag van de materialen heeft geleid tot een grote interne diversiteit in het gebied: het reliëf varieert van de meest abrupte en steile gebieden, bestaande uit harde materialen, tot heuvelachtige en middelmatig hellende gebieden en valleigebieden waar de erosie van zachte materialen het grootst is geweest.

De Huelva-sector kan worden onderverdeeld in twee grote subsectoren: in het noorden bevinden zich verschillende bergketens in de lengterichting met hoogten tussen 500 en 700 meter, hoofdzakelijk bestaande uit leisteen, zandsteen en grauwacke, die licht steile toppen vormen. De Sierra de los Hinojales, de Sierra del Álamo en de Sierra del Viento springen eruit. Ten zuiden van deze sector, doorsneden door de valleien van de Múrtigas en de Huelva, bevindt zich de zuidelijke subsector, gevormd door trajecten met verschillende oriëntatie. Deze sector (in het centrale gedeelte) heeft de hoogste hoogten en de steilste hellingen: de top van Castaño steekt er met 962 meter bovenuit. De hoogste top in de provincie is de berg Bonales op 1054 meter boven de zeespiegel. Vermeldenswaard is ook de visuele waarde van de grote granieten batholieten van Aroche en Santa Olalla.

El Andévalo
De belangrijkste stranden aan de kust van Huelva.

De comarca van Andévalo bestaat uit een reeks middelgebergten, tussen 200 en 600 meter hoog, afhankelijk van hun nabijheid tot de Sierra Morena. De materialen zijn metamorf geworden en zijn gebroken door de verschillende orogenieën. De rivieren hebben van deze breuken (fracturen) geprofiteerd en hebben met hun erosie de uiteindelijke modellering van dit gebied voltooid, waar tabulaire structuren, kleine heuvels van geringe hoogte, overheersen. Het intense metamorfisme van dit gebied heeft vorm gegeven aan het belangrijke mijnbouwgebied van de Iberische Pyrietgordel. Tot de belangrijkste bergtoppen behoren Cabezo Gordo (613 m) in Santa Bárbara en Padre Caro (600 m) in de gemeente Nerva.

De kust en het platteland

Deze sector wordt gevormd door een vrij monotoon monocline-reliëf met enkele heuvels of heuvelruggen die de continuïteit van de vlakte onderbreken. Het dankt zijn ontstaan aan de sedimentaire verzanding van de tektonische geul van de oude Zee van Tetis, met Tertiair en Kwartair materiaal afkomstig van de erosie van de Sierra Morena. De grens van deze depressie wordt gevormd door de Tinto rivierbreuk, die een soort trap vormt ten opzichte van de Andévalo. Binnen deze sector kunnen twee duidelijk subsectoren onderscheiden:

Het platteland, is een sedimentaire vlakte met zachte golvingen, in contact met de depressie van de Guadalquivir, gevormd door tertiair en quartair materiaal, met verschillende gebieden: de binnenlandse depressie, de binnenlandse hoogvlakte, het Tejada-veld en het alcores-gebied. De materialen die ze vormen zijn hoofdzakelijk zand, slib en klei, hoewel er ook een overvloed aan blauwe leem is, typisch voor mariene sedimentatie.

En in het zuiden van dit gebied, samen met de moerassen, bevinden zich andere, recentere en minder samenhangende materialen, hoofdzakelijk zandstenen die op veel plaatsen de vorm van korsten hebben. Het moeras is de meest recent gevormde sector dicht bij de kust, waar zich typische formaties van moerassen, geulen, lagunes, estuaria, samen met zand- en duingebieden bevinden. Het bestaat hoofdzakelijk uit zeer fijne materialen, gewoonlijk klei, en is blootgesteld aan zowel continentale als maritieme dynamiek. Deze materialen zijn nog niet erg geconsolideerd.

Hydrografie

In de provincie Huelva stromen van west naar oost vier belangrijke rivieren : de Guadiana, de Odiel, de Tinto en de Guadalquivir. Er zijn nog andere kleinere rivieren, zoals de rivier de Carreras en de rivier de Piedras. Het hydrografisch netwerk wordt gekenmerkt door waterlopen van korte lengte, omdat het rivieren zijn die steile hellingen moeten overwinnen en een grote snelheid en een groot erosief vermogen hebben, die tegenwoordig door menselijk ingrijpen bij de aanleg van stuwmeren zijn verminderd.

Doñana Nationaal Park moerassen in de Guadalquivir monding.

De provincie Huelva is verdeeld in drie hydrografische bekkens: het bekken van Guadiana, het Atlantisch-Andalusische bekken en het bekken van Guadalquivir. De provincie wordt omlijst door de rivieren Guadiana en Guadalquivir, en we kunnen spreken van een “Mesopotamië” omdat het tussen de twee rivieren ligt.

De rivier Guadiana vormt de grens van de provincie met Portugal, en alle beken in het westelijke deel van de provincie monden uit in deze rivier. Een van de belangrijkste stuwdammen van de provincie bevindt zich in de beken Malagón en Cóbica, de stuwdam van Andévalo met een capaciteit van 117 hm³ regelbaar, die water levert voor de belangrijkste provinciale behoeften zoals toerisme en menselijke consumptie aan de kust, de industriële pool van het grootstedelijk gebied en intensieve irrigatiegewassen.

De Guadalquivir stroomt tussen de provincies Huelva en Cádiz en fungeert als grens tussen de twee provincies, zij het slechts over enkele kilometers. Het meeste water komt echter uit de moerassen (nationaal park van Doñana), via de beek Rocina, en uit het noordoostelijke deel, via de riviera de Huelva.

