Valladolid (stad)

Valladolid, hoofdstad van de gelijknamige provincie

het wapen
de vlag

Valladolid, gelegen aan de rivier de Pisuerga, is een gemeente in Spanje. Het is de stad waar zich het parlement van Castilla y León bevind en dus eigenlijk de hoofdstad van de autonome gemeenschap (Comunidad Autónoma) zou moeten zijn, maar dat is nooit echt bevestigd. Wel staat vast dat het de hoofdstad van de gelijknamige provincie is. Het is gelegen in ongeveer het midden van de Meseta Central en heeft een populatie van ongeveer 300.000 inwoners.

Gegevens
Comunidad aut. Castilla y León
Provincie Valladolid
Comarca Campiña del Pisuerga
Hoogte
  • Gemiddeld
  • Minimaal
  • Maximaal
690 m.b.z.
671  m.b.z.
863  m.b.z.
Stichting 1072, op eerdere kernen
Oppervlakte 197,9 km²
Bevolking (2022) Bevolking tot.
Bevolkingsdichtheid
295.639 inw.
1514,4 inw/km²
Bevolkingsnaam vallisoletano, -a
pucelano, -a (inform.)
Postcode 47001-47017
Tel, kengetal (+34) 983 en 883
Patroonsheilige San Pedro Regalado (13 mei)
Patrones Virgen de San Lorenzo (8 sept.)
Officiële website
Valladolid in vogelvlucht.

Wat interesseert u het meest:

De stad bevindt zich in het noordwestelijke kwadrant van het Iberisch schiereiland, in het gebied Ribera del Duero, een van de grootste wijnstreken van Europa. Tijdens de Middeleeuwen was het de zetel van het hof van Castilla en was het begiftigd met beurzen en koninklijke privileges en andere instellingen zoals de collegiale kerk, die in 1595 tot kathedraal werd verheven, de universiteit, het hof en de kanselarij en de Munt. Carlos I (Karel V in Nederland en België) maakte Valladolid tot politieke hoofdstad en later, tussen 1601 en 1606, was het de hoofdstad van het Spaanse Rijk totdat deze functie definitief overging naar Madrid. Vanaf dat moment begon een periode van verval tot het door de opkomst van de industrie en de komst van de spoorweg in het midden van de 19e eeuw weer op bloeide. De eerste ijzer- en staalfabrieken en het kapitaalverkeer kwamen op gang dat leidde tot de oprichting van de Bank van Valladolid in 1857. Na de Spaanse Burgeroorlog veranderde er, door de vestiging van de auto-industrie en andere sectoren, veel in deze stad.

Wat betreft de historie van de stad, zijn voor Valladolid van belang dat, Fernando III ‘el Santo” hier werd uitgeroepen tot koning van Castilla en dat de Katholieke Koningen hier in het huwelijk traden, Enrique IV, Felipe II, Felipe IV en Ana de Austria (Anne van Oostenrijk, koningin van Frankrijk) werden hier geboren. Fernando de Magallanes lag hier de grondslag voor zijn eerste zeilreis rond de wereld en de ontdekker van de Nieuwe Wereld, Columbus stierf er. Cervantes voltooide er zijn roman Don Quichot, Francisco Gomez de Quevedo, edelman, politicus en schrijver van barokke poëzie en proza, werkte hier. En ook de grootste beeldhouwers en goudsmeden van de Spaanse Renaissance vestigden hier hun werkplaatsen.

Een toeristische voorstelling van Valladolid met daarachter de Cavalerie Academie.

In de oude wijk is een historisch complex bewaard gebleven dat bestaat uit paleizen, adellijke huizen, kerken, pleinen, lanen en parken, samen met een museaal erfgoed waarin het Nationaal Beeldhouwmuseum, het Patio Herreriano Museum voor Hedendaagse Kunst en het Oosters Museum opvallen, evenals de huismusea van José Zorrilla, Colón (Columbus) en Cervantes (dit soort musea, van deze personen, vind je door heel Spanje). Volgens de Spanjaarden is het accent van de inwoners van de stad, de Vallisoletanos, de meest zuivere van de Spaanse taal.

Toponymie


Er zijn verschillende theorieën over de oorsprong van de naam, maar weinig bewijs. Eén theorie stelt dat het tijdens de Andalusische periode Balad al-Walīd heette بلد الوليد, een Arabisch exoniem dat vandaag de dag gebruikt wordt en “stad van Walid” of “dorp van Ulit” betekent, misschien als verwijzing naar de Omajjad-kalief Walid I, die over het islamitische rijk heerste ten tijde van de Arabische verovering, maar waarschijnlijker op een mogelijke lokale Arabische heerser of landeigenaar met de naam Walid of een christen met die naam (hoe dan ook, deze gewone Arabische naam Ulit zou Olit of Olid zijn geworden). Nauw verbonden met deze hypothese is ook de mogelijke gemengd Romaans-Arabische etymologie (niet ongewoon op het schiereiland) van “Vallis Oleti” of “Valle de Olit”, die zou zijn geëvolueerd tot de nu gedocumenteerde vorm van “Valledolit”. Een andere mogelijke oorsprong zou “Vallis olivetum” kunnen zijn, d.w.z. “Vallei van de Olijfbomen”, hoewel het gezien het klimaat van de stad met koude winters en frequente vorst in het voorjaar onwaarschijnlijk is dat er veel olijfbomen in het gebied stonden. Een andere theorie stelt dat de oorsprong van het “Vallis tolitum” (“Vallei der Wateren” afkomstig is van de Romeinse uitdrukking ), aangezien de rivieren Pisuerga en Esgueva door de stad stromen, die vóór de kanalisatie in de 19e eeuw zich in verschillende waterlopen splitste. 

Er is ook een theorie dat Valladolid een samentrekking is van “valle de lid”  (vallei van de strijd), een plaats, door zijn vlakheid, waar pre-Romeinse clans en stammen zich verzamelden voor hun gewapende confrontaties.

De Spaanse historicus Ángel Montenegro Duque stelt dat het wel eens de “Tola” uit de ‘Itinerarium Antonini‘ reisgids van Ptolemaeus zou kunnen zijn, en wijst op de Keltische oorsprong van het toponiem, van de wortel “tollo” (“plaats van wateren”). Maar aangezien het een nederzetting van de Vaccaei (Spaanse volksstam uit de klassieke oudheid) betreft, lijkt “Vaccea Tollit” (“Solevantado de los Vacceos”, of “hoge plaats van de Vacceanen”) een meer waarschijnlijke naam dan “valle tollitum”, aangezien “Tolitum” evolueert tot “Toledo”. De Latijnse oorsprong van Valladolid zou dus een geval zijn van een valse vriend tussen “Tollo” en “Tollere”. “Vaccea Tollit” lijkt de etymologische oorsprong te zijn van “Vallatolit” (11e eeuw), dat fonetisch natuurlijk evolueerde tot “Valladolid”.

Pucela

De term “Pucela” wordt in de volksmond ook gebruikt om de stad aan te duiden. Er zijn verschillende theorieën over de oorsprong van dit woord, die het dateren uit de 15e eeuw.

      • Er wordt gezegd dat in de 15e eeuw enkele ridders uit Valladolid met hun legers naar Frankrijk trokken om aan de zijde van Jeanne d’Arc tegen de Engelsen te vechten. Jeanne d’Arc stond bekend als de “Maid of Orleans”. In het Frans is maiden “pucelle”, en in het Spaans dat toen werd gesproken, was het woord zeer vergelijkbaar: “pucela”. Volgens Luis Calabia, journalist en officieel kroniekschrijver van Valladolid, keerden de ridders na de oorlog terug naar Valladolid en begonnen ze te vertellen over hun heldendaden en hofmakerijen, en over alles wat er was gebeurd met de pucela van Orléans. Vanaf dat moment begonnen ze hen “pucelanos” te noemen, en dat is waar het eponiem “Pucela” vandaan komt. Maar er is geen enkel document dat het bestaan van deze ridders en hun deelname aan de Honderdjarige Oorlog ondersteunt.
      • Professor Celso Almuiña van de Universiteit van Valladolid heeft een tweede theorie: Valladolid ligt in een vallei en wordt bewaterd door de Pisuerga, de Esgueva en het Canal de Castilla. Het is dus een vijver midden in een droge omgeving. Deze vijver zou heel goed poza kunnen worden genoemd, of het verkleinwoord pozuela, waarvan “Pucela” zou zijn afgeleid.
      • De folklorist Joaquín Díaz beweert dat de term Pucela afkomstig is van de exclusiviteit die de stad had met de distributie van pozzolana (Romeins cement), waardoor de inwoners van Valladolid bekend stonden als “pucelanos”.
Pintia

Tenslotte is er de term “Pintia”, die een veel meer gecultiveerde oorsprong lijkt te hebben. In de buurt van Peñafiel, in de stad Padilla de Duero, liggen de ruïnes van een belangrijke, vermoedelijk Keltische stad: Pintia, behorend tot het pre-Romeinse volk van de Vacceanen. De identificatie van Valladolid met deze stad komt voort uit de Renaissance en de toen heersende gewoonte om alles in verband te brengen met oude beschavingen. Vervolgens is aangetoond dat deze relatie niet bestond.

Geschiedenis


Stichting

Er zijn bewijzen uit het vroegpaleolithicum, hoofdzakelijk het Acheuléen, gevonden aan de oppervlakte in de kwartaire terrassen van de rivier Pisuerga, in Canterac (nu een groot park aan de rand). Maar, men kan niet zeggen dat de stad een stabiele bewoning kende. Tot in de Middeleeuwen, wat mogelijk het moment was waarop de plaatsnaam waaraan de stad zijn naam ontleent, ontstond. Eerdere nederzettingen in wat nu de provincie Valladolid is, gaan terug tot de pre-Romeinse tijd, en er zijn vindplaatsen in het gebied van de Vaccaei, die cultureel zeer geavanceerde kolonisten waren die, net als de andere Keltische volkeren, vanuit Noord-Europa naar het schiereiland kwamen. De grootste vertegenwoordiger van deze cultuur in de omgeving, die door de Romeinen met de grond gelijk werd gemaakt, is Pincia (Pintia), in de huidige stad Padilla de Duero.

Jarenlang werd aangenomen dat Valladolid het oude Pincia was, totdat archeologische opgravingen de ware ligging van de Vaccaense stad aantoonden. Overblijfselen uit de Romeinse tijd zijn gevonden in verschillende gebieden van het oude stadsgedeelte: naast de kerk van La Antigua zijn bewijzen gevonden van een villa van enig belang (1ste3e eeuw), evenals in de straten Angustias, Arribas, Juan Mambrilla en in de straten Empecinado en Padilla, waar verschillende Romeinse mozaïeken zijn gevonden. Ook zijn er vondsten gedaan in afgelegen gebieden van de stad; in de omgeving van het klooster van Nuestra Señora de Prado werd in de jaren 1950 een andere villa ontdekt: de Romeinse Villa van Prado, die een groot woonarchitectonisch complex bevat, vergezeld van mozaïeken. Een groot mozaïek van marmer en kalksteen, het mozaïek van de Cantharus (uit de 4e eeuw), is nu te zien in de vergaderzaal van het Cortes de Castilla y León (gedeponeerd door het Museum van Valladolid).

De vergaderzaal van het Cortes de Castilla y León, met het Romeinse mozaïek van de Cantharus daar aan de wand.
Herbevolking en uitbreiding van Valladolid

In de 10e eeuw verstevigde Alfonso III van Asturias de grens van het koninkrijk Asturias tot aan de Duero, waardoor het deel ging uitmaken van het graafschap Castilla. In de 11e eeuw, tijdens de herbevolking van de Meseta, belastte koning Alfonso VI van León de graaf van Saldaña en Carrión, Pedro Ansúrez, en zijn vrouw, Doña Eylo Alfonso, met de vestiging en uitbreiding van het primitieve landbouwcentrum, dat al bestond en georganiseerd werd door middel van een open raad. Alfonso VI gaf de graaf in 1072 de heerlijkheid van de stad en vanaf dat moment begon de stad te groeien. Hij liet een paleis bouwen voor hem en zijn vrouw, Doña Eylo, dat niet bewaard is gebleven, evenals de collegiale kerk van Santa María (die het de status van stad gaf) en de kerk van La Antigua. In 1208 benoemde koning Alfonso VIII van Castilla het tot hofstad en in 1255 verleende Alfonso X het Fuero Real (Koninklijk Handvest).

