Bouwkunde woordenboek I – R

Iconostase    (Iconostasio)
iconostace

Een iconostase is een wand samengesteld uit iconen in de orthodoxe kerken. De altaarruimte wordt door deze iconostase afgeschermd voor de blikken van de gewone gelovigen. De altaarruimte, het “allerheiligste“, mag enkel door de priester, diaken en altaardienaar worden betreden. In de westerse kerk kent de iconostase zijn pendant in de communiebank, het doksaal en het koorhek.
Al in vroegchristelijke kerkgebouwen werd de altaarplaats gescheiden door een barrière. Men wilde de plaats waar enkel de geestelijke zich mocht begeven ook zichtbaar afbakenen. Het lijkt meer dan waarschijnlijk dat daarvoor gebruik werd gemaakt van “dranghekkens”, zoals die in de heidense tijden ook de keizer of magistraat van het gewone volk afscheidden. Dit soort hekkens is onder meer te zien is op de zuil van Theodosius die de Hippodroom van Istanboel (Constantinopel) siert.

Impluvium

Het impluvium is een ondiepe verlaging in het midden van de vloer van een atrium in een Romeins huis. In deze verlaging werd regenwater opgevangen voor huishoudelijk gebruik. Vroegchristelijke kerken hadden eenzelfde verlaging waarin regenwater werd opgevangen voor ritueel gebruik tijdens de mis.

Het formaat van een impluvium hangt samen met het formaat van het atrium, de verhoudingen tussen beide waren vaak hetzelfde.

Impost
Een impost op een kapiteel.

De impost vormt – net zoals de abacus – de overgang tussen een kapiteel en het muurwerk of de architraaf daarboven. De abacus is even groot als het kapiteel, terwijl de impost de vorm heeft van een omgekeerde piramide en iets uitsteekt ten opzichte van onder- en bovenliggende elementen.

Ionisch     (Jónico)

Verwijst naar de stijl die wordt toegeschreven aan de tweede van de drie Griekse architectuurordes en die later samen met de Dorische, Corinthische, Toscaanse en Composite stijl de vijf traditionele klassieke architectuurordes vormde die door de Romeinen, in de Renaissance en ook daarna nog werden gebruikt.

Ionische orde     (Orden jónico)

De Ionische orde is een van de drie bouworden uit de Griekse bouwkunst, oorspronkelijk afkomstig van de Ionische eilanden. De ontwikkeling van de orde begint in de vroege zesde eeuw v.Chr.
Vergeleken met de contemporaine Dorische orde is een Ionische zuil vrij slank, 8½ tot 9½ modulen hoog (de “modulus” is de diameter van de zuil aan de basis), met diepere cannelures die van elkaar gescheiden zijn door een vlakke naad.
De meest opvallende kenmerken van de Ionische zuil zijn dat deze op een voetstuk staat en een versierd kapiteel bezit. Het voetstuk bestaat uit een combinatie van holle en bolle sierringen (de torus). Het kapiteel is aan de hoeken versierd met een dubbele volute onder een dunne dekplaat, dit is een voluutkapiteel.
De zuilen dragen de architraaf, waarop meestal een fries loopt van doorlopend, halfverheven beeldhouwwerk.
Omdat de Ionische zuil slanker was, en bijgevolg minder draagvermogen had, hebben de Griekse architecten soms het aantal zuilen verhoogd, ofwel het driehoekige gevelveld (fronton of timpaan) erboven weggelaten.

Zie verder: Wikipedia

Iwan

Een iwan, aiwan of liwan (Perzisch:ayvān) is een begrip uit de islamitische bouwkunst. Het is een overdekte ruimte, met drie zijden afgesloten en één zijde open. Het dient als toegangspoort van een gebouw.

De iwan ontstond onder het Parthische rijk, en was afgeleid van de Achaemenidische apadana en van de vorm van de tenten van de van oorsprong nomadische Parthen. Een voorbeeld is de tempel van Hatra (2e – 3e eeuw).

Iwans werden overgenomen in de Sassanidische architectuur van het Perzische Rijk. Tijdens de periodes van het Seltsjoekenrijk en van het Safavidenrijk werd het een vast kenmerk van (religieuze) gebouwen. De Perzische moskeeën uit die tijd, zijn vaak opgebouwd uit een centraal plein met daaromheen vier gebouwen met elk een grote iwan. De vrijdagmoskee van Isfahan was de eerste moskee die op die manier gebouwd is.

Iwans zijn vaak gedecoreerd met muqarnas.

Kantelen

Gotische top uit de 13e eeuw .

Het bovenste gekanteelde gebied van een verdedigingstoren

Een kanteel of tinne is een onderdeel van verdedigingswerken. Het is een rechtopstaand, vierkant of rechthoekig stuk van een borstwering, met eventueel een schietgat in het midden. Kantelen worden al sinds de oudheid gebruikt als verdedigend element, later, vanaf de Middeleeuwen, ook als verfraaiing.

Het doel van kantelen was het beschermen van de verdedigers tegen door de aanvallende partij afgeschoten projectielen (pijlen, later kogels en projectielen), terwijl ze door het gebruik van schietgaten en de openingen tussen de kantelen de aanvallers relatief veilig konden beschieten. Naast hun praktische nut werden en worden kantelen ook gebruikt als architectonisch element bij:

1. Versterkte gebouwen

In de militaire architectuur van de Middeleeuwen , is het bekend onder deze naam, kanteel, aan de top van een defensieve gebouw, als een fort of kasteel, gevormd door het kantelen of Merlon .

 

      2. Als decoratief element

Reeks motieven en decoratieve motieven, hoofdzakelijk van plantaardige of geometrische, herhaald in series, meestal opengewerkte structuur overwinnen van de bovenkant van een gebouw of dak . Het werd voornamelijk gebruikt in de gotische en renaissancearchitectuur, maar ook in de barokke of modernistische architectuur .
Steen was het meest gebruikte materiaal voor de constructie van de cresting , en metaal of keramiek werden ook gebruikt .

Kapel (gebouw)

Een kapel is een christelijk kerkgebouw van meestal bescheiden afmetingen, of een onderdeel van een groter kerkgebouw dat als zelfstandige aanbiddingsruimte functioneert. Ook bedehuizen die eigendom zijn van individuele personen of instellingen kunnen aangeduid worden met de benaming kapel. Voorbeelden van die laatste categorie zijn: een slotkapel in een kasteel, een kloosterkapel in een klooster, een gevangeniskapel, een ziekenhuiskapel en een school- of universiteitskapel. De betekenis van het woord kan echter per land en per geloofsrichting sterk verschillen.

Etymologie
Het woord kapel is afgeleid van het Latijnse cappa = mantel, verkleinwoord capella, en verwijst naar de mantel van Sint Maarten, bisschop van Tours (316-397). Sint Maarten gaf zijn halve mantel weg aan een arme, de halve mantel werd een relikwie en de ruimte waarin de mantel werd bewaard ging door metonymie capella of kapel heten. Vanaf de 7e eeuw werd kapel een naam voor een (klein) bedehuis.

Kapel (kerkdeel)

Een kapel in een kerk of kathedraal is een bouwkundig onderdeel van een kerkgebouw. Kapellen kunnen zich op diverse plaatsen in het kerkgebouw bevinden. Grote kerken en kathedralen bezitten soms tientallen kapellen, die meestal toegewijd zijn aan heiligen.

Voor meer zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Kapel_(kerkdeel)

Kapel (gebouw)

Met een kapel wordt meestal een klein christelijk kerkgebouw bedoeld, bijvoorbeeld een dorpskapel of een veldkapel op het platteland. Ook bedehuizen die eigendom zijn van individuele personen of instellingen kunnen aangeduid worden met de benaming kapel. Voorbeelden van die laatste categorie zijn: een slotkapel in een kasteel, een kloosterkapel in een klooster, een gevangeniskapel, een ziekenhuiskapel en een school- of universiteitskapel. De betekenis van het woord kan echter per land en per geloofsrichting sterk verschillen.