De belangrijkste en meest emblematische rivieren in Huelva zijn echter de Tinto en de Odiel, aangezien hun gehele loop door de provincie loopt. De rivier de Tinto, die ontspringt in de oostelijke Sierra del Andévalo, is een dode rivier (behalve voor de zogenaamde extremofiele organismen) als gevolg van de grote hoeveelheid opgeloste mineralen in haar water, een product van de intense activiteit die plaatsvond in het mijnbekken van de Riotinto, dat ten noorden van de Condado ligt. Dit feit geeft het een dor karakter, zonder begroeiing op de oevers. Het vormt een natuurlijke grens tussen de landbouwgronden van de Condado en de landbouwgronden van het noorden van het graafschap. Talrijke beekjes en rivieren stromen ernaartoe, waarbij de rivier de Corumbel eruit springt. Alleen Moguer en het noordelijk deel van de gemeenten Lucena del Puerto en Bonares liggen in dit stroomgebied.

De Rio Tinto, gekenmerkt door zijn rode water als gevolg van de mineralen van de pyritische gordel en de werking van verschillende micro-organismen.

De rivier Odiel ontspringt in de Sierra de Aracena en mondt samen met de rivier Tinto uit in de monding van de Huelva. Het stroomgebied heeft een lengte van 140 km hoofdloop en een oppervlakte van 2330 km². In het hydrografisch netwerk van de rivier de Odiel kunnen drie belangrijke deelstroomgebieden worden onderscheiden, namelijk dat van de Oraque, dat van de Meca en dat van de Odiel. De eerste twee voorzien in 51% van de totale instroom en die van de Odiel in de resterende 49%. Het fluviatiele karakter van de Odiel gaat verloren in Gibraleón, waar een complex estuarium ontstaat dat het moerasgebied van de Odiel doet ontstaan.

Andere rivieren van betekenis in de provincie zijn:

        • Ribera del Chanza: de rivier stroomt in noordwestelijke richting en ontsluit een grote vallei, naast de Calaboza-riviera, tot zij uitmondt in de Guadiana. Deze vallei maakt het mogelijk de N-433 richting Portugal te laten lopen en een van de weinige landbouwgebieden in de Sierra Morena te ontwikkelen.
        • De rivier Múrtigas: zij stroomt naar het noorden om samen te vloeien met de Guadiana, waarbij zij zich een weg baant door leisteenachtig materiaal, dat moeilijk te eroderen is, en zo een smalle, nauwe vallei uitsnijdt.
        • Ribera de Huelva: deze loopt door een brede vallei in de Sierra Morena, die haar in twee sectoren verdeelt: noord en zuid. Het loopt van NW naar ZW en verzamelt het water van de riviera de Cala, totdat het uitmondt in de Guadalquivir.

Klimaat

Om het klimaat van Huelva te analyseren, moeten we beginnen met de geografische ligging. Deze provincie ligt tussen 38º15″ en 36º45″ breedtegraad. Ze is over het algemeen gericht op het zuiden, het gebied dat op het noordelijk halfrond het meest aan de zon is blootgesteld. Het heeft ongeveer 3000 uren zonneschijn per jaar, wat neerkomt op 300 heldere dagen per jaar in deze provincie.

Een doorslaggevende factor waarmee rekening moet worden gehouden, is de nabijheid van de Atlantische Oceaan, waarvan de invloed tot uiting komt in de schommeling tussen de gemiddelde maximum- en minimumtemperaturen. Bovendien heeft de provincie een zachte topografie die naar het noorden toe toeneemt, hetgeen ook van invloed is op de temperaturen (zij dalen van zuid naar noord, naarmate de hoogte toeneemt).

Over het algemeen heeft het een milde winter, met temperaturen rond 10º en zeer zelden onder 0º, en een hete zomer, met de warmste maanden, juli en augustus, met temperaturen van rond 35º en zelden boven 40º. De maximum- en minimumtemperaturen in de stad Huelva bedroegen respectievelijk 43,8ºC op 25 juli 2004 en -5,8ºC op 17 februari 1938.

De neerslag bedraagt ongeveer 500 mm per jaar (in het bergachtige binnenland kan dit oplopen tot 1000 mm per jaar). De maximale neerslag valt aan het einde van de herfst-winter, terwijl de neerslag in de zomer schaars is, vooral in juli valt er nauwelijks neerslag. Ter vergelijking met Nederland en België dat respectievelijk 873 mm en 925 mm/jaar aan neerslag kent, is dat dus vrij weinig, als u zich aan de kust bevindt. In het zuiden van Spanje is het vaak zo dat er veel valt in één bui. De meeste neerslag valt in de maanden november, december en januari, en dat komt dan neer op, bijvoorbeeld 8 dagen regen in december.

Flora en Fauna

Het karakteristieke vegetatietype van het gebied is dat van het mediterrane sclerofylle bos, waar steeneiken en kurkeikenbossen overheersen. Dit vegetatietype komt bijna overal in Huelva voor, vooral in de noordelijke helft (Sierra Morena en El Andévalo). Deze vegetatie is verbonden met gebieden met zure bodems en waar geen droogte heerst, hoewel zij niet erg veeleisend is wat betreft het water dat zij nodig heeft voor haar ontwikkeling. 

Conceptueel diagram van de hydrologie aan de oppervlakte, met evapotranspiratie, verdamping, transpiratie, afvloeiing en aanvulling.

Kastanjebossen en Portugese-eikenbossen zijn ook typische bosvormen in deze berggebieden van Huelva, maar hun waterbehoeften zijn veeleisender. Daarom verschijnen ze in de vorm van vlekken in de hoger gelegen gebieden (met meer neerslag) of in de schaduwrijke gebieden (met minder evapotranspiratie). De ondergroei omvat soorten als Viburnum tinus (sneeuwbal), ruscus (muizendoorn), olivilla, Osyris alba, lange aristolochia (pijpbloemachtige) en gewone varen. Anderzijds is er op het platteland praktisch geen natuurlijke vegetatie en wordt de grond praktisch voor de teelt gebruikt.

