Iberiërs

Het Iberische volk
(6e eeuw v.Chr. – 2e eeuw v.Chr.)

De Iberiërs of Iberos, zoals men dit volk in Spanje noemt, waren volgens de oude Griekse schrijvers, het volk van het oosten en zuiden van het Iberisch schiereiland. En om hen te onderscheiden van de volkeren van het binnenland, waarvan de cultuur en gewoonten anders waren, noemde men hen de Iberiërs. Deze volkeren werden door mannen als Hekataios van Milete<, Herodotus, Strabo of Rufo Festo Avieno, vanaf de 6e eeuw v.Chr. beschreven als; elisices, sordones, ceretanos, airenosinos, andosinos, bergistanos, ausetanos, indigetes, castelanos, lacetanos, layetanos, cossetanos, ilergetas, iacetanos, suessetanos, sedetanos, ilercavones, edetanos, contestanos, oretanos, bastetanos en turdetanos. Ze kregen de gemeenschappelijke naam omdat zij allen min of meer dezelfde taal spraken. Strabo en Apiano waren de eerste historici die Iberia, geografisch gezien, op de kaart zette. 

Wat u interesseert:

Gegevens
Etnische afkomst Pre-Indo-Europese
Iberiërs
Taal Iberische taal
Schrift Iberisch Schrift
Leefgebied Oosten en zuiden van het schiereiland en een deel van zuid Frankrijk.
Huidige verbindingen Spanje, Portugal, Andorra en Frankrijk.
Gerelateerde volkeren Elisices, Sordones, Ceretanos, Airenosinos, Andosinos, Bergistanos, Ausetanos, Indigetes, Castelanos, Lacetanos, Layetanos, Cossetanos, Ilergetas, Iacetanos, Suessetanos, Sedetanos, Ilercavones, Edetanos, Contestanos, Oretanos, Bastetanos, Turdetanos
Een ruiter, van zijn paard gesprongen, die zijn vijand doorboort, Iberisch beeldhouwwerk uit de 5e eeuw v. Chr., Porcuna, Jaén.

Geschiedenis


Zicht op de nederzetting van San Cristóbal, in Mazaleón (Teruel).

Hoewel de klassieke bronnen niet altijd overeenkomen met de precieze geografische grenzen noch met de opsomming van specifieke volkeren, lijkt het erop dat de taal het fundamentele criterium was dat hen identificeerde als Iberiërs gezien vanuit het oogpunt van Grieken en Romeinen, aangezien de inscripties, in de Iberische taal, in grote lijnen met elkaar overeenkomen binnen dit gebied dat de klassieke bronnen aan de Iberiërs toekennen; het kustgebied dat van het zuiden van de Languedoc-Roussillon tot Alicante loopt, dat tot het binnenland doordringt via de vallei van de Ebro, de vallei van de Segura, een groot deel van het zuidelijke en oosterse La Mancha tot aan de rivier de Guadiana en door de hoge vallei van de Guadalquivir.

Vanuit het huidige archeologische gezichtspunt is het concept van de Iberische cultuur geen patroon dat uniform wordt herhaald bij elk van de volkeren die werden geïdentificeerd als zijnde Iberiërs, maar veeleer de som van de afzonderlijke culturen die vaak gelijkaardige kenmerken vertonen. Ze verschillen duidelijk van elkaar terwijl ze soms hun cultuur met volkeren deelden die niet als Iberiërs werden geïdentificeerd.

Historische referenties

De eerste referentie die we hebben van de Iberiërs is via Griekse historici en geografen. Interessant is dat de Grieken een volk van het huidige Georgië, dat bekend staat als het Kaukasische Iberia, ook Iberiërs noemden. Aanvankelijk gebruikten de Grieken het woord Ibero om de westelijke Middellandse Zeekust aan te duiden, en later om alle stammen van het schiereiland aan te duiden, en later om alle stammen van het schiereiland aan te duiden. Het geheel van de volkeren noemde ze ook Iberia.

Polybius was een Griekse geschiedschrijver uit de 2e eeuw v.Chr. die een tijdlang op het schiereiland woonde. Polybius zegt:

    Iberia is de naam die gegeven wordt aan het deel dat aan Nuestro Mar (Middellandse Zee) ligt, vanaf de zuilen van Heracles. Maar het deel dat in de richting van de Gran Mar of de Mar Exterior (Atlantische Oceaan) valt, heeft geen gemeenschappelijke naam, omdat het pas onlangs ontdekt is.                                                                                                           Polibio
Wierookvaatje uit Contestania, gevonden in de necropolis van Lucentum (of Akra Leuké), een archeologische site van de Tossal de Manises (provincie Alicante). Momenteel in het Archeologisch Museum van Alicante.

De eerste beschrijvingen van de Iberische Mediterrane kust komen van Avieno in zijn Ora maritima, een verslag van de reis van een zeeman uit Massalia (Marseille) duizend jaar eerder (530 v. Chr.):

    De meeste auteurs verwijzen naar de Iberiërs als zijnde genoemd naar deze rivier, maar niet naar de rivier die de weerbarstige Basken baadt. Het hele gebied van dit dorp naast deze rivier, in het westen, heet Iberia. Het oostelijke gebied omvat echter ook Tartesios en Cilbicenos.
…………………………………………                                                                             ………………Avieno, Ora maritima

Appianus heeft het over volkeren en steden, hoewel ze toen al verdwenen waren. Hij beschrijft ook het meest westelijke deel van Andalucía. Strabo maakt een beschrijving van dit gebied op basis van eerdere auteurs, en verwijst naar de steden van Turdetania, als afstammelingen van de cultuur van Tartessos. In het algemeen spreken schrijvers als Plinius de Oudere en andere Latijnse historici slechts terloops over deze steden als voorlopers van het Romeinse Hispania.

Om de Iberiërs te bestuderen zijn naast literaire bronnen ook epigrafische, numismatische en archeologische bronnen gebruikt.

De oorsprong van de Iberiërs

Krijger in dubbel harnas (5e eeuw v. Chr.), afkomstig van de archeologische site van Cerrillo Blanco (Porcuna, Jaén).