Na de vroege dood van Enrique I van Castilla, geboren in Valladolid, en de troonsafstand van zijn moeder, werd Fernando III ‘el Santo’ in 1217 uitgeroepen tot koning van Castilla, tijdens een ceremonie op de Plaza Mayor van Valladolid. In de 12e en 13e eeuw maakte Valladolid een snelle groei door, mede dankzij de handelsbeurzen en handelsprivileges van de vorsten Alfonso VIII en Alfonso X ‘el Sabio’. In deze eeuwen diende de stad af en toe als koninklijke residentie en zetel van de Cortes. Het eerste Alcazarejo werd omgevormd tot het Alcázar Real, en koningin María de Molina, koningin en regentes van Castilla, liet er een paleis bouwen en vestigde er rond 1300 haar residentie. In 1346 verleende paus Clemens VI de bul waarmee de Estudio Particular in Valladolid, die sinds de tweede helft van de 13e eeuw bestond, kon worden omgevormd tot Estudio General of Universiteit.

Het schilderij María de Molina presenteert haar zoon Ferdinand IV in de Cortes van Valladolid, dat zich in de Zittingszaal van het Congres van Afgevaardigden bevindt. Het stelt een moment voor in het regentschap dat María de Molina in Valladolid moest trotseren, gezien de  opeenvolgende minderjarigheden van haar zoon Ferdinand IV en kleinzoon Alfonso XI. Bij haar dood liet zij de voogdij over de jonge Alfonso XI na aan het stadsbestuur.

Juan II van Castilla groeide op en stierf in Valladolid, omdat hij regeerde vanuit deze stad, waarvan hij zou zeggen: “De meest opmerkelijke stad van alle in mijn koninkrijken en zelfs daarbuiten”. Deze koning werd begraven in de kerk van San Pablo, tot de definitieve overbrenging van zijn overblijfselen naar het kartuizerklooster van Miraflores. In 1425 werd Enrique IV van Castilla geboren in het nu verdwenen Casa de las Aldabas in de Calle de Teresa Gil. In 1453 werd Álvaro de Luna, de almachtige favoriet van Juan II, berecht, veroordeeld en uiteindelijk onthoofd op een openbaar schavot op de Plaza Mayor. Op 7 december 1453 werd in de stad de Concordia de Valladolid ondertekend, waarbij vrede werd gesloten tussen Juan van Navarra (de toekomstige koning van Aragón) en zijn zoon Carlos van Viana.
(Een favoriet was de intieme metgezel van een heerser of een ander belangrijk persoon. Onder meer in het postklassieke en vroegmoderne Europa werd de term gebruikt voor personen die door een heerser belangrijke politieke macht gedelegeerd kregen. Het was vooral een verschijnsel van de 16e en 17e eeuw, toen het bestuur te complex was geworden voor veel erfelijke heersers zonder grote belangstelling of talent, en de politieke instellingen nog in ontwikkeling waren. Van 1600 tot 1660 waren er bijzondere opeenvolgingen van almachtige minister-favorieten in een groot deel van Europa, met name in Spanje, Engeland, Frankrijk en Zweden.)

Op 19 oktober 1469 vierden Isabel van Castilla en Fernando van Aragón (die Fernando II van Aragón zou worden) hun geheime huwelijk in het paleis van de familie Vivero (later de plaats van het Real Audiencia y Chancillería), en brachten zij hun huwelijksreis door in het kasteel van Fuensaldaña. In 1481 beschikte Valladolid al over een drukpers, gevestigd in het klooster Prado, dat behoorde tot de Orde van San-Jerónimo, en onder de Katholieke Koningen beleefde de stad een periode van grote universitaire dynamiek, met als hoogtepunt de oprichting van de Colleges van Santa Cruz (door kardinaal Mendoza) en San Gregorio (door broeder Alonso de Burgos), waardoor Valladolid een van de bakermatten van de moderne bureaucratie werd.

De 16e en 17e eeuw
Gravure van Valladolid gemaakt in 1574 door Braun en Hogenberg, uit het werk Civitates orbis terrarum. De cartouche, in het Latijn, luidt:
  Vallisoletum, aliis Pincia, communiter Valladolid dicitur, nobilisimum totius Hispania oppidum, serenissimum Regis Procerum Illustriumque virorum sedes est, ac proin magnificis aedificis, tam nobilium usui, quam cultui divino nitidissime constructis prae caeteris Hispaniae civitatibus superbissimum exornatur. Et ex opificum et mercatorum frequentia ex ubertate soli ex praeter fluente Pisuerga haud contemnendas utilitates percipit
Vallisoletum, ook Pincia, gewoonlijk Valladolid genoemd, de edelste stad van heel Spanje, is de zetel (of het gebied) van de meest serene en illustere edelen van de koning, en daarom, versierd met prachtige gebouwen, prachtiger gebouwd dan in andere steden van het trotse Spanje, heeft zij zowel de edelen als de goddelijke eredienst gediend. En vanwege de overvloed aan arbeiders, kooplieden en de opbrengst van het land, en ook vanwege de machtige rivier Pisuerga, ontvangt zij niet onaanzienlijke voordelen.

In 1489 werd het tribunal de Chancillería (hooggerechtshof) definitief opgericht, en in 1500 dat van de Inquisitie, om te oordelen over daden van ketterij, wat aanleiding gaf tot de viering van de Autos de Fe (daad van geloof). In 1506 stierf Christoffel Columbus in Valladolid en werd in de stad begraven, in het nu verdwenen klooster van San Francisco. Een andere navigator, Magellanes, ondertekende in Valladolid de verdragen met koning Carlos I van Spanje, alvorens op 22 maart 1518 zijn westelijke route naar Indias (zoals de Nieuwe Wereld in Spanje wordt genoemd) te beginnen. In 1509 werd in Valladolid Juan de Aragón y Foix geboren, de enige zoon van Fernando ‘el Católico’ en zijn tweede vrouw Germana de Foix, die enkele uren na zijn geboorte overleed.

In 1518 zworen de Cortes van Castilla, bijeen in Valladolid, trouw aan Carlos I als koning. Tijdens de Opstand van de comunidades (Querra de las Comunidades) van Castilla lokte de verbranding van Medina del Campo de opstand in Valladolid uit. En na de nederlaag van de Comuneros bij Tordesillas begonnen de rebellen zich te hergroeperen in de stad, waar de Junta werd opgericht. Na de overwinning van de keizer en de gratieverlening aan de rebellen, met uitzondering van hun leiders, werd Valladolid een van de hoofdsteden van het Spaanse Rijk van Carlos I van Spanje (in België en Nederland bekend als Karel V) en kreeg het een groot politiek, gerechtelijk en financieel belang.

De verbranding van Medina del Campo (een gemeente in Spanje). Op 21 augustus 1520, in het kader van de Querra de las Comunidades, weigerde de stad de in de stad aanwezige artillerie over te dragen aan de keizerlijke troepen van Carlos I, in de wetenschap dat deze bij overgave tegen Segovia zou worden ingezet. Het antwoord van de Carlos I bestond uit het in brand steken van verschillende delen van de stad, bekend als de verbranding van Medina, wat leidde tot de vernietiging van een groot deel van de stad en de definitieve uitbraak van de tot dan toe beginnende Querra de Comunidades in de gehele Kroon van Castilla. 
De toekomstige Felipe II werd in 1527 in Valladolid geboren. Hoewel hij de architect was van de verhuizing van het hof in 1559, woonde de prins nog in Valladolid tijdens zijn eerste huwelijk met María Manuela van Portugal en de geboorte van zijn eerstgeboren zoon Carlos. Tijdens zijn afwezigheid in Spanje namen zijn zusters María en Juana het regentschap vanuit Valladolid over. Na de grote brand van 1561 raakte de koning persoonlijk betrokken bij de wederopbouw van het stadscentrum. Hij verleende zijn geboortestad de titel van stad en bewerkstelligde bij de paus de oprichting van een eigen bisdom.

Op 21 mei 1527 werd de toekomstige koning Felipe II geboren in het paleis van Pimentel.

Het beroemde Dispuut van Valladolid vond plaats in 1550 en 1551 in het Colegio de San Gregorio en betrof twee tegenstrijdige opvattingen over de verovering van Amerika, vertegenwoordigd door Bartolomé de las Casas en Juan Ginés de Sepúlveda. Dat debat wordt vandaag beschouwd als baanbrekend en als een essentiële bijdrage in de geschiedenis aan de opbouw van de mensenrechten. Het resultaat was nieuwe verordeningen die de veroveringen regelden, het ontstaan van de figuur van de verdediger van de Indianen en een opmerkelijke impuls voor het “volkenrecht”.

In 1559 werden de “autos de fe” van mei en oktober gehouden, beroemd om hun strengheid. In 1561 werd de stad verwoest door een enorme brand, waarna Felipes II de stad herbouwde en haar het eerste regelmatige Plaza Mayor van Spanje gaf. Deze koning verleende zijn geboortestad op 9 januari 1596 ook de titel van stad krachtens een koninklijke bepaling, en bewerkstelligde bij paus Clemens VIII de oprichting van een bisdom in 1595 dat in 1857 verheven tot aartsbisdom.

San Juan de la Cruz en santa Teresa de Jesús verbleven allebei in Valladolid toen de non in 1568 het eerste klooster van de hervorming van de Orde van de Karmelieten kwam stichten, waarin zij een tijdlang woonde. Ook Fray Luis de León, die al jaren van zijn jeugd in Valladolid had doorgebracht met zijn familie, werd in 1572 opgesloten in de gevangenis van het Sagrada Congregación del Santo Oficio in de stad om een inquisitieproces te ondergaan omdat hij de traditionele manier van theologiebegrip in twijfel trok.

De beroemdste Spaanse beeldhouwers van de Renaissance, Alonso Berruguete, Juan de Juni en Gaspar Becerra, vestigden hun werkplaatsen in Valladolid bij hun aankomst uit Italië.

Project van Juan de Herrera (naar een ideale reconstructie van Fernando Chueca Goitia) voor de vierde collegiale kerk van Valladolid, in 1595 tot kathedraal verheven.

In 1601 verhuisde het hof op verzoek van de favoriet van koning Felipe III van Spanje, de hertog van Lerma, terug naar Valladolid, maar in 1606 verhuisde het opnieuw. In deze periode werden de toekomstige Felipe IV en zijn zus, Ana de Austria, die koningin van Frankrijk en moeder van Lodewijk XIV zou worden, geboren. Vermeldenswaard is dat in deze periode de kunstenaar Peter Paul Rubens arriveerde op een diplomatieke missie en dat Cervantes in 1604 zijn eerste editie van Don Quichot publiceerde. Ook Quevedo en Góngora woonden in de stad, evenals de grote barokke beeldhouwer Gregorio Fernández.

Het verlies van het Hof betekende een grote verandering voor de stad, die een ernstig proces van decadentie onderging, dat pas vanaf 1670 werd verzacht door de vestiging van textielateliers die de daaropvolgende industrialisatie inluidden. Het tweede huwelijk van koning Carlos II, met Mariana de Neoburgo, vond plaats in 1690 in de kerk van het klooster van San Diego, binnen het koninklijk paleis van Valladolid.

De wens van het reformisme van de Verlichting, zijn culturele entiteiten en de economische genootschappen van vrienden van het land om de steden en hun toegangen te verfraaien, hun stadsplanning te rationaliseren en de mens terug te brengen naar de natuur, gaf aanleiding tot projecten zoals dit plan voor stadsplanning en de aanplant van kruidvlier in de Campo Grande in 1787. Soortgelijke initiatieven ontstonden voor de Paseo y Plantío de las Moreras en de Paseo y Plantío de Floridablanca.

