Visigotisch Hispania

Visigotisch Hispania

Visigotisch Hispania is de benaming van de historische periode die de vestiging van de Visigotische bevolking op het Iberisch schiereiland omvat. Dat vond plaats tussen het midden van de 5e eeuw en het begin van de 8ste eeuw.

Geschiedenis


De Germaanse invasie in Hispania

Vanaf de 3e tot de 5e eeuw kwamen er twee Germaanse volken binnen in het Iberisch schiereiland, de Sueben en de Vandalen, en ook de Alanen een Iraanse nomadenstam, die ook vandaag de dag nog steeds bestaan in Ossetië, in de bergen van de Kaukasus. Rond 409 of 410 komen de eerste Sueben over de Pyreneeën, men schat het aantal op een 30.000 mensen, hoewel de historici het daar nog niet over eens zijn. Het is een Germaans volk met een grote culturele complexiteit. Ze bezette het noordwesten van schiereiland, Gallaecia, met als hoofdstad Braccara.

De kroniekschrijver Hidacio, schrijft voornamelijk over de bezetting van Gallaecia door de Sueben, hij spreekt van allerlei soorten vernielingen en brutaliteiten.

  De barbaren die de Spanjes waren binnengedrongen, verwoesten hen in bloedige gevechten […] De barbaren verspreiden zich woest door de Spanjes, verwoestend als de gesel van de pest, de tiranniek accuraatheid, de tiran steelt en de soldaat plundert de rijkdommen en de voedselvoorraden die liggen opgeslagen in de steden; er heerst een vreselijke honger, en de roofdieren vernietigen zelfs de sterkste mannen.
                                                                                                       C. Sánchez Albornoz en A. Viñas: Lecturas históricas españolas.
Visigotische adelaarsvormige fibula van Alovera gemaakt in brons en glasachtige pasta van de 6e eeuw, van Alovera (Guadalajara). Uitgevoerd met behulp van de alveolaat- of cellenemail techniek (cloisonné). Nationaal Archeologisch Museum van Spanje, Madrid.

De historici zijn echter van mening dat de bronnen uit die tijd met een enig voorbehoud bekeken moeten worden, niet alleen analyseren van wat er wordt geschreven, maar ook het doel zien te achterhalen dat de auteur in zijn tijd met dit werk nastreefde, het moet kritisch beoordeeld worden.

Gallaecia (Galicia) was niet alleen door de Sueben bezet, maar ook door de Asdingen (Vandalen). Vanaf ongeveer halverwege de 2e eeuw werden de Vandalen onderscheiden in drie takken, nl. de Asdingen, de Lakringen en de Silingen verdeeld. De Asdingen zaten in het noordwesten en de Silingen zaten in het zuiden (Bética) van het schiereiland. De Alanen verplaatste zich naar de Romeinse provincies Lusitania en Carthaginense. Alleen de provincie Tarraconense bleef in de macht van de Romeinen. Om het verloren gewaande domein op het Iberisch schiereiland te herstellen, sloot het keizerrijk een overeenkomst met de Gotische koning Valia zodat zij degene waren die de rechten van Rome verdedigden tegen deze Germaanse stammen. Zo drongen de Visigoten, in 416 door als bondgenoten van de Rome, via een foederati, waarbij ze de Alanen en een deel van de Vandalen verslaan. Daarmee krijgt het Keizerrijk de controle over de meer geromaniseerde regio’s (Bética en het zuiden van Tarraconense) terug.

Keizer Honorio voert ze in het jaar 418 aan, en verplaatst ze naar Aquitaine. De Sueben bezette toen een groot deel van het schiereiland, met als hoofdstad Emérita Augusta, het huidige Mérida. De Vandalen versloeg hen in Mérida, maar in 429 gingen zij naar Africa. De Alanen bezetten het centrum en het oosten van het schiereiland en worden uiteindelijk geabsorbeerd door de Spaans-Romeinse bevolking.

