
Christoffel Columbus, in Spanje noemen ze hem Cristóbal Colón of kortweg Colón
Christoffel Columbus, Cristoforo Colombo, in het Italiaans, of Christophorus Columbus, in het Latijn. Zijn afkomst is omstreden, deskundigen neigen naar Genua, Republiek Genua, waar hij mogelijk geboren werd op 31 oktober 1451. Bekend is dat hij stierf in Valladolid op 20 mei 1506 en dat hij navigator, cartograaf, admiraal, onderkoning en gouverneur-generaal van West-Indië in dienst van de Kroon van Castilla was. Hij deed de zogenaamde ontdekking van Amerika op 12 oktober 1492, toen hij het eiland Guanahani op de Bahama’s bereikte.
Columbus, in Spanje beter bekend als Cristóbal Colón of kortweg Colón, was de grootste ontdekkingsreiziger uit het tijdperk van de grote ontdekkingen. Hij maakte naam door zijn ontdekking van Amerika onder Spaanse vlag in 1492, hij werd namelijk gesponsord door de Katholieke Koningen (Isabel I van Castilla en Fernando II van Aragón). Columbus dacht, na het oversteken van de Atlantische Oceaan, Indië bereikt te hebben, maar was in werkelijkheid gestuit op een (voor hem en zijn plaats- en tijdgenoten) Nieuwe Wereld. In Spanje werd dit “nieuwe land” dan ook Las Indias (u zult het wel vaker tegengekomen zijn in de website van Spaanse Verhalen) genoemd en kwamen zijn bewoners aan hun naam, Indianen. Zijn ontdekking van Amerika vormt een keerpunt in de wereldgeschiedenis, waarvan de betekenis nauwelijks overschat kan worden. Europese machten koloniseerden de beide Amerikaanse continenten. De ruime hoeveelheden land en grondstoffen speelden een rol bij de opkomst van Europa als het overheersende continent in de wereld.
Even opmerkelijk als de ontdekkingen van Columbus is diens eigen levensloop. Ondanks zijn eenvoudige komaf wist hij zich toegang te verschaffen tot de koninklijke hoven van Portugal en Spanje om daar zijn plannen voor een westwaartse route naar Azië te bepleiten. Op basis van zijn praktische ervaringen op zee en, foutieve, geografische veronderstellingen argumenteerde hij dat dit een korte oversteek zou zijn. Na jarenlang lobbyen kreeg hij groen licht van koningin Isabel I van Castilla. In vier ontdekkingsreizen bracht hij een groot deel van het Caraïbisch gebied in kaart. Columbus werd tevens gouverneur van de Spaanse kolonie La Española (Hispaniola in het Nederlands, het huidige Haïti (37%) en de Dominicaanse Republiek (63%)), maar was als bestuurder geen succes. Hij bleek niet in staat een effectief gezag op te bouwen en werd in 1500 ontheven uit zijn functie. Op Hispaniola (La Española) zette Columbus wel de toon voor de Spaanse overheersing van de inheemse volken van de Nieuwe Wereld door de plaatselijke Taíno gewelddadig te onderwerpen. Na een laatste tocht naar Midden-Amerika stierf hij in 1506, nog steeds in de overtuiging dat hij Azië had bereikt.
| Onderkoning van de Indias (Hispaniola) (nominale titel uit 1500) |
| 12 okt. 1492 – 20 mei 1506 | |
| Monarchen | Katholieke koningen |
| Opvolger | Diego Columbus (uit 1511, rechtzaken van Columbus |
| Gouverneur-Generaal van het onderkoningdom Indië (Hispaniola) |
| 17 apr. 1492 – 10 mrt 1496 | |
| Monarchen | Katholieke koningen |
| Voorganger | Bartholomeus Columbus (in de eerste plaats als Adelantado (titel door koning aangesteld) en daarna als gouverneur-generaal van Indië (Hispaniola)) |
| Opvolger | Francisco de Bobadilla (als vierde gouverneur-generaal van Indië (Hispaniola)) |
| Persoonlijk informatie |