Hoewel deze volkeren bepaalde gemeenschappelijke kenmerken deelden, waren ze geen homogene etnische groep, omdat ze in veel opzichten van elkaar verschilden. De oorsprong van de Iberiërs is niet in detail bekend, hoewel er verschillende theorieën zijn die dit proberen vast te stellen:

    • Eén hypothese suggereert dat ze in de neolithische periode op het Iberisch schiereiland zijn aangekomen, en hun aankomst is gedateerd van het vijfde millennium voor Christus tot het derde millennium voor Christus. De meeste geleerden die deze theorie aannemen vertrouwen op archeologisch, antropologisch en genetisch bewijs dat de Iberiërs uit de verder naar het oosten gelegen mediterrane regio’s komen.
    • Andere geleerden hebben gesuggereerd dat ze misschien afkomstig zijn uit Noord-Afrika, hoewel dit een betwiste hypothese is. De Iberiërs zouden zich aanvankelijk langs de oostkust van Spanje hebben gevestigd en zich later mogelijk naar een deel van het Iberisch schiereiland hebben verspreid.
    • Een andere alternatieve hypothese stelt dat zij deel uitmaakten van de oorspronkelijke bewoners van West-Europa en de scheppers/erfgenamen waren van de grote megalithische cultuur die in dit gebied ontstaat, een theorie die genetische studies hebben verworpen, aangezien het genetische profiel van de vaderlijke afstamming onder de Iberiërs dat van een steppebevolking (zuidelijk Rusland) is (R1b), er zijn geen sporen van de vaderlijke afstammelingen uit het neolithicum, of vóór de aankomst van de afstammelingen van de steppen die rond 2500 v. Chr. aan kwamen op het schiereiland. De Iberiërs zouden enigszins lijken op de Keltische populaties van het eerste millennium voor Christus in Ierland, Groot-Brittannië en Frankrijk, hoewel deze andere Paleo-Europese vaderlijke afstammelingen vertonen die we nog niet zien bij de Iberiërs. Het vaderlijke genetische profiel van de Iberiërs is bijna hetzelfde als dat van de Basken in die tijd, en enigszins anders dan dat van de Keltiberiërs. Later zouden de Kelten de Pyreneeën in twee grote migraties oversteken: in de IX en VII eeuw v. Chr. De Kelten vestigden zich voor het grootste deel ten noorden van de rivier de Duero en de rivier de Ebro, waar ze zich mengden met de Iberiërs om de groep te vormen die Keltiberiërs heette.
    • De meest waarschijnlijke hypothese die momenteel door de belangrijkste iberologen wordt gevolgd is die van een oorsprong in de Urnenveldencultuur (ook dragers van de steppe-vaderlijke afstamming). Deze hypothese is van mening dat de verwantschap tussen de Iberische, Baskische en Aquitaanse talen in historisch en cultureel opzicht vertaald zou moeten worden naar een gemeenschappelijke factor die de uitbreiding van deze taalfamilie in een groot gebied in een paar eeuwen zou rechtvaardigen. Zo wordt aangenomen dat deze taalfamilie uit een demografische invasieve laag zou komen die deel uitmaakt van de urnenveldencultuur, aangezien op het Iberisch schiereiland het verspreidingsgebied van deze cultuur in principe samenvalt met het verspreidingsgebied van de Iberische taal, naast de gewoonte om de doden te cremeren en hun as en overblijfselen van verbrande botten in urnen te bewaren.

Oorsprong en omvang van de proto-Iberiërs

De vermeende maximumgrenzen van de Iberische expansie zouden zich van het zuiden van Frankrijk tot de Portugese Algarve en het noorden van de Afrikaanse kust uitstrekken.

Later hebben de Keltiberische volkeren echter andere volkeren in het binnenland van het schiereiland beïnvloed. Deze invloed is te zien aan de komst van de pottenbakkersschijf in vele gebieden van het noordelijke plateau van het schiereiland, vooral het volk dat leeft in de Ebro-vallei, en zelfs enkele verderop levende volkeren zoals Arevacos, Pelendones of Vacceos.

De Iberiërs waren, kortom, de verschillende volkeren die vanuit verschillende voorgaande culturen evolueerden naar een reeks proto-staten, daarbij geholpen door de invloed van de Feniciërs, eerst, en vervolgens door de Grieken en Puniërs (Carthagen), die elementen van luxe met zich meebrachten die, als prestigieuze goederen, zouden bijdragen aan de interne differentiatie van de verschillende sociale groepen.

De taal


De Iberische taal verschillen in de context van de Paleo-Hispaanse talen. Tartésico ██ Ibérico ██ Aquitano ██ Celtibérico ██ Lucitano ██

De Iberische taal is een Paleo-Hispaanse taal die schriftelijk is gedocumenteerd, voornamelijk opgetekend in noordoostelijke (of Levantijnse) Iberische taal en af en toe opgetekend in zuidoostelijke (of zuidelijke) Iberische taal en in het Grieks-Iberisch alfabet. De oudste inscripties in deze taal dateren van het einde van de 5e eeuw v.Chr. en de meest moderne (amforen gevonden in Vieille-Toulouse, Haute-Garonne) van rond de eerste helft van de 2e eeuw n.Chr.

Teksten in het Iberisch kunnen redelijk goed worden gelezen, dankzij de ontcijfering van het alfabet door Gómez-Moreno, maar voor het grootste deel zijn ze onbegrijpelijk, omdat het Iberisch een taal is zonder verwanten die dicht genoeg bij zijn tijdperk stonden om begrijpelijk te zijn, of die nuttig geweest zouden zijn voor het vertalen van teksten. Na de jaren die zijn verstreken sinds de ontcijfering, heeft een reeks langzame vorderingen plaatsgevonden die, hoewel niet erg spectaculair, al een glimp laten zien van het begrip van inscripties, voornamelijk van begrafenis- of van rechtsgeldige eigendomsdocumenten, naast het intuïtief vertalen van enkele grammaticale of typologische kenmerken.

Verspreiding en varianten

De Iberische taal werd op de brede kuststrook, die zich uitstrekte van het zuiden van de Languedoc-Roussillon tot Alicante, in vele varianten gesproken en doordrong het binnenland via de Ebro-vallei, de Júrac-vallei, de Segura-vallei en de bovenste Guadalquivir-vallei tot aan de Guadiana-rivier die als noordwestelijke grens diende. De inscripties in de Iberische taal verschijnen op een grote verscheidenheid aan materialen: zilveren en bronzen munten, loden platen, keramiek van Attica (Attica – deel van het oude Griekenland), zwart gelakt keramiek A en B, geschilderd keramiek, dolia’s (Dolium, grote ronde of ovale aardewerk kruik), amforen, spintollen, steles, stenen platen, mozaïeken, enz. Het is veruit de Paleo-Hispaanse taal met de meest gevonden schriftelijke documenten, zo’n tweeduizend inscripties, die 95% van het totaal vertegenwoordigen.

Geschriften

De verschillende Iberische geschriften in het kader van de Paleo-Hispanische geschriften.

Het Iberisch schrift is een van de belangrijkste getuigenissen van de culturele ontwikkeling met een eigen persoonlijkheid van de Iberiërs. Er zijn drie soorten Paleo-Hispanisch schriften bekend: het Zuidwestelijke, Zuidelijke en Levantijnse Iberische schrift. Bovendien is de Iberische taal geschreven met een Ionisch alfabet, vrijwel alleen op het grondgebied van de iberiërs gebruikt, zoals blijkt uit enkele aanwijzingen gevonden in de Serreta de Alcoy, graffiti (teksten) op keramiek uit de Isleta de Campello (beide in Alicante) en het lood uit El Cigarralejo (Mula, Murcia). Het Iberisch-Levantijnse schrift is het bekendste en werd in de jaren twintig van de vorige eeuw ontcijferd door Manuel Gómez-Moreno.