Tijdens de Spaanse Successieoorlog koos de stad de kant van Felipe V van Spanje. In de tweede helft van de 18e eeuw verscheen de Verlichting in Valladolid op een zeer schuchtere maar invloedrijke manier. Zo werden delen van de stad zoals Las Moreras beplant met bomen, de industrie werd beschermd en gestimuleerd, de sanering van de stad werd aangemoedigd, straten werden geplaveid en er werd getracht de afvalverwerking te rationaliseren. In 1787 werd het verlichte weekblad Diario Pinciano gepubliceerd. De Real Academia Geográfico-Histórica de los Caballeros, de Real Academia de Bellas Artes de la Purísima Concepción in 1779 en de Real Sociedad Económica de Amigos del País van Valladolid in 1783 werden opgericht. De plaatselijke economie en die van de hoogvlakte zouden profiteren van de aanleg van het Canal de Castilla, het belangrijkste civieltechnische project van het Spanje van de Verlichting, een initiatief van de markies de la Ensenada, secretaris van Fernando VI, en waarvan de zuidelijke tak eindigt in Valladolid. In 1746 werd de franciscaan Pedro Regalado uit Valladolid heilig verklaard. De stad werd in 1788 getroffen door grote overstromingen, veroorzaakt door het overlopen van de rivier Esgueva.

De 19e eeuw
De Onafhankelijkheidsoorlog

Valladolid was de stad die werd uitgekozen om de Franse troepen bij hun aankomst in Spanje onder te brengen, voornamelijk wegens haar ligging op de as Parijs-Madrid-Lissabon. Tijdens het verblijf van de Franse troepen braken in de stad ongeregeldheden uit tussen de plaatselijke bevolking en de soldaten, ondanks voortdurende oproepen tot kalmte van de kant van de autoriteiten van beide.

Het wapen van Jozef I, met de adelaar van het Huis Bonaparte boven de deur van de kerk van het klooster van San Benito el Real, getuigt van de Franse bezetting van de stad. Napoleon verbleef in januari 1809 in het Koninklijk Paleis van Valladolid, waar hij zich voorbereidde en van waaruit hij vertrok naar zijn Midden-Europese oorlogen.

Na het nieuws van de muiterij in Aranjuez kwam de stad vanaf 24 maart ook enkele dagen in opstand; de figuur van Manuel Godoy werd vernederd (zijn portret werd in stukken geslagen en in de Pisuerga gegooid), met als hoogtepunt dat de markies van Revilla lid werd van de regering van Fernando. Op 31 mei 1808 vond de 2e Mei plaats in Valladolid: het volk verdrong zich op de pleinen en in de straten en riep “Leve Fernando VII!” en eiste voor de stadhuizen de algemene inlijving, de overgave van de wapens, de benoeming van een leider en de proclamatie van Fernando VII. De gemeenteraad stemde hiermee in, en de demonstranten trokken verder naar de kanselarij. De opstand wekte de bezorgdheid van maarschalk de Bessières. Als gevolg daarvan werden voorbereidingen getroffen voor de slag bij Cabezón, die plaatsvond op 12 juli, waarbij het leger onder leiding van García de la Cuesta, verzameld in zeer hachelijke omstandigheden, volkomen werd verslagen en zich in wanorde terugtrok.

Joaquín Blake nam deel aan talrijke oorlogshandelingen. Op 14 juli werd hij samen met Cuesta verslagen in de Slag bij Medina de Rioseco. Blake, van Ierse afkomst en voorzitter van de regentenraad van Spanje en de Indias (1810-1811) en hoofd van de generale staf, stierf in 1827 in Valladolid.

De stad werd uiteindelijk in juli 1812 bevrijd door het leger onder leiding van Wellington. Evaristo Pérez de Castro, afkomstig uit Valladolid, was afgevaardigde en eerste secretaris in de Cortes de Cádiz en speelde een actieve rol bij het opeisen van nationale soevereiniteit voor de Cortes na de inval van Napoleon. Een plaquette in het Oratorium van San Felipe Neri in Cádiz herdenkt hem.

Secularisatie, Spoorwegen en vooruitgang

Even voor de duidelijkheid wat de secularisatie inhield. De Spaanse secularisatie was een lang historisch, economisch en sociaal proces dat begon aan het eind van de 18e eeuw met de zogenaamde “Secularisatie van Godoy” (1798), hoewel er een eerder voorval was in de regeringsperiode van Carlos III, en eindigde tot ver in de 20e eeuw (16 december 1924). Het bestond uit het op de markt brengen, na verplichte onteigening en door middel van een openbare veiling, van de gronden en eigendommen die tot dan toe niet konden worden verkocht (verkocht, gehypothekeerd of overgedragen) en die in handen waren van de zogenaamde “dode handen” (manos muertas), d.w.z. de katholieke kerk en de religieuze ordes, die ze hadden vergaard als gebruikelijke begunstigden van schenkingen, testamenten en nalatenschappen, en de zogenaamde baldíos en gemeentegronden van de gemeenten, die dienden als aanvulling op de precaire economie van de boeren. In termen van Francisco Tomás y Valiente had de Spaanse secularisatie de volgende kenmerken: toe-eigening door de Staat en bij eigen eenzijdig besluit van onroerend goed dat toebehoorde aan “dode handen”; verkoop ervan en toekenning van de gelden aan de aflossing van de schuldbewijzen”.

De Pasaje Gutiérrez (1886) is een van de weinige overgebleven voorbeelden van een winkelgalerij in Spanje van die welke in de tweede helft van de 19e eeuw in Europa werden gebouwd. Deze gebouwen werden gesponsord door de bloeiende bourgeoisie, een duidelijk voorbeeld van de ontwikkeling van het kapitalisme, de industrie en de handel in die tijd. Het is een voorbeeld van beaux-artienne architectuur waarin klassieke elementen worden gecombineerd met nieuwe materialen en technologische middelen, zoals het ijzeren en glazen dak en de gasverlichting.

Vanaf 1830, met de secularisatie van Mendizábal en de herindeling van het Spaanse grondgebied in provincies, werden handel en bestuur schoorvoetend gereactiveerd. Toen Mendizábal de immense boomgaarden en tuinen van de kloosters en hun gebouwen overdroeg, werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de nieuwe gebouwen nieuwe straten aan te leggen of openbare diensten te creëren.

Met de ontwikkeling van het financiële systeem verschenen de eerste kredietmaatschappijen en in 1855 werd de Banco de Valladolid opgericht. In 1856 werd in Valladolid de decaan van de Spaanse dagbladpers, El Norte de Castilla, opgericht, het resultaat van de fusie van twee andere kranten: El Avisador en El Correo de Castilla.

De komst van de spoorweg, Compañía del Norte vanaf 1860 en Compañía de Ferrocarriles Secundarios de Castilla in 1884, in Valladolid was een grote stimulans en markeerde de richting van de groei van de stad. In deze eeuw groeide de stad niet noemenswaardig, maar de interne structuur veranderde, er werden nieuwe straten geopend, nieuwe pleinen en tuinen aangelegd, zoals de Poniente, de Campo Grande werd hervormd en de rivier Esgueva werd gekanaliseerd en omgeleid, wat het einde betekende van de overstromingen in de stad. Dit alles is mogelijk dankzij het beheer van grote burgemeesters, zoals Miguel Íscar.

Op 22 oktober 1887 werd in Valladolid de elektrische straatverlichting in gebruik genomen: ’s nachts werden het Teatro Zorrilla en het Círculo de Recreo Mercantil verlicht, evenals enkele cafés en particuliere woningen. De thermische centrale was gevestigd in een voormalige textielfabriek op de linkeroever van de rivier Pisuerga; deze werd in de volksmond “La Electra” genoemd.

Zicht over Valladolid in de tweede helft van de 19e eeuw.
De 20ste eeuw

De stad breidde zich uit en groeide aan de andere kant van de spoorlijn in de wijk die Las Delicias zou gaan heten. De advocaat en politicus Santiago Alba uit Valladolid bekleedde tussen 1906 en 1923 verschillende ministerposten in verschillende regeringen en was voorzitter van het Congres van Afgevaardigden tijdens de Tweede Republiek. De stad maakte de instabiliteit van de Spaanse politiek in de eerste decennia van de 20e eeuw mee en verwelkomde de oprichting van de Republiek in 1931. Op 4 maart 1934 fuseerden de Falange Española (de partij van Primo de Rivera) en de JONS (een beweging opgericht door de in Valladolid geboren Onésimo Redondo) tijdens een ceremonie in het Teatro Calderón.

Spaanse Burgeroorlog in de provincie Valladolid (1936-1939)
Op zaterdagmiddag 18 juli 1936 bezette een colonne stoottroepen het hoofdkwartier van de Correos y Telégrafos (Post en de Telegrafie, zie foto), het radiostation Radio Valladolid, de CNT, het stadhuis, en later het hoofdkwartier van de militaire regio VII. Met de belangrijke steun van de Falangisten en de Alfonsinos monarchisten, controleerden zij al snel de hele provincie en organiseerden zij een colonne die naar Madrid marcheerde via de bergpassen van Guadarrama en Navacerrada, wat leidde tot de eerste slag van de oorlog, de Slag om Guadarrama.

De staatsgreep waarmee de burgeroorlog begon, triomfeerde in Valladolid, dat in de nationale zone bleef en een van de 12 centra van de militaire opstand was. De aanvalswacht kwam op 18 juli om 17.00 uur in opstand en de militaire rebellen namen in de nacht van 18 op 19 juli 1936 de controle over de strijdkrachten over, na hun wettige bevelhebber, generaal Molero, met geweld te hebben gearresteerd.

Valladolid werd de eerste grote stad waar de opstand zegevierde. Met de aanzienlijke steun van de Falange Española en de Renovación Española (monarquicos alfonsinos) beheersten zij al snel de hele provincie en organiseerden zij een colonne die via de bergpassen van Guadarrama (Alto del León) en Navacerrada naar Madrid oprukte. Zo kwam het dat de stad vanaf het begin van het conflict in het centrum van de rebellenzone lag en op geen enkel moment van de oorlog tot het front behoorde.

Tijdens en na de oorlog schoten de repressieve troepen van Franco elke dag ongeveer 40 mensen dood in Valladolid, waar, net als in andere steden in de rebellenzone, gevangenen ’s nachts in vrachtwagens werden afgevoerd om aan de rand van de stad te worden doodgeschoten zonder zelfs maar een schijnproces. Generaal Mola stuurde een communiqué met het verzoek deze executies op meer discrete plaatsen uit te voeren en de doden te begraven, iets wat tot dan toe niet was gebeurd. Naar schatting zijn er in de hele provincie minstens 2.500 doden en meer dan 7.000 represailles gevallen. In de hoofdstad is de Campo de San Isidro de belangrijkste plaats voor executies. Op de begraafplaats van Carmen bevindt zich een van de grootste massagraven van de burgeroorlog in Spanje. Onder de slachtoffers valt het geval op van de burgemeester van Valladolid tijdens de Tweede Republiek tussen 1932 en 1934, die bij de verkiezingen van 1936 opnieuw was gekozen, Antonio García Quintana. Na de opstand bleef hij ondergedoken tot hij op 8 oktober 1937 in het Campo de San Isidro in Valladolid werd verraden en doodgeschoten.

De stad werd ook gebombardeerd door de Republikeinse luchtmacht, waardoor het de zesde zwaarst gebombardeerde achterhoedestad was. De zwaarste aanval vond plaats op 25 januari 1938, toen de stad het slachtoffer werd van een Republikeins bombardement waarbij veertien doden en zeventig gewonden vielen. De stad bleef aan de kant van de rebellen tot het einde van de oorlog in 1939.

Het Francisme (1939-1975)

In 1940 vond de ergste ramp van deze eeuw plaats in de stad toen het kruitmagazijn van Pinar de Antequera ontplofte, waarbij meer dan 100 doden vielen.

Het Duque de Lerma-gebouw in de jaren tachtig, met graffiti en protestleuzen.