Columbus groeide op aan de kust van Ligurië, ging op jonge leeftijd de zee op en reisde veel, zo ver naar het noorden als de Britse eilanden en zo ver naar het zuiden als wat nu Ghana is. Hij trouwde met de Portugese edelvrouw Filipa Moniz Perestrelo, die een zoon Diego baarde, en verbleef enkele jaren in Lissabon. Later had hij een Castiliaanse minnares, Beatriz Enríquez de Arana, die een zoon Ferdinand baarde.
Columbus was grotendeels autodidact en had kennis van aardrijkskunde, astronomie en geschiedenis. Hij ontwikkelde een plan om een westelijke zeepassage naar Oost-Indië te zoeken, in de hoop te kunnen profiteren van de lucratieve specerijenhandel. Na de oorlog in Granada en het aanhoudende lobbyen van Columbus bij meerdere koninkrijken, stemden de Katholieke vorsten, waarvan koningin Isabella I doorslaggevend was, ermee in om een reis naar het westen te sponsoren. Columbus verliet Castilla in augustus 1492 met drie schepen en landde op 12 oktober in Amerika. Zijn landingsplaats was een eiland in de Bahama’s, dat bij de oorspronkelijke bewoners bekend stond als Guanahani. Daarna bezocht hij de eilanden die nu bekend staan als Cuba en Hispaniola (Haïti en Dominicaanse Republiek, wat in het Spaans La Española heet), waar hij een kolonie vestigde in wat nu het Haïtiaanse deel van het eiland is. Columbus keerde begin 1493 terug naar Castilla met gevangen inboorlingen. Het nieuws van zijn reis verspreidde zich al snel door heel Europa.
Hij maakte daarna nog drie reizen naar Las Indias (het begrip Indië in het Nederlands is verschillend aan het Spaanse begrip van Las Indias, zie boven) en hoewel hij misschien niet de eerste Europese ontdekkingsreiziger van Amerika was, wordt hij beschouwd als de ontdekker van een nieuw continent, en voor Europa de ‘Nieuwe Wereld’, omdat hij de eerste was die een route over de Atlantische Oceaan uitstippelde en het nieuws verspreidde. Dit was een beslissende impuls voor de wereldwijde expansie van de Europese beschaving en voor de verovering en kolonisatie van het Amerikaanse continent door verschillende grootmachten.
Tijdens deze reizen verkende hij de Kleine Antillen, in 1493, Trinidad en de noordkust van Zuid-Amerika, in 1498, en de oostkust van Midden-Amerika, in 1502. Veel namen die hij gaf aan geografische kenmerken, vooral eilanden, zijn nog steeds in gebruik. Hij gaf de naam indios (“Indianen”) aan de inheemse volken die hij tegenkwam. Het is onzeker in hoeverre hij zich ervan bewust was dat de Amerika’s een geheel aparte landmassa waren; hij heeft nooit duidelijk afstand gedaan van zijn overtuiging dat hij het Verre Oosten had bereikt.
Wat interesseert u het meest:
Als koloniaal gouverneur werd Columbus door zijn tijdgenoten beschuldigd van aanzienlijke wreedheid en hij werd al snel uit zijn ambt ontheven. Tijdens zijn heerschappij in Hispaniola werden de Tainos gedecimeerd en onder de kolonisten verdeeld en als slaven verkocht. Ook nu zijn er nog maar enkele overlevende van deze stam. Sommige historici hebben de beschuldigingen van genocide die anderen tegen hem hebben geuit, ontkend. De gespannen relaties van Columbus met de Kroon van Castilla en zijn aangestelde koloniale bestuurders in Amerika leidden tot zijn arrestatie en uitwijzing uit Hispaniola in 1500, en later tot langdurige rechtszaken over de privileges die de kroon volgens hem en zijn erfgenamen aan hen verschuldigd waren.
Columbus werd alom gevierd in de eeuwen na zijn dood, maar het publieke inzicht brak in de 21e eeuw. Men kreeg meer aandacht voor de schade die onder zijn bestuur was aangericht. Met name het begin van de ontvolking van de inheemse Taíno, veroorzaakt door ziekten uit de Oude Wereld en mishandeling, waaronder slavernij.
Veel plaatsen op het westelijk halfrond dragen zijn naam, waaronder het Zuid-Amerikaanse land Colombia, de Canadese provincie British Columbia, de Amerikaanse hoofdstad van Ohio, Columbus, en het Amerikaanse District Columbia van de hoofdstad Washington D.C..
De expedities van Columbus luidden een eeuwenlange periode van verkenning, verovering en kolonisatie in, waardoor Amerika binnen de Europese invloedssfeer kwam. De overdracht van planten, dieren, edele metalen, cultuur, technologie, menselijke populaties (en daarmee ziekten) en ideeën tussen de Oude en Nieuwe Wereld die volgde op zijn eerste reis staat bekend als de Colombiaanse uitwisseling. Deze gebeurtenissen en de gevolgen die tot op de dag van vandaag voortduren, worden vaak het begin van de moderne tijd genoemd.
Zijn jongere jaren

Het vroege leven van Columbus is onduidelijk, maar geleerden geloven dat hij tussen 25 augustus en 31 oktober 1451 werd geboren in de Republiek Genua. Zijn vader was Domenico Colombo, een wolwever die in Genua en Savona werkte en een kaaskraam bezat waar de jonge Christoffel werkte. Zijn moeder was Susanna Fontanarossa. Toen Columbus werd geboren kreeg hij van zijn ouders de Genuese naam Cristoffa Corombo. Als we de naam ontleden dan zou Cristoforo, hij die Christus draagt, betekenen en Colombo zou in het Italiaans voor Duif staan. Hij had drie broers, Bartholomeus, Giovanni Pellegrino en Giacomo (ook Diego genoemd), en een zus, Bianchinetta. Bartholomeus runde een cartografisch atelier in Lissabon gedurende tenminste een deel van zijn volwassen leven.
In een van zijn geschriften zegt hij dat hij op zijn 14e naar zee ging. In 1470 verhuisde de familie naar Savona, waar Domenico een taverne overnam. Sommige moderne auteurs hebben beweerd dat hij niet uit Genua kwam, maar uit de regio Aragón in Spanje of uit Portugal. Deze concurrerende hypotheses zijn door de meeste geleerden verworpen.

In 1473 begon Columbus zijn leertijd als handelsagent voor de rijke families Spinola, Centurione en Di Negro in Genua. Later maakte hij een reis naar het Griekse eiland Chios in de Egeïsche Zee, dat toen onder Genua viel. In mei 1476 nam hij deel aan een gewapend konvooi dat door Genua werd gestuurd om waardevolle lading naar Noord-Europa te vervoeren. Hij bezocht waarschijnlijk Bristol, Engeland, en Galway, Ierland, waar hij mogelijk de St. Nicholas’ Collegiate Church bezocht. Er wordt gespeculeerd dat hij in 1477 naar IJsland ging, maar veel geleerden betwijfelen dit. Het is bekend dat hij in de herfst van 1477 op een Portugees schip van Galway naar Lissabon voer, waar hij zijn broer Bartholomeus aantrof en zij handel bleven drijven voor de familie Centurione. Columbus verbleef van 1477 tot 1485 in Lissabon. In 1478 stuurden de Centuriones Columbus op een inkoopreis voor suiker naar Madeira. Hij trouwde met Felipa Perestrello e Moniz, dochter van Bartolomeu Perestrello, een Portugese edelman van Lombardische afkomst, die donataire kapitein van Porto Santo was geweest. In die tijd woonde hij in Porto Santo in Madeira. Zijn vrouw Felipa, uit de Portugese hogere klasse, opende deuren voor hem om zijn project voor te bereiden.

In 1479 of 1480 werd Columbus’ zoon Diego geboren. Tussen 1482 en 1485 dreef Columbus handel langs de kusten van West-Afrika en bereikte de Portugese handelspost Elmina aan de kust van Guinea in het huidige Ghana. Voor 1484 keerde Columbus terug naar Porto Santo om te ontdekken dat zijn vrouw was overleden. Hij keerde terug naar Portugal om haar nalatenschap te regelen en Diego mee te nemen.
Hij vertrok in 1485 van Portugal naar Castilla, waar hij in 1487 een minnares vond, een 20-jarige wees Beatriz Enríquez de Arana. Het is waarschijnlijk dat Beatriz Columbus ontmoette toen hij in Córdoba was, een verzamelplaats voor Genuese kooplieden en waar zich met tussenpozen het hof van de Katholieke vorsten bevond. Beatriz, toen nog ongetrouwd, beviel in juli 1488 van de tweede zoon van Columbus, Fernando Columbus, genoemd naar de vorst van Aragón. Columbus erkende de jongen als zijn nakomeling. Columbus vertrouwde zijn oudere, wettige zoon Diego toe om voor Beatriz te zorgen en het pensioen te betalen dat voor haar was gereserveerd na zijn dood, maar Diego was nalatig in zijn taken.