Reproductie van het Ullastret lood, eind 4e eeuw v.Chr.

Tot op heden is het echter niet mogelijk geweest om ze te vertalen, zodat het niet mogelijk is om te begrijpen wat er in de teksten staat. Het is een gemengd type schrift, syllabisch en alfabetisch, dat mogelijk afkomstig is van een ouder schrift van Fenicische of Cypriotische oorsprong. De ontdekking van graffiti in keramiek uit Tartesische plaatsen zoals Cabezo de San Pedro in Huelva, met een chronologie tussen het midden van de 9e en het midden van de 8e eeuw v.Chr., suggereert dat de invoering van het zuidelijke en het Zuid-Westelijkeschrift vroeg plaatsvond, wat de introductie van archaïsche vormen van het Fenicische alfabet zou verklaren, die vóór de 8ste eeuw v.Chr. werden gebruikt. Dit alfabet werd aangepast aan de Tartesische taal, met de introductie van syllabische tekens, dat aanleiding gaf tot het vroege Paleo-Spaanse onderschrift en dat de oorsprong zou vormen van het Zuid-Westelijke-script dat op Tartesische stèles wordt gebruikt. Het zuidelijke schrift werd gebruikt in Boven-Andalusië en in het zuidoosten, inclusief Contestania, en bleef bestaan tot de vroege Romeinse tijd.

Dit schrift werd later aangepast aan de Iberische taal, mogelijk in het gebied van de Contestania, waardoor het Ibero-Levantine (dat van links naar rechts wordt geschreven, in tegenstelling tot het zuidelijke), naast het zuidelijke en het Ibero-Ionische schrift kwam te staan, en zich van daaruit verspreidde naar de rest van het Iberische gebied. Het feit dat in Contestania het gebruik van drie manieren om de Iberische taal te schrijven is gedocumenteerd (zuidelijke, Levantijnse en Ibero-Ionische scripts), suggereert voor sommige auteurs (J de Hoz, zie referenties) dat het in dit gebied was waar het Levantijnse Iberische schrift uit het zuiden ontstond.

De processen van commerciële uitwisseling maakte dat de uitbreiding van het Levantijnse schrift door de mediterrane boog en de Ebro-vallei (samen met andere culturele uitingen zoals Iberische keramiek) makkelijker verliep. Het werd gebruikt om Celtiberisch te schrijven in de 1ste eeuw v. Chr. (bijvoorbeeld, Botorrita bronzen uit Contrebia Belaisca en als monetair alfabet), tot het praktisch niet meer gebruikt werd op de plaats van zijn oorsprong. In Contestania en Edetania vinden we teksten geschreven in lood (La Serreta, La Bastida de las Alcusas, dit in zuidelijk schrift) en voornamelijk op keramiek (San Miguel de Liria). Het is mogelijk dat er andere dragers zijn gebruikt (hout, papyrus, huiden) die in de loop der eeuwen verloren zijn gegaan. Er rijst een interessante vraag op in hoeverre het schrift werd gebruikt bij de verschillende sociale lagen van de bevolking. Een toepassing met betrekking tot religieuze en commerciële praktijken lijkt waarschijnlijk. Het is mogelijk dat de heersende klassen het gebruikten als een methode om goederen te controleren (teksten op keramiek die de oorsprong, bestemming of eigenaar aangeven), zonder praktijken van magische aard met betrekking tot bepaalde sekten uit te sluiten, zoals gesuggereerd wordt door de aanwezigheid ervan in votiefdepots (zoals in het lood van Amarejo) en heiligdommen, evenals in keramiek van een type gebruikt voor begrafenissen (stèles, zoals die van Sinarcas).

Door de romanisering verdween het gebruik van het Iberische schrift parallel aan een progressieve latinisering. Op sommige plaatsen, zoals in Sagunto of de Ebro-vallei, duurde het tot de republikeinse periode, waarbij het gebruik ervan rond de 1ste eeuw v. Chr. vrijwel verdwenen is. Een relevante uitzondering is het fragment van terra sigillata met een tweetalige inscriptie uit de Tossal de Manises, dat in het MARQ (Museo Arqueológico de Alicante) wordt bewaard. Sommige auteurs vermoeden echter dat het een vervalsing zou zijn, want hoewel het stuk oud is, zijn de inscripties in het stuk niet helemaal zoals ze zouden moeten zijn.

Vasco-iberisme

Baskisch-Siberianisme is een werkhypothese over de structuur en de fylogenetische verwantschap van de Iberische taal, die in zijn extreme versie bedoeld is om de teksten in het Iberisch te vertalen via het Baskisch. De verschillende voorstellen voor vertalingen op basis van het Baskisch zijn echter niet grammaticaal consistent en laten ook de vertaling van de inscripties niet toe. Een van de belangrijkste kritiekpunten van de Baskische “vertalers” is dat de Iberische taal die in het licht van hun vertalingen wordt vertolkt, geen herkenbare regelmatige grammatica lijkt te hebben, aangezien er alleen overeenkomsten in vorm zijn met het Baskische lexicon. Vandaag de dag heeft deze extreem identificerende visie geen academische ondersteuning, aangezien het absurd is om te proberen een taal van tweeduizend jaar geleden te vertalen met een huidige taal die een afstammeling is van een oude taal, zelfs als deze zeer dicht bij de vorige taal zou liggen.

De Baskisch-Liberische hypothese wordt wel ondersteund door directe klassieke bronnen. Volgens de Griekse geograaf Strabo leken de Aquitaniërs en Iberiërs dus erg veel op elkaar, zowel qua ras als qua gewoonten, wetten, cultuur en taal, en waren ze erg verschillend van de Keltische volkeren.

Zonder een volledige identificatie tussen de talen te bereiken, erkennen veel geleerden van het Iberisch, bepaalde affiniteiten tussen het Iberisch en het Baskisch, of juister, met zijn oudste variant, het Aquitaans, voor zover deze affiniteiten voor sommige al voldoende zouden zijn om te bevestigen dat ze tot dezelfde familie behoren. Deze affiniteiten worden echter door veel auteurs, vooral volgelingen van Mitxelena, geïnterpreteerd als een sprachbund invloed in plaats van als een teken van echte fylogenetische verwantschap.

Proto-Baskisch of Aquitaans en Iberisch zouden talen kunnen zijn met een zekere taalkundige verwantschap. Een reeks gemeenschappelijke elementen is te zien in Iberische inscripties, in de gereconstrueerde Proto-Baskische en in het huidige Baskische.