Voor meer zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Kapel_(gebouw)

Kapiteel      (Capitel)

Bekroning van een zuil (ionisch zuil nr. 14) , pilaster of pijler, veelal voorzien van een beeldhouwwerk volgens de klassieke orde (Toscaans, Dorisch, Ionisch, Corinthisch, composiet), de romaanse stijl (teerlingkapitelen) of de gotische stijl (bladkapitelen).

Kapittelzaal
Kapittelzaal kathedraal van Toledo

Een kapittelzaal of kapittelhuis (Engels: chapter house) is een ruimte in een kerkgebouw, klooster of abdij, waar de monniken of koorheren bij elkaar komen om onderwezen te worden door de abt of deken, of om met elkaar te bidden of discussiëren. Het woord ‘kapittel’ betekent hier ‘hoofdstuk’, verwijzend naar een hoofdstuk uit de kloosterregel dat hier dagelijks werd gelezen.

Klauwstuk
In de hoeken van deze halsgevel staan de klauwstukken.

Een klauwstuk of vleugelstuk is een vleugel- of zijstuk dat aan beide zijden van het middendeel van een gevel van een gebouw of een ander object (zoals een rouwbord) is geplaatst. Dit bouwelement verbreedt het gevelvlak en zorgt voor een geleidelijke overgang tussen de verticale en horizontale richting.

Klok     (Campana)

Een klok is een metalen, meestal bronzen bel, doorgaans in een toren hangend. De klok diende (en dient soms nog) om de omwonende bevolking ergens op te attenderen of tegen te waarschuwen, bijvoorbeeld een evenement of onraad. Klokken gebruikt om de mensen op te roepen voor het gebed of voor de kerkdienst, elders geschiedt het luiden alleen uit traditie. Ook wordt de klok gebruikt om de tijd aan te geven. Ook worden klokken opgehangen in torens om als beiaard (of carillon), een muziekinstrument, dienst te doen. Beiaardklokken hangen stil en worden alleen door het bewegen van de klepel of door de hamer van het automatisch speelwerk tot klinken gebracht. Klokken die bewegen, luiden. Een beiaard wordt niet geluid, maar bespeeld (via een stokkenklavier en klepels in de klok) of speelt automatisch (via hamers aan de buitenzijde van de klok).

Klokkengevel     (Espadaña)

Een klokkengevel is een soort klokkentoren die maar uit één gevel bestaat. De klokkengevel bestaat uit een wat hoger opgetrokken deel in de gevel van een kerk of kapel. In deze verhoging bevinden zich openingen waar de klokken in hangen. Klokkengevels komen vooral in Zuid-Europa veel voor.

Klokkentoren     (Campanario)

Een klokkentoren is een toren met één of meer (meestal vier) goed zichtbare wijzerplaten. Ook kerktorens zonder zichtbaar uurwerk worden klokkentorens genoemd omdat er kerkklokken in hangen. Een van de bekendste klokkentorens ter wereld is de Elizabeth Tower van het Palace of Westminster in Londen, waarin de Big Ben zich bevindt (en daardoor ten onrechte vaak zelf de Big Ben genoemd).
Een klokkentoren hoort meestal bij een religieus gebouw, zoals een tempel, kerkgebouw of kapel, maar komt ook voor bij openbare of representatieve gebouwen als gemeentehuizen, parlementsgebouwen, spoorwegstations of paleizen.

Kloostergang, kruisgang, pandgang, claustrum, ambulatorium

Een kloostergang, kruisgang, pandgang, claustrum of ambulatorium is een arcade (gaanderij) rond de binnenplaats van een klooster of van een kerk waar kanunniken huizen. Het is meestal een vierkant van overdekte gangen met arcades rondom een open binnenplaats, de klooster- of pandhof.

Voor meer Kloostergang zie wikipedia

Koepel     (Cúpula)

Halfbolvormige overwelving van een gebouw of een deel ervan, met een cirkelvormig of veelhoekig grondvlak, al of niet steunende op verticaal opgaande wanden of pilaren.

Koepelgewelf

Het koepelgewelf vindt zijn oorsprong bij de Romeinen. Het stelde hen in staat grote ruimten te overbruggen, zoals in het Pantheon. Het gaat om een dakconstructie in de vorm van een koepel of halve bol.

De bolle vorm is in staat grote krachten op te nemen, waardoor zonder gebruikmaking van balken, een redelijk grote ruimte kan worden overdekt.

Door het aan elkaar schakelen van koepels kunnen grote ruimten met vele zuilen worden overdekt.

 
Kolom     (Columna)

Onder een kolom of drager wordt verstaan een verticale ondersteunings constructie, waarvan de hoogte betrekkelijk groot is ten opzichte van de breedtemaat. Een kolom kan in diverse materialen worden uitgevoerd zoals, staal, gietijzer, gewapend beton, hout en metselwerk.  Een kolom wordt ook wel pilaar of pijler genoemd.

Koor (zie priesterkoor)
Koorgestoelte  (sillería del coro)

Een rij zitplaatsen tegen de zijwanden van het koor van een kerk of kathedraal.

Voor meer, zie Wikipedia; koorgestoelte

Kooromgang, koorommegang of deambulatorium      (Girola)

Is een overdekte wandelgang rondom, en geopend naar, het koor. De kooromgang is te beschouwen als een verlengstuk van de zijbeuken en is meestal even breed. Bij een kruiskerk wordt de verbinding tussen de kooromgang en de zijbeuken onderbroken door het transept. Op de omgang kunnen straalkapellen aansluiten.

Koorsluiting
Het roze deel is de zgn. koorsluiting.

De koorsluiting van een kerk is de afsluiting waarmee het koor eindigt. In een georiënteerde kerk is dit aan de oostzijde. Hier kan het koor op verschillende manieren eindigen, met een:

  • halfronde sluiting
  • driezijdige of veelhoekige sluiting
    • vijftwaalfde sluiting
  • rechte of vlakke sluiting
 
Korfboog

Zie Boog.

Korintische orden     (Orden corintio)

De Korinthische orde is de jongste van de drie bouworden van de oud-Griekse architectuur, volgens overlevering gecreëerd door de beeldhouwer Callimachus. Vooral in het Romeinse tijdperk kende deze orde een grote verspreiding. De Korinthische orde komt met name voor in Klein-Azië.

[1] fronton of gevelveld
[2] acroterium
[3] cimaas of sima, schuine gootlijst
[4] geison of horizontale kroonlijst
[6] tandlijst
[7] fries, met doorlopend beeldhouwwerk
[13] architraaf, in de hoogte verdeeld in 3 dokoi of horizontale balken
[14] kapiteel, met [20] en [22]
[17] zuilschacht
[18] cannelure, met vlakke naad
[19] stylobaat
[20] voluut
[22] ‘mandje’, met gestileerde acanthusbladeren
[23] zuilbasement, met [24]
[24] torus of bolle sierring of scotia, holle sierring

Kraagsteen     (Ménsula)
Kraagsteen.

Een uit de muur stekende steen kraagt uit en heet ‘kraagsteen’ wanneer hij iets draagt. Deze steen is te vergelijken met een half kapiteel, maar in dit geval staat hij niet een halfzuil of schalk. Een kraagsteen kan gewelfribben dragen.

Kroonlijst     (Cornisa)
Kroonlijst in de Dorische orde.

Een kroonlijst of deklijst is een horizontale band aan een bouwwerk, meestal uitspringend en geprofileerd of van versieringen voorzien. In de algemene zin is een kroonlijst een geprofileerde of versierde lijst aan de bovenzijde van een muur of ander belangrijk gebouwonderdeel, bijvoorbeeld een raam of portiek.

Kruisarm, kruisbeuk     (Transepto)

Zie Transept

Kruisbloem of Finaal     (Florón)
Illustratie van een kruisbloem ter versiering van de top van een gevel van Viollet-le-Duc uit 1856.