Na de verwoesting van de vroege naoorlogse jaren, vanaf de jaren 1950, onderging Valladolid een belangrijke verandering, door de vestiging van de automobielindustrie (zoals FASA-Renault) en andere sectoren (Endasa, Michelin, Nicas, Pegaso, Indal…). Het was de tijd van het Spaanse economische wonder (1959-1973). De opname van duizenden emigranten van de plattelandsvlucht leidde tot een aanzienlijke demografische en stedelijke groei. Dit leidde tot de uitvoering van de stadsplanning, geprojecteerd en gedeeltelijk uitgevoerd in 1938: het Plan César Cort. Als gevolg van de goedkeuring ervan vond het grootste verlies aan stedelijk erfgoed in het oude deel van de stad plaats: oude gebouwen, kloosters en tientallen renaissancepaleizen, werden gesloopt om hoogbouwflats te bouwen, waardoor de architectonische harmonie van de stad werd verbroken. Eind jaren 1960 werd begonnen met de bouw van het gebouw Duque de Lerma, dat het hoogste gebouw van Valladolid moest worden. Drie decennia lang bleef het onbewoond en stond het meermaals op het punt te worden afgebroken, waarbij de buitengevel een belangrijke protestmuur werd.

Vanaf de jaren 1970 nam de sociale onrust in Valladolid toe als gevolg van de toenemende activiteit van studentenbewegingen en werknemers in met name de automobielindustrie. Werknemers van het FASA organiseerden werkonderbrekingen met de steun van de vakbonden in de stad. Op 20 januari 1975 werden zeven studenten uit Valladolid in Madrid berecht en veroordeeld wegens onwettige vereniging. Als reactie op de veroordeling hielden vertegenwoordigers van alle scholen en faculteiten drie dagen later een lock-in in het Provinciaal Ziekenhuis van Valladolid, die eindigde met ontruiming en arrestatie door de politie. Demonstraties voor het rectoraat en protesten tegen de toenmalige rector van de universiteit van Valladolid leidden tot een verpletterende reactie van het ministerie van Onderwijs, dat de sluiting van de faculteiten afkondigde en uiteindelijk op 8 februari het bevel gaf de universiteit te sluiten.

Overgang (la Transición) en parlementaire democratie (sinds 1975)

De Spaanse overgang is de periode in de hedendaagse geschiedenis van Spanje waarin het land het dictatoriale regime van generaal Francisco Franco achter zich liet en werd geregeerd door een grondwet die de democratie herstelde. Deze fase vormt de eerste fase van het bewind van Juan Carlos I.

Er bestaat een zekere overeenstemming dat de overgang begon met de dood van generaal Franco op 20 november 1975, toen de zogenaamde Regentenraad tijdelijk de functies van staatshoofd overnam tot 22 november, de datum waarop Juan Carlos I de Borbón, die zes jaar eerder door Franco was aangewezen als zijn opvolger “a título de rey”, tot koning werd uitgeroepen ten overstaan van de Cortes en de Raad van het Koninkrijk.

Valladolid bleef groeien, ook met de komst van de democratie in Spanje. Bij de eerste democratische gemeenteraadsverkiezingen (1979) werden de socialisten burgemeester: de socialist Tomás Rodríguez Bolaños bleef burgemeester van 1979 tot 1995, in de periode 1991-1995 dankzij een pact met de IU, aangezien de winnaar van die verkiezingen, de Partido Popular (PP), geen absolute meerderheid kon behalen.

In 1995 won de Partido Popular voor de tweede keer de verkiezingen, dit keer met een absolute meerderheid en Francisco Javier León de la Riva werd benoemd tot burgemeester en bleef in functie tot 2015 toen de Partido Popular de gemeenteraadsverkiezingen won (voor de zevende achtereenvolgende keer) maar de absolute meerderheid verloor en de socialist Óscar Puente Santiago de nieuwe burgemeester van de stad werd met de steun van Valladolid Toma la Palabra (dat deel ging uitmaken van het gemeentebestuur) en Sí se Puede Valladolid.

De 21ste eeuw

Als belangrijke stad in de evolutie van de Castiliaanse taal werd van 16 tot 19 oktober 2001 in het theater Calderón het IIe Internationale Congres van de Spaanse Taal gehouden, een forum voor bezinning over de Spaanse taal, voorgezeten door de koning en de koningin van Spanje.

De ‘Cupula del Milenio’ verlicht bij nacht, een gebouw dat duidelijk geïnspireerd is op de hedendaagse architecturale trends van de 21e eeuw.

Valladolid kreeg in 2011 van de internationale vereniging LUCI de prijs voor het beste stedelijke verlichtingsproject City People Light voor de route Rios de Luz en in 2012 de prijs van de jury voor het beste stedelijke verlichtingsproject van de City People Light Awards. In 2012 verklaarde Unicef Valladolid tot kindvriendelijke stad. In april 2013 kreeg Valladolid de Queen Sofia Accessibility Award voor Spaanse gemeenten voor haar inspanningen voor de integratie, normalisatie en actieve deelname van alle burgers, ongeacht hun functionele capaciteit.

Symbolen


De oudst bekende afbeelding van het wapen van Valladolid dateert van 1454, hoewel er toen alleen de geren op voorkwamen. Het wapen is mogelijk toegekend door de Valladolidse koning Enrique IV van Castilla.

Het wapen van de stad Valladolid.

De schildzoom van keel met de acht gouden kastelen in het stadswapen verschijnt voor het eerst op de titelpagina van een van de meer dan tien exemplaren van de Historia de Valladolid van Juan Antolínez de Burgos (geschiedschrijver) uit 1722 (hoewel het oorspronkelijke werk in 1641 werd voltooid). Tot dan toe was het gemeentewapen nooit eerder verschenen met een dergelijke vergroting. De schildzoom is een historische weergave, eveneens met een ornamenteel doel, van het oude middeleeuwse zegel van de stad, waarin ook acht inkepingen of torens voorkwamen, die deel uitmaakten van de ommuring of muur die de stad symbolisch omhulde, en die deze kastelen identificeerden met de acht poorten van de twee ommuringen of muren die de stad kreeg, voorgesteld door de rand. Deze compositie had succes en werd geleidelijk overgenomen door de verschillende gilden van de stad en uiteindelijk door de raad.

De open koningskroon is van middeleeuwse oorsprong, ouder dan de gesloten koningskroon. Hij zou zijn toegekend door de katholieke vorsten, als symbool van een koninklijke stad, met eigen privileges.

Ten slotte werd het Laureatenkruis van San Fernando, de hoogste Spaanse militaire onderscheiding, ingesteld in de 19e eeuw, bij decreet van 17 juli 1939 door de nieuwe Francoïstische autoriteiten toegekend aan de gemeente Valladolid voor oorlogsacties van de pro-Franco zijde om de stad en haar omgeving te controleren tijdens de Spaanse Burgeroorlog.

De vlag van Valladolid.

De vlag van Valladolid is karmozijnrood met in het midden het wapen van Valladolid.

Valladolid verwierf de categorie van stad in het midden van de 13e eeuw om verder titels toe te voegen: Buenos y leales (Goed en Loyaal) (Zeer Loyaal) in 1329; Zeer Edel in 1422; Stad in 1596; Heldhaftig in 1854 en Laureaat in 1939.

Demografie


Valladolid overschreed zijn eigen grenzen en sprong over naar omliggende gemeenten. Deze stedelijke transformatie is door Jesús García, emeritus hoogleraar stadsgeografie, omschreven als de overgang “van de stad naar de agglomeratie“.

Bevolking

Op basis van de eerste door het Nationaal Instituut voor de Statistiek verzamelde bevolkingsgegevens, die dateren van 1842, kan een constante bevolkingsgroei worden vastgesteld gedurende de tweede helft van de 19e eeuw, die samenvalt met de aanleg van het Canal de Castilla en de komst van de spoorlijn naar Valladolid.

Tot de jaren ’90 van de 20e eeuw kende Valladolid een aanzienlijke bevolkingsgroei, dankzij de leegloop van het platteland. Deze groei, die in de eerste twee decennia langzaam verliep en onderbroken werd door de burgeroorlog, was vooral significant vanaf de jaren zestig, met de komst van buitenlandse arbeidskrachten, en vormde het moment van de grootste demografische groei in de geschiedenis van de hoofdstad. Vanaf de jaren tachtig kwam er echter een ommekeer in deze tendens, die leidde tot een stagnatie van de bevolkingsgroei, om twee redenen: de stopzetting van de migratiestromen die de groei in het verleden hadden aangezwengeld en een sterke daling van het geboortecijfer.

De laatste jaren heeft de stad Valladolid bevolking verloren aan haar peri-urbane rand, waar de groei van nieuwe woonwijken is toegenomen. Met iets meer dan 400.000 inwoners is het het 20e meest bevolkte gebied van Spanje. De stijgende kosten van huisvesting in de hoofdstad, het ontbreken van een adequaat stedenbouwkundig beleid en, als gevolg daarvan, de toename van problemen in verband met het wegverkeer, hebben geleid tot centrifugale woonveranderingen. Jonge stellen die niet naar andere provincies emigreren kiezen ervoor een huis te kopen in de randgemeenten, waarvan de demografische groei het resultaat is van de leegloop van de stad zelf (van 330.700 inwoners in 1991 tot 303.905 in 2015) en de vestiging van gezinnen uit andere gemeenten in de provincie in mindere mate. De terugloop zal door de vergrijzing van de bevolking alleen maar toenemen.

In de afgelopen vijf jaar heeft Valladolid een geleidelijk bevolkingsverlies geleden, voornamelijk door verplaatsingen naar het grootstedelijk gebied.

Geografie


De stad Valladolid ligt in de noordelijke helft van het Iberisch schiereiland. Het ligt in het centrum van de Meseta Norte, een afdeling van de Meseta Central, waardoor het een typisch vlak landschap heeft met weinig vegetatie. Het reliëf van Valladolid bestaat uit een vlakte onderbroken door een reeks kleine heuvels die aanleiding geven tot een bergachtig landschap met torenhoge toppen zoals San Cristóbal (843 m), op enkele kilometers van de hoofdstad.

Noord-westen:
Villanubla
Noord:
Fuensaldaña, Cigales, Santovenia de Pisuerga
Noord-oosten:
Cabezón de Pisuerga, Castronuevo de Esgueva
West:
Zaratán, Arroyo de la Encomienda, Simancas
Schematische tabel met in het midden een blauwe windroos. Oost:
Renedo de Esgueva, La Cistérniga
Zuid-westen:
Villanueva de Duero
Zuid:
Viana de Cega, Villanueva de Duero
Zuid-oosten:
Laguna de Duero, Boecillo

Door zijn centrale ligging op de noordelijke hoogvlakte is het bijna op gelijke afstand van de rest van de Castiliaanse steden. Palencia ligt op 50 kilometer afstand, Zamora op 104 kilometer, Segovia op 117 kilometer, Salamanca op 121 kilometer, Burgos op 127 kilometer, Ávila op 138 kilometer, León op 139 kilometer en Soria op 208 kilometer.

Klimaat

Het klimaat van Valladolid is continentaal mediterraan. De gemiddelde temperatuur in juli en augustus ligt echter slechts iets boven 22 °C in het stedelijk gebied (met name in het observatorium van Valladolid), maar deze waarde daalt tot onder 22 °C in sommige hoger gelegen gebieden van de gemeente, in de buitenwijken, waardoor deze plaatsen een klimaat van het type Csb hebben (mediterraan met zachte zomers). Het klimaat van Valladolid wordt grotendeels bepaald door de ligging van de stad in het centrum van het sedimentatiebekken van de Duero, dat, omdat het bijna volledig is omgeven door bergen die het van de zee isoleren, een extreem en droog klimaat heeft voor wat men zou verwachten op een hoogte van bijna 700 meter en hemelsbreed slechts 190 kilometer van de Cantabrische Zee. De bergen die het plateau afbakenen houden de wind en de regen tegen, behalve in het westen, waar de afwezigheid van grote bergen een open corridor naar de Atlantische Oceaan mogelijk maakt en het is hier, via Portugal, dat de meeste regenval tot Valladolid doordringt. De winden uit het noorden bereiken Valladolid droog en koud, terwijl die uit het zuiden meestal warm en vochtig zijn, maar het is uit het westen en zuidwesten dat de regen meestal Valladolid bereikt. De overheersende winden in Valladolid komen uit het zuidwesten, wat bijvoorbeeld tot uiting komt in de oriëntatie van de landingsbaan van de luchthaven van Villanubla.