      • Zij delen de vijf klinkers a, e, i, o, u (die het Spaans heeft geërfd), hoewel deze klinkers in andere Euraziatische talen voorkomen.
      • Ze gebruiken de vibrerende meervoudige alveolaire sonore medeklinker, r, (die het Spaans erft), hoewel dit foneem in veel andere Euraziatische talen voorkomt.
      • Afwezigheid in het Iberisch en Baskisch van initiële enkele of meervoudige alveolaire vibratie. Hetzelfde is te zien in andere Euraziatische talen, met name in het Altaisisch-Turks.
      • Afwezigheid van medeklinker na eerste s (geërfd door de Spanjaarden). Hetzelfde is te zien in andere Euraziatische talen, met name in het Altaisisch-Turks.
      • Afwezigheid van groepen van meer dan twee medeklinkers Hetzelfde is te zien in andere Euraziatische talen, met name in het Altaisisch-Turks.
      • E-prefix (vo0orvoegsel) aanwezigheid. Hetzelfde is te zien in andere Euraziatische talen.
      • Aanwezigheid van -k, -ik(i) achtervoegsels. Hetzelfde is te zien in andere Euraziatische talen, met name in het Altaisisch-Turks.
      • De wortel van de meeste woorden is bysyllabisch (tweelettergrepig). Hetzelfde is te zien in andere Euraziatische talen.

Er is voorgesteld dat zij bepaalde achtervoegsels met hetzelfde gebruik zouden kunnen delen.

      • -ku: ablatief in het Iberisch, gerelateerd aan genitieve -ko in het Baskisch. Hetzelfde is te zien in andere Euraziatische talen.
      • -en: genitief-/positief. Hetzelfde is te zien in andere Euraziatische talen, met name in het Altaisisch-Turks.
      • -k: identiek gebruik als een meervoudige marker in het Baskisch of Iberisch. Hetzelfde is te zien in andere Euraziatische talen, met name in het Altaisisch-Turks.

Er is voorgesteld (maar nog niet bewezen) dat zij een bepaald lexicon kunnen delen.

Iberisch Baskisch Vertaling
il/ili/ilti hiri ‘stad’
ekiar egin ‘maken’
salir sari ‘geld’ (waarde, prijs)
erder/erdi erdi ‘half’
ar’s ertsi ‘gesloten omhuizing’ (¿fort in ibero?)
gara gara ‘hoogte’
ildu ildu ‘groef’
kidei kide ‘collega’ (soms gebruikt als een achtervoegsel)

Er is voorgesteld (maar nog niet aangetoond) dat Iberische en Baskische cijfers samenvallen. Echter, geen van de tot nu toe gevonden Iberische dobbelstenen met tekens (acrofonische cijfers) op elk van de zes zijden bevestigen deze Baskische voorstellen (misschien slechts twee van de cijfers), maar ze vertonen wel een totale aaneenschakeling (voor alle zes de cijfers) met Altaïsche cijfers.

Iberisch Baskisch Vertaling
ban bat ‘één’
bi/bin bi (het oude biga) ‘twee’
irur hiru ‘drie’
laur lau ‘vier’
borste bost ‘vijf’
śei sei ‘zes’
sisbi zazpi ‘zeven’
sorse zortzi ‘acht’
¿? bederatzi ‘negen’
abaŕ hamar ‘tien’
oŕkei hogei ‘twintig’

Er zijn combinaties voorgesteld (maar nog niet aangetoond) om hogere aantallen in het systeem te zetten, zoals:   
abaŕ-ke-bi – hama.bi  =  (10+2) (twaalf)
oŕkei-(a)baŕ-ban – hogei.ta.(ha)maika  =  (20+11) (eenendertig)

Invloed van culturele stromen op de Iberische cultuur


De verspreiding van de Cardiaal-Impressocultuur.

De oorsprong van het lokaal culturele erfgoed dat invloed uitoefende op de Iberiërs gaat tenminste terug tot het eerste mediterrane neolithicum: de agro-visserijcultuur van de Cardiaal-impressocultuur, dat zich uitstrekte van de Adriatische Zee richting het westen, die de Paleolithische inheemse bevolking sterk beïnvloedde en alle kustregio’s van het westelijke Middellandse Zeegebied in het 5e millennium v. Chr. assimileerde.

Rond 2600 v. Chr. ontwikkelde de Chalcolithische beschaving (Chalcolithicum = kopertijd) zich in het oosten van Andalucia, waardoor plaatsen als Los Millares (Almería) en Marroquíes Bajos (Jaén) meer aanzien kregen. Ze waren nauw verwant aan de Portugese cultuur van Vila Nova en waarschijnlijk ook (onbewezen) aan enige oostelijke mediterrane cultuur (Cyprus).

Omstreeks 1800 v. Chr. wordt deze cultuur vervangen door die van El Argarcultuur (bronstijd), die zich zelfstandig ontwikkelt en in zijn B-fase (vanaf 1500 v. Chr.) sterk lijkt te worden beïnvloed door de Egeïsche culturen (Pithoi-begrafenissen). Deze voor het westelijke Middellandse Zeegebied ongekende ontwikkeling maakte dat archeologen van een “Troje van het westen” spraken.

Rond 1300 v.Chr., samenvallend met de invasie, door de Kelten, die het schiereiland via het noordwesten doorgang binnenkwamen en zich verspreiden over het noordwesten van het schiereiland, maakte El Argar, dat wel eens een gecentraliseerde staat had kunnen zijn, plaats voor een “post-Argarische” cultuur van onafhankelijke vestingsteden in hun gebied dat meer zuid-zuid-oostelijk was gelegen. Na de stichting van Marseille door de Focalsiërs (rond 600 v. Chr.), heroverden de Iberiërs het noordoosten van de Kelten, waardoor er nieuwe Griekse nederzettingen ten zuiden van de Pyreneeën ontstonden.

De gemeenschappen die aan het einde van de bronstijd zijn ontstaan, worden beschouwd als een inheems substraat als we het over de Iberische cultuur hebben. Er zijn in principe vier brandpunten: de Argar, de Manchego Bronzen cultuur, de Valenciaanse Bronzen cultuur en de Noord-Oostelijke urnenveldcultuur.

Relaties met andere volkeren


Het gebied met een overwegend Iberische cultuur besloeg de hele Middellandse-Zeekust, van het huidige Andalucía tot Zuid-Frankrijk, met inbegrip van een deel van de Ebro-vallei. Zij hebben Fenicische en later Griekse invloeden ervaren door contacten met de kolonies die zich in strategische gebieden van de Middellandse-Zeekust en het zuidelijk deel van de Atlantische Oceaan van het schiereiland bevonden.

Niet Iberische schiereilandvolkeren

Een groot deel van het westen, noorden en centrum van het schiereiland behoort tot een niet-Iberische cultuur, van volkeren die zich in het paleolithicum en het mesolithicum vestigden; vanaf de 8ste eeuw v.Chr. kwamen daar grote contingenten Keltische immigranten bij die zich geleidelijk aan op het plateau en in de Atlantische kustgebieden vestigden. Zij zullen worden beïnvloed door de Fenicische en Griekse cultuur, indirect, via hun betrekkingen met het Iberische volk.