Gezien de situatie had het West-Romeinse rijk, het schiereiland naamwoordelijk tenminste herwonnen, behalve het gebied dat door de Sueben werd gedomineerd en, hun koninkrijk in het westen, versterkte. Tegen het jaar 438 besloot de Suebische koning Requila vastberaden de rest van het schiereiland Hispania te veroveren, hij maakte zich meester van Lusitiana, Carthaginense en Bética. Zijn opvolger, Requiario, maakt gebruik van de ongeregeldheden, van een groep bagauda genaamd, om zich naar het gebied van Zaragoza en Lleida te begeven. Deze actie dwong het Romeinse Rijk om opnieuw bij de Visigoten, via hun koning Teodorico II, te vragen om hen te helpen en zodoende hun macht over Hispania wederom te herstellen. De Visigotische troepen steken de Pyreneeën over en vangen in 456 de Suebische koning Requiario, en de rest van Sueben achterlatend op het grondgebied van het huidige Galicia, een deel van Asturias, León en het noorden van Portugal. Dit Suebische koninkrijk bleef onafhankelijk tot het einde van de 6e eeuw. De rest van het schiereiland is in handen van de Visigoten, dat deel uitmaakt van het Visigotische koninkrijk Toulouse, met Toulouse als hoofdstad (momenteel Frankrijk). Later zullen er nog een aantal golven van veroveringen plaatsvinden, maar hier gaat het om de gebieden die, officieel gezien, nog steeds door het Romeinse Rijk bezet werden.

In het jaar 476, hadden de Visigoten zich al op het Iberisch schiereiland gevestigd en in 490 kwam de grote migratie vanuit het noorden ten einde.

De krampachtige 6e eeuw
De omvang van het Visigotisch koninkrijk aan het begin van de 6e eeuw.

De Visigoten controleerde niet het hele Iberische schiereiland. In het noordwesten had je het koninkrijk Sueben. De gehele Cantabrische kustlijn, van het gebergte tot aan de zee, was een weinig geromaniseerd (Romanisatie van Hispania) gebied, het werd gedomineerd door Astures, Cantabros en de Vascones (Basken). De Visigotische monarchie had zijn momenten van zwakte in de 6e eeuw. Tenminste twee koningen werden vlak achter elkaar vermoord, Teudiselo en Agila I en in verschillende gebieden van het schiereiland ontstaan opstanden van landeigenaren tegen het koninklijk gezag (Córdoba, Sevilla en Mérida, deze laatste twee waren hoofdsteden van het koninkrijk).

De Visigoten controleerde niet het hele Iberische schiereiland. In het noordwesten had je het koninkrijk Sueben. De gehele Cantabrische kustlijn, van het gebergte tot aan de zee, was een weinig geromaniseerd (Romanisatie van Hispania) gebied, het werd gedomineerd door Asturen, Cantabriërs en Basken. De Visigotische monarchie had zijn momenten van zwakte in de 6e eeuw. Tenminste twee koningen werden vlak achter elkaar vermoord, Teudiselo en Agila I en in verschillende gebieden van het schiereiland ontstaan opstanden van landeigenaren tegen het koninklijk gezag (Córdoba, Sevilla en Mérida, deze laatste twee waren hoofdsteden van het koninkrijk).

Aan het eind van 552 was keizer Justinianus I (Byzantijnse keizerrijk) al gestopt met zijn veroveringen op het Ostrogotisch koninkrijk, toegevend aan de hulpvraag van 551 van de Visigotische rebel Atanagildo, in ruil voor een kuststrook van Alicante tot aan de Portugese zuid-Atlantische kust, inclusief noord Afrika en de Baleares. Het nieuw veroverde gebied kreeg de naam Provincie van Spania en vestigde de hoofdstad in Garthago Spartaria, het actuele Cartagena. Hij, Justinianus, krijgt daarmee het beheer over een groot deel van de Middellandse Zee en de Straat van Gibraltar en dus de handel in het hele middellandse zeegebied. De oosterse samenwerking was doorslaggevend bij het verloop van de burgeroorlog op het Iberisch schiereiland ten nadele van Agila. Maar de territoriale vergoeding was nooit het platform voor de verovering van het oude Hispania. In feite begon het in 552 toegekende gebied in de daaropvolgende decennia reeds te slinken, met name tijdens het bewind van Leovigildo, tot het laatste stukje Byzantijns grondgebied door koning Suintila in 624 werd heroverd.