De neerslag is vrij onregelmatig over het jaar verdeeld, hoewel er een duidelijk minimum is in de zomer en een maximum in de herfst en de lente. De jaarlijkse neerslag bedraagt 433 mm en de gemiddelde relatieve vochtigheid gedurende het hele jaar is 64 %. Er zijn 2624 uren zonneschijn en 67 dagen regen per jaar.

De winters zijn koud met veel mist en vorst (gemiddeld 56 vorstdagen). De stad heeft 9 dagen sneeuw per jaar, hoewel zware sneeuwval niet vaak voorkomt door de bijzondere geografische ligging van de stad. De zomers zijn over het algemeen heet en droog, met maxima tussen 30 en 35 °C, maar de minima zijn zacht, iets boven 14 °C. Een enkele nacht in de stad kan tropische dieptepunten van meer dan 20 °C vertonen. De herfst is over het algemeen regenachtig. Dagen wisselen milde middagen af met temperaturen rond 20-23 °C in de vroege herfst, met koelere en zelfs koudere dagen naarmate de winter nadert.

Hydrografie

Zoals we het hierboven eerder al vermelde, komt de naam van de stad waarschijnlijk van de Keltische uitdrukking Vallis tolitum (Vallei der Wateren), aangezien Valladolid gelegen is aan de samenvloeiing van de rivier Pisuerga en de rivier Esgueva. Deze laatste liep vroeger in twee takken door de stad, totdat hij aan het eind van de 19e eeuw werd gekanaliseerd.

De relatie van Valladolid met de rivier Esgueva was tweezijdig. Zij diende als rioolwaterzuiveringsinstallatie, waardoor het drinken van haar water onmogelijk was, het was absoluut onhygiënisch was en het stonk, maar tegelijkertijd werd zij gebruikt om zich te wassen. Ook fabrieken en werkplaatsen gebruikte het water in hun productieproces.

Van 1840 tot 1864 maakte Valladolid een belangrijke economische ontwikkeling door: het Canal de Castilla werd in gebruik genomen en de spoorlijn Madrid-Irún werd voltooid. Als gevolg daarvan werd de rivier Esgueva in de centrale gebieden van Valladolid gedempt en in de randgebieden gekanaliseerd. Ook de rivier Duero doorkruiste de gemeente via het centrum van Puente Duero, een wijk ten zuiden van Valladolid.

De Pisuerga als zij door Valladolid stroomt, met op de achtergrond de Puente Mayor, links het gebouw van Duque de Lerma en rechts het strand van Playa de las Moreras. Ook de boot de ‘Leyenda del Pisuerga’ ligt aangemeerd. Het gemiddelde debiet van deze rivier maakt het tot de belangrijkste zijrivier van de Duero. Bij de samenvloeiing, in Pesqueruela, is het debiet van de Pisuerga zelfs veel groter dan dat van de Duero. Een populair gezegde luidt: De Duero draagt de roem en de Pisuerga het water.

De Pisuerga, de belangrijkste rivier van de stad, biedt momenteel verschillende mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding en cultuur. Met de boot Leyenda del Pisuerga (een boot geïnspireerd op de schepen van de Mississippi) kunt u een tocht op de rivier maken, vanaf de opstapplaats, gelegen aan de Paseo de las Moreras, stroomafwaarts naar de naburige stad Arroyo de la Encomienda. De boot is 25 meter lang en 6 meter diep. Tijdens de tocht kunt u de flora en fauna van de Pisuerga van dichtbij bekijken. Valladolid heeft ook een kunstmatig strand, het Moreras-strand, waardoor de inwoners van Valladolid in het centrum van de stad kunnen zonnebaden en zelfs een duik kunnen nemen in de Pisuerga zelf.

Het erfgoed


De koninklijke sites en omgeving

Vlakbij de rivier Pisuerga, samen met wat lange tijd de enige weg naar de stad was, de brug Puente Mayor, die de straten van de oude Joodse wijk van de stad doorkruist, zijn er een reeks pleinen en straten met een overvloed aan oude kerken en burgerlijke gebouwen die tot de adel behoren of behoord hebben. In deze omgeving bevinden zich het paleis van de graven van Benavente, de kerk van San Nicolás de Bari of het klooster van San Quirce, op de Plaza de la Trinidad, de kloosterstraat van Santo Domingo de Guzmán en de kerk van San Agustín, nu omgebouwd tot gemeentearchief.

De kloosterkerk van San Pablo, het toneel van talrijke koninklijke plechtigheden, domineert de Plaza de San Pablo (voorheen Plaza de Palacio) met de stenen beelden op de gevel. Hier bevinden zich het paleis van Pimentel, waar Felipe II in 1527 werd geboren, met zijn platereske hoekvenster, het renaissancepaleis van Villena, het katholieke vorstencollege van San Gregorio en het koninklijk paleis.

Op de Plaza de San Pablo, het hart van het hofleven tijdens het bewind van Felipe III en de geboorteplaats van zijn voorganger Felipe II, staat de kerk van San Pablo, met een gevel van Simón de Colonia, in Elizabethaanse gotische stijl, die lijkt op een stenen altaarstuk. Het komt overeen met de laatste periode van de gotische stijl. Het was het toneel van talrijke koninklijke plechtigheden, de eerste begraafplaats van de prins Alfonso (zoon van Sancho IV van Castilla)en Juan II van Castilla, en de doopplaats van Enrique IV, Felipe II, Felipe IV en Ana de Austria. Maximiliaan II en Maria van Spanje trouwden hier, en Adrianus van Utrecht, die later paus Adrianus VI zou worden, ontving hier het kardinalaat. Het was een geliefde plaats voor vele bisschoppen die later hun pastorale activiteiten in de Nieuwe Wereld uitoefenden.

Aan de andere kant van het plein staat het Koninklijk Paleis, de residentie van de Spaanse vorsten Carlos I, Felipe II en Felipe III en ook van Napoleon Bonaparte tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog. Het Paleis heeft talrijke structurele wijzigingen ondergaan ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp, dat rond 1528 werd voltooid. Felipe IV werd hier in 1605 geboren. Het werd gebouwd door Luis de Vega, architect van Carlos I, en de binnenplaats in renaissancestijl is versierd met medaillons van Esteban Jamete en wapenschilden van de verschillende gebieden van het Spaanse Rijk. In de 18e eeuw bouwde Ventura Rodríguez de neoklassieke trap.

Het Palacio Real (Koninklijk Paleis) van Valladolid.

De hoek met de Calle de Las Angustias wordt ingenomen door het paleis van Pimentel, waar Felipe II in 1527 werd geboren, aangezien keizerin Isabel de Portugal in die tijd geen eigen residentie had in Valladolid. Het gebouw, opgetrokken in baksteen, heeft twee opmerkelijke stenen details: de deuropening met een klokvormige boog en de hoek met een plateresque hoekvenster. In de Calle Cadenas de San Gregorio staan de vier bijgebouwen van het Nationaal Beeldhouwmuseum: het Colegio de San Gregorio, de Kerk van San Benito el Viejo, het Paleis van Villena en het Paleis van de Graaf van Gondomar (Casa del Sol).

Naast het paleis van Villena, aan de Calle Fray Luis de Granada, staat het huis waar de romantische dichter José Zorrilla is geboren en heeft gewoond en waarin het Museum van het Zorrillahuis is gevestigd. Vlakbij valt de kerk van San Martín op door haar slanke toren, gebouwd in romaanse stijl aan het begin van de 13e eeuw. Het classicisme beheerst de gevel van de Iglecia Penintencial Nuestra Señora de las Angustias, gebouwd aan het begin van de 17e eeuw, met een monumentaal beeldhouwwerk van Francisco del Rincón.

Tegenover deze laatste tempel, ingewijd in 1864 volgens een project van Jerónimo de la Gándara, ligt het Calderón-theater. De locatie en de structuur volgen de trends van die tijd. De gevel is in classicistische stijl en binnenin bevindt zich de Italiaanse hoefijzervormige zaal. Het is versierd met schilderijen van Augusto Ferri, een toneelontwerper uit die tijd. Op het toneel staat een systeem van toneelmachines ontworpen door de Italiaanse ingenieur Egidio Piccoli. Achter het theater ligt het aartsbisschoppelijk paleis, dat eigendom was van Juan de Villasante y María de Villarroel, gebouwd in het midden van de 16e eeuw. In 1857 werd het de zetel van de eerste aartsbisschop van Valladolid, Luis de la Lastra y Cuesta.

Een ansichtkaart van het Calderón theater in Valladolid.
Het Plaza Mayor en haar omgeving

Het zogenaamde historische centrum van Valladolid, dat zijn oorsprong vindt in de indeling van de straten met arcades na de brand van 1561, is rond de Plaza Mayor gegroepeerd door middel van de zeven wegen die het Plaza Mayor doorkruisen.

Het Plaza Mayor van Valladolid, dat in de 16e eeuw werd ontwikkeld, is het eerste regelmatige hoofdplein van Spanje en stond vanaf de 17e eeuw model voor vele andere in Spanje en Zuid-Amerika: in de 19e eeuw werd het oude Plaza del Mercado het culturele, politieke, economische en sociale centrum van de stad.

De wederopbouw van het gebied rond de Plaza Mayor in Valladolid was een uitzonderlijke gebeurtenis in de 16e eeuw. Met het project van Francisco de Salamanca werden voor het eerst in Spanje moderne stedenbouwkundige concepten toegepast. De belangrijkste pleinen van Madrid (Puerta del Sol)  en Salamanca, die respectievelijk dateren uit 1617 en 1729, zijn duidelijk beïnvloed door de Plaza Mayor in Valladolid.

In 1908 opende het huidige stadhuis (Casa Consistorial) zijn deuren, een paleis met vier torens, een rechthoekige plattegrond en een binnenplaats, met een tribune die het hoofdbalkon ondersteunt dat aan de voorkant van het gebouw uitsteekt. Dit gebouw is het werk van Enrique María Repullés, geïnspireerd op het project van Antonio de Iturralde, maar aangepast om de modellen van de Spaanse renaissance te imiteren.

Tegenover het stadhuis, op de plaats waar tot in de 19e eeuw het klooster van San Francisco stond, waar Christoffel Columbus stierf, bevindt zich het Teatro Zorrilla. Het theater werd in oktober 1884 ingehuldigd met het toneelstuk Traidor, inconfeso y mártir, in aanwezigheid van de auteur van het stuk, José Zorrilla, en de dichter van Valladolid, Emilio Ferrari.

Aan de ene kant van het stadhuis staat de Iglesia de Jesús, met een neoromaanse gevel van het Catalaanse type, in geperste baksteen.

Als u het Plaza de la Rinconada oversteekt, achter het gebouw van het stadhuis, waar het Palacio de Correos y Telégrafos staat, komt u bij de kerk van San Benito el Real, van de Benedictijnse orde, een van de oudste kerken van Valladolid. Ze werd gebouwd op de plaats van het oude Alcázar Real en is gotisch van stijl, hoewel de voorgevel van latere datum is: ze werd ontworpen door Rodrigo Gil de Hontañón in het midden van de 16e eeuw. Het interieur valt op door het traliewerk uit dezelfde eeuw, dat de drie schepen van de kerk overspant. Daarnaast bevindt zich de Mercado del Val, die dateert uit de 19e eeuw.

Het klooster van San Benito el Real stond bijna twee eeuwen aan het hoofd van de Spaanse benedictijnenkloosters, de Congregatie van San Benito de Valladolid.