Columbus leerde Latijn, Portugees en Castiliaans. Hij las veel over astronomie, geografie en geschiedenis, waaronder de werken van Ptolemaeus, Pierre d’Ailly’s Imago Mundi, de reizen van Marco Polo en Sir John Mandeville, Plinius’ Natural History en Paus Pius II’s Historia rerum ubique gestarum. Volgens historicus Edmund Morgan,
Columbus was geen geleerde man. Toch bestudeerde hij deze boeken, maakte er honderden aantekeningen in en kwam met ideeën over de wereld die karakteristiek eenvoudig en sterk en soms verkeerd waren ….
Zoektocht naar Azië
Achtergrond
Tijdens de hegemonie van het Mongoolse Rijk over Azië en de Pax Mongolica (Mongoolse – of minder bekend, de Tartaarse Vrede) genoten Europeanen lange tijd van een veilige doorgang over land over de Zijderoute naar India, delen van Oost-Azië, waaronder China en Maritiem Zuidoost-Azië, die bronnen waren van waardevolle goederen. Met de val van Constantinopel in 1453, in handen van het Ottomaanse Rijk, werd de Zijderoute afgesloten voor christelijke handelaren.

In 1474 stelde de Florentijnse astronoom Paolo dal Pozzo Toscanelli aan koning Afonso V van Portugal voor dat westwaarts varen over de Atlantische Oceaan een snellere manier zou zijn om de Molukken, China, Japan en India te bereiken dan de route rond Afrika, maar Afonso verwierp zijn voorstel.
In 1480 stelden Columbus en zijn broer een plan voor om Indië te bereiken door naar het westen te zeilen. Columbus schreef naar verluidt naar Toscanelli in 1481 en ontving aanmoedigingen, samen met een kopie van een kaart die de astronoom aan Afonso had gestuurd en die suggereerde dat een westwaartse route naar Azië mogelijk was. De plannen van Columbus werden bemoeilijkt door de ronding van Kaap de Goede Hoop door Bartolomeu Dias in 1488, die de Kaaproute rond Afrika naar Azië voorstelde.
Columbus moest tot 1492 wachten tot en koningin Isabella van Spanje haar steun gaf aan zijn reis over de Atlantische Oceaan om goud, specerijen, een veiliger route naar het Oosten en bekeerlingen voor het christendom te vinden.
Carol Delaney (amerikaans antropologe en schrijfster) en andere commentatoren hebben betoogd dat Columbus een christelijke milennialist en apocalypticus was en dat deze overtuigingen zijn zoektocht naar Azië op verschillende manieren motiveerden. Columbus schreef vaak over het zoeken naar goud in de logboeken van zijn reizen en schrijft over het verwerven ervan “in een zodanige hoeveelheid dat de vorsten … zich zullen inzetten en voorbereiden om het Heilig Graf te gaan veroveren” in een vervulling van Bijbelse profetie. Columbus schreef vaak over het bekeren van alle rassen tot het christendom. Abbas Hamandi stelt dat Columbus gemotiveerd werd door de hoop om “Jeruzalem uit moslimhanden te bevrijden” door “gebruik te maken van de middelen van nieuw ontdekte landen”.
Geografische overwegingen
Ondanks een populaire misvatting van het tegendeel, wisten bijna alle goed opgeleide westerlingen in de tijd van Columbus dat de aarde bolvormig is, een concept dat al sinds de oudheid bekend was. De technieken van hemelnavigatie, die gebruik maakt van de positie van de zon en de sterren aan de hemel, waren al lang in gebruik bij astronomen en begonnen nu ook door zeelieden te worden toegepast.
Al in de 3e eeuw v.Chr. had Eratosthenes de omtrek van de Aarde correct berekend door eenvoudige meetkunde te gebruiken en de schaduwen te bestuderen die werden geworpen door objecten op twee afgelegen locaties. In de 1e eeuw v.Chr. bevestigde Posidonius de resultaten van Eratosthenes door sterrenwaarnemingen op twee verschillende locaties te vergelijken. Deze metingen waren algemeen bekend onder geleerden, maar het gebruik van de kleinere, ouderwetse afstandseenheden door Ptolemaeus leidde ertoe dat Columbus de grootte van de aarde met ongeveer een derde onderschatte.
Drie kosmografische parameters bepaalden de grenzen van Columbus’ onderneming: de afstand over de oceaan tussen Europa en Azië, die afhing van de omvang van het oecumene, dat wil zeggen de Euraziatische landmassa die zich van oost naar west uitstrekte tussen Spanje en China; de omtrek van de aarde; en het aantal mijlen of leuga’s in een lengtegraad, dat kon worden afgeleid uit de theorie van de relatie tussen de grootte van het wateroppervlak en het land, zoals die in de middeleeuwen door de volgelingen van Aristoteles werd aangehangen.

