Flaviobriga

Kaartje van het Iberisch schiereiland met daarop als een rode punt aangegeven de lacatie van Flaviobriga, dat ongeveer overeen moet komen met het huidige Castro Urdiales in Cantabria.
De locatie van Flaviobriga dat ongeveer overeenkomt met de locatie van Castro Urdiales.

Flaviobriga (letterlijk ‘versterkte stad van Flavius’ in het Latijn). Het werd vernoemd naar de gens van keizer Titus Flavius Vespasianus (Romeins keizer, 69 – 79). Flaviobriga was een Romeinse kolonie in Hispania. Het werd waarschijnlijk gesticht in het jaar 74, tijdens het bewind van de Romeinse keizer Vespasianus. De kolonie werd  gesticht op een reeds bestaande inheemse nederzetting, Portus Amanum (“Haven van de Amanos”).

Gegevens
Entiteit Colonia
Land Romeinse Imperium
Provincie Tarraconense
Conventus Conventus Cluniensis
Gesticht 74 v.Chr.
Momenteel corresponderend met: Castro- Urdiales (Cantabria)

Flaviobriga werd geïdentificeerd met het huidige Castro-Urdiales (Cantabria). Dit werd bevestigd door de vondst van talrijke Romeinse overblijfselen in deze stad. Er werden vele artefacten aangetroffen, waaronder terra sigillata, een bronzen Neptunus en milliaria. Deze vondsten tonen aan dat het om een stedelijk centrum van bijzonder belang gaat. In de buurt van Castro-Urdiales werd de beroemde pátera de Otañes gevonden.

Oorsprong


Vanwege de verschillende beschrijvingen van de Cantabrische kust door Romeinse historici, bestaan er discrepanties. Het is onduidelijk of de oorspronkelijke nederzetting zich op het grondgebied van de Vardulos of de Autrigones bevond.

Herdenkingsplaat van de stad Castro-Urdiales aan de Romeinse keizer Caesar Vespasian Augustus, stichter van de kolonie Flaviobriga.

Strabo, Pomponius Mela en Plinius de Oudere vermelden dat het zich in het gebied van de Vardulos bevond. Plinius specificeert dat Portus Amanum een van hun belangrijkste steden was. Het was het Romeinse Flaviobriga. Het huidige Castro-Urdiales ontleent zijn naam aan Castrum Vardulies.

Ptolemaeus daartegenover zegt dat dit deel van de kust tot het land van de Autrigonen behoorde.

Claudio Ptolemaeus  (Grieks astroloog, astronoom, geograaf, wiskundige en muziektheoreticus) vermeldt dat dit deel van de kust behoorde tot het grondgebied van de Autrigones.

Later, in de 10e eeuw, schrijft Luitprand dat Flaviusbriga de hoofdstad was van de Amanos een volk dat deel uit maakt van de Autrigonen.

Een mogelijke verklaring voor deze discrepanties zou kunnen zijn dat de Caristios en Autrigonen deel uitmaakten van de Várdulos.

Romeinse kolonie


De naam Flauiobriga is een hybride plaatsnaam die is samengesteld uit het Latijnse element Flauius en het Keltische element briga. Het eerste deel van deze naam suggereert dat de kolonie werd gesticht in de tijd van de Flavische dynastie. Deze periode omvat de jaren 69 tot 96 n.Chr. Het was een kolonie binnen het Convento jurídico cluniense.

Bronzen beeldje van de zogenaamde Cantabrische Neptunus, uit het heuvelfort van Pico Cueto, bewaard in het Museum voor Prehistorie en Archeologie van Cantabria.

De belangstelling van de Romeinen voor dit gebied kan verschillende redenen hebben gehad. Ten eerste een militaire reden, namelijk controle, en mogelijk ook de vestiging van ontslagen soldaten. Hierover verschillen de meningen van verschillende auteurs. Sommigen kiezen voor de veteranen van de Joodse oorlog. Anderen associëren het met groepen Cantabrische soldaten. Deze soldaten verdedigden de grenzen van de Rijn. Ze namen ook deel aan de strijd tegen de opstand van de Bataven. Een andere reden zou economisch kunnen zijn geweest. Het diende als bewaking en bestuur van een rijke mijnbouwregio. In het centrum van deze regio lag de kolonie. Ten oosten ervan lagen de ijzerertsafzettingen van Somorrostro. Ten westen ervan lagen die van Peña Cabarga (een kalksteenmassief in Cantabria). Het ging niet alleen om het bewaken van de metaalhandel. Het was ook belangrijk om de mijnwerkersbevolking, die uit slaven bestond, te controleren.

Flavióbriga had een strategische ligging met belangrijke communicatieroutes die het verbond met andere regio’s, zoals Aquitania. Eén van deze wegen, gedocumenteerd door milliaria, is bewaard gebleven in Otañes en verbond Flavióbriga met Pisoraca (Herrera de Pisuerga) door de Mena-vallei.