Wat de vegetatie in het kust- en moerasgebied betreft, zijn soorten als Vulpia fontquerana (langbaardgrassoort), Linaria tursica (Vlasleeuwenbeksoort),kustjeneverbes (subsp. macrocarpa), Micropyropsis tuberosa, Hydrocharis morsus ranae of Thorella verticillatinundata van bijzonder belang; vele van deze soorten zijn sterk bedreigd. De ruwheid van dit ecosysteem blijkt duidelijk uit het feit dat sommige plantensoorten zich moeten aanpassen aan zeer bijzondere omstandigheden: de zandduinen en hun onbestendige bodem. Dit ecosysteem van beweeglijke duinen, dat in andere delen van het Iberisch schiereiland bijna niet voorkomt, is een gevolg van de sterke zuidwestenwind. Het begraven van vegetatie, met name bomen, door de langzame beweging van zand, is een van de bekendste verschijnselen van het strandgebied van Doñana.

Anderzijds verdient de herbebossingsvegetatie een aparte vermelding in deze provincie, waar de herbebossing van eucalyptus- en dennenbomen van groot belang is geweest, zozeer zelfs dat de kap ervan in het Andalusische totaal voor bijna 50% bijdraagt aan het volume hout (504.911 m³, waarvan 373.429 m³ eucalyptus). Dit betekent een belangrijke economische bijdrage aan de primaire sector, hoewel het aan de andere kant ernstige milieuproblemen veroorzaakt: grote behoefte aan water, verwijdering van de ondergroei en wat dit betekent in termen van bodemaantasting en een vermindering van de biodiversiteit in lagunegebieden met een hoge ecologische waarde. Het is exoot die overal in Spanje opduikt en de inheemse vegetatie verdringt, dit heeft geen enkel natuurlijk belang, alleen economisch belang. Zijn grote behoefte een water is zeker in Spanje een behoorlijk minpunt.

Wat de fauna betreft, zijn de natuurlijke omstandigheden van de Sierra Morena en El Andévalo ideaal voor het bestaan van een grote rijkdom aan reptielen- en vogelsoorten en, in vele gevallen, soorten met een zeer beperkte verspreiding.

Iberische lynx, een van de beschermde diersoorten van Doñana

In deze met uitsterven bedreigde situatie bevinden zich emblematische soorten zoals de Iberische lynx (Linx pardina), de steenarend, de keizerarend, de havikarend, de zwarte gier, alsmede andere roofvogels zoals de zwarte ooievaar en kolonies vleermuizen. Het bestaan van deze soorten in de geografie van Huelva is een milieu-indicator van de eerste orde, die wijst op de goede ecologische omstandigheden waarin deze gebieden zich nog bevinden. Men mag echter niet vergeten dat er tot nog maar 15 jaar geleden nog lynxen werden aangetroffen aan de andere kant van de provincie, in het natuurgebied van de Marismas de Isla Cristina, een verschrikkelijk voorbeeld van de weg die onze natuurgebieden zijn ingeslagen. Daar komen nog andere vogelsoorten bij die, hoewel zij niet in de provincie zelf nestelen, periodes in haar natuurgebieden doorbrengen, hetzij om uit te rusten tijdens hun trek, hetzij om er hun broedseizoen door te brengen.

Tenslotte is het interessant te wijzen op de aanwezigheid van inheemse paardenrassen zoals het Marismeño-paard, een halfwild ras dat in Doñana voorkomt, en de Caballo de las Retuertas, uit het Biologisch Reservaat van Doñana, dat het oudste paardenras van Europa is.

Caballos marismeños (Moeraspaarden) bij de Saca de las Yeguas.

Gebieden van milieubelang: RENPA

Red de Espacios Naturales Protegidos de Andalucía (RENPA).
Het netwerk van beschermde natuurgebieden van Andalusië (RENPA) is een geïntegreerd en eengemaakt systeem van alle natuurgebieden die zich op het grondgebied van Andalucía bevinden. De provincie Huelva omvat 23 beschermde gebieden, waaronder Nationale Parken, Natuurparken, Parque Periurbanos (Parken in de buurt van steden (peri-urbano)), Natuurgebieden, Beschermde Landschappen, Natuurmonumenten, Natuurreservaten en Gecoördineerde Natuurreservaten, waarin de meest representatieve ecosystemen van het Huelva grondgebied te vinden zijn. Met deze cijfers, die 302.823 ha beslaan, wordt 30% van het grondgebied van de provincie Huelva beschermd door één van deze gebieden.

Van deze ruimten is het belangrijkste beschermde ecosysteem het Nationaal Park van Doñana, het grootste ecologische reservaat van Europa, dat door de UNESCO is uitgeroepen tot werelderfgoed. Het is gelegen in de moerassen van de Guadalquivir en ligt bijna volledig op het grondgebied van Huelva, dat wordt gedeeld met de provincies Sevilla en Cádiz.

In de uitlopers van de Sierra Morena, grenzend aan de provincie Badajoz, steekt het “Parque Natural Sierra de Aracena y Picos de Aroche“, dat in 1989 tot natuurpark werd uitgeroepen, er met kop en schouders bovenuit. Het gebied heeft een zeer rijk landschap van dehesas, steeneiken en kurkeiken, kastanjebossen en ooibossen, dat eeuwenlang de teelt van Iberische varkens en de vervaardiging van producten op basis van deze dieren heeft bevorderd. Van enorm geologisch en landschappelijk belang is de  Gruta de las Maravillas (Grot der Wonderen) in Aracena, van grote omvang en schoonheid, uitgehouwen in de kalkstenen ondergrond van dit gebergte, die met zijn 2130 meter een van de grootste van het Iberisch schiereiland is.