Uit de Imago Mundi van Pierre d’Ailly (1410) maakte Columbus kennis met de schatting van Alfraganus dat een breedtegraad (gelijk aan ongeveer een lengtegraad langs de evenaar) 56,67 Arabische mijlen omspande (gelijk aan 66,2 zeemijlen, 122,6 kilometer of 76,2 mi), maar hij realiseerde zich niet dat dit werd uitgedrukt in de Arabische mijl (ongeveer 1.830 meter of 1,14 mi) in plaats van de kortere Romeinse mijl (ongeveer 1.480 m) waarmee hij bekend was. Columbus schatte daarom de grootte van de aarde op ongeveer 75% van de berekening van Eratosthenes en de afstand westwaarts van de Canarische Eilanden naar Indië op slechts 68 graden, wat overeenkomt met 3.080 nmi (5.700 km; 3.540 mi) (een fout van 58%).
De meeste geleerden uit die tijd accepteerden de schatting van Ptolemaeus dat Eurazië 180° lengte overspande, in plaats van de werkelijke 130° (tot het Chinese vasteland) of 150° (tot Japan op de breedte van Spanje). Columbus geloofde in een nog hogere schatting, waardoor er een kleiner percentage overbleef voor water. In d’Ailly’s Imago Mundi las Columbus de schatting van Marinus van Tyrus dat de lengte van Eurazië 225° was op de breedte van Rhodos. Sommige historici, zoals Samuel Morison, hebben gesuggereerd dat hij de uitspraak in het apocriefe boek 4 Esdras (6:42) volgde dat “zes delen [van de aardbol] bewoonbaar zijn en de zevende bedekt is met water.” Hij was ook op de hoogte van Marco Polo’s bewering dat Japan (dat hij “Cipangu” noemde) zo’n 2.414 km ten oosten van China (“Cathay”) lag, en dichter bij de evenaar dan het nu is. Hij werd beïnvloed door Toscanelli’s idee dat er nog verder naar het oosten dan Japan bewoonde eilanden waren, waaronder het mythische Antillia, dat volgens hem niet veel verder naar het westen lag dan de Azoren.
Op basis van zijn bronnen schatte Columbus de afstand van de Canarische Eilanden westwaarts naar Japan op 2400 nmi (4.400 km; 2.800 mi); de werkelijke afstand is 19.600 km (10.600 nmi; 12.200 mi). Geen enkel schip in de 15e eeuw kon genoeg voedsel en vers water meenemen voor zo’n lange reis en de gevaren van het navigeren door de onbekende oceaan zouden formidabel zijn geweest. De meeste Europese navigators concludeerden redelijkerwijs dat een westwaartse reis van Europa naar Azië onhaalbaar was. De Katholieke vorsten echter, die de Reconquista hadden voltooid, een dure oorlog tegen de Moren op het Iberisch schiereiland, wilden graag een voorsprong op andere Europese landen in de zoektocht naar handel met Indië. Het project van Columbus, hoewel vergezocht, hield de belofte van zo’n voordeel in.
Nautische overwegingen
Hoewel Columbus zich vergiste in het aantal lengtegraden dat Europa van het Verre Oosten scheidde en in de afstand die elke graad vertegenwoordigde, maakte hij wel gebruik van de passaatwinden, die de sleutel zouden blijken te zijn tot zijn succesvolle navigatie over de Atlantische Oceaan. Hij was van plan om eerst naar de Canarische Eilanden te varen voordat hij met de noordoostelijke passaatwind verder naar het westen ging. Voor een deel van de terugweg naar Spanje zou hij tegen de wind in moeten zeilen met een lastige zeiltechniek die laveren wordt genoemd, waarbij heel langzaam vooruitgang wordt geboekt. Om de terugreis effectief te maken, zou Columbus de krommende passaatwinden noordoostwaarts moeten volgen naar de middelste breedtegraden van de Noord-Atlantische Oceaan, waar hij de “westenwindgordel” zou kunnen vangen die oostwaarts naar de kust van West-Europa waaien.
De navigatietechniek voor reizen op de Atlantische Oceaan lijkt als eerste te zijn geëxploiteerd door de Portugezen, die het de volta do mar (‘terugkeer van de zee’) noemden. Door zijn huwelijk met zijn eerste vrouw, Felipa Perestrello, had Columbus toegang tot de zeekaarten en logboeken die hadden toebehoord aan haar overleden vader, Bartolomeu Perestrello, die als kapitein in de Portugese marine had gediend onder prins Hendrik de Zeevaarder. In de kaartenmakerij waar hij met zijn broer Bartholomeus werkte, had Columbus ook volop de gelegenheid om de verhalen van oude zeelieden over hun reizen naar de westelijke zeeën te horen, maar zijn kennis van de Atlantische windpatronen was nog onvolmaakt ten tijde van zijn eerste reis. Door tijdens het orkaanseizoen vanaf de Canarische Eilanden naar het westen te varen, langs de zogenaamde paardenbreedte van het midden van de Atlantische Oceaan, riskeerde hij te worden gekalmeerd en op een tropische cycloon te stuiten.
De zoektocht naar financiële steun voor een reis
Rond 1484 stelde Columbus zijn geplande reis voor aan koning Juan II van Portugal. De koning legde Columbus’ voorstel voor aan zijn adviseurs, bisschop Diego Ortiz en de joden Maese Rodrigo en Maese Vizinho, die het terecht afwezen omdat Columbus’ schatting voor een reis van 2400 mijl slechts een kwart was van wat het had moeten zijn. In 1488 deed Columbus opnieuw een beroep op het hof van Portugal en Juan II verleende hem opnieuw audiëntie. Die ontmoeting bleek ook geen succes, deels omdat Bartolomeu Dias niet lang daarna terugkeerde naar Portugal met nieuws over zijn succesvolle ronding van de zuidpunt van Afrika (Kaap de Goede Hoop). Ook was de Vlaming Ferdinand van Olmen hem in 1487 voorafgegaan, deze was westwaarts vertrokken vanaf de Azoren, maar daarna heeft niemand meer iets van hem vernomen.
Columbus zocht een audiëntie bij de vorsten Fernando II van Aragón en Isabel I van Castilla, die door te trouwen verschillende koninkrijken op het Iberisch schiereiland hadden verenigd en nu samen regeerden (de Katholieke vorsten). Op 1 mei 1486, nadat toestemming was verleend, presenteerde Columbus zijn plannen aan koningin Isabella, die het op haar beurt doorverwees naar een commissie. De geleerden van Spanje antwoordden, net als hun tegenhangers in Portugal, dat Columbus de afstand naar Azië schromelijk had onderschat. Ze verklaarden het idee onpraktisch en adviseerden de Katholieke vorsten om de voorgestelde onderneming te laten schieten. Om Columbus ervan te weerhouden zijn ideeën elders uit te voeren, en misschien om hun opties open te houden, gaven de vorsten hem een toelage van in totaal ongeveer 14.000 maravedis voor een jaar, of ongeveer het jaarsalaris van een matroos. In mei 1489 stuurde de koningin hem nog eens 10.000 maravedis en hetzelfde jaar gaven de vorsten hem een brief waarin ze alle steden en dorpen onder hun heerschappij opdroegen om hem gratis eten en onderdak te geven.
Columbus stuurde ook zijn broer Bartholomeus naar het hof van Hendrik VII van Engeland om te informeren of de Engelse kroon zijn expeditie zou kunnen sponsoren, maar hij werd onderweg gevangen genomen door piraten en kwam pas begin 1491 aan. Tegen die tijd had Columbus zich teruggetrokken in het klooster van La Rábida, waar de Spaanse kroon hem 20.000 maravedis stuurde om nieuwe kleren te kopen, en instructies om terug te keren naar het Spaanse hof voor nieuwe besprekingen.
De overeenkomst met de Spaanse kroon