Feniciërs

Het oude Iberia was een belangrijk onderdeel van de commerciële belangen van de Feniciërs, een volk met een zeevaarttraditie dat, volgens de klassieke historici, rond de 9e eeuw v.Chr. zijn eerste overzeese kolonie in de Atlantische Oceaan stichtte, aan de andere kant van de Middellandse Zee, Gádir 𐤀𐤂𐤃𐤓 (Cádiz) vanwege zijn strategische waarde (dominantie van de doorgang van de Straat (van Gibraltar)) en commerciële waarde (minerale rijkdom in de regio Huelva). Ze stichtten ook andere kolonies, voornamelijk in het zuidwesten van het schiereiland, zoals Toscanos (Torre del Mar), Malaka (Málaga), Sexi (Almuñécar) of Abdera (Adra), in Almería.

Door het ruilen van de vervaardigde producten voor grondstoffen monopoliseerde zij de handel in metalen en stimuleerde zij de pekelindustrie (gepekeld vlees en vis). Er zijn bewijzen van mijnbouw op het schiereiland van metalen (goud, zilver en tin), in het gebied van de rivier Tinto (Rio Tinto), en in andere in de provincie Huelva. Deze exploitaties brachten rijkdom, niet alleen voor de Feniciërs, maar ook voor de stamhoofden van het gebied, die in sommige necropolissen van die tijd verschillende “schatten” hebben gevonden. Er zijn geen vermeldingen over grote opstanden of oorlogen.

Grieken

Dama de Elche.

De Griekse kolonisatie had twee doelen: de commerciële en het verlichten van het demografische probleem van de Griekse polis. Ze verspreiden het alfabet en het gebruik van valuta. Ze oefenden ook uitwisselingen uit met de inheemse bevolking, van wijn, olie en fabricages (keramiek, bronzen) voor grondstoffen (goud, zilver, lood, granen, esparto (geweven grassoorten), en gezouten vlees, – vis). De Grieken afkomstig uit Phocaea (Klein-Azië), stichtten nederzettingen aan de noordoostelijke Middellandse-Zeekust, zoals Massalia (Marseille); later Rhode (Rosas), in de Golfo de Rosas en Emporion (Ampurias), op het schiereiland; ook commerciële centra, min of meer stabiel, zoals Hemeroscopio, Baria (Villaricos), Malaka, Mainake, Salauris, Portus Menesthei, Callipolis en Alonis.

Carthagers

De Carthagers waren van Fenicische afkomst, die zich gevestigd hadden in Carthago Qart Hadašt (in het huidige Tunesië). Ze werden onafhankelijk van de metropool toen Tyre onder de Assyrische macht terugviel. Met zijn onovertroffen strategische ligging, in het midden van de Middellandse Zee, waren alle Fenicische kolonies in het westen van groot belang, inclusief de Iberische nederzettingen, die zilver, tin en gezouten vis stuurden.

Als gevolg van de enorme schuld die ze in de eerste Punische oorlog met Rome zijn aangegaan, heeft Carthago de verovering van de mediterrane regio’s van het Iberisch schiereiland ondernomen om een nieuw Carthaags Rijk te creëren. Hamilcar Barkas begon vanuit Cádiz met de invasie van de vallei van de rivier de Betis, waarvan de bewoners zich door geweld of diplomatie overgaven en zich bij het invasieleger hebben gevoegd. De nieuwe mogelijkheden vulden de Carthaagse schatkisten met zilver en na negen jaar oorlog had hij voor Carthago het zilver en de huurlingen van Iberia bij elkaar. Hamilcar stierf in 229 v. Chr. in een schermutseling tegen de Oretanen.

Zijn schoonzoon, Hasdrubal, zette zijn werk voort. Deze wist meer door zijn diplomatieke gaven dan door wapengekletter, de Carthaagse heerschappij uit te breiden. Rond 228 v. Chr. stichtte hij de stad Qart Hadasht (Cartagena) en werd er met de Romeinen een verdrag gesloten waarin de grenzen van de invloed van de twee rijken op de rivier de Ebro werden vastgelegd. De Carthagers namen het hele zuidelijke deel van het schiereiland over, van de Levante tot de golfo de Valencia, en hebben wellicht ook het grondgebied van de Oretanen gedomineerd. Asdrubal werd in 221 v. Chr. door een huurmoordenaar vermoord.

Hannibal Barkas (Hannibal), slechts 25 jaar oud, wordt door zijn leger tot nieuwe generaal gekozen; hij valt het territorium van de Olcaden binnen en dringt het jaar daarop het grondgebied van het centrale plateau binnen, waarbij hij de steden Toro en Salamanca bezet houdt; waarna hij, met talrijke gijzelaars, terugkeert naar Carthago Nova, waar hij wordt aangevallen door een coalitieleger van Carpetanos, Vacceos en Olcaden, dat hij langs de Taag verslaat. De aanval op de stad Sagunto leidt tot de tweede Punische oorlog die eindigt met de nederlaag van Hannibal, het verval van de Carthaagse macht en de Romeinse verovering van het Iberisch schiereiland. In deze periode vielen Istolaz en zijn broer Indortes, Keltische generaals van de huurlingenlegers, op (Diodorus 25. 10).

De Romeinse verovering

Beeld van Augustus, de Romeinse keizer waartegen de bevolking zich hevig verzette.

Rome besloot het Iberisch schiereiland te veroveren, ten eerste vanwege de grote hoeveelheid hulpbronnen die het bezat en ten tweede vanwege de strategische waarde ervan.

Het veroveringsproces duurde bijna tweehonderd jaar en verliep in verschillende fasen: Cornelius Scipio (218-197 v. Chr.) bezetten de Middellandse Zeestrook, de Ebro-vallei en de Guadalquivir-vallei, zij het niet zonder problemen. Later veroverden ze de Meseta en Lusitania (Portugal). De volkeren die deze gebieden bewoonden boden grote weerstand, zoals de Lusitaanse guerrilla’s met Viriato en de Numantinos met Celtiberische stamhoofden zoals Retógenes el Caraunio. De Iberische krijgers gaven de voorkeur aan de dood boven het moeten inleveren van hun wapens. Later (29 tot 19 v. Chr.) onderwierpen ze de Cantabriërs en Asturiërs, waardoor ze het hele schiereiland domineerden, hoewel het gewelddadige verzet de aanwezigheid van keizer Augustus vereiste. Hispania werd administratief verdeeld in Romeinse provincies en werd een bron van grondstoffen voor de hoofdstad van het Romeinse Rijk.

De Iberische samenleving en haar sociale organisatie


Hoewel de klassieke teksten spreken van zeer homogene regeringsvormen (gedreven door propagandistische motieven) is het merendeel van de wetenschappers van mening dat er veel heterogenere en complexere regeringsvormen bestonden.

    ….. de Iberiërs, waren liefhebbers van vrijheid, die geen opperhoofd accepteerden, hoogstens in geval van oorlog en voor korte tijd,…..
 ………………………………………………………………………….. Adolf Schulten

De Iberische samenleving was sterk hiërarchisch onderverdeeld in een aantal zeer verschillende sociale kasten, allemaal met een perfecte en goed gedefinieerde missie om een samenleving te maken die van zichzelf afhankelijk was om de stadsfunctie naar behoren te behouden.