De colonia behield haar belang in de 2e en 3e eeuw tot haar verval in de 4e eeuw, zoals blijkt uit de bouw van de muur in het jaar 140 en de reparatie van de weg die haar verbond met het binnenland in 237, het voorlaatste jaar van keizer Maximinus, zoals is vastgelegd op een kolom op die weg, gevonden in de buurt van Valmaseda, waarop staat:

  IMP(eratori) CAESARI G(aio!) IU[l]IO VERO / MAXIMINO PIO FELICI AUG(usto) GERMANICO / MAX(imo) DACICO MAX(imo) SARMATICO MAX(imo) / PONT(ifici) MAX(imo) TRIB(unicia) POT(estate) V IMP(eratori) VII P(atri) P(atriae) / PROCO(n)S(uli) / G(aio!) IULIO VERO MAX(imo) NOB(ilissimo) CAESARI / GERMANICOMAX(imo) DACICO MAX(imo) / SARMATICO MAX(imo) P[r]INCIPE IU(v)ENTUTIS / FIL(io) D(omini) N(ostri) / IMP(eratoris) G(ai!) IULI VERI MAXIMINI P(ii) F(elicis) AUG(usti) / VIAS ET PONTES TEMPORE VETUSTATIS / CONLAPSOS RESTITUERUNT / CURAN(te) Q(uinto) DECIO lEG(ato) AUGG(ustorum) PR(o) PR(aetore) C(larissimo) V(iro)
Aan keizer Caesar Gaius Julius Verus Maximianus, (…) omdat hij de bruggen die door hun ouderdom waren omgevallen, herstelden en herbouwden; zorgde ervoor,Quintus Decius, Kapitein van het Legioen Augusta Gemina van de Praetorianen.

Zoals veel dorpen aan de Cantabrische kust werd het waarschijnlijk verwoest door de Herulen of de Visigoten in de 5e eeuw. Volgens de kroniek van Hydatius, die verwijst naar het jaar 426, toen Theodorico I de Herulen of Sueven versloeg bij de rivier Órbigo.

  Ad sedes propias redeuntes, Cantabriarum et Vardaliarum loca maritima crudelissme deproedatio sunt
Terugkerend naar hun eigen gebieden, de maritieme regio’s, Cántabros en Várdulos
worden ze wreed uitgeroeid.

Het is niet bekend of Flaviobriga in die oorlogen, of later, verdween, of dat het gewoon niet verdween. De misleidende kroniek van Haubertus zegt dat het werd hersteld of herbouwd door de Cantabriërs in het jaar 585. In ieder geval zou de ontwikkeling ervan worden hervat in de middeleeuwen.

De Middeleeuwen

Het werd waarschijnlijk aangevallen door de Noormannen, die in 846 met hun schepen de Cantabrische Zee overstaken. Daarna is er geen betrouwbaar historisch nieuws meer tot 1037, toen het deel ging uitmaken van het koninkrijk van Pamplona; Op 28 mei 1040 schonk García IV van Nájera in een contrato de arras (een privécontract waarbij partijen het eens worden over het reserveren van de aankoop van roerende of onroerende goederen) aan zijn vrouw Estefanía, Sámano en Castro naast andere gebieden, met hun bijbehorende heren, de gebroeders ‘Belacoz’, met de Navarrese namen Lope en Galindo, en mogelijk ook Garcea Ciclave of de Bedoya, in de kleinere aangrenzende regio van Sámanos, die blijkbaar verwant zijn aan de vroegere afwisselende graven van Álava/Castilla en de daaropvolgende herenhuizen van Ayala, Mena en Vizcaya, die volgens het cartularium tijdens interdynastieke conflicten overgingen in dienst van de koning van Castilla, waardoor het voormalige Flaviobriga/Castro Urdiales en de hele kust vanaf de Nervión (rivier die door Bilbao loopt) binnen de Castiliaanse sfeer bleven, onder deze herenfamilies; In 1163 verleende Alfonso VIII, in Burgos, de fuero van Logroño aan Castro Urdiales.

Archeologische restanten


Aan het einde van de 18e eeuw verscheen er een Romeinse milliarium in Otañes, die tot voor kort voor de kerk van Santa María de Castro Urdiales stond, waar hij is weggehaald om verval te voorkomen. De volgende inscriptie staat op de milliarium:

NERO.CLAUDIUS.DIVI.
CLAUDI.F.CAESAR.AVG.
GER.PONT.MAX.TRIB.
POTESTATE.VIII.
IMP.IX.COS.III.
A.PISORACA.M.
CLXXX.

Vrij vertaalt staat er dat de milliarium werd geplaatst op 180 mijl van Pisuerga, in het 9e jaar van keizer Caesar Augustus en Pontiff Maximus Claudius Nero Germanicus, zoon van de goddelijke Claudius na acht keer tribuun en drie keer consul te zijn geweest, (het jaar 63 van onze jaartelling).

Er is ook een zilveren bord gevonden dat bekend staat als het Pátera de Otañes (bord van Otañes). Het heeft vergulde reliëfs met verschillende figuren en bomen.

Kleinere replica van de Romeinse pátera van Otañes, die zich in het Museum voor Prehistorie en Archeologie van Cantabria (MUPAC) bevindt. Het gefotografeerde stuk is een replica, want het origineel, gemaakt van goud en zilver en ongeveer 21 cm in diameter, is privébezit van de familie Torre de Otañes, wordt bewaard in een bank en wordt niet tentoongesteld. Het origineel, gedateerd tussen de 1e en 4e eeuw na Christus, werd rond 1880 ontdekt in de grot van Otañes in Castro Urdiales (Cantabria).

In 1866, toen de muren van Castro Urdiales werden afgebroken om de stad te verbreden, werden in de fundamenten twee Romeinse medailles gevonden, een van Antoninus Pius en de andere van zijn vrouw Faustina, die de muren van Flaviobriga dateren tussen 138 en 142 na Christus.

In de loop der jaren zijn er Romeinse munten gevonden in El Pedregal, La Plazuela en bij Urdiales.


Naar boven

Verwant aan dit onderwerp:

Annotations

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2025-12-11

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and worked on these articles.

        • Spanish Wikipedia|titel=Flaviobriga|pagecode=158633393| date=20240520
        • Spanish Wikipedia|titel=Pátera de Otañes|pagecode=158664706| date=20240520

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0.


Full information of these photos/images, the author, or the license.

Coralma*, is own work that mostly can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.