Een kruisbloem is een gebeeldhouwd versieringselement in de vorm van een kruis en werd meestal gebruikt als de bekroning van pinakels, frontalen of geveltoppen uit de gotische bouwkunst. Het bestaat uit een smaller wordende stam (rond of prismatisch van vorm) die uitmondt in een ring of bladerkrans die uitbot in vier knoppen of hogels. Kruisbloemen dienen niet te worden verward met pironnen.

Kruisgewelf     (Bóveda de arista)
Kruisgewelf.

Het kruisgewelf niet te verwarren met een kloostergewelf, is een gewelfvorm van het type graatgewelf die in de Romeinse bouwkunst voor het eerst werd toegepast en daarna op grotere schaal werd gebruikt in romaansekerken.

Het kruisgewelf ontstaat als twee gelijke tongewelven elkaar haaks snijden. De ontstane diagonalen vormen dan een rug aan de onderzijde. Deze noemt men graten. Deze graten van een kruisgewelf vormen een diagonaalboog.

Voor meer info: zie Wikipedia

Kruising of viering (crucero)
Kruising of viering

De plaats in een kerk of kathedraal waar het schip en de dwarstransepten elkaar kruisen of doorsnijden wordt de kruising of de viering genoemd. Dit deel van de kerk wordt viering genoemd omdat deze ruimte in de plattegrond een vierkant is.

Kruispijler

De kruispijlers zijn de vier pijlers (zuilen) die op de hoeken staan van de kruising in een kruiskerk. Ze ondersteunen het gewelf van de kruising en gedeelten van het koor, de transepten en het schip. Soms rust er ook een kruisingtoren op de kruispijlers.

Kruisribgewelf  (bóveda de crucería)
Kruisribgewelf

Het kruisribgewelf is een type gewelf ontstaan uit een haakse ontmoeting van twee halve tonnen. Dit constructiemodel komt vooral voor in de Gotische bouwkunst.

Het kruisribgewelf of kortweg (een ribgewelf) is een type gewelf op een vierhoekige basis met de ribben als dragende elementen. Bij het kruisribgewelf worden de diagonaalribben en de gordelbogen eerst gebouwd. Op de plaats waar de ribben elkaar kruisen wordt een sluitsteen of gewelfsleutel aangebracht. Daarna wordt de ruimte tussen de ribben opgevuld met metselwerk.

Door de draagkracht van de kruisribgewelfribben wordt het mogelijk steeds lichtere en hogere gewelven te bouwen. Daarbij worden ook de gewelfkappen gemetseld met een zo licht mogelijk materiaal.

Een kruisribgewelf wordt dus door de ribben gedragen terwijl bij een kruisgewelf (zie hierboven)de gewelfkappen zelfdragend zijn.

Lambrisering

Een lambrisering is een wandbetimmering die in de regel bestaat uit paneelwerk, aangebracht tegen het onderste gedeelte van een binnenmuur of wand.

Lambrequin
Lambriquin

Een lambrequin, ook wel lambrekijn of lamberkijn genoemd, is een soort volant die wordt toegepast als een over de rand geplooide en/of getande versiering onder een dakrand, maar ook toegepast boven ramen of deuren. Ze worden versierd met allerlei plantaardige of geometrische vormen. We zien lambreguines uitgevoerd in hout, metaal maar ook als stucwerk, en dan vaak de arabische architectuur. De eerste lambrequines zien we bij almoraviden architectuur.

Lantaarn     (Literna)
lantaarn

Een lantaarn is een opengewerkte bekroning van een grote koepel of een toren en is meestal achthoekig van vorm. Een lantaarn op een toren wordt in een aantal gevallen in Nederland gebruikt om een carillon in te hangen.

Latei     (Dintel)

Een latei is een draagconstructie die dient om belastingen boven wanddoorbrekingen over te brengen op de gedeelten van de wand naast deze wanddoorbrekingen. Wanddoorbrekingen zijn bijvoorbeeld een raam of deur.

Latijns kruis

Het Latijnse kruis is een kruis gevormd door twee segmenten van verschillende grootte die elkaar in een rechte hoek snijden, waarbij het kleinste segment een verhouding heeft van driekwart van het langste.

Architectuur

In de architectuur zijn er gebouwen met een zogenaamde Latijnse kruisvorm: het komt overeen met het ontwerp dat gebruikt wordt in kerken waar het schip langer is dan het transept (de kleinere arm). De hoofdportiek, het atrium, het hoogaltaar en de apsis liggen op de hoofdas.

Het grondplan van de kathedraal van Santiago de Compostela.

De grote (en soms de kleine) arm is meestal verdeeld in verschillende zijbeuken, meestal een oneven aantal, waarbij de centrale het grote schip is en de zijbeuken, die meestal minder hoog zijn, zich aan weerszijden bevinden. Deze zijbeuken kunnen doorlopen tot voorbij het transept en het hoogaltaar van achteren omringen, in wat bekend staat als de kooromgang. De muren van de kerk kunnen geleed worden door middel van zijkapellen. Het koor van de kerk kan een halfronde apsis hebben (meestal bedekt met een exedra – halve koepel), die op zijn beurt kan worden gecompliceerd door straalkapellen die ofwel aan de apsis zelf of aan de kleinere arm zijn bevestigd.

De astronomische uitlijning van de Latijnse kruisplan is gebruikelijk, zodat het oosten samenvalt met het chevet (of apsis) en het westen met de voet (of portiek); dit maakt uitstekende lichteffecten mogelijk door middel van meer of minder grote ramen(oculi, roosvensters, glas-in-loodramen).

Lichtbeuk     (Claristorio)

Een lichtbeuk (Lat. clerestorium) is het van een reeks vensters voorziene bovenste gedeelte van het middenschip van een meerbeukige kerk. Door deze rij vensters valt het licht, dat het schip verlicht. Een kerk met een lichtbeuk heet een basiliek. In een hallenkerk waar het middenschip even hoog is als de zijbeuken, ontbreekt de lichtbeuk.

Ligger, balk
Balk van hout, staal en gewapend beton.

Een bint of balk is een enkelvoudig ruimteoverspannend constructie-element waarvan de lengte vele malen groter is dan de breedte en de hoogte in doorsnede. De breedte is weer gelijk aan of kleiner dan de hoogte.

In de volksmond wordt een balk of ligger vaak een steunbalk genoemd. Balken kunnen gemaakt zijn van hout, staal, gewapend beton en voorgespannen beton. Ze zijn bedoeld om de belastingen die erop worden uitgeoefend, over te brengen op de opleggingen, zonder daarbij noemenswaardig van vorm te veranderen. Als er sprake is van een samengestelde doorsnede, dat wil zeggen dat er horizontale, verticale en schuine elementen in voorkomen, spreken we van een ligger en niet meer van een balk. Samengevat: een balk is enkelvoudig, een ligger enkelvoudig of samengesteld in zijn doorsnede zoals hoed- en petliggers.

Zie verder: Wikipedia

Lijst (sierlijst)

Een lijst is een uitspringende strook of rand, meestal voorzien van een profilering. Wanneer er geen profilering aanwezig is spreken we van een band of anders gezegd een band is een lijst zonder een profilering.

Aan een gebouw zijn diverse lijsten en banden te ontdekken, deze lijsten of banden zijn er als regel voor verfraaiing, als overgang tussen twee verschillende materialen of als beëindiging of bekroning van een element of tussen twee verschillende vlakken, denk aan een gevel en een dakvlak.

Voor meer lijstwerk zie de Spaanse Wikipedia: Modular

Leemsteen

Leemsteen (Engels: mudbrick; Frans: brique crue) is ongebakken kleisteen die in de zon gedroogd is en als bouwmateriaal gebruikt wordt. Behalve klei en water, worden bij de vervaardiging ook zand en een organisch bindmiddel – vaak stro of mest – gebruikt. Een andere naam is adobe.

Het mengsel wordt in een mal gestampt en buiten in de zon gedroogd. Vooral in het Midden-Oosten, Noord-Afrika, Zuid-Amerika en het zuidwesten van Noord-Amerika en Spanje zijn gebouwen van adobe te vinden.