Visigotisch koninkrijk tijdens het bewind van Leovigildo in het jaar 586.

Aan het eind van het bewind van Teudis werd de hoofdstad van de Visigoten verplaatst naar Toledo en tijdens het bewind van Atanagildo werd deze overdracht geconsolideerd. Dankzij de doelbewuste politieke actie Leovigildo (573 – 586) vond er in de tweede helft van de 6e eeuw een versterking van de monarchie plaats, met successen op verschillende gebieden. Hij bereikte met een monetaire hervorming een zekere stabiliteit van de monarchie. Dit herstelde ook de soevereine controle over gebieden die zich, in de tweede helft van de 6e eeuw, onafhankelijk hadden verklaard. Ook veroverde hij het Suebische koninkrijk en delen van de Byzantijnse provincie van Spania.

Desalniettemin faalde Leovigildo in de poging om zijn koninkrijk religieus te verenigen, gebaseerd op het arianisme. Hij beleefde zijn kwaaiste dagen met de opstand van zijn zoon Hermenegildo in het zuiden, die zich had bekeerd tot het katholicisme. Het duurt tot 584 voordat er weer vrede heerst, in dat jaar onderdrukt hij de opstand van zijn zoon. Zijn andere zoon en opvolger Recaredo (586 – 601) bereikte die religieuze eenheid wel, maar deze was wel op het katholicisme gebaseerd. Tijdens het transcendentale 3e Concilie van Toledo maken de koning en zijn vrouw Baddo bekend dat zij zich tot het katholicisme bekeren. Men neemt aan dat na deze bekering de Visigotische cultuur in Hispania zijn hoogtepunt bereikt.

De donkere jaren van de 7e eeuw
Hispania visigótica tegen het jaar 700, vóór de islamitische verovering van het Iberisch schiereiland .

De relatieve rust die er tijdens het bewind van Leovigildo en Recaredo heerste werd opnieuw afgebroken. De daaropvolgende Liuva II, Witerico, Gundemaro en Recarredo II werden bijna allemaal vermoord of stierven jong en onder vreemde omstandigheden. Alleen Suintila (621 – 631) was een groot generaal die uiteindelijk het laatste stukje Byzantijnen wist te verdrijven.

Recesvinto (649 – 672) zal worden erkend voor zijn korte termijn wetgeving (Liber ludiciorum), dat werd verbeterd door Wamba, maar het zal een belangrijke invloed hebben op de lokale handvesten van de 10e eeuw.

De ineenstorting van Visigotische staat

In een brief aan koning Etelredo de Mercia, gedateerd 746-747, schreef San Bonifacio de ineenstorting van het Visigotische koninkrijk toe aan ‘de morele degeneratie van de Goten’. Voor E. A. Thompson, die hierover opmerkingen maakt in de proloog van ‘The Goths in Hispania’ (1969), “is het helemaal niet duidelijk dat modern onderzoek, op het punt waar het samenkomt, het verder heeft uitgediept”.

In elk geval, volgens het klassieke verhaal, tegen 710 zijn er, na de dood van Witiza, schermutselingen over de troon. De opvolgers van de kroon, Roderico (bekend als Don Rodrigo) en Agila II, de eerste in het zuiden en de tweede in het noorden van het schiereiland, bevinden zich in extreme posities. Men is het eens over het feit dat Witiza vóór zijn dood overeenstemming had bereikt over de islamitische verovering van het Iberisch schiereiland voor de controle van het koninkrijk. Anderen beweren dat het Agila II was, maar ze beweren tevens dat de troepen van het Omeya Kalifaat, na Noord-Afrika te hebben veroverd, de Straat van Gibraltar oversteken en Toledo veroveren, Rodrigo verslaan en doden in de Slag bij Guadalete (of bij het meer de la Janda). De moslimtroepen zijn niet te stoppen en twee jaar later beleggen ze Zaragoza.