Andere beschermingszones in de provincie:

        • Parque natural Sierra de Aracena y Picos de Aroche
        • Paraje Natural Marismas de Isla Cristina
        • Paraje Natural Marismas del Odiel
        • Paraje Natural del Río Piedras y Flecha de El Rompido
        • Paraje Natural Enebrales de Punta Umbría
        • Paraje Natural Estero de Domingo Rubio
        • Paraje Natural Laguna de las Madres y Palos
        • Paraje Natural Peñas de Aroche
        • Paraje Natural Sierra Pelada y Rivera del Aserrador
        • Reserva Natural Laguna del Portil
Biosfeerreservaten

De status van biosfeerreservaat wordt toegekend aan gebieden met een natuurlijke en culturele rijkdom die representatief is voor de verschillende ecosystemen op aarde. Andalucía beschikt over een netwerk van Biosfeerreservaten, waarvan in de provincie Huelva de biosfeerreservaten van Doñana, Marismas del Odiel en de Dehesas de Sierra Morena zijn opgenomen. In totaal heeft de provincie een oppervlakte van 234.092 ha, dat is 21,96% van het Andalusische totaal.

Waterrijke gebieden (wetlands)

Andalucía heeft het rijkste, meest gevarieerde en best bewaarde natuurlijke erfgoed van waterrijke gebieden in Spanje en de Europese Unie. De wetlands van Andalucía in het algemeen, en die van Huelva in het bijzonder, vertonen een grote diversiteit aan ecologische types en vormen een ecosysteem van zeer grote ecologische, economische, culturele en sociale waarde. Daarom is niet alleen de instandhouding en een rationeel en duurzaam beheer van deze wetlands noodzakelijk, maar moet er ook op worden gewezen dat de geomorfologische, biochemische en ecologische processen of functies die in deze ecosystemen plaatsvinden, belangrijke goederen en diensten voor de samenleving genereren. Op basis van de Conventie van Ramsar is een lijst opgesteld van wetlands die voldoen aan enkele van de criteria van internationaal belang. De waterrijke gebieden van Huelva zijn de Marismas del Odiel, het Laguna de Palos y Las Madres en Doñana.

Natura 2000

Kaart van de beschermde gebieden van de RENPA in de provincie Huelva.

Marismas (moerassen) de Isla Cristina.

Flecha de El Rompido, Lepe.

Een stukje van het interieur van de Grotta de las Maravillas.

Ramsar-gebieden in de provincie Huelva.

Gebieden van communautair belang van het Natura 2000-netwerk.

Iberische varkens in het Parque Natural Sierra de Aracena y Picos de Aroche.

Natura 2000 is een Europees ecologisch netwerk van beschermde gebieden voor biodiversiteit. Het bestaat uit speciale beschermingszones (ZEC’s) die zijn aangewezen in overeenstemming met de Habitatrichtlijn, alsmede speciale beschermingszones voor vogels (ZEPA’s) die zijn vastgesteld in het kader van de Vogelrichtlijn. In de provincie Huelva zijn er in totaal 33 ZEC’s, met een oppervlakte van 463.906,16 ha. Daarvan zijn er 8 ook speciale beschermingszones ZEPA’s, met een totale oppervlakte van 324.147,17 ha.

Industriële vervuiling

Volgens het ‘Observatorio de la Sostenibilidad’ heeft de vervuiling in Huelva verschillende oorzaken, aangezien zij te wijten is aan de uitstoot van aardgas, aardoliemaatschappijen, cementfabrieken, thermische centrales, meststoffen (Fertiberia), en andere chemische industrieën zoals Tioxide.

Territoriale organisatie


Er is geen officiële administratieve regionalisatie in Huelva. In de verschillende sectoriële beleidsterreinen is een ad hoc (voor dit speciale doel) regionalisatie doorgevoerd. Zo zijn er onder meer gerechtelijke districten (arrondissementen), toeristische, landbouw- en gezondheidsdistricten, die worden gebruikt voor de planning en organisatie van openbare voorzieningen. Het district met de langste historische traditie is het gerechtelijk arrondissement, dat de provincie verdeelt in zes gerechtelijke arrondissementen, waarvan de hoofdkantoren zich bevinden in: Aracena, Ayamonte, Aracena, Ayamonte, Aracena en Ayamonte: Aracena, Ayamonte, Huelva, Moguer, La Palma del Condado en Valverde del Camino. De enige officiële instantie met bestuurlijke bevoegdhedenen zijn de mancomunidades de municipios. De provincie telt 18 mancomunidades die aspecten van gemeenschappelijk belang beheren, zoals toerisme, watervoorziening, stortplaatsen, enz.

Op lokaal niveau is de provincie verdeeld in 80 gemeenten, politiek georganiseerd rond de gemeente. De gemeenten kunnen uit meerdere bevolkingskernen bestaan. In de provincie zijn La Redondela (in Isla Cristina) en Tharsis (in Alosno) opgericht als EATIM en zijn zij georganiseerd rond een wijkraad.

Naast de bovengenoemde lokale entiteiten telt Huelva in totaal 227 enkelvoudige entiteiten. De gemeente met het grootste aantal enkelvoudige entiteiten (Entidades singulares) is Almonaster la Real, met 17, gevolgd door Gibraleón met 11 en de 9 enkelvoudige entiteiten van Ayamonte en Isla Cristina.

De 20 grootste gemeenten van de provincie Huelva
Huelva Plaatsnaam inw.   Plaatsnaam inw. Moguer
Huelva
Lepe
Almonte
Moguer
Aljaraque
Isla Cristina
Ayamonte
Cartaya
Punta Umbría
Bollullos Par del Condado
142.538
28.293
24.577
22.061
21.706
21.516
21.510
20.314
15.891
14.392

Gibraleón
Valverde del Camino
Palos de la Frontera
La Palma del Condado
San Juan del Puerto
Aracena
Trigueros
Rociana del Condado
Bonares
Nerva
12.810
12.714
12.001
10.787
9.503
8.215
7.906
7.834
6.075
5.127
Lepe Aljaraque
Almonte Isla Cristina
bron: INE 2021
Bevolkingsdichtheid per gemeente in de provincie Huelva in 2021.
Bevolkingsgroei per gemeente in de provincie Huelva tussen 2001 en 2011.
Bevolkingsgroei per gemeente in de provincie Huelva tussen 2011 en 2021.