Columbus wachtte in het kamp van Koning Fernando tot Fernando en Isabel in januari 1492 Granada veroverden, het laatste moslimbolwerk op het Iberisch Schiereiland. Een raad onder leiding van Isabella’s biechtvader, Hernando de Talavera, vond Columbus’ voorstel om Indië te bereiken ongeloofwaardig. Columbus was naar Frankrijk vertrokken toen Fernando tussenbeide kwam en eerst Talavera en bisschop Diego Deza stuurde om een beroep te doen op de koningin. Isabel werd uiteindelijk overtuigd door de klerk van de koning, Luis de Santángel, die aanvoerde dat Columbus zijn ideeën elders zou opdoen en aanbood om te helpen bij het regelen van de financiering. Isabel stuurde vervolgens een koninklijke wacht om Columbus op te halen, die inmiddels meer dan tien kilometer richting van Córdoba had gereisd.
In de “Capitulaties van Santa Fe” van april 1492, beloofden Koning Fernando en Koningin Isabel, Columbus dat als hij zou slagen, hij de rang van Admiraal van de Oceaanzee zou krijgen en benoemd zou worden tot onderkoning en gouverneur van alle nieuwe landen die hij voor Spanje zou opeisen. Hij had het recht om drie personen voor te dragen, waaruit de vorsten er één zouden kiezen, voor elk ambt in de nieuwe landen. Hij zou voor altijd recht hebben op 10% (tiende) van alle inkomsten van de nieuwe landen. Hij zou ook de mogelijkheid hebben om een achtste belang te kopen in elke commerciële onderneming in de nieuwe landen en een achtste (ochavo) van de winst ontvangen.

In 1500, tijdens zijn derde reis naar Amerika, werd Columbus gearresteerd en uit zijn functie ontheven. Hij en zijn zonen, Diego en Fernando, voerden vervolgens een lange reeks rechtszaken tegen de Castiliaanse kroon, bekend als de pleitos colombinos, waarin ze stelden dat de kroon zijn contractuele verplichtingen aan Columbus en zijn erfgenamen niet was nagekomen. De familie Columbus had enig succes in hun eerste rechtszaak, want een vonnis uit 1511 bevestigde Diego’s positie als onderkoning maar beperkte zijn bevoegdheden. Diego hervatte de rechtszaak in 1512, die duurde tot 1536, en verdere geschillen geïnitieerd door erfgenamen duurden tot 1790.
Reizen

Tussen 1492 en 1504 maakte Columbus vier rondreizen tussen Spanje en Amerika, elke reis gesponsord door de Kroon van Castilla. Op zijn eerste reis bereikte hij Amerika en gaf de aanzet tot de Europese verkenning en kolonisatie van het continent en de Columbiaanse uitwisseling. Zijn rol in de geschiedenis is dus belangrijk voor het tijdperk van de ontdekkingen, de westerse geschiedenis, en de menselijke geschiedenis in het algemeen.
In de brief van Columbus over de eerste reis, gepubliceerd na terugkeer in Spanje, beweerde hij dat hij Azië had bereikt, zoals eerder beschreven door Marco Polo en andere Europeanen. Tijdens zijn volgende reizen weigerde Columbus te erkennen dat de landen die hij bezocht en opeiste voor Spanje geen deel uitmaakten van Azië, ondanks toenemend bewijs van het tegendeel. Dit zou deels kunnen verklaren waarom het Amerikaanse continent werd vernoemd naar de Florentijnse ontdekkingsreiziger Amerigo Vespucci, die de eer kreeg om het te herkennen als een “Nieuwe Wereld”, en niet naar Columbus.

De eerste reis (3 aug. 1492 – 15 mrt. 1493)
Op de avond van 3 augustus 1492 vertrok Columbus met drie schepen uit Palos de la Frontera. De grootste was een kraak, de Santa María, eigenaar en kapitein van het schip was Juan de la Cosa, maar het voer onder direct bevel van Columbus. De andere twee waren kleinere kraken, de Pinta en de Niña, bestuurd door de gebroeders Pinzón. Columbus voer eerst naar de Canarische Eilanden. Daar sloeg hij proviand in en voerde reparaties uit, waarna hij op 6 september vanuit San Sebastián de La Gomera vertrok, voor wat later een reis van vijf weken over de oceaan zou worden.

Op 7 oktober zag de bemanning “enorme zwermen vogels”. Op 11 oktober veranderde Columbus de koers van de vloot naar recht west en zeilde de nacht door in de overtuiging dat er snel land zou worden gevonden. De volgende ochtend rond 02:00 uur zag een uitkijk op de Pinta, Rodrigo de Triana, land. De kapitein van de Pinta, Martín Alonso Pinzón, verifieerde de waarneming van land en waarschuwde Columbus. Columbus hield later vol dat hij een paar uur eerder al een licht op het land had gezien en claimde daarmee voor zichzelf het levenslange pensioen dat door Ferdinand en Isabella was beloofd aan de eerste persoon die land zag. Columbus noemde dit eiland (in wat nu de Bahama’s zijn) San Salvador (de “Heilige Verlosser”); de inboorlingen noemden het Guanahani. In het dagboek van Christoffel Columbus van 12 oktober 1492 staat:
| Ik zag er die wonden op hun lichaam hadden en ik maakte tekens naar hen om te vragen wat het waren; en ze lieten me zien hoe mensen van andere eilanden in de buurt daar kwamen en probeerden hen mee te nemen, en hoe ze zich verdedigden; en ik geloofde en geloof dat ze van tierra firme hierheen komen om hen gevangen te nemen. Het zouden goede en intelligente bedienden moeten zijn, want ik zie dat ze heel snel alles zeggen wat tegen hen gezegd wordt; en ik geloof dat ze heel gemakkelijk christenen zouden worden, want het leek mij dat ze geen godsdienst hadden. Onze Heer behaagt, bij mijn vertrek zal ik er zes van hen meenemen naar Uwe Hoogheden, zodat ze kunnen leren spreken. |
Columbus noemde de inwoners van de landen die hij bezocht Los Indios (Spaans voor “Indianen”). Aanvankelijk ontmoette hij de Lucayan, Taíno en Arowak volken. Columbus merkte hun gouden oorsieraden op, nam een aantal van de Arawaks gevangen en stond erop dat ze hem naar de bron van het goud zouden leiden. Columbus vond het niet nodig om een versterkte buitenpost op te zetten en schreef: “de mensen hier zijn eenvoudig in oorlogsvoering …. Ik zou ze allemaal met vijftig man kunnen veroveren en ze naar eigen goeddunken kunnen besturen.” De Taíno’s vertelden Columbus dat een andere inheemse stam, de Cariben, woeste krijgers en kannibalen waren, die regelmatig invallen deden bij de Taíno’s en vaak hun vrouwen gevangen namen, hoewel dit misschien een geloof was dat door de Spanjaarden in stand werd gehouden om de slavernij van de Taíno’s te rechtvaardigen.