De nabijgelegen kerk van San Miguel y San Julián, op het hoogste punt van de stad, was de tempel van de Sociëteit van Jezus in Valladolid, zoals blijkt uit de voorgevel en het interieur, die overeenkomt met het Romaanse model. Het interieur bevat werken van Gregorio Fernández en reliëfs van Adrián Álvarez en Francisco de Rincón.

In dezelfde straat van San Ignacio zijn nog enkele van de vele paleizen bewaard gebleven die in dit gebied werden gebouwd in de tijd van Felipe II, zoals het Paleis van de Markies van Valverde, waarvan de buitenkant is voorzien van een hoekraam en medaillonversiering, en het Paleis van Fabio Nelli, een werk van het Renaissance classicisme van Juan de Lastra en Diego de Praves. Naast deze paleizen leidt een kleine ingang naar het Plaza del Viejo Coso, de oorspronkelijke arena van Valladolid.

Aan de Plaza de las Brígidas staat het klooster van Las Brígidas, het voormalige paleis van Licenciado Butrón, nu omgebouwd tot Algemeen Archief van Castilla en León. De aangrenzende kerk heeft een bakstenen gevel met liniaalvoegen.

De Calle de la Platería is een perfect prototype van het renaissanceperspectief van het einde van de 16e eeuw en een waardevolle stedelijke getuigenis. Hier werd San Pedro Regalado, beschermheilige van Valladolid, in 1390 geboren en bezaten de beste zilversmeden van zijn tijd, zoals de familie Arfe, hun vestigingen.

De Iglesia Penitencial de Nuestra Señora de la Vera Cruz, aan het einde van de Calle de la Platería, werd in 1596 ontworpen door Diego de Praves. Het herbergt processiesculpturen in polychroom hout, behorend tot de Cofradía de la Vera-Cruz (cofradía = broederschap).

De kathedraal en zijn omgeving

Aan de oever van de nu verlegde zuidelijke tak van de rivier de Esgueva werd de collegiale kerk van Santa María gebouwd door Pedro Ansúrez, die het religieuze hoofd van zijn nieuwe en welvarende leengoed zou worden. In de eerste helft van de 12e eeuw werden in de kerk drie nationale concilies gehouden. Omdat het gebouw ontoereikend of van slechte kwaliteit bleek, werd vanaf de 13e eeuw een nieuw gebouw opgetrokken volgens de nieuwe cisterciënzerarchitectuur.
De onvoltooide kathedraal van Nuestra Señora de la Asunción werd ontworpen door Juan de Herrera met een lay-out van grote monumentaliteit, een dubbele verhouding voor twee gelijke pleinen met transept en torens op vier hoeken. Maar door schaarse inkomsten van het pas opgerichte bisdom Valladolid, de dood van de architect en Felipe II, de belangrijkste promotors van het werk, en het gebrek aan middelen en belangstelling voor de bouw in de volgende eeuwen, zorgden ervoor dat slechts bijna de helft van wat Herrera had gepland, werd gebouwd. De romaanse en gotische overblijfselen van de collegiale kerk, die aan de muren zijn bevestigd, zijn bewaard gebleven uit de 13e eeuw, die ze verving als de belangrijkste kerk van de stad. Het hoofdaltaarstuk van de kathedraal is het werk van Juan de Juni.

Het hoofdgebouw van deze instelling bevindt zich aan de Plaza de la Universidad. Het historische gebouw van de Universiteit van Valladolid werd in de 18e eeuw gebouwd naar het ontwerp van Fray Pedro de la Visitación. De sculpturale decoratie is het werk van Antonio Tomé en zonen.

De kerk van Santa María La Antigua werd aan het eind van de 11e eeuw ingewijd door graaf Pedro Ansúrez. Onder de fundamenten zijn de resten van een laat-Romeinse villa gevonden. In 1506 werden hier de eerste begrafenissen voor Christoffel Columbus gehouden.

Vlakbij bevindt zich de kerk van Santa María La Antigua, gesticht in de 11e eeuw door graaf Pedro Ansúrez, heer van Valladolid, met een slanke klokkentoren met Franse invloed, bekend als de koningin van de romaanse torens van Castilla, bekroond met een piramidevormig dak en een kloostergang, beide uit het begin van de 13e eeuw. De rest van de structuur en het interieur zijn gotisch van stijl. Aan het begin van de 20e eeuw dreigden de gotische schepen van de tempel te vervallen en in 1917 werden ze afgebroken en begon de wederopbouw in neogotische stijl.

Halverwege deze plaatsen en de Plaza Mayor ligt de Pasaje Gutiérrez, een winkelgalerij die in 1885 werd gebouwd in de Europese stijl van die tijd, naar het ontwerp van Jerónimo Ortiz de Urbina, en die, samen met de Pasaje de Lodares in Albacete, de enige voorbeelden zijn van dit type gebouw in heel Spanje. Vlakbij de Pasaje staat de kerk van El Salvador, waar volgens de overlevering de beschermheilige van Valladolid, de heilige Pedro Regalado, werd gedoopt.

De Campo Grande en zijn omgeving
Foto van de Acera de Recoletos aan het begin van de 20ste eeuw.

Aan de rand van de Campo Grande, aan de Acera de Recoletos, de grote slagader van de burgerlijke expansie, staan nog gebouwen uit het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw: het eclectische, op de renaissance geïnspireerde Casa Mantilla uit 1891 en het modernistische Casa del Príncipe uit 1906, het werk van Jerónimo Arroyo, een architect uit Palencia die werd opgeleid aan de school van Barcelona.

Nadat u de Acera de Recoletos bent overgestoken, bereikt u het Plaza de Colón, waar het klooster van San José tot in de 19e eeuw was gevestigd. Op enkele meters van het plein ligt het station Valladolid-Campo Grande, het belangrijkste treinstation van de stad.

Na de afbraak van enkele kloosters werd de Acera de Recoletos een ontwikkelingsgebied, uitgekozen door de bourgeoisie van Valladolid om er hun Franse en modernistisch beïnvloede huizen te bouwen, zoals het Casa del Príncipe, gebouwd in 1906. Daarnaast, op nummer 12 van deze populaire straat, werd de gerespecteerde schrijver Miguel Delibes geboren.

Rondom de Campo Grande, aan de Paseo de Filipinos, valt de kerk van San Juan de Letrán op door haar voorgevel en haar gewelven bedekt met barok pleisterwerk, beide uit de 18e eeuw, het werk van Matías Machuca. Het lichaam van de kerk dateert uit het einde van de 17e eeuw.

Het klooster van de Agustinos Filipinos dateert eveneens uit de 18e eeuw. Het gebouw, waarvan de gevel uitkijkt op de achterdeur van de Paseo del Príncipe del Campo Grande, werd ontworpen door Ventura Rodríguez.

Als we de route rond het park vervolgen, vinden we de Cavalerie Academie van Valladolid, die dateert uit 1915 en een historicistisch gebouw is met torenspitsen die lijken op die welke de paleizen van de Habsburgers kenmerkten.

Naast de Cavalerie Academie is het Plaza de Zorrilla een belangrijk punt in de stadsplanning van Valladolid. Het wordt overheerst door een standbeeld van Zorrilla, het werk van Aurelio Carretero, en verbindt de belangrijkste straten van Valladolid: de eerder genoemde Acera de Recoletos, Paseo de Zorrilla, de belangrijkste boulevard van de stad, Calle Santiago, die naar de Plaza Mayor leidt, en de straten Miguel Íscar, Duque de la Victoria en Plaza España.

Het Colombiaanse erfgoed

Christoffel Columbus stierf in Valladolid op 20 mei 1506. In 1968 besloot het stadsbestuur een gebouw in gotisch-isabellijnse stijl op te richten dat een paleisachtig huis van Diego Columbus, de jongere broer van de admiraal, in de stad Santo Domingo, in de Dominicaanse Republiek, zou reproduceren. Dit gebouw huisvest nu het Columbus Huis Museum.

In dezelfde straat, op het tegenoverliggende trottoir, heeft de kerk van La Magdalena, uit de 16e eeuw, een groot stenen wapen op de gevel, het wapen van haar patroonheilige, de onderkoning van Peru en bisschop, Pedro de la Gasca. Binnen ziet u het hoofdaltaarstuk, het altaarstuk van Santiago, en de albasten graftombe van bovengenoemde bisschop, het werk van Esteban Jordán. Het Paleis van Santa Cruz, het eerste renaissancegebouw van Spanje, in 1486 gebouwd door de architect Lorenzo Vázquez de Segovia onder beschermheerschap van kardinaal Pedro González de Mendoza, heeft een halfronde boogdeur en een binnenplaats met drie verdiepingen, twee in laat-gotische stijl en de derde met barokke boventonen, het resultaat van een 18e-eeuwse verbouwing. In de bibliotheek, die toegankelijk is via een platereske deur, worden op twee verdiepingen waardevolle documenten bewaard, waaronder de Beatus van Valcabado uit het jaar 970, op vergulde houten planken.

Vlakbij bevindt zich het klooster van Las Huelgas Reales in Palladiaanse stijl, waar een Mudejarboog van het voormalige paleis van de koningin van Castilla María de Molina bewaard is gebleven. En in het 15e-eeuwse klooster van Santa Clara contrasteert de franciscaanse strengheid van de buitenkant met het barokke pleisterwerk uit de 17e eeuw.

Het klooster van de Descalzas Reales werd in de 17e eeuw gebouwd in opdracht van Felipe III en Margarita de Austria; het heeft een paleistoren van drie verdiepingen met vakwerk op de balkons. Binnen kunt u de kruisgang in Toscaanse stijl bewonderen en in de kerk het altaarstuk dat gezamenlijk is gemaakt door Juan de Muniátegui, Gregorio Fernández en Santiago Morán.

Het paleis van de familie Vivero, gebouwd in de 15e eeuw, staat aan het hoofd van een gebouwencomplex dat geleidelijk werd uitgebreid om te voldoen aan de behoeften van de rechtspraak. De Katholieke Koningen trouwden er (1469), en besloten later het te gebruiken als koninklijk audiëntie en kanselarij (Real Audiencia y Chancillería).

Na zijn avant-gardistische uitbreiding is het Casa de Colón een belangrijk centrum geworden voor onderzoek en studie van de geschiedenis van Amerika.

Het wapen van Pedro de la Gasca, onderkoning en vredestichter van Peru, gebeeldhouwd in steen op de gevel van de kerk van La Magdalena, wordt beschouwd als het grootste dat bestaat.

Stedelijke beeldhouwkunst
Alfonso XIII legde de eerste steen van het Columbus Monument in 1903.

De stedelijke beeldhouwkunst in Valladolid wordt gekenmerkt door werken die illustere figuren voorstellen die op deze wijze worden herdacht. Zo werd in 1887 op het Plaza de la Universidad het standbeeld van Miguel de Cervantes geïnstalleerd, staand, in historisch kostuum, met pen en boek aan zijn zijde, door Nicolás Fernández de la Oliva. Ook de schrijver José Zorrilla heeft een beeld op het plein dat zijn naam draagt. De stichter van de stad, graaf Pedro Ansúrez, heeft een monument in het midden van het Plaza Mayor, gemaakt in 1903 door Aurelio Carretero. Het Columbus Monument, het werk van de kunstenaar Antonio Susillo en ingehuldigd in 1905, herdenkt de figuur van de ontdekkingsreiziger.

Opmerkelijk zijn ook de beelden die de Campo Grande in Valladolid sieren, en vlakbij, bij de ingang van de Cavalerie Academie, het monument voor de Canzadores de Alcántara (Jagers van Alcántara), uit 1931, het werk van Mariano Benlliure.

Monument voor de romantische dichter José Zorrilla gelegen op het gelijknamige plein en ingehuldigd in 1900. Het was een initiatief van het gemeentebestuur van Valladolid en het Ateneo de Madrid om het Nationaal Monument voor de bard van Valladolid op te richten in zijn geboortestad, waar ook zijn stoffelijk overschot rust.