Toerisme


Pinares de Mazagón, langs het strand van Rompeculos.

De ontwikkeling van het toerisme in de provincie heeft zich later voorgedaan dan in andere gebieden van de Spaanse kust. Steden zoals Islantilla en Isla Canela zijn ontstaan tussen het einde van de jaren ’90 en het begin van de nieuwe eeuw. Oudere ontwikkelingen, met tot voor kort weinig planning, zijn El Rompido, El Portil, Mazagón en Matalascañas (Torre de la Higuera). Hoewel Punta Umbría begon als een gehucht van Cartaya, is het na de democratisering van het zon- en strandtoerisme, dankzij de nabijheid van de hoofdstad en de ligging aan het strand, begonnen aan zijn stedelijke ontwikkeling; zijn huidige ontwikkeling kan niet worden begrepen zonder de toeristische activiteit en zijn bijdrage aan de vakantiebewoning. Andere toeristische centra zijn Nueva Umbría, Nuevo Portil, Punta del Moral, La Antilla en Urbasur. De laatste jaren is ook het zogenaamde “plattelandstoerisme” of binnenlands toerisme in het sierra-gebied van belang geworden.

De mijn van Peña del Hierro-Malacate in het mijnpark van Riotinto.

Er is een tendens om het toerisme te verrijken en het aanbod van musea en interpretatiecentra is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen (Casa de los Ingleses in Punta Umbría, El Hombre y la Marisma in Isla Cristina of Puerta del Atlántico in Huelva), waarmee een toeristisch model wordt ontwikkeld dat een ander soort attractie biedt. De geschiedenis van de Cuenca Minera, met eeuwen van exploitatie en een ongewone Engelse aanwezigheid in het land, trekt jaarlijks meer dan 62.000 toeristen naar het Mijnpark, dat een interpretatie van de provincie uit deze periode biedt. Maar het is de historisch-artistieke site, Lugares colombinos genaamd, dat meer dan 200.000 bezoekers telt, voornamelijk uit Spanje, maar met bezoekers van allerlei nationaliteiten, die de gebeurtenissen rond de ontdekking van Amerika komen bestuderen of in herinnering brengen. Moguer, Palos de la Frontera en het klooster van La Rábida zijn de Colombiaanse steden bij uitstek, hoewel de meest bezochte van deze plaatsen de Muelle de las Carabelas is, gelegen in de omgeving van La Rábida.

Replica’s van de drie karvelen waarmee Columbus Amerika ontdekte in de Muelle de las Carabelas in Palos de la Frontera.

Er zijn ook initiatieven voor de ontwikkeling van een zogenaamd “industrieel toerisme”, dat gericht zou zijn op degenen die geïnteresseerd zijn in een kennismaking met de Chemische Pool. Dit alles wordt nog aangevuld met de aantrekkingskracht van het houden van congressen in het kustgebied.

Deze inzet voor het toerisme en de verandering ervan, om niet meer zo afhankelijk te zijn van zon- en strandtoerisme, heeft de provincie in staat gesteld het voortouw te nemen bij de toename van het aantal overnachtingen in Andalucía.

Kunst, cultuur en traditie


De cultuur van Huelva, het resultaat van de verschillende volkeren die het gebied hebben doorkruist, is rijk aan tradities, feesten en vieringen. De christelijke traditie heeft een groot aantal religieuze festiviteiten opgeleverd, maar er zijn ook culturele evenementen die verband houden met de, voor deze streken zeer belangrijke, ontdekking van Amerika en de geschiedenis van de provincie.

Artistiek erfgoed

Huelva heeft behoorlijk wat historisch-artistieke rijkdom in haar provincie, zowel religieus (met een overvloed aan christelijke tempels, ermita’s (kluizenaarswoningen die uitgegroeid zijn tot een kapel maar soms ook grote kerken) en heiligdommen en zelfs oude moskeeën uit de periode van de moslimoverheersing en later omgebouwd tot kerken) als civiel, het resultaat van de doortocht van verschillende culturen door het land.

Van bijzonder belang zijn het Historisch-Artistiek Ensemble van de Lugares colombinos, alle gebouwen of infrastructuren die verband houden met de industriële en mijnbouwarchitectuur van de 19e eeuw en de vestingwerken en kastelen die tijdens de Middeleeuwen tot bloei kwamen, aangezien het een belangrijke grensenclave met Portugal was. Tot de meest opmerkelijke monumenten van Huelva behoren:

Religieuze monumenten
De kerk van het kasteel Aracena.

In het in de bergen verscholen dorpje Almonaster la Real vinden we een Visigotische moskeekerk, gebouwd in de eerste decennia van de 10e eeuw en waarvan de mihrab een van de oudste van Spanje is, van essentieel belang.

In de hoofdstad van de sierra, Aracena, valt de kerk van Nuestra Señora de los Dolores op. Deze kerk staat in het kasteel en werd gebouwd in de 15e eeuw. In 1995 uitgeroepen tot Bien de Interés Cultural (Goed van Cultureel Belang).

De Parochiekerk van Nuestra Señora de la Asunción is ongetwijfeld een van de grootste kerken van het bisdom Huelva en is gelegen in de nabijheid van de Plaza Alta in Aracena, in de renaissancestijl van de 16e eeuw.

Moskee van Almonaster.