Columbus verkende ook de noordoostkust van Cuba, waar hij op 28 oktober aan land ging. In de nacht van 26 november nam Martín Alonso Pinzón de Pinta mee op een onbevoegde expeditie op zoek naar een eiland genaamd “Babeque” of “Baneque”, waarvan de inboorlingen hem hadden verteld dat het rijk was aan goud. Columbus van zijn kant ging door naar de noordkust van Hispaniola, waar hij op 6 december aan land ging. Daar liep de Santa María op 25 december 1492 aan de grond en moest worden verlaten. Het wrak werd gebruikt als doelwit voor kanonvuur om indruk te maken op de inheemse bevolking. Columbus werd ontvangen door de inheemse cacique (stamhoofd) Guacanagari, die hem toestemming gaf om enkele van zijn mannen achter te laten. Columbus liet 39 mannen achter, waaronder de tolk Luis de Torres, en stichtte de nederzetting La Navidad, in het huidige Haïti. Columbus nam meer inboorlingen gevangen en zette zijn verkenningstocht voort. Hij bleef met één schip langs de noordkust van Hispaniola varen totdat hij op 6 januari Pinzón en de Pinta tegenkwam.

Op 13 januari 1493 maakte Columbus zijn laatste stop van deze reis in Amerika, in de Baai van Rincón in het noordoosten van Hispaniola. Daar ontmoette hij de Ciguayos, de enige inboorlingen die gewelddadig weerstand boden tijdens deze reis. De Ciguayos weigerden de door Columbus gewenste hoeveelheid bogen en pijlen te ruilen; in het daaropvolgende gevecht werd een Ciguayo in zijn billen gestoken en een andere raakte gewond met een pijl in zijn borst. Vanwege deze gebeurtenissen noemde Columbus de inham de Golfo de Las Flechas (Pijlenbaai).
Columbus zette koers naar Spanje met de Niña, maar een storm scheidde hem van de Pinta en dwong de Niña te stoppen bij het eiland Santa Maria in de Azoren. De helft van zijn bemanning ging aan land om in een kapel een dankgebed te zeggen voor het overleven van de storm. Maar terwijl ze aan het bidden waren, werden ze gevangen genomen door de gouverneur van het eiland, zogenaamd op verdenking van piraterij. Na een tweedaagse impasse werden de gevangenen vrijgelaten en zette Columbus weer koers naar Spanje.
![]() |
Het wapen geschonken door de Katholieke vorsten met de volgende legenda. Het gouden kasteel op een groen veld, in het rechter vierkant van het wapen van uw wapen; en in het andere vierkant hoog aan de linkerhand een klimmende leeuw van purper op een zilver veld getongd met groen en gewapend met keel, en in het andere vierkant laag aan de rechterhand enkele gouden eilanden in golven van de zee, en in het andere vierkant laag aan de linkerhand het wapen van u dat u vroeger had. Welke wapens bekend zullen staan als de uwe en die van uw voorouders en nakomelingen voor eeuwig en altijd. De wapens zullen bekend staan als de uwe en die van uw voorouders en nakomelingen voor eeuwig en altijd. |
Een andere storm dwong Columbus naar de haven van Lissabon te gaan. Van daaruit ging hij naar Vale do Paraíso ten noorden van Lissabon om koning Juan II van Portugal te ontmoeten, die Columbus vertelde dat hij dacht dat de reis in strijd was met het Verdrag van Alcáçovas uit 1479. Na meer dan een week in Portugal te hebben doorgebracht, zette Columbus koers naar Spanje. Toen hij op 15 maart 1493 terugkeerde naar Palos, kreeg hij een heldenontvangst en werd hij kort daarna ontvangen door Isabel en Fernando in Barcelona. Aan hen presenteerde hij ontvoerde Taínos en verschillende planten en voorwerpen die hij had verzameld.
De brief van Columbus over de eerste reis, die waarschijnlijk na aankomst in Lissabon naar het Spaanse hof werd gestuurd, droeg bij aan de verspreiding van het nieuws over zijn reis door heel Europa. Vrijwel meteen na zijn aankomst in Spanje begonnen er gedrukte versies te verschijnen en het nieuws over zijn reis verspreidde zich snel. De meeste mensen geloofden aanvankelijk dat hij Azië had bereikt. De Bulas Alejandrinas, drie pauselijke bullen van paus Alexander VI uit 1493, waren bedoeld om overzeese gebieden toe te kennen aan Portugal en de katholieke monarchen van Spanje. Ze werden vervangen door het Verdrag van Tordesillas van 1494.
Beide eerst gepubliceerde exemplaren van de brief van Columbus over de eerste reis aan boord van de Niña werden in 2017 geschonken door de Jay I. Kislak Foundation aan de bibliotheek van de Universiteit van Miami in Coral Gables, Florida, waar ze zijn ondergebracht.
De tweede reis (25 sept. 1493 – 11 jun. 1496)
Op 24 september 1493 vertrok Columbus vanuit Cádiz met 17 schepen en voorraden om permanente kolonies te stichten in Amerika. Hij vertrok met bijna 1500 man, waaronder zeelieden, soldaten, priesters, timmerlieden, steenhouwers, metaalbewerkers en boeren. Onder de expeditieleden bevonden zich Alvarez Chanca, een arts die een gedetailleerd verslag van de tweede reis schreef; Juan Ponce de León, de eerste gouverneur van Puerto Rico en Florida; de vader van Bartolomé de las Casas; Juan de la Cosa, een cartograaf die de eer heeft de eerste wereldkaart van de Nieuwe Wereld te hebben gemaakt; en Columbus’ jongste broer Diego. De vloot stopte bij de Canarische Eilanden om meer voorraden in te nemen. Op 7 oktober werd er bewust gekozen voor een meer zuidelijker koers dan op de eerste reis naar ‘Las Indias’.