Voor meer info: zie Wikipedia

Leisteen

Leisteen (Engels: slate; Duits: Schiefer) is een metamorf gesteente dat gekenmerkt wordt door één duidelijke, dominante foliatie van afwisselende laagjes kwarts met veldspaat en laagjes mica. Dankzij deze foliatie heeft leisteen een sterke splijting en verbrokkelt het in dunne, plaatvormige brokken. Leisteen wordt in de natuur gevormd door de metamorfose van kleirijk sediment, zoals schalie of kleisteen. Het wordt veel als dakbedekking gebruikt, zeker in gebieden waar het aan het oppervlak voorkomt, zoals in het zuiden van België en aangrenzende delen van Duitsland.

Loft

Een grote woning die doorgaans uit één ruimte bestaat die de bewoner naar eigen inzicht kan indelen Voorbeeld: `De term loft verwijst veelal naar oude fabrieken en pakhuizen die omgebouwd zijn tot woningen.

Loggia     (Logia)
Loggia van het voormalig paleis van Maria van Hongarije te Hesdin

Er zijn verschillende soorten loggia’s. En er zijn heel veel aanverwante vormen die ook een element betreffen, dat een gebouw een open ‘ruimte’ geeft. Het terras is er één van, het balkon een ander voorbeeld. In die gevallen ligt de open ruimte buiten het eigenlijke gebouw.

Logia.

Een loggia is een open ruimte of galerij, door zuilen of pilaren gedragen. De loggia is soms voorzien van een borstwering of balustrade. De loggia kan zowel in een gebouw zijn opgenomen als er los van staan. Een moderne variant op de inpandige versie komt men nog vaak tegen: een balkon dat binnen het (schuine) dakvlak valt wordt ook loggia genoemd.

(Italiaans) Open ruimte aan de voorkant achter de façade van een gebouw, meestal op een verdieping. Uit de balkonloggia die gebruikt werd bij toespraken tot het volk groeide de zelfstandige loggia, een door zuilen geschraagde open hal.

Luchtboog     (Arbotante)

Een  luchtboog is een stijgende boog, die tussen een steunbeer en het bouwwerk is aangebracht. Deze boog heeft dezelfde functie als een schoor: het overbrengen van horizontale krachten (spatkrachten), van het bouwwerk naar de verticaal staande steunbeer.

Luchtboogstoel

Een luchtboogstoel is een term uit de architectuur. Met een luchtboogstoel wordt het verbindingsstuk tussen de luchtboog en de steunbeer aangeduid. De steunbeer is verbonden met de muur van de zijbeuk, de luchtboogstoel is niet verbonden met een van de muren, maar staat als een zuil op de steunbeer. Aan de top hiervan is de luchtboogstoel verbonden met de luchtboog. Boven op de luchtboogstoel is vaak een pinakel geplaatst.

Lunetten

Halvemaanvormige of halfronde oppervlakken op een muur of gewelfd plafond, omlijst door een boog of een gewelf. Hieronder vallen ook openingen of ramen in dergelijke oppervlakken. (muuronderdeel).

Maaswerk, traceerwerk of tracering     (Tracería)

Maaswerk, traceerwerk of tracering is de stenen versiering in geometrische patronen in het boogveld van gotische vensters en nissen. Soms is ook een muurvlak van maaswerk voorzien, bijvoorbeeld de topgevel boven een gotisch venster. Ook op luchtbogen en spitsen komt men dit a-jour traceerwerk tegen.

Al deze vormen kunnen ook voorkomen in een blinde variant, hetgeen dan blindtracering wordt genoemd.

Cirkel of ronde pas: Een cirkel of ronde pas is in het maaswerk van bijvoorbeeld een venster een eenvoudig siermotief. Ze werd vaak in de grotere variant gebruikt als middelpunt, een rondlicht. Daarnaast werden ze in de kleinere variant op allerlei plekken gebruikt. Ten slotte werden cirkels ook gebruikt om de restruimte op te vullen waar er geen ruimte meer is voor een ander siermotief. De cirkel is een veelvoorkomend sierelement en wordt op allerlei manieren in de traceringen benut.

Cirkel of ronde pas.

Driepas: is een bepaalde vorm in maaswerk waarbij drie overlappende cirkels (passen) in een driehoek gelegen zijn en open zijn aan de kant waar ze elkaar raken. Ze zijn voornamelijk gebruikt in de gotische traceringen van vensters. Ze worden veelvuldig gebruikt in combinatie met andere sierlijke motieven. Een veel voorkomende combinatie is de driepas die wordt omgeven door een cirkel.

Drie driepassen.

Drieblad: is een bepaalde vorm in maaswerk waarbij drie overlappende cirkels met ieder een spitsbogig einde in een driehoek gelegen zijn en open zijn aan de kant waar ze elkaar raken. Iedere cirkel met spitse punt vormt als het ware een blad. Dat spitsbogige einde is nodig vanwege de opname van het drieblad in een bol gebogen driehoek, omdat er anders driehoekjes aan ruimte over blijft. Ze zijn voornamelijk gebruikt in de gotische traceringen van vensters. Ze worden veelvuldig gebruikt in combinatie met andere sierlijke motieven.

Drieblad.

Vierpasis een bepaalde vorm inmaaswerk waarbij vier overlappende cirkels (passen) in een vierhoek gelegen zijn en open zijn aan de kant waar ze elkaar raken. Ze zijn voornamelijk gebruikt in de gotische traceringen van vensters. Ze worden veelvuldig gebruikt in combinatie met andere sierlijke motieven.

Vierpas.

Vierblad is een bepaalde vorm in maaswerk waarbij vier overlappende cirkels met ieder een spitsbogig einde in een vierhoek gelegen zijn en open zijn aan de kant waar ze elkaar raken. Iedere cirkel met spitse punt vormt als het ware een blad. Dat spitsbogige einde is nodig vanwege de opname van het vierblad in een gebogen vierhoek, omdat er anders driehoekjes aan ruimte over blijft. Ze zijn voornamelijk gebruikt in de gotische traceringen van vensters. Ze worden veelvuldig gebruikt in combinatie met andere sierlijke motieven.

Vierblad.

Veelpas:  is een vorm in het maaswerk waarbij meerdere overlappende cirkels (passen) in een veelhoekig verband met elkaar gelegen zijn en open zijn aan de kant waar ze elkaar raken. Ze zijn voornamelijk gebruikt in de gotische traceringen van vensters. Ze worden veelvuldig gebruikt in combinatie met andere sierlijke motieven.

Veelpas.

Visblaas: Een visblaas of snuit is een drielobbige afgesloten vorm in maaswerk, waarbij de staart van deze vorm spits eindigt. Deze staart kan volledig recht zijn, maar loopt meestal eerst recht van de ronde lob af om daarna opzij te zwenken. Zo ontstaat er een gebogen druppelvorm. Visblaasornamenten zijn voornamelijk gebruikt in de gotische traceringen van vensters, waaronder roosvensters. Ze worden veelvuldig gebruikt in combinatie met andere sierlijke motieven.

Visblaas of snuit.

Tweesnuit: is in het maaswerk van bijvoorbeeld een venster de combinatie van twee visblazen in een cirkel. Deze visblazen lijken elkaar te achtervolgen in de cirkel waarin ze zitten. In dit gotische motief zitten in totaal vier toten.

Tweesnuit.

Driesnuit: is in het maaswerk van bijvoorbeeld een venster de combinatie van drie visblazen in een cirkel. Deze visblazen lijken elkaar te achtervolgen in de cirkel waarin ze zitten. In dit gotische motief zitten in totaal zes toten. Het motief was vooral populair in de flamboyante gotiek.

Driesnuit.