In het grensstadje Ayamonte staat de 15e-18e-eeuwse kerk van Nuestro Señor y Salvador in Mudejar-stijl, gebouwd in de oudste wijk van het stadje. Het interieur bevat belangrijke werken van Vlaamse oorsprong.

Parochiekerk van Nuestra Señora de la Asunción, Aracena.

Opmerkelijk in de hoofdstad Huelva is de omgeving en het heiligdom van Nuestra Señora de La Cinta, op de Cabezo del Conquero; deze tempel werd door Christoffel Columbus bezocht om hem te bedanken voor de tijdens zijn reis verleende gunsten, en binnenin herbergt hij de patroonheilige van de stad waaraan het zijn naam ontleent. Ook belangrijk is de kerk van San Pedro, gebouwd op de resten van een moskee en aan de voet van een niet meer bestaand kasteel, dat vanwege zijn belangrijke erfgoed is uitgeroepen tot Bien de Interés Cultural. Of het voormalige klooster en nu kathedraal kerk van La Merced, ook uitgeroepen tot monument van cultureel belang, die is gelegen naast een van de universiteitscampussen.

Kerk van Nuestra señora la Granada, Niebla.

De religieuze traditie in Moguer komt tot uiting in het klooster van Santa Clara. Dit Nationaal Monument werd bezocht door Christoffel Columbus om zijn gelofte van Columbus te vervullen. Opmerkelijk zijn ook de parochiekerk van Nuestra Señora de la Granada (18e eeuw), waarvan de toren doet denken aan La Giralda in Sevilla, het klooster van San Francisco (15e-18e eeuw) en het ziekenhuis van Corpus Christi (14e eeuw).

In La Redondela dateert de parochiekerk van Nuestra Señora de los Doce Apóstoles uit de 15e eeuw, waarvan de laatste uitbreiding dateert van 1795 en die onlangs gerestaureerd is.

In de ommuurde stad Niebla bevindt zich de moskee-kerk van Nuestra Señora la Granada, een juweel van christelijke architectuur uit de 10e eeuw, waar de gelovigen tijdens de jaren van moslimoverheersing naar toe trokken totdat de Almohaden het in een moskee veranderden. Het werd in 1931 uitgeroepen tot historisch-artistiek monument.

Klooster van Santa Clara, in Moguer.

In Palos de la Frontera, een sleutelstad in de geschiedenis van de provincie, springt het klooster van La Rábida, dat dateert uit de 14e-15e eeuw, er bovenuit. Het werd herhaaldelijk bezocht door Christoffel Columbus, in welke periode hij steun kreeg en de eerste van zijn reizen werd bedacht. Het werd in 1856 uitgeroepen tot Nationaal Monument en tot Primer Monumento Histórico de los Pueblos Hispánicos (Eerste Historisch Monument van de Spaanse Volkeren). Ook belangrijk is de 15e-eeuwse kerk van San Jorge Mártir, waar de Koninklijke Bepaling van de Katholieke Vorsten werd voorgelezen, die Diego Rodríguez Prieto en andere inwoners van de stad Palos opdroeg twee karvelen gereed te hebben om met Christoffel Columbus uit te varen. Uitgeroepen tot Nationaal Monument in 1931. Beide kerken zijn in gotisch-Mudejarstijl.

In het kleine dorpje El Rocío, in Almonte, is de Ermita de El Rocío van essentieel belang, niet alleen vanwege zijn artistieke waarde, maar ook omdat hij een van de belangrijkste Mariafeesten ter wereld vertegenwoordigt. Deze tempel, die in 1963 werd gebouwd, verving eerdere tempels die te klein waren geworden om de toevloed van pelgrims aan te kunnen.

Civiele monumenten

Hoewel het een natuurmonument is valt in Aracena de Gruta de las Maravillas (Grot van de Wonderen) op door zijn licht- en geluidsinstallatie en zijn toegang tot het stadscentrum. Deze grot is gevormd onder de kalkrotsen van de Cerro del Castillo en is een van de meest bezochte plaatsen in Huelva. Het is uitgeroepen tot natuurmonument.

Ertsdok van de Riotinto maatschappij, in Huelva.

Andere monumenten in Aracena zijn de Cabildo Viejo, Ermita de Santo Domingo, El casino de Arias Montano, het kasteel, de stadhuis en het oude klooster van Jesús María omgebouwd tot hotel.

Romeinse brug van Niebla over het water van de rivier de Tinto.

De stad Cortegana wordt gedomineerd door haar kasteel, dat dateert uit 1293. Dit fort is een van de best bewaarde kastelen van de provincie.

Hetzelfde geldt voor Cumbres Mayores, waar het kasteel-fort van Sancho el Bravo sinds 1895 een Nationaal Historisch Monument is. Hoewel met de bouw werd begonnen in 1293, werd het pas voltooid in het begin van de 14e eeuw.

Monumento a la Fe Descubridora (Monument voor het Ontdekkend Geloof).

In de stad Huelva vallen het Monument voor de Ontdekkingsreizigers op, een groot kubistisch beeldhouwwerk dat in 1929 werd opgericht ter ere van de daden van de ontdekkers van Amerika, en twee erkende voorbeelden van de Angelsaksische periode in de stad: de Barrio Reina Victoria, in Engelse stijl uit het begin van de 20e eeuw, gebouwd om de werknemers van de mijnen in de stad te huisvesten, en de Muelle de mineral de la compañía Riotinto, uit het eind van de 19e eeuw, gebouwd om het lossen van de minerale te vergemakkelijken voor de schepen in de haven van Huelva en erkend als Bien de Interés Cultural.

In de gemeente Isla Cristina valt vooral de palomar de la Huerta Noble (duiventil van Huerta Noble) op, die dateert uit de 18e eeuw. Het is de grootste duiventil in Zuidwest-Europa. Het biedt plaats aan zo’n zesendertigduizend duivennesten en is ontstaan als een agrarisch-industrieel complex, met een complexe landelijke architectuur, waar de ruimten perfect gerationaliseerd zijn.