Door een reeks capitulaties, wist de Visigotische edelman, Teodomiro, enkele tientallen jaren aanzienlijke autonomie te behouden in het koninkrijk van Tudmir, voor een uitgestrekt gebied rond de stad Orihuela, in de huidige provincies van Murcia en Alicante.

Tegen de 9e eeuw zou het hele schiereiland, met uitzondering van het noordelijke deel van het schiereiland, onder moslimbewind staan. Er bestaan andere minderheidstheorieën die het einde van het Visigotische koninkrijk verklaren en de moslimveroveringen vervingen.

Klassieke geschiedschrijving zegt dat verschillende Visigotische edelen naar Asturias ontsnapten, een gebied buiten de controle van moslims, hoewel historische bronnen ook schrijven over de aanwezigheid van islamitische gouverneurs (zoals de beroemde “Moor Muza”, eigenlijk Munuza), en dat een van hen, een medestrijder van Roderico opmerken, Pelayo genaamd, en dat hij erin slaagde een islamitische expeditie, in 722, weet te verslaan in de slag om Covadonga. Don Pelayo werd gekozen tot prins van Astures, en daarmee de mogelijkheid krijgt tot de creatie van een kleine maar ijzersterke kern van verzet dat later zou leiden tot de vorming van het eerste christelijke koninkrijk. Tot op heden is er geen historisch bewijs dat deze bewering ondersteund, noch de exacte locatie van de schermutselingen, noch de specifieke datum, die een periode tussen 718 en 722 omvat.

De Visigotische samenleving van Hispania


E. A. Thompson bevestigt in zijn fundamentele werk ‘The Goths in Hispania’ dat, “de enige voortdurende bron van informatie over de heerschappij van de koningen van het Iberisch schiereiland van Gesaleico tot Liuva I (507-568) de ‘Historias de los reyes de los godos, vándalos en sueveos‘ (Geschiedenis van de koningen van de goten, vandalen en suevos) van San Isidoro de Sevilla is”.

Demofrafische aspecten
Kroon van Recesvinto ( Treasure of Guarrazar , Museo Arqueológica Nacional de España, Madrid).

In elk geval moesten de Goten een minderheid vormen die verondersteld werd dat zij geïntegreerd waren in de Spaans-Romeinse samenleving. Hun aantal is niet nauwkeurig gespecificeerd, maar de meest betrouwbare schattingen spreken van 150.000 tot 200.000 Visigoten die op het schiereiland aanwezig waren, op een bevolking die, volgens San Isidoro de Sevilla, de negen miljoen niet bereikte. Andere bronnen spreken van 80.000-100.000 Visigoten over een bevolking van zes miljoen Hispano-Romeinen. Al met al waren het niet zoveel Visigoten die heersten over deze originele bevolking (Hispano- Romeinse).

Onlangs is er een archeologisch onderzoek uitgevoerd betreffende de Visigotische bevolking, waarbij een schatting is gemaakt voor de Visigotische populatie van tussen de 130.000 en 150.000 mensen, dat overeenkomt met 3% a 4% van de totale Spaanse (Hispania) bevolking zou vertegenwoordigen.

De Visigoten vestigden zich voornamelijk in het gebied van de Meseta Norte (het Noordelijke Plateau), vooral in het centrum van het stroomgebied van de Duero, een dunbevolkt gebied met weinig verstedelijking.

Het is de tijd waarin het hergebruik van Romeinse bouwmaterialen voor basilieken, kerken en andere civiele bouwwerken plaatsvindt.