Verderop staat een standbeeld van Felipe II op de Plaza de San Pablo; het werd in 1964 gemaakt door Federico Coullaut-Valera, is een kopie van dat op de Plaza de la Armería in Madrid en imiteert het model van Pompeo Leoni. Bij de ingang van de Calle Cadenas de San Gregorio werd in 1982 de ijzeren sculptuur Lo profundo es el aire van Eduardo Chillida geplaatst, een eerbetoon aan de Valladolidse dichter Jorge Guillén.

Tot de sculpturen op “menselijke schaal” behoren El Comediante, op de Plaza de Martí Monsó, een werk van Eduardo Cuadrado; het beeld van Rosa Chacel, dat op een van de banken in de tuinen van Poniente staat en in 1996 is gemaakt door Luis Santiago Pardo. Andere voorbeelden zijn El Encuentro, van Feliciano Álvarez Buenaposada, dat zich sinds 1997 op de Plaza Madrid bevindt; het beeld Candia, in het Parque Ribera de Castilla, van de beeldhouwster Ana Jiménez; het monument voor de stierenvechter Fernando Domínguez, in de arena; het beeld Baile en bronce, een eerbetoon aan de danser Vicente Escudero door de beeldhouwster Belén González, of de beelden gewijd aan Einstein en Pío del Río Hortega, op de Plaza del Museo de la Ciencia.

Van de nieuwe constructies zijn vermeldenswaard die welke zijn geïnstalleerd in de uitbreiding van de Paseo de Zorrilla: Podium voor een film, door Dennis Oppenheim; de Deuren van Valladolid, door Cristóbal Gabarrón; en de Zuil in de vorm van een geluid, door Lorenzo Frechilla. Een andere is het Monument voor het Vierde Eeuwfeest van de stad Valladolid, in 1999 gebouwd door Ángel Mateos Bernal, gelegen voor het beursterrein van Castilla y León, aan de Avenida de Salamanca.

Bij andere gelegenheden delen beelden de schijnwerpers met water, in fonteinen zoals Los Colosos (Pedro Monje, 1996), op het Plaza de la Rinconada; de Fuente de las Sirenas (Concha Gay, 1996), op het Plaza de Martí Monsó; de Fuente Jorge Guillén y la infancia (Luis Santiago Pardo, 1998), op de centrale rotonde van de Poniente tuinen; de Fuente Dorada (Fernando González Poncio, 1998), op het gelijknamige plein; en andere.

Parken en tuinen

Het oudste en meest emblematische park van de stad is het Campo Grande; het is een grote romantische tuin, gelegen in het centrum van Valladolid, in zijn huidige vorm ontworpen door Miguel Íscar, burgemeester van Valladolid tussen 1877 en 1880. Het herbergt een grote verscheidenheid aan bomen die een echte botanische tuin vormen. Het herbergt een verscheidenheid aan vogels en is beroemd om zijn pauwen en, sinds kort ook eekhoorns.

Op de oude noordelijke tak van de Esgueva werden, eveneens aan het eind van de 19e eeuw, de Poniente tuinen aangelegd:

  Aan de oevers van de Esgueva werd een bosje aangelegd, vervolgens werd de rivierbedding versmald en werd er een esplanade aangelegd, die de gemeenteraad op 10 april 1863 Plazuela del Poniente ging noemen, omdat hij aan deze kant van de stad lag.
                                                                              Juan Agapito y Revilla

Het is een eenvoudige tuin met in het midden twee pergola’s die een klein plein herbergen met een fontein die herinnert aan het werk van de Valladolidse schrijver Jorge Guillén.

Langs de loop van de Pisuerga zijn er ook veel groene zones. In het noorden begint het Ribera de Castilla Park (ingehuldigd op 20 maart 1988), met een oppervlakte van 12 hectare, bevolkt met verschillende soorten populieren, populieren en lindebomen. Het park van Las Moreras volgt de stroom van het water en heeft verschillende promenades, sportterreinen en een rivierstrand. Daarnaast ligt de Rozentuin van Francisco Sabadell, een kleine tuin die uitsluitend uit rozen bestaat.

Herfst in de Campo Grande. Het project voor deze tuin, een perfect voorbeeld van een negentiende-eeuwse romantische tuin, werd in 1877 in opdracht gegeven. De aanleg is gebaseerd op een naturalistische opvatting van een Engelse tuin, met paden, een meer en een rivier, een waterval en een grot, een duiventil en een volière met oosterse inspiratie of perken en bloemperken waarin fonteinen en gedenktekens zijn aangebracht.

Na de onverwachte dood van burgemeester Miguel Íscar op 8 november 1880 werd voorgesteld zijn nagedachtenis te vereeuwigen door de bouw van de Fontein van de Roem, die in 1883 werd ingehuldigd.

Andere groene gebieden zijn de Pinar de Antequera, de belangrijkste natuurlijke hulpbron van de hoofdstad van Valladolid; het park Forestal de La Fuente del Sol, een historische groene ruimte naast de wijk La Victoria, het park Las Norias de Santa Victoria, dat het voormalige terrein van de suikerfabriek Santa Victoria beslaat, de Botanische Tuin van La Victoria, met 30 verschillende boomsoorten en een aantal inheemse soorten, het park Fuente de la Salud in de wijk Los Pajarillos, het park Canterac en La Paz in Las Delicias of het park Mediodía in Parquesol.

Bruggen

Als we de loop van de Pisuerga volgen, kruisen de volgende bruggen de rivier:

      • Puentes del Cabildo (dos puentes paralelos)
      • Puente de Santa Teresa
      • Puente Condesa Eylo
      • Puente Mayor
      • Puente del Poniente
      • Puente de Isabel la Católica
      • Puente de Adolfo Suárez
      • Puente Colgante
      • Puente Juan de Austria
      • Pasarela del Museo de la Ciencia
      • Puente de Arturo Eyries
      • Pasarela Doctor Don Pedro Gómez Bosque
      • Puente de Hispanoamérica

Een groot aantal bruggen overspant de rivier de Esgueva. Aangezien de rivier veel kleiner is en gezien de huidige situatie, dat de rivier nu buiten de stad ligt, als gevolg is van de kanalisatie, waardoor de doorgang door het centrum en de verschillende vertakkingen wegvalt, hebben deze bouwwerken geen eigen naam, maar nemen ze de naam aan die overeenkomt met de straat die de rivier oversteekt.

Puente Mayor.
De bakstenen boog over de sporen. Deze constructie, uitgevoerd in 1856 en toegeschreven aan de ingenieur Venancio del Valle.

In het park achter de Faculteit der Filosofie en Letteren, naast de rivierbedding, is een vijver ontworpen waarin de overblijfselen van een van de stadshekken te vinden zijn.

Cultuur


Archieven

Het Archief van de Real Chancillería de Valladolid (ARCHV) is het oudste archief van de stad en het enige staatsarchief, aangezien het rechtstreeks afhangt van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Sport. Het werd opgericht in 1489 en bevat de documentatie van het Koninklijk Hof en de Kanselarij van Valladolid, de hoogste gerechtelijke instantie van de Kroon van Castilla voor de gebieden ten noorden van de rivier de Taag, vanaf de oprichting in 1387 tot de opheffing in 1834. Deze lijst met musea is niet compleet, er zijn meer musea in deze stad.

Het Archivo General de Castilla y León (Algemeen Archief van Castilla y León), opgericht in 2002, is de opvolger van het Centraal Archief van het Bestuur van Castilla y León, verantwoordelijk voor het beheer van de documentatie die in de pre-autonome periode werd gegenereerd, en is momenteel verantwoordelijk voor het beheer van de documentatie van de verschillende organen van de Junta de Castilla y León. Het is gevestigd in het Palacio del Licenciado Butrón.

Palacio de los Vivero, voormalige zetel van de Koninklijke Kanselarij. De archieven zijn ondergebracht in een aangebouwd gebouw, waarin tegenwoordig het Provinciaal Historisch Archief is ondergebracht.

Het Archivo Histórico Provincial (Provinciaal Historisch Archief), gevestigd in het Palacio de los Vivero, zetel van het voormalige Koninklijk Hof en de Kanselarij van Valladolid, werd in 1932 opgericht om het erfgoed van de centrale en randadministratie van de provincie, de notariële protocollen en de historische documentatie van de gemeenteraden van de provincie en andere openbare en particuliere documentatie die erin werd gedeponeerd, te bewaren.

Het Archivo Municipal de Valladolid (Gemeentearchief van Valladolid) bewaart de documentatie die de gemeenteraad van Valladolid in de loop van zijn geschiedenis heeft opgesteld. Het oudste document bestaat sinds 1503 en gaat terug tot 1375. Het bevat een groot aantal middeleeuwse perkamenten uit de periode 1192-1393. Naast de fondsen van het stadhuis worden ook fondsen van verdwenen instellingen bewaard, zoals het Hospital del Esgueva, fotografische fondsen, affiches, particuliere fondsen, enz. Het is gevestigd in de kerk van San Agustín.

Palacio del Licenciado Butrón, thuisbasis van het Algemeen Archief van Castilla en León.

Bovendien is het Archivo General de Simancas (Algemeen Archief van Simancas), dat de documentatie van de Spaanse monarchie bevat vanaf de katholieke vorsten tot aan de invoering van het liberale regime, opmerkelijk vanwege de nabijheid van de hoofdstad. Van de particuliere archieven is het belangrijkste het Diocesaan Archief, dat de collecties bevat van de collegiale kerk en later van de kathedraal, de documentatie van de diocesane curie, alle parochiearchieven van het bisdom en een groot muziekarchief met meer dan 6000 partituren.

Musea

Het Museo Nacional de Escultura (Nationaal Beeldhouwmuseum) is van internationaal belang, omdat het de belangrijkste beeldhouwcollectie van het schiereiland bezit en op zijn gebied een van de meest opmerkelijke in Europa is. Het dateert uit 1842 als Provinciaal Museum voor Schone Kunsten, maar werd in 1933 tot Nationaal Museum verheven. Het is gehuisvest in drie gebouwen: het Colegio de San Gregorio, een 15e-eeuws Elizabethaans gotisch meesterwerk dat de permanente collectie herbergt, het Palacio de Villena, er tegenover, met een bibliotheek, tijdelijke tentoonstellingsruimte, opslagruimte, vergaderzaal en een Napolitaanse kerststal, en het Palacio de Gondomar (in de volksmond Casa del Sol genoemd), dat aan de kerk van San Benito el Viejo vastzit en aan het einde van de straat de collectie van het Nationaal Museum voor Kunstreproducties herbergt. Het museum herbergt grote werken van Spaanse beeldhouwkunst, voornamelijk uit de barokperiode, van kunstenaars als Alonso Berruguete (altaarstuk van San Benito el Real in Valladolid, Juan de Juni, Gregorio Fernández, Pompeo Leoni of Pedro de Mena, met inbegrip van kwaliteitsschilderijen – Alonso Berruguete, Francisco Ribalta, Pier Paul Rubens, Francisco de Zurbarán of Luis Meléndez). Sommige van zijn beeldhouwwerken paraderen door de straten tijdens de Goede Week.

De begrafenis van Christus, een meesterwerk van de beeldhouwer Juan de Juni, werd gemaakt tussen 1541 en 1545, en is een zeer belangrijk stuk in het Nationaal Beeldhouwmuseum.

In de Catedral de Nuestra Señora de la Asunción (kathedraal van Maria-Hemelvaart) bevindt zich het Diocesaan en Kathedraal Museum, dat in 1965 werd ingehuldigd op initiatief van de toenmalige aartsbisschop van Valladolid, José García Goldáraz. De collecties zijn verdeeld over tien kapellen die de vertrekken van de oude middeleeuwse collegiale kerk van Santa María, gebouwd door graaf Ansúrez, groeperen, zoals het kapittelhuis, de kloosterkapel, het kathedraalkapittel… Binnen bevinden zich werken die voornamelijk afkomstig zijn uit de schatkamer van de kathedraal en uit uitgestorven parochies van het aartsbisdom Valladolid: beelden, schilderijen, goud- en zilverwerk, ivoor, ornamenten en grafmonumenten. Van bijzonder belang is de processiemonstrans van Juan de Arfe, die tijdens het Corpus Christi-festival wordt opgevoerd, en het muziekarchief, een van de meest complete in Spanje.