Op 3 november kwamen ze aan op de Bovenwindse Eilanden; het eerste eiland dat ze tegenkwamen werd door Columbus Dominica genoemd, maar omdat ze daar geen goede haven vonden, gingen ze voor anker bij een nabijgelegen kleiner eiland, dat hij Mariagalante noemde, nu een deel van Guadeloupe en Marie-Galante genoemd. Andere eilanden die Columbus tijdens deze reis noemde waren Montserrat, Antigua, Sint Maarten, de Maagdeneilanden en vele andere.

Op 17 november zag Columbus voor het eerst de oostkust van het eiland Puerto Rico, dat bij de Taino’s bekend stond als Borikén. Zijn vloot zeilde een hele dag langs de zuidkust van het eiland voordat hij op 19 november aan land ging aan de noordwestkust bij de Baai van Añasco. Na de landing doopte Columbus het eiland San Juan Bautista naar Johannes de Doper en bleef er twee dagen voor anker liggen, van 20 tot 21 november, om de watervaten van de schepen van zijn vloot te vullen.
Op 22 november keerde Columbus terug naar Hispaniola om La Navidad in het huidige Haïti te bezoeken, waar 39 Spanjaarden waren achtergebleven tijdens de eerste reis. Columbus vond het fort in puin, verwoest door de Taínos nadat een aantal Spanjaarden naar verluidt hun gastheren tegen zich in het harnas hadden gejaagd met hun ongebreidelde zucht naar goud en vrouwen. Columbus vestigde vervolgens een slecht gelegen en kortstondige nederzetting in het oosten, La Isabela, in de huidige Dominicaanse Republiek.
Van april tot augustus 1494 verkende Columbus Cuba en Jamaica en keerde daarna terug naar Hispaniola. Tegen het einde van 1494 hadden ziekte en hongersnood tweederde van de Spaanse kolonisten gedood. Columbus voerde het zogenaamde encomienda in, een Spaans arbeidssysteem dat veroveraars beloonde met de arbeid van veroverde niet-christelijke mensen. Columbus executeerde Spaanse kolonisten voor kleine misdaden en gebruikte in vierendeling als straf. Columbus en de kolonisten maakten slaven van de inheemse bevolking, inclusief kinderen. Inheemse bewoners (de Taino’s) werden geslagen, verkracht en gemarteld voor de locatie van het vermeende goud. Duizenden pleegden zelfmoord in plaats van de onderdrukking onder ogen te zien.

In februari 1495 verzamelde Columbus ongeveer 1500 Arawaks, van wie sommigen in opstand waren gekomen, in een grote slavenroof. Ongeveer 500 van de sterksten werden als slaven naar Spanje verscheept, waarvan er ongeveer tweehonderd onderweg stierven.
In juni 1495 stuurde de Spaanse kroon schepen en voorraden naar Hispaniola. In oktober ontving de Florentijnse koopman Gianotto Berardi, die het contract had gekregen om de vloot van Columbus’ tweede reis te bevoorraden en de kolonie op Hispaniola te bevoorraden, voor bijna 40.000 maravedís aan tot slaaf gemaakte indianen. Hij zette zich opnieuw in om voorraden naar Columbus te brengen en was bezig met het organiseren van een vloot toen hij in december plotseling overleed. Op 10 maart 1496, na ongeveer 30 maanden weg te zijn geweest, vertrok de vloot vanuit La Isabela. Op 8 juni zag de bemanning land ergens tussen Lissabon en Kaap St. Vincent, en ontscheepte op 11 juni in Cádiz.
De derde reis (30 mei 1498 – 25 nov. 1500)
Op 30 mei 1498 vertrok Columbus met zes schepen uit Sanlúcar, Spanje. De vloot deed Madeira en de Canarische Eilanden aan, waar ze zich in tweeën splitste: drie schepen gingen naar Hispaniola en de andere drie schepen, onder leiding van Columbus, zeilden zuidwaarts naar de Kaapverdische Eilanden en vervolgens westwaarts over de Atlantische Oceaan. Het is waarschijnlijk dat deze expeditie op zijn minst gedeeltelijk bedoeld was om geruchten te bevestigen over een groot continent ten zuiden van de Caribische Zee, dat wil zeggen Zuid-Amerika.