Het is een samenleving die als prefeodaal werd beschouwd of een periode van overgang naar feodalisme was, omdat er een reeks kenmerken zouden zijn die typerend waren voor latere stadia van de Middeleeuwen en die zich onderscheiden van de Romeinse Hispania stadia. In de eerste plaats vindt er een geleidelijke sociale ruimtelijke ontwikkeling plaats, waarbij de grote steden op sommige punten worden verwaarloosd en er kleinere bevolkingskernen rond de Romeinse steden worden gevormd. Anderzijds is er een tendens naar het consumeren van eigen producten en ontwikkelen zich banden van persoonlijke afhankelijkheid die anticiperen op het feodalisme. Dus waren de gardingos (hoge ambtenaren, vaak edelen), als klanten, afhankelijk van de koning. De edelen hadden op hun beurt bucellarius. En de grootgrondbezitters  waren afhankelijk van de deelpachters.

Er was in deze tijd een vervanging van de slavernij voor het colonato, als een vorm van relatie met betrekking tot de exploitatie van het land, dat al was begonnen in het Laat Romeinse-Rijk. De lijfeigenen vormden de brede sociale massa. De bescheidde groep, kleine, vrije eigenaren was een sociale klasse die in het verval raakte. De hogere klasse bestond uit de potentaten, de grote adellijke grootgrondbezitters, zowel Goten als Hispano-Romeinen. De hardheid van de levensomstandigheden van de lagere klassen leidde uiteindelijk tot boerenopstanden, soms verward met ketterijen zoals het Priscillianisme.

Het verschilt in de maatschappij tussen de Visigoten en de Hispano-Romeinen, is dat elk geregeerd werd door zijn eigen wetten. Echter, met het verstrijken van de eeuwen neigde het tot een fusie van beide sociale groepen, waardoor gemengde huwelijken mogelijk werden. Een poging om een einde te maken aan de juridische diversiteit was het Liber Iudiciorum (gepubliceerd in 654), waarin het gaat om het verzamelen van het Romeinse recht samen met de handelswijzen, die op het schiereiland waren opgelegd rond het eigendomsrecht.

Arianen, katholieken en joden

Wat de religie betreft, volgden de Visigoten het arianisme dat zich in de vierde eeuw in het Romeinse Rijk had verspreid, er waren geen belangrijke confrontaties met de katholieken, die de meerderheid van de Spaans-Romeinse bevolking vormden. In de Concilies van Toledo, vooral tijdens de derde in 589, werd de verdeling veroorzaakt door het arianisme opgelost dankzij de bekering van Recaredo. Dit proces, niet zonder ups en downs, leidde tot een eenwording van beide gezindte. De situatie gaf de voorkeur aan volledige integratie tussen de Gothische – en de Hispano-Romeinse gemeenschappen en de opkomst van fundamentele figuren van de nieuwe cultuur, zoals de bisschop Isidoro de Sevilla, waarvan de etymologieën door sommigen worden beschouwd als het eerste grote werk van de Middeleeuwen. De kerk kreeg grote sociale invloed, het legitimeerde de koningen vanaf 672, en het bisdom van Toledo zou het belangrijkste van alle schiereilanden worden.

“De bekering van Recaredo” door Muñoz Degrain (1888).

De relatie met de Joden was altijd gespannen. Hoewel aan het begin van de Visigoth-periode de problemen gering waren, zou de bekering tot het katholicisme leiden tot een grotere discriminatie van de Joden, waardoor veel van hen ten onrechte werden bekeerd. Vooral streng waren koning Sisebuto en koning Egica, die hun eigendommen in beslag namen en die hen beschuldigden van samenzwering tegen de kroon. De meest voorkomende maatregelen waren; het verbod op gemengde huwelijken, zelfs in het geval van Joodse bekeerlingen; het verbod dat de joden christelijke slaven hadden en de voortdurende economische herstelbetalingen waaraan zij zonder reden werden onderworpen.

Economie


De Visigotische samenleving werd gedomineerd door landbouw- en veeteeltactiviteiten. Op dit punt gingen ze door met dezelfde economische activiteit van Romeins-Hispania, met dezelfde gewassen, waarbij ze ook nieuwe gewassen introduceerden, zoals spinazie en artisjok. De exploitatie van het land was nog steeds georganiseerd rond grote dorpen of steden. Het personeel op de landerijen was echter niet langer een slaaf, ze werkte als colonos (mensen, arbeiders, met een tussenstatus tussen slavernij en vrijheid), die was begonnen in de tijd van het onder imperium.