Viersnuit: is in het maaswerk van bijvoorbeeld een venster de combinatie van vier visblazen in een cirkel. Deze visblazen lijken elkaar te achtervolgen in de cirkel waarin ze zitten. In dit gotische motief zitten in totaal acht toten. In het midden van een viersnuit bevindt zich een vierpuntige ster, waardoor de gebogen druppelvorm van de visblazen in stand blijft. Het motief was vooral populair in de flamboyante gotiek.

viersnuit

Vijfsnuit: is in het maaswerk van bijvoorbeeld een venster de combinatie van vijf visblazen in een cirkel. Deze visblazen lijken elkaar te achtervolgen in de cirkel waarin ze zitten. In dit gotische motief zitten in totaal in de visblazen tien toten. In vergelijking met driesnuiten en viersnuiten is het voor een vijfsnuit moeilijker om het motief, bestaande uit visblazen in gebogen druppelvorm, in stand te houden. Daarom bevindt zich in het midden van een vijfsnuit zich een forse vijfpuntige ster. Door deze vijfpuntige ster met de vijf visblazen gaat de vijfsnuit wat lijken op een roosvenster. Het motief was vooral populair in deflamboyante gotiek.

Vijfsnuit.

Druppel: is in het maaswerk van bijvoorbeeld een venster een eenvoudig siermotief vaak gebruikt om de restruimte op te vullen waar er geen ruimte meer is voor een visblaas met toten. Wanneer men van de visblaas de toten weglaat, blijft er een druppel over als eenvoudige vorm. Druppels komen hoofdzakelijk voor in de tracering uit de gotiek.

Tussen de drie vierbladen zitten drie druppels.

Hart: is in het maaswerk van bijvoorbeeld een venster een bepaald siermotief in de vorm van een hart. De inkeping van het hartmotief wordt gevormd door een toot. Een hartmotief is een van de verschillende visblaasornamenten en werd voornamelijk gebruikt in de gotische traceringen van vensters. Ze worden veelvuldig gebruikt in combinatie met andere sierlijke motieven.

Het hartmotief heeft één toot. Wanneer het geen toten heeft wordt het een druppel genoemd en als het twee toten heeft een visblaas.

Hart.

Blaasbalg: is in het maaswerk van bijvoorbeeld een venster een bepaald siermotief met als vorm die van een vierpas, waarvan twee van de vier lobben in een punt uitlopen. Ze bestaat dus uit twee ronde lobben en twee spitse bladen, respectievelijk twee maal een ronde pas en twee maal een kielpas. Daarmee vormt een blaasbalg de tussenvorm tussen een vierpas en een vierblad. Een blaasbalg heeft vier toten. Ze werd voornamelijk gebruikt in de gotische traceringen van vensters. Vaak werden ze gebruikt in combinatie met andere sierlijke motieven.

Een blaasbalg bovenin het venster

Hol en Bol gebogen driehoek: is in het maaswerk van bijvoorbeeld een venster een eenvoudig siermotief vaak gebruikt om de restruimte op te vullen waar er geen ruimte (meer) is voor een visblaas met toten of ander siermotief. Anderzijds is ze zeer bewust toegepast om een bepaald lijnenspel te realiseren. Vaak geven deze driehoeken indien zij geen restruimte zijn, ruimte aan andere elementen van de tracering. Deze hol en bol gebogen driehoeken werden vaak gebruikt in combinatie met andere sierlijke motieven en werden voornamelijk gebruikt in de gotische traceringen van vensters.

Een driehoek als deze is met behulp van drie toten al om te vormen tot drieblad.

Twee driehoeken in het maaswerk van een venster, Dom van Utrecht

Vorktracing: Een vorktracering of vorkmontant wordt gebruikt in het maaswerk van spitsboogvensters (vensters die bovenin eindigen in een spitse boog). Hierbij splitsen de stijlen van een venster boven het aanzetten van de boog zich in twee of meer armen. De gebogen stijlen hebben dan een Y-vorm en vormen daarmee een van de simpelste vormen van tracering. De stijlen kunnen zich verder dooreenvlechten.

Vooral het rechter raam toont een goed voorbeeld van vorktraceringen.

Gaffeltracering: wordt gebruikt in het maaswerk van spitsboogvensters. Hier wordt de grootste spitsboog verdeeld in twee kleinere (niet dragende) spitsbogen.

Gaffeltracering.
Maestro Mayor

Bouwmeester

Mansardedak
Mansardedak

Een mansardedakmansartdakgebroken dakgebroken kap of Franse kap is een dakvorm met gebroken, naar buiten geknikte vlakken. Dit historische daktype ontstond in de Franse Barokarchitectuur en is vernoemd naar de Franse architect François Mansart (1598-1666) die deze dakvorm uitwerkte.

Voor meer over het manardedak, ga naar: Wikipedia

Massief

In de architectuur verwijst het begrip “massief” naar een element dat visueel en fysiek substantieel en driedimensionaal is. Massieven kunnen verschillende vormen aannemen, zoals muren, pilaren, torens, enzovoort. Ze dragen bij aan de structuur, de esthetiek en het algehele ontwerp van een gebouw.

Hier zijn enkele belangrijke aspecten en concepten met betrekking tot massieven in de architectuur:

    1. Structurele integriteit: Massieven spelen vaak een cruciale rol in de stabiliteit en draagkracht van een gebouw. Ze kunnen fungeren als dragende elementen die het gewicht van de constructie verdelen en ondersteunen.

    2. Visuele impact: Massieven kunnen aanzienlijke visuele impact hebben op de esthetiek van een gebouw. Ze creëren contrasten in licht en schaduw, en kunnen gebruikt worden om interessante composities te maken die het karakter en de uitstraling van het gebouw beïnvloeden.

    3. Hiërarchie en ritme: Door het gebruik van verschillende groottes en posities van massieven kunnen architecten hiërarchie en ritme in het ontwerp introduceren. Hierdoor kan de aandacht van kijkers worden gestuurd en kunnen bepaalde aspecten van het gebouw benadrukt worden.

    4. Identiteit en context: Massieven kunnen helpen bij het definiëren van de identiteit van een gebouw en hoe het past binnen zijn omgeving. De keuze van massieve elementen kan beïnvloed worden door culturele, historische en functionele aspecten.

    5. Materiaalkeuze: De keuze van materialen voor massieven kan variëren van baksteen en beton tot natuursteen en hout. Elk materiaal heeft zijn eigen texturen, kleuren en structurele eigenschappen, wat bijdraagt aan de algehele uitstraling van het gebouw.

    6. Functionaliteit: Massieven kunnen niet alleen visuele of esthetische doelen dienen, maar ook functionele doelen hebben, zoals privacy bieden, ruimtes scheiden of bescherming bieden tegen weersomstandigheden.

Kortom, massieven zijn elementen die diepte en substantie aan een gebouw toevoegen, en ze spelen een essentiële rol in zowel de functionele als esthetische aspecten van architectuur.

Medaillon
Medaillon

Een medaillon is een gebeeldhouwde reliëf in de vorm van een ovaal of cirkel, als ornament aan een gebouw of toegepast op een monument.

Medaillons werden vooral in de 18e en 19e eeuw als versiering aan gebouwen toegepast. Ze worden uitgevoerd in onder meer steen, hout, keramiek of metaal.

Meloengewelf

Een meloengewelf is een kruisgewelf dat uit acht door ribben gescheiden bolvormige gewelfkappen bestaat.

Schematisch lijkt het op een halve bol. De ribben van het gewelf, die aan de bovenzijde in een ring samenkomen, hebben geen dragende functie. Dit type gewelf komt met name voor in romanogotische kerken in het noorden van Nederland.

Metselwerk

Metselwerk is het resultaat dat ontstaan is door metselen. Het metselen wordt in de regel gedaan door een metselaar. Na het verharden van de metselspecie is er een versteend product. Er kan gebruikgemaakt worden van natuur- of kunststeen, zoals bak- of kalkzandsteen. Essentieel gereedschap bij het metselen is een troffel en een voegspijker.

De volgorde en positie waarop de stenen ten opzichte van elkaar worden gelegd (zowel horizontaal als verticaal) vormen doorgaans een zich herhalend patroon dat het metselverband wordt genoemd; daarbij kan eventueel gebruik worden gemaakt van (bak)stenen van verschillende afmetingen, zodat andere verbanden ontstaan dan het veelgebruikte halfsteensverband, en daarmee een geheel ander aanzicht hebben.