Het gemeentehuis van La Redondela heeft een Mudejar-zaal, uit de 15e eeuw, goed bewaard gebleven en van grote culturele waarde.

Opmerkelijk in Minas de Riotinto is de Corta Atalaya, de grootste dagbouwmijn van Europa, een voorbeeld van het mijnverleden van de provincie, en de wijk Bellavista, waar jarenlang het Engelse mijnpersoneel was gehuisvest.

In Moguer zijn het Almohad kasteel en het prachtige barokke stadhuis, gebouwd in de 18e eeuw, van belang.

Het belang van Niebla in het verleden blijkt duidelijk uit gebouwen zoals het kasteel van Guzmán, de Romeinse brug, waarover nog steeds auto’s rijden, en de Muren van Almohad, die met hun twee kilometer lengte en bijna vijftig torens een levendig voorbeeld zijn van de overheersing en het belang van deze moslimstad in de Al-Andalusische periode.

In Palos de la Frontera is de Fontanilla, die dateert uit de 13e eeuw, van essentieel belang, aangezien dit het watervoorzieningspunt was voor de Columbiaanse expeditie.

In Sanlúcar de Guadiana staat het 18e-eeuwse Castillo de San Marcos, dat na de Portugese Onafhankelijkheidsoorlog werd gebouwd om Portugese aanvallen te voorkomen. Desondanks viel het in 1666 in Portugese handen en werd het ontvolkt als gevolg van plunderingen. Het jaar daarop kwam het uiteindelijk weer in Spaanse handen en keerde de bevolking terug, hoewel er tot in de 19e eeuw veel oorlogsperiodes waren. Vanaf de top van de heuvel waarop het staat, kijkt het uit over het nabijgelegen dorp Alcoutim en de hele Guadiana-rivier.

Van groot belang in Trigueros is de Dolmen de Soto. Het werd in 1922 ontdekt door Armando de Soto en in 1931 uitgeroepen tot Nationaal Monument. Het is een van de indrukwekkendste voorbeelden van neolithische architectuur in Zuid-Spanje. Onder de megalithische vindplaatsen in de provincie moet ook het complex in het dorp El Pozuelo, in Zalamea la Real, worden genoemd.

Andere belangrijke monumenten zijn bijvoorbeeld de overblijfselen van het ondergrondse Romeinse aquaduct in Huelva en de stad Turobriga, gelegen ten noorden van Aroche, die met een oppervlakte van 12 hectare de enige Romeinse vindplaats is die in de provincie kan worden bezocht.

Modernisme aan de kust: het populairste gebouw van Isla Cristina, het huis van Gildita.

Van recenter datum zijn de modernistische voorstellingen in gebouwen in de provincie, vooral in Huelva en Isla Cristina met zijn oude Círculo Mercantil e Industrial, in de volksmond bekend als Casa de Gildita.

Cultureel erfgoed

Naast de bijdragen van verschillende inwoners van Huelva aan de kunsten, was en is de cultuur en folklore van de provincie rijk genoeg om de ontwikkeling van inheemse manifestaties mogelijk te maken, vooral op het gebied van muziek, waarbij de streek Andévalo zich onderscheidt door zijn rijke folklore.

De bekendste bijdrage is waarschijnlijk de fandango, voortkomend uit de Bailes de candil, in zijn traditionele versie als de fandango de Alosno of aflamencada.

Wat de traditionele dansen betreft, zijn de dansen van de Cascabeleros de Alosno ter ere van San Juan Bautista, de dansen van de Pandero en de Fandango in Encinasola, evenals andere rituele dansen in de hele Andévalo en Sierra: Hinojales, Cumbres Mayores, Puebla de Guzmán, San Bartolomé de la Torre, El Cerro de Andévalo, Villablanca, Villanueva de las Cruces, enkele van de meest opmerkelijke.

De gaita en de tamboril, in de provincie ook wel fluit en trommel genoemd, kunnen in zekere zin als inheemse muziekinstrumenten worden beschouwd, evenals de caña rociera. De fluit of doedelzak, altijd begeleid door de tamboerijn, arriveerde met de herbevolking van León en werd later de gaita van Huelva, met klank- en morfologische kenmerken die hem onderscheiden van andere driekolige fluiten uit het westen van het schiereiland.

Op het gebied van etnografie en vakmanschap zijn ook de hoed van Calañés en de boerenlaarzen van Valverde vermeldenswaard. Tenslotte kunnen sommige elementen van de volkse architectuur, vooral in de stad Huelva en langs de kust, ook als autochtoon worden beschouwd.

Musea
Carnavalsmuseum in Isla Cristina.

Wat de archeologie betreft, trachten de verschillende musea in de provincie een inzicht te geven in de menselijke doortocht door het gebied. In de stad Aroche bevindt zich het Archeologisch Museum, dat bij het bezoekerscentrum is gevoegd en in het voormalige klooster van Los Jerónimos is ondergebracht, met een tentoonstelling van artefacten van een honderdtal nabijgelegen vindplaatsen, vooral van de nabijgelegen Romeinse stad Turobriga. Maar het is het Provinciaal Museum van Huelva dat een gedetailleerde archeologieafdeling biedt met honderden stukken uit de stad en de provincie. In de hoofdstad valt ook het Interpretatiecentrum van de Atlantische Poort van Huelva op, dat de bezoekers het Britse erfgoed in de stad laat zien, samen met het Spoorwegpark, dat is opgevat als een park-museum, dat probeert de haven, de mijnen en de provincie in de geschiedenis van Huelva te plaatsen, en waaraan het Bezoekersontvangstcentrum van de Haven van Huelva in de Coach Yards van de haven is toegevoegd, als interpretatiecentrum van wat de haven voor de stad is en is geweest.