Er waren wel andere kenmerken van het Romeinse tijdperk die veranderde. Zo verdwijnt het belang van grote steden, van handel en mijnbouw. Valutacirculatie was schaars. De enige handel van enig belang was die van luxeproducten afkomstig uit de Middellandse Zee, en die werd beheerd door internationale handelaren.

Politieke instellingen


De koning was het opperste hoofd van de gemeenschap. Het monarchale instituut zat al lang en stevig in het zadel toen het Visigotische volk op het schiereiland aankwam. De koningen moesten van een nobele afkomst zijn en tot de troon zijn toegetreden door middel van een keuzestelsel waarin bisschoppen en palatijnse magnaten tussenbeide kwamen. Maar met dit systeem werden slechts drie koningen op de troon geplaatst (Chintila, Wamba en Rodrigo). De associatie met de troon was in de praktijk de meest gebruikelijke manier, samen met de wederechtelijke toe-eigening, om de macht te nemen. De monarch was door God gezalfd en hij was zijn legitimiteit verschuldigd; royalty bezat aldus een heilig karakter, wat verondersteld werd elke poging om iets tegen de koning te ondernemen werd ontmoedigd. Maar dat was niet genoeg en de moorden op monarchen, opstanden, complotten en wederechtelijke toe-eigeningen vormden een onderhandelingsfiche in het Visigotische koninkrijk.

Naast de koning stond de Aula Regia, adviesraad die werd gevormd door edelen.

De territoriale administratie

De Visigoten accepteerden de provinciale indeling van het Romeins-Hispania. Voor de provincies zetten ze de duces (enkelvoud, dux, in het Nederlands, “hertog”) en voor de steden stelden men de comes (condes, “graven”) aan.

De gemeentelijke instellingen gingen echter achteruit. De gemeentelijke curiales, een ondergeschikte werknemer van de hoven van justitie, verantwoordelijk voor het innen van belastingen in de steden, gaan door en benadrukken hun val. Ze worden ontdaan van hun belastingsmacht en deze valt in de handen van de duces (hertogen) en de comes (graven). Deze zullen een groot deel van het administratieve werk van het koninkrijk op zich nemen en zullen provincies of regio’s met volledige bevoegdheden van bestuur en gerechtigheid besturen. Zo begint het protofeodalisatieproces (feodalisme).

De openbare schatkist
De zevenarmige kandelaar.

De Koninklijke Schatkist bestond uit de activa van de kroon en de belastinginkomsten.

De Koninklijke Schatkist werd gevormd door de grote hoeveelheden goud, zilver en juwelen die de Visigoten hadden veroverd door plundering door de geschiedenis heen. De verantwoordelijke persoon voor de bewaring ervan was de comes thesauri en hij ging door verschillende wisselvalligheden. Na de nederlaag van Alarico II in de slag bij Vouillé in 507, ging de schat naar Ravenna in de bewaring van de Ostrogoten en werd in 526, na de dood van de Ostrogotische koning Teodorico el Grande hersteld.

Trevi de Ervigio, gouden munt uitgegeven in Bracara Augusta tussen 680 en 687.

Het was verdeeld in twee duidelijk verschillende groepen (verschillende locaties):

        • De nieuwe schat: gouden en zilveren munten waarmee men het leger, het bestuur etc. betaalden.
        • De oude schat: de opgeslagen juwelen vergaard uit plunderingen. Onder deze stukken bevond zich de ‘Tafel van Salomo‘ en er wordt gespeculeerd dat ook de ‘Menora‘ zich in deze schat bevond, beide objecten buit gemaakt tijdens de plundering van Rome door Alarico.

Deze Koninklijke Schatkist was een zeer belangrijke reserve voor Visigotische koninkrijk en de vorsten aarzelde niet om het te gebruiken om bijvoorbeeld hun bontgenoten te betalen in hun interne strijd.