Interieur van de kapel van San Lorenzo in de oude Collegiale Kerk van Santa Maria, onderdeel van het Diocesaan en Kathedraal Museum.

Het Museo de Valladolid (Museum van Valladolid, Paleis Fabio Nelli), dat deel uitmaakt van de zogenaamde Provinciale Musea, stelt archeologische afdelingen tentoon die een volledige chronologische opeenvolging tonen van stukken uit de provincie Valladolid vanaf het paleolithicum tot de middeleeuwen (zoals de Romeinse mozaïeken die in de Villa del Prado zijn gevonden). In de afdeling Schone Kunsten worden schilderijen uit de 15e en 16e eeuw, Vlaamse wandtapijten, goud- en zilverwerk uit de 17e eeuw, populaire Spaanse keramiek, beeldhouwwerk en een kleine afdeling gewijd aan de geschiedenis van de stad tentoongesteld. 

Het renaissancepaleis van Fabio Nelli, begonnen in 1576, huisvest het Museum van Valladolid.

Museo de la Ciencia (Wetenschapsmuseum): gebouwd op het terrein van de voormalige meelfabriek El Palero (alleen de voorgevel is overgebleven), bestaat uit verschillende gebouwen, architectonische elementen die zijn ontworpen door de architecten Rafael Moneo en Enrique de Teresa in samenwerking met Francisco Romero en Juan José Echevarría. Tot deze elementen behoren de loopbrug over de rivier de Pisuerga en de toren. Qua museuminhoud heeft het museum een permanente tentoonstelling, waarbij verschillende aspecten van de wetenschap worden gepresenteerd in de verschillende zalen, te beginnen met het digitale planetarium, een van de modernste ter wereld, waar allerlei tentoonstellingen kunnen worden gehouden. Er is een ruimte voor kinderen (la Sala de los Niños), die tot doel heeft de wetenschappelijke en technologische inhoud spelenderwijs dichterbij te brengen. De Waterzaal (la Sala del Agua) toont de volledige waterkringloop, van de inzameling tot de terugkeer in het milieu. Het menselijk lichaam is ook het onderwerp van studie, evenals de krachten van de natuur. Op de bovenste verdieping is zaal 41 4 gewijd aan de geschiedenis van de cartografie. Bij deze tentoonstelling hoort een ruimte van de Junta de Castilla y León: La Casa del Mapa, gewijd aan de distributie en verkoop van alle soorten cartografie en geografische publicaties. In de Galerij der Wijzen (la Galería de los Sabios) een centraal element is de vertelling van het virtuele beeld van een reeks conflicten uit alle tijden, en in de Galerij der Uitvindingen (la Galería de los Inventos) worden diegene getoond die een belangrijke vooruitgang in het leven van de mensen hebben betekend. Het museum heeft ook een tijdelijke tentoonstellingszaal, een interactieve zaal, een spreekkamer en een bibliotheek, samen met een restaurant boven in de toren.

Het Wetenschapsmuseum, aan de oevers van de Pisuerga rivier, is een ontwerp van de architecten Rafael Moneo en Enrique de Teresa. Het planetarium is een van de meest geavanceerde ter wereld.

Museo de la Academia de Caballería (Museum van de Cavalerie Academie). Het werd in 1976 opgericht dankzij het initiatief van verschillende professoren van de Academie. Er worden schilderijen tentoongesteld, zoals het schilderij van de Slag bij Treviño, met het penseel van Víctor Morelli, of het ruiterportret van Alfonso XIII, geschilderd door Román Navarro García. Ook worden vuurwapens en wapens, schilderijen, militaire miniaturen, uniformen, zadels, enz. tentoongesteld.

De Academie van de  Cavalerie by night. Het museum bevat twee werken van Mariano Benlliure, het indrukwekkende schilderij Slag bij Treviño van Víctor Morelli, een belangrijke collectie wapens uit de 16e eeuw en een stuk van het vliegtuig waarin generaal Mola tijdens de Spaanse Burgeroorlog het leven liet.

Museo del Monasterio de Santa Isabel (Museum van het klooster van Santa Isabel). In de kerk van het klooster van Santa Isabel worden verschillende kunstwerken tentoongesteld, waaronder twee doeken van Diego Valentín Díaz, de Inmaculada van Felipe Gil de Mena en schilderijen uit het midden van de 17e eeuw.

Museo del Real Monasterio de San Joaquín y Santa Ana (MM Cistercienses) (Museum van het Koninklijke Klooster van San Joaquín en Santa Ana), waar u verschillende werken van Goya, een liggende Christus van Gregorio Fernández en een belangrijke collectie stoffen en kleding van de cisterciënzer gemeenschap sinds 1767 kunt bewonderen.

Museo de la Universidad de Valladolid (Museum van de Universiteit van Valladolid). De permanente collectie bevat een tentoonstelling van voorwerpen die verband houden met de geschiedenis van de universiteit en haar documentaire erfgoed: oftalmologische en anatomische instrumenten, archeologische en religieuze voorwerpen, academisch meubilair, notulenboeken, codices, bullen en vergunningen voor het onderwijs in burgerlijke en religieuze studies en een kleine collectie schilderijen. Er is een kopie in codex te zien van de commentaren op de Apocalyps van Beato de Liébana, bekend als Beato de Valcabado, geschreven in 970.
Het museum van de Universiteit van Valladolid heeft ook drie tijdelijke tentoonstellingszalen voor tentoonstellingen van jonge kunstenaars, collecties van uitwisselingen met andere universiteiten of de tentoonstelling van de resultaten van onderzoekswerk van de verschillende afdelingen en instituten van de universiteit.

Er zijn ook nog enkele huis musea zoals het:

  • Casa museo de Cervantes
  • Casa de Zorrilla
  • Casa Museo de Colón (Christoffel Columbus)
  • Casa de la India
Semana Santa

De Goede Week is het belangrijkste culturele evenement van de stad, vanwege de waardevolle polychrome houtsnijwerken uit de 16e en 17e eeuw van Juan de Juni, Gregorio Fernández of Francisco del Rincón, waarvan er de rest van het jaar veel te zien zijn in het Nationaal Beeldhouwmuseum, dat elk jaar bezoekers uit heel Spanje en de rest van de wereld trekt.

Dit feest werd in 1980 van Interés Turístico Internacional (Internationaal Toeristisch Belang) verklaard en was daarmee het eerste Paasweekfeest in Spanje dat deze onderscheiding kreeg.

Tijdens de Passieweek, en zolang het niet regent, trekken de twintig broederschappen van Valladolid door het historische centrum van de stad. De geschiedenis van de Goede Week in Valladolid gaat terug tot de 15e eeuw, hoewel er daarvoor processies waren binnen kloosters, waar de oudste broederschappen zoals Santa Vera Cruz, Angustias, La Piedad, La Pasión en Nuestro Padre Jesús Nazareno ontstonden.

De Illustere Boetebroederschap van Onze Lieve Vrouw van Smarten (Cofradía Penitencial de Nuestra Señora de las Angustias) heeft het ontroerende beeld van Onze Lieve Vrouw van Smarten (1570), het werk van Juan de Juni.
Passage van de Kruisafneming (1623) van de Boetebroederschap van Santa Vera Cruz. Dit werk van Gregorio Fernández onthult het verhalende belang, het ruwe realisme en de enorme ontwikkeling van de Castiliaanse barokke beeldhouwkunst.
Evenementen

Het hele jaar door worden in de stad talrijke culturele evenementen georganiseerd. Chronologisch gezien is het eerste weekend na Driekoningen de Pingüinos winter motortreffen, de grootste van Europa, waar allerlei activiteiten in verband met de wereld van de twee wielen plaatsvinden. In 2023 namen er maar liefst 43.316 motorrijders deel aan dit treffen.

Een ander leuk evenement vindt plaats in mei dan wordt het Internationaal Theater- en Straatkunstenfestival van Valladolid (TAC) gehouden. Er worde zowel nationale als internationale voorstellingen gehouden die veelal bedoeld zijn om te worden vertoond in ruimtes zonder zitplaatsen.

Show van het Internationaal Theater- en Straatkunstenfestival van Valladolid (TAC). Het wordt gehouden in het voorjaar en er doen gezelschappen uit de hele wereld aan mee met een grote verscheidenheid aan theater, circus, dans, performance, muziek, poppenspel en parkourvoorstellingen.

Andere evenementen zijn:

  • Boekenbeurs (eind mei)
  • Week van de Renaissance (mei)
  • Muziekfestival Valladolid Latino (voorjaar)
  • Openluchtbioscoop ‘Las Noches de San Benito’ (zomermaanden)
  • Beeldhouw evenement (om de twee jaar, oneven)
  • Patroonheiligenfeesten, San Pedro Regalado (13 mei)
  • Beurs en Feesten van Nuestra Señora de San Lorenzo (belangrijkste dag 8september)
  • Nationale pinchos- en tapaswedstrijd (eerste twee weken van november)
  • Muziekfestival Conexión Valladolid (juni)
  • Over het jaar verdeeld vinden er vele soorten beurzen en openbare tentoonstellingen plaats.

Gastronomie


Lechazo asado (gebraden zuiglam) is een zeer typisch gerecht in de hele regio.

De gastronomie van Valladolid maakt deel uit van de Castiliaanse gastronomie. Een van de meest typische gerechten is gebraden zuiglam dat met water en zout in een houtoven wordt gebakken (gebraden op Castiliaanse wijze). Daarna volgen speenvarken of geit, en wild zoals patrijs, kwartel en konijn worden hier gestoofd of ingemaakt gekookt. De plaatselijke kaas wordt gemaakt van schapenmelk, wat een sterke smaak betekent in verschillende graden van rijpheid.

Wijn in vaten in een wijnhuis van de Ribera del Duero D.O.

Uiteraard zijn dit gerechten die brood en wijn nodig hebben om volledig te kunnen genieten, twee producten die in dit gebied al eeuwenlang worden gemaakt. Er bestaan tientallen verschillende texturen van Castiliaans graanbrood. De bekendste daarvan is het lechuguino brood, maar er zijn ook broden gemaakt met picos of cuatro canteros (vier steenhouwers?). In Valladolid kunt u wijnen van hoge kwaliteit proeven, zoals die van de vijf oorsprongsbenamingen van de provincie Valladolid: de rode wijnen van de oorsprongsbenaming Ribera del Duero (13), de witte wijnen uit Rueda of de rosés van de oorsprongsbenaming Cigales (8), de oorsprongsbenaming Toro (10) en de DO Tierra de León (7).

Een goed dessert in Valladolid begint met het gebak gemaakt door de ambachtelijke handen van de kloosters en wordt aangevuld met koffie. Het kan gepaard gaan met handgemaakt gebak, zoals mantecados de Portillo (in de volksmond zapatillas genoemd) of met Santa Clara biscuitjes, empiñonados, roombeignets of gesuikerde amandelen.


Naar boven

Verwant aan dit onderwerp:

Annountations

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2023-04-22

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles.
Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0

Other references are:

The photos/images are licensed under Wikimedia Creative Commons: CC0 1.0CC BY 1.0, CC BY-SA 1.0, CC BY 2.0, CC BY-SA 2.0, CC BY-NC-SA 2.0, CC BY 2.5, CC BY-SA 2.5, CC BY 3.0, CC BY-SA 3.0, CC BY 4.0, CC BY-SA 4.0, Free Art License 1.3, GNU version 2, GNU version 3 or Public Domain

If you click on one of the links below, you will find the full information of these photos/images, the author, or the license.

Coralma*, is own work that mostly can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.


Eetsnob

eten met passie

Jan Woordenaar Bontje - CULTUUR

Aforismen, bontjes, columns, gedachten, gedichten, haibun, haiku, kyoka, literatuur, poëzie, proza, snelsonnetten, tanka.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, reizen, foto's, gedachten en meer.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, foto's, gedachten en meer.

MONTSE ANTARES BLOG CINEMA

BANDAS SONORAS.. SOUNDTRACKS.. Y MÁS