Iberische ruiter uit de 3e eeuw v.Chr. Onderdeel van groep A van de zogenaamde Relief of Osuna ( Sevilla , Spanje). MAN , Madrid .

De krijger en de adellijke kaste hadden daarbinnen het meeste prestige en de meeste macht. Naast wapens gaf het bezit van paarden ook veel prestige en weerspiegelde het de macht, de adel en het behoren tot de rijkste klasse.

Iberische krijgers uit de 6e en 3e eeuw v. Chr.. Romeinse historici uit die tijd vertellen dat de Iberische krijgers witte kleding met een rode band, en een falcata als wapen droegen.

Ook van groot belang was de priesterkaste, waarin vrouwen, zoals te zien in de grafheuvels, de schakel waren van leven en dood. De priesteressen genoten een groot prestige, want zij waren degenen die voortdurend in contact stonden met de wereld van de goden, hoewel er ook mannen waren die een mystieke taak uitvoerden, waarvan het bewijs de Lusitaanse priesters zijn, die de toekomst lezen in de ingewanden van de vijandelijke strijders.

Een andere kaste was die van de ambachtslieden, gewaardeerd omdat zij de kleding produceerden waarmee zij zich kleedden en beschermden tegen de kou, degenen die vaten maakten om water en voedsel in op te slaan, en vooral, degenen die wapens en harnassen maakten waarmee zij zich onderscheidden van de andere lagere kasten.

Tenslotte waren er de “gewone mensen”, mensen met verschillende beroepen die zich toelegden op de zwaardere banen.

Iberische kleding

De Iberiërs waren gekleed in stoffen van verschillende kwaliteiten, afhankelijk van hun economische kracht.

      • Krijgers: Volgens de oude teksten was het meest voorkomende kledingstuk een stoffen jurk, zoals die van de Romeinen, met een rode rand.
      • Priesteressen: De priesteressen waren misschien wel de meest sierlijk gekleden. Van hen kwamen de mantilla en de kam, waarmee ze vroeger hun hoofd en lichaam bedekten, een voorbeeld hiervan is de Vrouwe van Elche, en de moños (speciaal gevlochten haren) die vandaag de dag in Castellón te zien zijn.
      • Andere kleding: Een ander zeer gewaardeerd kledingstuk was de sagum, gemaakt van een van wol geweven stof, die beschermde tegen de strenge kou. Een ander kledingstuk dat vandaag de dag nog steeds bestaat, is een stof die als diadeem gedragen werd, de krijgers gebruikte het om hun haren bij elkaar te houden. Hun schoenen waren espadrilles , schoenen (touwzolen vaak met een bovenstuk van canvas of katoen) die aan het been en de voet werden vastgebonden. In de winter bedekten ze hun voeten en benen met laarzen van dierenhuiden.

De Iberische krijger

De Grieken waren gefascineerd door de soldaten, die zich zonder enige angst in de strijd wierpen en zich niet terug trokken, en zich bleven verzetten ook als de strijd al verloren was. De krijgers waar ze in hun geschriften naar verwezen waren Iberische huurlingen die door de Grieken voor hun eigen oorlogen waren gerekruteerd.

Economie

We weten niet veel over de Iberische landbouw, maar we weten genoeg van om het economische belang ervan af te leiden. Uit studies van een grote hoeveelheid landbouwwerktuigen die in de dorpen van de Valenciaanse regio zijn gevonden, werd door E. Plá afgeleidt dat hier, net als bij andere werkstukken, een adequate specialisatie is bereikt, waardoor het juiste werktuig is ontstaan dat in veel gevallen onze tijd heeft bereikt.

De krijger van Mogente.

De landbouw die wordt beoefend is die van de droge landbouw, met als belangrijkste gewassen granen, olijven en wijnstokken, waarvoor in de 6e eeuw al bewijzen zijn van overproductie (overschotten) voor de afzet, alsmede van peulvruchten (kikkererwten, erwten, bonen en linzen). Anderzijds zijn er diverse bekende fruitsoorten, waaronder de appel-, granaatappel- en vijgenbomen.

Bepaalde industriële gewassen waren ook van enig belang, met name vlas in Saitabi (Játiva). De industrialisatie van het espartogras is breed gedocumenteerd, met name op de Campus Spartarius, ten noorden van Cartagena, met een veelheid aan toepassingen, waaronder de touwen voor de zeilvaart.

De veeteelt lijkt geen overheersende rol te hebben gespeeld, behalve misschien in specifieke regio’s, omdat deze zich beperkt tot de gebruikelijke aanvullende rol van de landbouw. Wel van belang waren bepaalde diersoorten, zoals het paard, dat werd gebruikt voor de jacht en de oorlog en waarschijnlijk een symbool van een bepaalde sociale status was wat betreft de toegang tot deze activiteiten. Ook de os en de overvloed aan vee moet in hoog aanzien hebben gestaan. De veelvuldige vermeldingen van de sagum (Iberische wolmantel) in Romeinse bronnen vertellen ons hierover.

De jacht lijkt een zekere betekenis te hebben gehad, zoals kan worden afgeleid uit de frequente vertegenwoordiging ervan op de geschilderde keramiek, zij het misschien meer als sociale dan als economische activiteit. Het everzwijn moet wel het belangrijkste wild zijn geweest, hoewel er ook op herten en verschillende andere kleinere soorten wordt gejaagd.

Iberische kunst


De Iberische kunst laat zijn beste manifestaties zien in sculpturale werken van steen en brons, hout en terracotta. Het biedt een grote regionale verscheidenheid met culturele kenmerken van elk gebied, dat is verdeeld in drie, goed gedifferentieerde gebieden: Andalucía, het Levant-gebied en het centrale schiereiland.

Beeldhouwkunst

De Iberische beeldhouwkunst ontstond rond 500 v. Chr. en is een van de belangrijkste manifestaties van de Iberische cultuur waarin mediterrane invloeden (voornamelijk Grieken en Feniciërs) en inheemse invloeden samenkomen. Sinds de eerste ontdekkingen zijn er door specialisten verschillende hypothesen naar voren gebracht met betrekking tot de oorsprong ervan.

De beer van Porcuna (Jaén), M.A.N. Madrid.

De verschillende invloeden worden weerspiegeld in de werken, sommige hebben een meer oosterse stijl (Pozo Moro), met mogelijke Syrisch-Hititatische invloeden, en andere met een meer Ionische uitstraling (Cerrillo Blanco, Porcuna), waarin ook enkele Cypriotische en Etruskische kunstuitingen zijn verwerkt. De damas (dames) zijn borst- of volgelaat-figuren, die vroeger rechtop zaten of stonden (sedentair) en worden vertegenwoordigd door het dragen van offers.

Het funeraire beeld van de Dame van Baza en haar uitzet uit graf 155 van de necropolis van Basti (M.A.N. Madrid).