Voor meer zie: Wikipedia

Mezekouw

Een mezekouw, ook wel mezenkooi, machicoulis of messekouw, is een vierkant werpgat tussen de uit elkaar geplaatste kraagstenen van de stenen uitbouwen van torens en muren van een middeleeuws kasteel of stad. De werpgaten bevinden zich meestal bij de toegangspoort(en).

Zie wikipedia

Mihrab
De mihrab

De mihrāb (Arabisch: محراب) is een islamitische gebedsnis in een muur in de moskee die de gebedsrichting, de qibla, aangeeft. Doorgaans zit de mihrab in het midden van de qiblamuur.

Een mihrab bestaat uit twee of meerdere zuilen die een boog of een gewelf dragen. Het geheel is weldadig versierd en omringd met ayat uit de Koran. De imam gebruikt de mihrab om tijdens de salat voor te gaan in het gebed. Van oudsher werd de nis voor het versterken van het geluid gebruikt om de aanwezigen synchroon te laten bidden. De aanwezigheid van een mihrab in de moskee is geen voorwaarde en moet niet gezien worden als een tabernakel of andersoortige heilige plaats.

Mixtilineaire boog
Arco mixtilíneo

Een mixtilineaire boog is een soort boog die bestaat uit een combinatie van lijnen en krommingen, meestal afwisselend recht en gebogen. Het is een boog die concave en convexe gebogen lijnen combineert met rechte lijnen bij in- en uitgaande hoeken. Het werd veel gebruikt in de Spaans-Moslimse architectuur en in de Mudejar-architectuur, kenmerkend voor de Taifa-periode in de Aljafería van Zaragoza. Dit type bogen was prominent aanwezig in de laatgotische stijl van de 15e eeuw op het Iberisch schiereiland, vooral in Castilië met de Elizabethaanse gotiek en in Portugal met de Manuelijnse stijl. Eeuwen later worden ze weer gebruikt in de Spaanse barok die bekend staat als churrigueresco en die zich in Latijns-Amerika sterk verspreidt.

Montant
Een montant met daarboven maaswerk.

Een montant, meneel of moneel is een stenen stijl in een kerkvenster. Montanten delen een groot venster op in kleinere delen waarin het glas of glas in lood wordt aangebracht. De montants worden uitgevoerd in metselwerk of natuursteen en zijn doorgaans geprofileerd. Ze gaan aan de bovenzijde over in het maaswerk (tracering) dat ze dragen. Het geheel van maaswerk en montants wordt venstertracering genoemd.
Als verbinding tussen het glas en de dagkanten bevindt zich aan de zijkanten vaak een halve montant, die ook wel kantmontant wordt genoemd.
Wanneer een venster in tweeën wordt gedeeld door een zuil wordt dit een deelzuiltje genoemd. Daarbij is de schacht doorgaans voorzien van een basement en/of een kapiteel.

Muqarnas
Zeven rijen muqarnas boven de ingang van de Moskee van de sjah, Isfahan, Iran.

Muqarnas (Arabisch: مقرنص) zijn een variant van kraagsteen met een decoratieve functie die veel wordt toegepast in de islamitische en de Perzische architectuur. Muqarnas zijn vergelijkbaar met mocárabe, maar deze lijken meer op stalactieten.

Muqarnas nemen de vorm aan van kleine niches, gestapeld in meerdere lagen. Soms zijn dit wel zeven lagen van muqarnas. In Iran zijn de meeste iwan van de moskeeën gedecoreerd met muqarnas.

Ook in veel andere landen komen ze voor, zoals in het Spaanse Andalusië, Irak, Oman en op het Italiaanse eiland Sicil.

Narthex (atrium, paradijs, portaal)
Narthex

De narthex was oorspronkelijk een voorhal en maakte deel uit van de galerij om het atrium, de voorhof, van vroegchristelijke kerken, maar kreeg later het karakter van een portiek. Men veronderstelt dat catechumenen, de doopleerlingen, en penitenten, de boetelingen, hier mochten staan. Waar het atrium later verviel, ging de narthex deel uitmaken van de kerk zelf en werd meer een besloten ontmoetingsruimte. In de pelgrimskerken met nog een romaanse architectuur vormde de narthex vaak een afgescheiden voorkerk waar de pelgrims werden gemaand de wereldlijke onrust van zich af te laten glijden alvorens tot het heilige binnen te treden.

Als onderdeel van de ingang ligt de narthex traditioneel aan de westzijde van de kerk. Zo werd de narthex in het Maas- en Rijngebied vervangen door een westwerk, een apart bouwwerk met eigen priesterkoor, het ‘westkoor’, en soms enkele verdiepingen met galerijen rondom een atrium. Een voorbeeld hiervan is de Basiliek Sainte-Marie-Madeleine van Vézelay waar een eerste portaal met timpaan, dat het laatste oordeel voorstelt, toegang geeft tot de narthex en een tweede portaal vanuit de narthex toegang geeft tot de kerk.

De algemene betekenis van atrium is een centrale ruimte in een gebouw, die van paradijs komt overeen met narthex. De ruimte werd zo genoemd, omdat er veel afbeeldingen van Adam en Eva in waren aangebracht.

Nasriden-boog

Boog vernoemd naar de Nazari dynastie (Ned. Nasriden).
Lees meer over nasridendynastie in. Wikipedia nl, Wikipedia.es.

Natuursteen

Natuursteen is in de bouwkunde en civiele techniek een gesteente, dat in de natuur wordt aangetroffen en dat na een eventuele bewerking, geschikt is als bouwmateriaal.

Natuursteen treft men aan in vele variëteiten. Naast hetgeen lokaal wordt gewonnen importeert men gesteenten uit de hele wereld in Nederland en België. Gewoonlijk wordt een onderverdeling gemaakt in:

Necropolis     (Necrópolis)

Dodenstad, begraafplaats, catacombe, kerkhof, necropool

Nis
Een nis in de St. Servaasbasiliek van Maastricht.

Een nis is een uitsparing in de dikte van een muur.

Door het aanbrengen van een nis komt het muurvlak over een bepaalde hoogte en breedte dieper te liggen dan de rest van de muur. Vaak is een nis rechthoekig van vorm, soms wordt een nis aan de bovenkant afgesloten met een boog, denk aan de rondboogfriezen bij een liseenversiering. Nissen hebben vaak een speciale functie zoals een apsis of koornis die een altaar herbergt, een graf (nisgraf) of haard (stooknis).

In een moskee geeft de mihrab of gebedsnis de gebedsrichting aan voor de gelovigen.

 
Oculus, Oculi     (Óculo)

Klein rond licht of venster. Cirkelvormige opening in een muur of koepelgewelf.
De Romeinen hebben de koepel uitgevonden en ze hadden ook al een heel slimme manier om er licht in te brengen: een rond gat, een oculus bovenin. De beroemdste koepel uit de oudheid is die van het Pantheon van Rome, deze heeft een open gat van negen meter bovenin.

Ojief
Ojief-boog

Een ojief, ogief of cyma is een bepaald profiel. De doorsnede heeft de vorm van twee gespiegelde S’en die aan onder- en bovenzijde min of meer ingekort zijn.

Er zijn twee soorten ojief: een recht ojief of cyma recta (vanboven hol en beneden bol) en een omgekeerd ojief ook hielojief of cyma reversa genaamd (vanboven bol en beneden hol).

Voor meer zie wikipedia: ojief

Ornament
Ornament

Een ornament (Latijn ornare en ornamentum, dat respectievelijk versieren en sieraad betekent) is een compositie of versieringselement dat tot doel heeft een voorwerp of gebouwen of delen daarvan te versieren of op te luisteren.

Overspanning

Een overspanning is de ruimte die door een dragend constructiedeel (bijvoorbeeld een ligger, spant, latei of boog) wordt overbrugd. Exacter gezegd, wordt er met een overspanning bedoeld de afstand tussen twee steunpunten. De precieze afstand tussen die twee steunpunten wordt door middel van een berekening bepaald en geeft de theoretische overspanning voor die situatie.