Het vermogen van de Kroon was immens dat grotendeels werd gevormd door de grote hoeveelheden land dat de monarchen vergaard hadden. Dit kwam uit verschillende bronnen: door de onteigening van de constante zuiveringen die werden uitgevoerd door de adel, door toe-eigenen van verlaten of onbewoonde gebieden en de landerijen uit de Romeinse schatkist. Deze gronden werden ‘verhuurd’ aan lijfeigenen die ze verbouwden een deel van de opbrengst zelf mochten houden. Dit werd beheerd door een graaf die over het erfgoed ging (Conde del patrimonio, een landgraaf?). Tijdens het 8ste Concilie van Toledo onder het bewind van Recesvinto, werd een scheiding tot stand gebracht tussen het patrimonium van de vorst en dat van de staat.

Romeinse provincies, die de Visigoten bezette, en dat in 475 door de Romeinse keizer van Constatinopel aan Eurico werd gegeven.

Belastingen in het Visigotische koninkrijk is geen duidelijke zaak. Men weet dat de kleine eigenaren en de lijfeigenen die de koninklijke landerijen bewerkten een schatting moesten betalen. Het lijkt erop dat er ook een belasting was op de geestelijkheid, maar er was geen continuïteit in die tijd. De Joden waren aan verschillende belastingen onderworpen. Bisschoppen en boekhouders bepalen het wisselen van geld en ambtenaren van de centrale administratie waren verantwoordelijk voor het verzamelen; aan het hoofd van de fiscale organisatie stond de graaf van het patrimonium.

De Concilies van Toledo

Tussen de jaren 400 en 702 werden in Toledo achttien raden gehouden, waarin de bisschoppen van alle bisdommen van Hispania zich verzamelde en zowel kwesties van politieke als religieuze aard bespraken en overdachten, ongeacht de macht waaraan zij verbonden waren (Sueven, Visigoten, Byzantijnen).

Onder deze kwesties vielen onder andere, de normen voor de verkiezing van de koningen, de goedkeuring van de onttroning of de veroordeling van rebellen. Het was trouwens in de concilies waar werd besloten tot vervolging van de Joden.

Kerkelijke verdeling.

Voor de kennis van de Visigotisch kerkelijke geografie kunnen we verschillende bronnen gebruiken, zoals de ‘Hitación de Wamba’ van het einde van de 7e eeuw, de aantekeningen van prelaten in de notulen van de Concilies van Toledo, de werken van Idacio of Isidoro van Sevilla en de verwijzingen van Nomina sedium episcoplaium bestudeerd door Claudio Sánchez Albornoz.

Kathedraal van Braga.

De kerkelijke provincies vielen samen met de oude Romeinse provincies, met uitzondering van het koninkrijk van de Sueben, waarvan het grondgebied was verdeeld in twee kerkelijke provincies, waarvan Braga en Lugo de hoofdsteden waren. Het aartsbisdom van Braga bestond uit vier bisdommen die ooit toebehoorden aan Lusitania: Lamecum, Viseum, Conimbrica en Egitania. In het midden van de 7e eeuw werden ze afhankelijk van Mérida.

In die tijd was Narbonense een regio behorend tot de Visigotische staat die zes grootstedelijke gebieden had:

        • Gallaecia, hoofdstad Braga.
        • Lusitania, hoofdstad Mérida.
        • Bética, hoofdstad Sevilla.
        • Cartaginense, hoofdstad Toledo.
        • Tarraconense, hoofdstad Tarragona.
        • Narbonense, hoofdstad Narbona.

De taalkundige invloed van de Visigoten op de Spaanse taal


Voor de Visigoten op het Iberisch schiereiland was de taal geen onderscheidende factor tussen hen en de Hispano-Romeinen (die vóór hun aankomst op het grondgebied woonden); beide groepen spraken dezelfde taal, vulgair Latijn. Desondanks had de oorspronkelijke gotische taal, en andere aspecten van de cultuur van de Visigoten, een taalkundige impact op sommige aspecten van het Castiliaans. Met andere woorden, er zijn taalkundige reflecties van sociaal contact tussen de Romeinen en de Visigoten in de Spaanse taal vandaag.