Op het eiland Saltés kunt u de archeologische site van Salthish bezichtigen, die dateert uit de 11e eeuw. Bovendien is er in Valverde del Camino een klein mineralogisch museum, met voorwerpen van Romeinse oorsprong die verband houden met de mijnbouw en de vindplaatsen Campillos en La Melera.

Provinciaal museum an Huelva.

De belangrijkste musea en ruimten gewijd aan de natuurlijke en sociale aspecten van de provincie zijn divers. Het Museum van de Zeewereld, in het duinpark van Matalascañas (Almonte), belicht het belang van de zee als middel van bestaan voor de mens en als ecosysteem. Het heeft een grote collectie skeletten van walvisachtigen en andere dieren. In Minas de Riotinto is het Mijnmuseum van Riotinto gevestigd, dat tot doel heeft het historisch-mijnbouwerfgoed van het mijngebied van Riotinto te bewaren en te restaureren, en naar alternatieve werkgelegenheid voor de mijnbouwsector en de toeristische exploitatie van het hele mijnbouwgebied te zoeken. In de hoofdstad ten slotte bevindt zich op het eiland Bacuta het Interpretatiecentrum van de Marismas del Odiel, dat informatie over dit natuurreservaat biedt en uitzicht biedt op de riviermonding en de stad Huelva.

Gastronomie


Mojama van tonijn van Isla Cristina, samen met Barbate (Cádiz), de belangrijkste producent ervan.

De provincie Huelva kent een grote gastronomische diversiteit, zowel rijk als uniek, een samensmelting van producten uit de bergen tot aan de kust, van ham bij uitstek tot gamba’s en aardbeien. De koningen van de gastronomie van Huelva zijn de Iberische ham, met zijn eigen “Denominación de Origen Protegida Jabugo“, en zeevruchten en vis (met speciale vermelding van choco (inktvissoort), witte garnalen en coquina (kleine mosselsoort). De eerste kan zo worden gegeten, en hoeft alleen maar goed te worden gesneden. Zeevruchten moeten goed worden gekookt, en vis wordt gewoonlijk gebakken, gegrild, geroosterd of gestoofd gegeten. De mojama van tonijn, die hoofdzakelijk wordt geproduceerd in Isla Cristina (de belangrijkste Andalusische producent), is eveneens zeer gewaardeerd maar weinig bekend.

Witte garnalen (Gambas blanca).

De choco de Huelva is welbekend, en heeft aanleiding gegeven tot een bijnaam voor de inwoners van Huelva, choqueros. Choco is de naam waaronder de inktvis bekend is, en er worden tal van gerechten mee bereid, zoals tuinbonen met choco, of gewoon gebakken choco. De witte garnaal uit Huelva is een veel geconsumeerd product. Een ander voedingsmiddel uit de provincie, dat over de hele wereld wordt verkocht, is de aardbei uit Huelva.

De gastronomie van de Sierra en Andévalo staat bol van de recepten op basis van paddestoelen, zoals de gurumelo (Amanita ponderosa), een paddestoel van uitstekende kwaliteit, of de níscalo (Lactarius deliciosus), die spontaan groeit.

De provincie is de thuishaven van een van de vier grote denominaciones de origen van Andalusische wijnen en van een gedistingeerde azijn die de Denominación de Origen Condado de Huelva y Vinagres del Condado de Huelva, meekreeg. Deze DD.OO., gevestigd in Bollullos Par del Condado, bestrijken momenteel 18 gemeenten: Bollullos Par del Condado, Trigueros, Almonte, Beas, Bonares, Chucena, Gibraleón, Hinojos, La Palma del Condado, Lucena del Puerto, Manzanilla, Moguer, Niebla, Palos de la Frontera, Rociana del Condado, San Juan del Puerto, Trigueros, Villalba del Alcor en Villarrasa. Volgens de Consejo Regulador zijn al deze dorpen geschikt voor de productie van druiven van de toegestane rassen. Het gebied voor de rijping van de wijnen die onder deze DO’s vallen, omvat echter alleen de gemeenten Bollullos Par del Condado, Almonte, Chucena, La Palma del Condado, Manzanilla, Moguer, Rociana del Condado, San Juan del Puerto en Villalba del Alcor. Hoewel er voornamelijk witte wijn van de zalema druif wordt geproduceerd, begint men uit te breiden met de productie van rode wijn, zelfs internationaal bekroond, mousserende wijn en vooral brandewijn van hoge kwaliteit.


Naar boven

Verwant aan dit onderwerp:

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

          • Last updated 2022-11-24

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles.
Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0

Other references are:

          • Source reference: El Blog Biblioteca Virtual Miguel Cervantes |http://www.cervantesvirtual.com/nd/ark:/59851/bmcrj4v6| datum=20210118
          • Source reference: Website Celtiberia.net|https://www.celtiberia.net/es/multimedia/?id=2815| datum=20210126

The photos/images are licensed under Wikimedia Creative Commons: CC0 1.0CC BY 1.0, CC BY-SA 1.0, CC BY 2.0, CC BY-SA 2.0, CC BY-NC-SA 2.0, CC BY 2.5, CC BY-SA 2.5, CC BY 3.0, CC BY-SA 3.0, CC BY 4.0, CC BY-SA 4.0, Free Art License 1.3 or Public Domain

If you click on one of the links below, you will see the full information of these photos/images, the author, or the licence.

Coralma*, is own work that can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.


Eetsnob

eten met passie

Jan Woordenaar Bontje - CULTUUR

Aforismen, bontjes, columns, gedachten, gedichten, haibun, haiku, kyoka, literatuur, poëzie, proza, snelsonnetten, tanka.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, reizen, foto's, gedachten en meer.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, foto's, gedachten en meer.

MONTSE ANTARES BLOG CINEMA

BANDAS SONORAS.. SOUNDTRACKS.. Y MÁS