Parament

Parament is een benaming die wordt gegeven aan (meestal natuurstenen) gevelbekleding. Het betreft vaak vlakke blokken natuursteen die alleen aan de zichtzijde afgewerkt zijn, (gepareerd) meestal alleen met een grove scharreerslag (handmatige bewerkt natuurstenen met geribbeld oppervlak), maar gebijld (bewerkt met een bikhamer) of gegrendeld werk komt ook voor.

Voor meer; Zie Wikipedia

Patio     (Patio)

Een patio (van het Spaanse patio, “achtertuin” of “achterplaats”) is een ommuurde tuin of binnenplaats. Bij een patio zijn de beslotenheid en het privékarakter van belang.

Pendentief
Koepel op pendentieven (a)

Een pendentief is een boldriehoek of holle gewelfzwik die de hoeken van een vierkante of veelhoekige ruimte verbindt met een ronde koepel, een zogenaamde pendentiefkoepel. Het pendentief verdeelt de druk van de koepel gelijkmatig over de boog die hem draagt. Een voorloper van het pendentief is de tromp.

Peristyle of  Peristilium
Peristilium.

Een peristilium of peristyle hof is een door zuilengalerijen omgeven niet-overdekte ruimte in of bij een gebouw. Het woord komt van het Griekse peristylos (περίστυλος): ‘met een zuilengang omgeven’. Men gebruikt ook wel de uit het Latijn afgeleide naam quadriporticus (lett. ‘met 4 zuilengangen’).

In het oude Griekenland kwamen peristilia bijvoorbeeld voor in de palaistra van het gymnasion. In de huizenbouw werd het in Griekenland in de Hellenistische tijd toegepast als centrale binnenplaats. Via Campanië, waar onder andere in Pompeï en Herculaneum veel peristiliumhuizen zijn gevonden, kwam het naar Italië.

Pilaar, Pijler     (Pilar)

Een pijler (Latijn: pilare, afgeleid van pila of ‘paal’) is een kolom of steunpilaar (drager) met traditioneel een vierkante of rechthoekige doorsnede, die een constructieve, dragende functie heeft in een bouwwerk, bijvoorbeeld bij het ondersteunen van een balk, boog of gewelf. In tegenstelling tot een zuil, die een ronde doorsnede heeft, is bij een pijler het basement of kapiteel afwezig of slecht ontwikkeld. Ook de bij zuilen gebruikelijke verjonging, het naar boven toe smaller worden, komt bij pijlers weinig voor.

Voor meer zie: Wikipedia

Pilaster     (Pilastra)

Een pilaster is een vierkante, platte zuil of halfzuil, die op de gevel is gemetseld. Pilasters hebben een louter decoratieve functie. Ze worden vooral toegepast in het Hollands classicisme. De muurdammen worden dan versierd met pilasters.

Pinakel   (Pináculo)
Pinakel, linksboven.

Een pinakel (Latijn: pinna:andere vorm) of fioel is een slanke torenvormige beëindiging en bestaat uit een voet, schacht of lijf met daarop een spits of kepel. Het lijf is vaak vier- of achthoekig en versierd met casementen. De kepel wordt bekroond met een kruisbloem of finaal.

De pinakel komt voor op steunberen of luchtboog en boven en naast frontalen. Behalve als versiering dient de pinakel ook om het gewicht van de steunbeer te vergroten, zodat de steunbeer meer druk van de luchtbogen kan opnemen.

De pinakel komt veel voor bij de gotische kerkbouw.

Pinjante (clave pinjante)
Kapel van Saint-Denis in de kathedraal van Senlis.

Pinjante is het decoratieve ornament in de vorm van een hangende fleuron op het kruispunt van de gewelfribben. Het is de ‘versierde’ sluitsteen van een gewelf , of de centrale voussoir van een boog.

Voor meer over dit onderwerp zie de Spaanstalige: Wikipedia

Pleisterwerk

Pleister of pleistermortel is een laag mortel van enkele millimeters tot enkele centimeters dik, in hoofdzaak bestaande uit gips of kalk, soms met zand en andere toeslagen vermengd, aangebracht op een muur, gewelf of plafond. Door pleisterwerk wordt soms ook zand gedaan. Het wordt dan enigszins korrelig van structuur. Dit type muren wordt daarna afgewerkt met verf. Het doel van het pleisteren of stukadoren is om muren of plafonds vlak af te werken, zodat ze later verder afgewerkt kunnen worden. Dit wordt hedendaags meestal gedaan met een gips-spuit-machine. Deze machines zorgen ervoor dat de mortel met het water goed vermengd worden. Door middel van een mantel en een worm wordt de gemengde mortel door een slang getransporteerd en uiteindelijk in combinatie met lucht aan de wand of plafond gespoten.

Plint (architectuur) (zócalo)

Een plint of buitenplint is het onderste deel van een bouwwerk of bouwdeel. Deze onderste laag kan of anders uitgevoerd zijn of een andere functie hebben dan het bovendeel. Dit bovendeel is daarbij (veel) groter dan wel hoger dan de plint zelf. De term wordt op verschillende manieren gebruikt: als gevelplint, zuilplint of functionele plint.

In de architectuur zijn er drie soorten plinten: Gevelplint
                                                                                                Zuilplint
                                                                                                Functionele plint

Portaal     (Portada)

Een portaal (van het Latijn porta – deur, poort) is de algemene benaming van de ingang bij een groot, meestal publiek gebouw (tempel, gerechtshof, kerk, etc.) Het is een statussymbool van het gebouw. Hoe gewichtiger de functie of de bouwheer, hoe rijker het portaal werd uitgebouwd en versierd.

In de architectuur zijn er drie soorten plinten:

Portiek (Pórtico)

Een portiek is een vaak ingebouwde, aan de straatzijde geheel open ruimte, waarin zich de ingang van een gebouw bevindt.
Sommige woningen hebben een gemeenschappelijk portiek. Vaak zijn deze woningen rond een gemeenschappelijk trappenhuis gebouwd. In het algemeen zijn woningen met gemeenschappelijk portiek gespiegeld gebouwd, dat wil zeggen dat de woningen aan de linkerzijde van het portiek inwendig het spiegelbeeld van die aan de rechterzijde zijn.
Als flatwoningen direct te bereiken zijn vanaf het trappenhuis en de eventuele lift dan noemt men zulke woningen (en flatgebouwen met zulke woningen) portiekflat. Het woord portiek wordt dan (impliciet) gebruikt voor een gemeenschappelijke binnenruimte, niet in de vorm van een gang, waar huisdeuren op uitkomen.

Priesterkoor, hoogkoor, presbyterium, sanctuarium     (Coro)
Priesterkoor

Het koor, priesterkoor of hoogkoor is in de westerse bouwkunst de ruimte van een kerk waar zich het hoofdaltaar bevindt en die soms van het schip afgescheiden is door een koorhek of een doksaal.

Een hoogkoor onderscheidt zich van een normaal koor, doordat het door zijn hoogte uitsteekt of ooit uitstak boven het vloerniveau van het middenschip.

Prostylos
Prostylos

Prostylos is een Oud-Griekse tempelvorm. De kleinste versie van deze tempel bestaat uit een zaal, de naos, met daarvoor een zuilenrij, de prostylon. Bij een uitgebreidere versie van de prostylos is een pronaos tussen de naos en de prostylon aanwezig.

Reliëf
Het reliëf op de Kaaswaag in Gouda. Voorgrond in haut-reliëf, achtergrond in bas-reliëf

Verschillende soorten reliëf:

    • Een haut-reliëf (letterlijk: hoog reliëf) heeft relatief veel hoogteverschil. De voorstelling is veel volumineuzer uitgewerkt; soms zijn de figuren zelfs bijna vrijstaande beeldhouwwerken.
    • Een bas-reliëf (letterlijk: laag reliëf) heeft weinig hoogteverschil, zoals de afbeelding op een munt.
    • Ook bestaat er verder nog het verdiept reliëf, een vorm van bas-reliëf waarbij de achtergrond niet is bewerkt, maar alleen de figuur zelf is uitgehouwen uit het oppervlak.