Wat de fonetiek betreft, er zijn geen sporen van de Visigoten. Er zijn echter sporen van hun taal in de morfologie en lexicologie van het Spaans. Bepaalde woorden behouden bijvoorbeeld het gotische achtervoegsel -ing, dat zou -engo zijn geworden. We kunnen voorbeelden daarvan zien in de woorden ‘abolengo’ en ‘realengo’ ((aderlijke) afstamming en van de kroon, koninklijk).

Bepaalde typen woorden weerspiegelen de twee culturen en hun eigen talen; We kunnen de taalkundige invloed van de Visigoten in het Spaans zien in woorden die te maken hebben met handel, landbouw, industrie, woningbouw en recht. In principe is het waarschijnlijk dat de woorden, woorden waren die werden ontleend aan de gotische taal, maar geleidelijk aan werden ontwikkeld om meer op Spaans te lijken en gemakkelijker uit te spreken voor een Latijnse volkstaal en, later, voor een Spaanstalige.

De Spaans-Romeinen namen ook woorden van de Goten over voor concepten die ze al kenden en pasten ze aan hun volkstaal aan; Het woord ‘jabón‘ bijvoorbeeld is afgeleid van een Gotisch woord: saipo → sapon → jabón (zeep).

Gotisch Casteliaans
sal Sala
burgs Burgos
wardja Guardia
skilla Esquilar
gasalija Agasajar
tappa Tapa
gano Gana
aspa Haspa

Andere woorden in de Spaanse taal weerspiegelen Gotische woorden met betrekking tot de militaire of diplomatieke. Het woord ‘Guerra’ (oorlog) verving het Latijnse woord bellum. ‘Guerra’ is als volgt afgeleid van de Gotische taal: werra → guerre → guerra. Bovendien is het woord ‘tregua’ (wapenstilstand) afgeleid van triggwa, uit de gotische taal.

Van bijzonder belang is de impact van de Visigoten op antroponymie, een tak van onomastiek die eigennamen bestudeert. In feite hebben veel gewone Spaanse namen hun oorsprong in de gotische taal vanwege de bezetting van de Visigoten op het Iberisch schiereiland. Bijvoorbeeld, de naam ‘Fernando’ is afgeleid van een combinatie van twee gotische woorden: frithu (‘vrede’) en nanth (‘durf’). Geleidelijk pasten de Hispano-Romeinen hen aan om een nieuwe naam te vormen, Fridenandus, en uiteindelijk werden ze ‘Fernando’. We kunnen dit proces ook zien in de naam ‘Álvaro’, die is afgeleid van de woorden all en wars, die respectievelijk ‘alles’ en ‘voorkomen’ betekenen. ‘Alfonso’ bestaat uit een combinatie van all en funs (‘voorbereid’). Meer antroponiemen van gotische oorsprong zijn Rodrigo, Rosendo, Argimiro, Elvira, Gonzalo en Alberto.


Naar boven

Verwant aan dit onderwerp:

Annountations

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2023-02-23

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles.
Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0

Other references are:

The photos/images are licensed under Wikimedia Creative Commons: CC0 1.0CC BY 1.0, CC BY-SA 1.0, CC BY 2.0, CC BY-SA 2.0, CC BY-NC-SA 2.0, CC BY 2.5, CC BY-SA 2.5, CC BY 3.0, CC BY-SA 3.0, CC BY 4.0, CC BY-SA 4.0, Free Art License 1.3, GNU version 2, GNU version 3 or Public Domain

If you click on one of the links below, you will find the full information of these photos/images, the author, or the license.

Coralma*, is own work that mostly can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.


Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

Eetsnob

eten met passie

Jan Woordenaar Bontje - CULTUUR

Aforismen, bontjes, columns, gedachten, gedichten, haibun, haiku, kyoka, literatuur, poëzie, proza, snelsonnetten, tanka.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, reizen, foto's, gedachten en meer.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, foto's, gedachten en meer.

MONTSE ANTARES BLOG CINEMA

BANDAS SONORAS.. SOUNDTRACKS.. Y MÁS