Schilderkunst

De Iberische schilderkunst heeft niet de perfectie en interesse die de beeldhouwkunst biedt, maar dat wil niet zeggen dat ze niet van belang is. Vele interessante schilderingen stammen uit de zogenaamde prehistorie uit de brons– en ijzertijd en zijn dus echte, goede Iberische kunstwerken. Daarbuiten is de Iberische schilderkunst gereduceerd tot de decoratie van talrijke vaten, bekers, amforen en enkele muren van grafkamers. De grootste oudheid wordt toegeschreven aan die van de 6e eeuw v. Chr., zoals kan worden afgeleid uit de overblijfselen van Grieks aardewerk waarmee de Iberische soms wordt verward en dat, zonder twijfel, werd opgevolgd door de Punische en Romeinse beschavingen, misschien zelfs tot aan de invasie van de barbaren.

Keramiek

Met de introductie van de pottebakkersschijf door de Feniciërs in de 8e eeuw v.Chr. vond er een verandering plaats in de productie van keramiek in de inheemse wereld, waardoor de ontwikkeling van een van de meest karakteristieke manifestaties van de Iberische cultuur mogelijk werd.

Versierde Iberische kalathos. Grot van Cabuchico (Azuara, Zaragoza), 1ste eeuw v. Chr. Zaragoza Museum.

Stadia van Iberische keramiek, volgens Ruiz-Molinos:

        • Iberisch I (600/580-540/530 v. Chr.), proto-Iberisch, definitieve oriëntatie. Bekers met drie poten, bekers met drievoudige handgrepen, vormen van rode vernis en Fenicische amforen.
        • Iberisch II (540/530-450/425 v. Chr.), oud Iberisch. Urnen met oren (Oral), urnen met eendenkoprand, versiering met banden. Geassocieerd met Griekse keramiek van Masalot of Emporiton oorsprong, en Attisch keramiek met rode figuren.
        • Iberisch III (450/425-350/300 v. Chr.), Iberisch begin volle decoratie. Diversificatie van vormen en motieven. Rood-Iberische verniskeramiek in de Levant en Andalucía. Attisch keramiek met rode figuren op hun hoogtepunt. Op het einde (350-300 v. Chr.) is er een plotselinge daling van de Griekse invoer van keramiek.
        • Iberisch IV (350/300-175/150 v. Chr.), Iberisch late volle decoratie. Maximale ontwikkeling van de diversificatie. Verschijning van de Liria-Oliva stijl. De decoraties zijn gevarieerd en omvatten scènes met krijgers, oogst, textielactiviteiten, ridders, dansers, muzikanten, dieren, enz. Het einde ervan valt samen met het verschijnen van Campaniaans aardewerk en het einde van de Tweede Punische Oorlog.
        • Iberisch V (175/150-60 A.D.), laat Iberisch. Gekoppeld aan Romeinse producties (Campanian A en B, sigillata). Azaila stijl, voortzetting van de Elche-Archena.
        • Iberisch VI (60 na Chr. – II/III eeuw na Chr.). Marginale productie met Iberische stijl in de Romeinse tijd.

Religie


Religie is een weinig bekend onderwerp in de Iberische cultuur, maar de laatste jaren is er belangrijke vooruitgang geboekt in de kennis en interpretatie van veel bevindingen. De fundamentele bronnen zijn archeologisch materiaal en de weinige geschriften. Tot de meest relevante materialen behoren de bronzen, terracotta en stenen votiefstukken, keramiek en andere voorwerpen zoals votief falcatas.

Heilige dieren

Er is weinig bekend over de wereld van de Iberische goden, maar het is te danken aan de geschriften van oude historici en filosofen, en aan enkele archeologische overblijfselen. Wat we wel weten is dat dieren zoals stieren, wolven, lynxen of gieren deel uitmaakten van deze wereld, hetzij als goden, symbolen, banden met de sterfelijke wereld en haar ‘geesten’, hetzij de goddelijke wereld.

De stier zou staan voor viriliteit en kracht. De lynx was verbonden met de wereld van de doden. Gieren droegen de zielen van de in de strijd gesneuvelde krijgers naar de wereld van de goden. Veel meer is er niet bekend over de relatie van deze dieren met de godenwereld.

Begrafenissen

Iberische begrafeniskist gevonden in Galera.

De Iberiërs gebruikten de verbrandingsritueel, bekend dankzij de Feniciërs of de Trans-Pyreneese volkeren die de urnenveldencultuur introduceerden.

De as werd bewaard in keramische urnen in de vorm van een beker, met een deksel en zonder decoratie. Andere hadden de vorm van een doos met poten die eindigden als klauwen, met een deksel en dierenversiering. Deze urnen werden samen met een grafgift in kuilen, gegraven in de grond, gezet. De Iberiërs bouwden, om de plaats van het graf te markeren, tumuli (grafheuvels) van verschillende afmetingen, hoewel er veel uitgebreidere begrafenissen waren voor de hogere sociale klassen, zoals in het geval van de grafkamer van Toya (Cámara Sepulcral de Toya), Peal de Becerro (Jaén).

De dood van Viriato (1807) door José Madrazo.

Aan de voeten van de overledene zijn tumuli met keramische vaten (bekers) gevonden, zoals de Dama de Baza die op een soort gevleugelde troon zit, of Dama de Elche die de stoffelijke resten en de grafgift bewaakte en beschermde. In andere grafheuvels werden de wapens van de overledene geplaatst, die werden gecremeerd en in een versierd keramisch vat geplaatst. Bij sommige begrafenissen werd er gevochten boven het graf zelf, tot aan de dood toe, zoals bij de begrafenis van Viriato.

Zo’n 9500 jaar geleden zijn de laatste jager-verzamelaarsgemeenschappen die het Iberisch schiereiland bezetten, begonnen met het systematisch begraven op begraafplaatsen, een gewoonte die verband houdt met de geleidelijke sedentarisatie van deze samenlevingen en een belangrijke verandering in de relatie van hun territorium met economische activiteiten. De oudste necropolis van het Iberisch schiereiland bevindt zich in Oliva (Valencia). De overblijfselen zijn tussen 9500 en 8500 jaar oud.

Heiligdommen

Iberische grafheuvel (túmulo) in Cabezo de Alcala (archeologische vindplaats in de omgeving van Azaila).