Voor meer over reliëfs zie; Wikipedia

Retabel of altaarretabel  (retablo)

Een retabel, ook wel altaarretabel, is een schilder- of beeldhouwwerk, dat bedoeld is om in een kerkgebouw op een altaar te plaatsen of aan de muur achter een altaar te bevestigen. Meestal bestaat een retabel uit meerdere panelen, al dan niet met scharnieren aan elkaar bevestigd.

Zie wikipedia

Ribgewelf

Een ribgewelf is een type gewelf waarbij de ribben het gewelf dragen en het gewicht van de gewelfkappen op de ribben rusten. De ribben vormen de dragende constructie. De ribben van een gewelf concentreren het gewicht per travee op de omliggende pijlers, kolommen, pilasters en muren die op hun beurt de gewelfribben dragen. Op het punt waar de gewelfribben het gewicht concentreren worden bij veel kerkgebouwen steunberen en luchtbogen ingezet die voor tegendruk zorgen. De ribben rusten daarbij in de meeste gevallen op kapitelen die het gewicht doorgeven, maar in late gotiek kunnen de gewelfribben ook tenietlopen.

Voor meer info zie: Wikipedia

Romeinsbeton of Opus-caementitium

Romeins beton, ofwel opus caementicium, was een materiaal dat werd gebruikt in de bouw tijdens de late Romeinse Republiek door de hele geschiedenis van het Romeinse Rijk. Romeins beton is gebaseerd op hydraulisch bindende kalk waarbij veel van de materiaalkwaliteiten soortgelijk zijn aan modern Portlandcement.

Het gewelf van het Pantheon in Rome, is een mooi voorbeeld van een Romeinse betonconstructie.

Voor meer info zie: Wikipedia

Roosvenster    (Rozet)  (Rosetón)
Roosvenster, klooster Erbach (Beieren).

Een roosvenster is een cirkelvormig gebrandschilderd glas dat bij sommige romaanse kathedralen, maar vooral bij kerken uit de gotiek te vinden is. Er zijn ook andere vormen van roosvensters die op een façade van een kerk worden gebruikt. Het roosvenster bestaat uit maaswerk met daartussen vaak glas in lood.

Roosvenster Santa Maria del Fiore, Florence
Rondeel

Een rondeel is een halfrond bolwerk met dezelfde hoogte als de aanliggende muren en van bijzondere sterkte die het mogelijk maakte zwaar geschut te plaatsen. Vanaf het rondeel kan flankerend vuur worden gegeven. Het rondeel maakt, evenals het bolwerk en de bastei, deel uit van de verdedigingswal van een vesting.

Het rondeel is even hoog als de stadsmuur met ruimte om bovenop enkele kanonnen te plaatsen. In veel gevallen is het een tot walganghoogte afgebroken waltoren. Soms, zoals bij het rondeel ‘De Vijf Koppen’ in Maastricht, is het een speciaal gebouwd werk. Een rondeel kan beschikken over een of meer kazematten.

Een rondeel boven op een poort of brug wordt ook wel een barbacane of bruggeschans genoemd.

Ruimtelijk organisatieschema

Een ruimtelijk organisatieschema in de architectuur verwijst naar de gestructureerde indeling en rangschikking van verschillende ruimtes binnen een gebouw of complex. Het schema is ontworpen om de functionele, esthetische en praktische eisen van het gebouw te weerspiegelen en tegelijkertijd een aangename en doelmatige ruimtelijke ervaring voor de gebruikers te creëren. Het omvat de manier waarop verschillende ruimtes met elkaar verbonden zijn, hoe ze worden gerangschikt en hoe ze worden gebruikt.

Enkele belangrijke overwegingen bij het opstellen van een ruimtelijk organisatieschema zijn:

        1. Functie en gebruik: Het schema moet rekening houden met de beoogde functies van verschillende ruimtes. Er moeten logische verbindingen zijn tussen ruimtes die vaak samen worden gebruikt, terwijl ruimtes die weinig onderlinge interactie nodig hebben, mogelijk verder van elkaar verwijderd zijn.

        2. Circulatie en doorstroming: Het schema moet zorgen voor een soepele circulatie van mensen en goederen. Gangen, trappen, liften en andere circulatieroutes moeten efficiënt worden gepland om verkeerscongestie te voorkomen.

        3. Hiërarchie en relaties: Ruimtes kunnen in een hiërarchische volgorde worden geplaatst, afhankelijk van hun belang en gebruik. Dit kan worden weerspiegeld in de fysieke locatie en de grootte van de ruimtes.

        4. Privacy en interactie: Het schema moet rekening houden met de balans tussen openbare en private ruimtes. Privéruimtes zoals slaapkamers en kantoren moeten worden geplaatst op manieren die privacy bieden, terwijl gemeenschappelijke ruimtes zoals woonkamers en vergaderruimtes uitnodigend moeten zijn voor interactie.

        5. Licht en ventilatie: De positionering van ruimtes moet rekening houden met de toegang tot natuurlijk licht en frisse lucht. Dit kan invloed hebben op de plaatsing van ramen, deuren en openingen.

        6. Context en omgeving: Het ruimtelijk organisatieschema moet ook rekening houden met de context van het gebouw, zoals de oriëntatie ten opzichte van de zon, het uitzicht en de omringende omgeving.

Het uiteindelijke doel van een ruimtelijk organisatieschema is om een gebouw te creëren dat zowel functioneel als esthetisch aantrekkelijk is, en dat voldoet aan de behoeften en verwachtingen van de gebruikers. Het schema is vaak het resultaat van nauw overleg tussen architecten, ontwerpers en opdrachtgevers om de best mogelijke ruimtelijke ervaring te bereiken.

Rustica of bruutwerk  (almohadillo)
Almohadillo bewerkte steen.

Rustica of bruutwerk is een vorm van materiaalbewerking in de bouwkunde. Het bewerken van stenen voor rustica noemt men boucharderen.

Rustica staat voor het gebruiken van ruw blokwerk in de sokkel van de gevels van gebouwen, in de omlijsting van poorten of in cordons. Met name bij de Italiaanse palazzi uit de renaissance werden Opera Rustica vaak toegepast. Het brengt veel reliëf (diepe en brede groeven) in de gevel en het geeft de gevel bovendien een robuuster karakter. Het doel van de toepassing van rustica is het vergroten van contrast met egale delen of het bewerkstelligen van een landelijke uitstraling. Toch komt er nog veel vakmanschap aan te pas om de blokken te kunnen hanteren in het eigenlijke metselwerk.

Voor een uitgebreidere uitleg hier een verwijzing naar de Engelse Wikipedia: Rustication

Eén van de bewerkingen van de stenen die we veel in de Spaanse renaissance tegenkomen noemt men daar Almohadillo

Naar boven
Annountations

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2023-06-10

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles.
Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0

Other references are:

The photos/images are licensed under Wikimedia Creative Commons: CC0 1.0CC BY 1.0, CC BY-SA 1.0, CC BY 2.0, CC BY-SA 2.0, CC BY-NC-SA 2.0, CC BY 2.5, CC BY-SA 2.5, CC BY 3.0, CC BY-SA 3.0, CC BY 4.0, CC BY-SA 4.0, Free Art License 1.3, GNU version 2, GNU version 3 or Public Domain

If you click on one of the links below, you will find the full information of these photos/images, the author, or the license.

Coralma*, is own work that mostly can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.


Eetsnob

eten met passie

Jan Woordenaar Bontje - CULTUUR

Aforismen, bontjes, columns, gedachten, gedichten, haibun, haiku, kyoka, literatuur, poëzie, proza, snelsonnetten, tanka.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, reizen, foto's, gedachten en meer.

De niet genomen weg

Fietsen, wandelen, foto's, gedachten en meer.

MONTSE ANTARES BLOG CINEMA

BANDAS SONORAS.. SOUNDTRACKS.. Y MÁS