Plaatsen van aanbidding zijn geïdentificeerd als heiligdommen behorend tot de nederzetting, enkele van de belangrijkste gelegen in de Contestania en een gebied van invloed als het Heiligdom van Serreta (santuario de la Serreta, Alcoy), beroemd om zijn terracotta, het santuario del Cerro de los Santos (Albacete), de templo urbano de la Alcudia (Elche), de templos de la Isleta (Campello), het santuario de la Luz (Verdolay, Murcia), het santuario de El Cigarralejo (Mula, Murcia), het santuario de Coimbra de Barranco Ancho (Jumilla, Murcia) en het santuario de la Encarnación (Caravaca, Murcia) Er zijn ook heilige plaatsen gevonden zoals het santuario de El Oral (S. Fulgencio, Alicante), of dat van de Bastida de les Alcuses (Mogente, Valencia) en votiefafzettingen zoals die in El Amarejo (Bonete, Albacete), of het mogelijke santuario de Meca (Ayora, Valencia). Op het platteland valt het Santuario de El Pajarillo (Huelma, Jaén) op, gelegen op een strategisch punt van doorgang en met een theatrale architectuur van complexe mythologische vertellingen voor de roem van de Iberische prins, de hoofdpersoon van de sculpturale groep. Ook op het platteland werd in 2004 een Iberisch heiligdom ontdekt in de Cerro del Sastre (Montemayor, Cordoba) dat als uniek in Spanje kan worden beschouwd, omdat het een groot deel van de meer dan twee meter hoge muur, en de toegangstrappen die naar het complex leidden, bewaart gebleven zijn.

Een ander kenmerk is het gebruik van grotten of spelonken als heiligdommen, waar kleine beeldjes, genaamd, votiefgave, aan een of andere godheid werden gedeponeerd. het zijn ook wel figuren van priesteressen of van krijgers, te voet of te paard, anderen beeldjes offeren een of ander dier met een mes, of tonen hun respect met hun handen omhoog, of met hun armen open.

Nederzettingen


Uitzicht vanuit het noorden over Cástulo. De ligging van de Iberische stad op een plateau, versterkt aan de rand, is een klassiek voorbeeld van een oppidum.

De bekendste gebieden zijn die van de bovenloop van de Guadalquivir en de Segura, waar drie soorten nederzettingen kunnen worden onderscheiden:

  • Kleine nederzettingen, gelegen in vlakke gebieden en zonder vestingwerk;
  • Versterkte omheiningen, kleine structuren met sterke verdedigingswerken die zich op hogere gebieden bevonden.
  • Grote steden of oppidum, centra die een regio of een gebied controleerden, waar zich de districten bevonden die in de vlakte bevolkt waren en de versterkte omheiningen. Dit zijn de door Strabo genoemde hoofdletters.

De steden


Kaart van de berg Peña del Moro in Sant Just Desvern (Barcelona).

Het was mogelijk dat de Iberische ‘steden’ gebouwd werden naast heuvels, op strategische plaatsen, die de doorgangswegen controleerden, dat hen een belangrijk voordeel gaf ten opzichte van hun vijanden; ze waren meestal omgeven door muren van steen en/of lemen bouwstenen, waarop zich wachttorens en de toegangspoorten van de stad bevonden. De nederzettingen die op de vlakte waren gebouwd, waren nooit ommuurd en hadden een economische, landbouw- en veeteeltfunctie.

    De meeste… waren niet bedoeld om formele belegeringen af te weren die nooit zouden komen, niet alleen omdat de vestingwerken een effectieve militaire afschrikkende rol zouden uitoefenen – ook – maar omdat de aanvaller geen interesse zou hebben in het belegeren van de stad. Een snelle of verrassingsaanval op een boerderij, prima; een stormloop door een open deur bij het achtervolgen van een vluchtende vijand, prima… maar een langdurige belegering zou zinloos zijn in de Iberische manier van het begrijpen van oorlog… het zou beter zijn om terug te gaan naar het plunderen van de velden en het zoeken naar een verrassingsaanval de volgende lente.
                                                                                                                                                                                     Fernando Quesada Sanz

De huizen in de steden waren rechthoekig van vorm, gemaakt van lemen bouwstenen op een stenen basis, als fundering, met slechts één en soms twee verdiepingen; de daken hadden een houten structuur en een plantaardige bedekking.

De belangrijkste stad van Oretania, Castulo, was ook de meest uitgestrekte oppidum van het schiereiland, hoewel de latere historische stadia, voornamelijk Romeins en middeleeuws, deze Iberische fase voor archeologisch onderzoek in eerste instantie verborgen hielden. Later, dankzij de verschillende onderzoekscampagnes, werd bekend dat onder deze middeleeuwse en Romeinse resten zich nog resten van Iberische bewoning bevonden.

Archeologische vindplaatsen


Caja de los Guerreros, Iberisch stuk, gevonden in de necropolis van Piquía, op de plaats van de Cuesta del Parral

      • Alarcos
      • Cabezo de Alcalá
      • Castellar de Meca
      • Castellet de Bernabé
      • Ciudad iberorromana de Cástulo
      • Cerro Bilanero
      • Cerro de las Cabezas
      • Cerro de San Miguel (Tossal de Sant Miquel)
      • Cigarralejo
      • Ciudad iberorromana de Basti, donde se encontró la Dama de Baza
      • Ciudadela ibérica de Calafell
      • Grao de Castellón
      • La Bastida de les Alcusses
      • La Guardia de Jaén
      • Iponuba
      • Iniesta
      • La Torre Seca
      • Llano de la Consolación
      • Poblado íbero de la Bastida de les Alcusses
      • Monastil
      • Poblado ibérico del Cerro de la Cruz
      • Puig Castellar
      • Puente Tablas
      • Salaria
      • Sant Sebastià de la Guarda
      • Santuario ibérico de Castellar (Jaén)
      • Tolmo de Minateda
      • Ullastret
      • Los Villares
      • La Alcudia
      • Rubí

Naar boven

Verwant aan dit onderwerp:

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2023-01-06

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles.
Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts

    • Spanish language Wikipedia|titel=Lucero del alba|pagecode=121225172| date=20191205
    • Spanish language Wikipedia|titel=Iberos|pagecode=131700204| date=20191219
    • Spanish language Wikipedia|titel=Cerámica ática|pagecode=118927203| date=20191221
    • Spanish language Wikipedia|titel=Cerámica ibérica|pagecode=118738373| date=20191221
    • Spanish language Wikipedia|titel=Cerámica cardial|pagecode=121955332| date=20200103
    • Dutch language Wikipedia|titel=Cardiaal-impressocultuur|pagecode=53780518| date=20200103
    • Dutch language Wikipedia|titel=El Agarcultuur|pagecode=54205261| date=20200103

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0

Other references are:

The photos/images are licensed under Wikimedia Creative Commons: CC0 1.0CC BY 1.0, CC BY-SA 1.0, CC BY 2.0, CC BY-SA 2.0, CC BY-NC-SA 2.0, CC BY 2.5, CC BY-SA 2.5, CC BY 3.0, CC BY-SA 3.0, CC BY 4.0, CC BY-SA 4.0, Free Art License 1.3 or Public Domain

If you click on one of the links below, you will find the full information of these photos/images, the author, or the license.

Coralma*, is own work that mostly can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.


Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

Eetsnob

eten met passie

Jan Woordenaar Bontje - CULTUUR

Aforismen, bontjes, columns, gedachten, gedichten, haibun, haiku, kyoka, literatuur, poëzie, proza, snelsonnetten, tanka.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, reizen, foto's, gedachten en meer.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, foto's, gedachten en meer.

MONTSE ANTARES BLOG CINEMA

BANDAS SONORAS.. SOUNDTRACKS.. Y MÁS