Op 31 juli zagen ze Trinidad, het meest zuidelijke van de Caribische eilanden. Op 5 augustus stuurde Columbus een aantal kleine boten aan land aan de zuidkant van het Paria schiereiland in wat nu Venezuela is, vlakbij de monding van de Orinoco rivier. Dit was de eerste geregistreerde landing van Europeanen op het vasteland van Zuid-Amerika, waarvan Columbus besefte dat het een continent moest zijn. De vloot zeilde vervolgens naar de eilanden Chacachacare en Margarita, waar hij op 14 augustus aankwam en volgens sommige geleerden Tobago en Grenada al van verre zag.
Op 19 augustus keerde Columbus terug naar Hispaniola. Daar trof hij kolonisten aan die in opstand kwamen tegen zijn heerschappij en zijn onvervulde beloften van rijkdom. Columbus liet een aantal Europeanen berechten voor hun ongehoorzaamheid; minstens één rebellenleider werd opgehangen.
In oktober 1499 stuurde Columbus twee schepen naar Spanje om het Spaanse Hof te vragen een koninklijke commissaris aan te stellen om hem te helpen regeren. Tegen die tijd hadden beschuldigingen van tirannie en incompetentie van de kant van Columbus ook het Hof bereikt. De vorsten stuurden Francisco de Bobadilla, een familielid van Markiezin Beatriz de Bobadilla, een beschermheer van Columbus en een goede vriend van Koningin Isabel, om de beschuldigingen van wreedheid aan het adres van de admiraal te onderzoeken. Toen Bobadilla in Santo Domingo aankwam terwijl Columbus weg was, kreeg hij meteen klachten over alle drie de broers Columbus. Hij trok het huis van Columbus binnen en nam zijn bezittingen in beslag, nam getuigenissen af van de vijanden van de admiraal en riep zichzelf uit tot gouverneur.
Bobadilla rapporteerde aan Spanje dat Columbus ooit een man die schuldig was bevonden aan het stelen van maïs had gestraft door zijn oren en neus af te laten snijden en hem vervolgens als slaaf te verkopen. Hij beweerde dat Columbus regelmatig martelingen en verminkingen gebruikte om Hispaniola te regeren. In het rapport staat dat Columbus zijn broer Bartholomeus feliciteerde met het “verdedigen van de familie” toen deze opdracht gaf om een vrouw naakt door de straten te laten paraderen en haar tong af te snijden omdat ze “kwaad had gesproken over de admiraal en zijn broers”. Het document beschrijft ook hoe Columbus de onrust en opstand van de inheemse bevolking neersloeg: hij gaf eerst opdracht tot een brute onderdrukking van de opstand waarbij veel inboorlingen werden gedood en liet vervolgens hun in stukken gehakte lichamen door de straten paraderen in een poging om verdere opstand te ontmoedigen. Columbus ontkende de beschuldigingen heftig. De neutraliteit en nauwkeurigheid van de beschuldigingen en onderzoeken van Bobadilla naar Columbus en zijn broers zijn door historici betwist, gezien het anti-Italiaanse sentiment van de Spanjaarden en Bobadilla’s wens om de positie van Columbus over te nemen.
Begin oktober 1500 meldden Columbus en Diego zich bij Bobadilla en werden geketend aan boord van La Gorda, de karveel waarmee Bobadilla in Santo Domingo was aangekomen. Ze werden teruggestuurd naar Spanje en verbleven zes weken in de gevangenis voordat koning Fernando hun vrijlating beval. Niet lang daarna ontbood de koning en koningin de gebroeders Columbus naar het Alhambra paleis in Granada. De vorsten uitten hun verontwaardiging over de acties van Bobadilla, die vervolgens werd teruggeroepen en werd bevolen om de bezittingen die hij van Columbus had geconfisqueerd terug te geven. Het koningspaar luisterde naar de smeekbeden van de broers, herstelde hun vrijheid en rijkdom en stemde er na veel overredingskracht mee in om de vierde reis van Columbus te financieren. Nicolás de Ovando zou Bobadilla echter vervangen en de nieuwe gouverneur van West-Indië worden.
Nieuw licht werd geworpen op de inbeslagname van Columbus en zijn broer Bartholomeus, de Adelantado, met de ontdekking door archivaris Isabel Aguirre van een onvolledige kopie van de getuigenissen tegen hen die Francisco de Bobadilla in 1500 in Santo Domingo verzamelde. Ze vond een manuscriptkopie van deze pesquisa (onderzoek) in het Archief van Simancas, Spanje, ongecatalogiseerd totdat zij en Consuelo Varela hun boek, La caída de Cristóbal Colón: el juicio de Bobadilla (De val van Christoffel Colón: het vonnis van Bobadilla) in 2006 publiceerden.
De vierde reis (3 apr. 1502 – 7 nov. 1504)
Op 9 mei 1502 verliet Columbus Cádiz met zijn vlaggenschip Santa María en drie andere schepen. De schepen hadden 140 bemanningsleden, waaronder zijn broer Bartholomeus als tweede in bevel en zijn zoon Fernando. Hij voer naar Asilah aan de Marokkaanse kust om Portugese soldaten te redden die door de Moren belegerd zouden zijn. Tegen de tijd dat ze aankwamen was de belegering opgeheven, dus de Spanjaarden bleven maar een dag en gingen door naar de Canarische Eilanden.

Op 15 juni kwam de vloot aan bij Martinique, waar het enkele dagen bleef liggen. Er vormde zich een orkaan, dus Columbus ging verder westwaarts in de hoop beschutting te vinden op Hispaniola. Hij kwam op 29 juni aan in Santo Domingo, maar werd de haven geweigerd en de nieuwe gouverneur Francisco de Bobadilla weigerde te luisteren naar zijn waarschuwing dat er een orkaan op komst was. In plaats daarvan, terwijl de schepen van Columbus schuilden bij de monding van de Rio Jaina, voer de eerste Spaanse schatvloot de orkaan tegemoet. De schepen van Columbus overleefden het met slechts kleine schade, terwijl 20 van de 30 schepen van de vloot van de gouverneur verloren gingen, samen met 500 levens (waaronder dat van Francisco de Bobadilla). Hoewel een paar overlevende schepen erin slaagden om terug te keren naar Santo Domingo, was Aguja, het fragiele schip met de persoonlijke bezittingen van Columbus en zijn 4.000 pesos (munteenheid) aan goud, het enige schip dat Spanje bereikte. Het goud was zijn tiende (décimo) van de opbrengst van Hispaniola, gelijk aan 240.000 maravedis, gegarandeerd door de Katholieke Monarchen in 1492.
Na een korte stop op Jamaica zeilde Columbus naar Midden-Amerika en kwam op 30 juli aan bij de kust van Honduras. Hier vond Bartholomeus inheemse kooplieden en een grote kano. Op 14 augustus landde Columbus op het vasteland bij Punta Caxinas, nu Puerto Castilla, Honduras. Hij verkende twee maanden lang de kusten van Honduras, Nicaragua en Costa Rica, op zoek naar een zeestraat in het westelijke Caribische gebied waardoor hij naar de Indische Oceaan kon varen. Langs de Nicaraguaanse kust zeilde hij naar het zuiden en vond op 5 oktober een kanaal dat uitkwam in de Almirante Baai in Panama.

Zodra zijn schepen voor anker gingen in de Almirante Baai, ontmoette Columbus Ngäbe mensen in kano’s die gouden sieraden droegen. In januari 1503 vestigde hij een garnizoen bij de monding van de rivier de Belén. Columbus vertrok op 16 april naar Hispaniola. Op 10 mei zag hij de Kaaimaneilanden en noemde ze “Las Tortugas” naar de vele zeeschildpadden die er waren. Zijn schepen liepen schade op in een storm voor de kust van Cuba. Omdat ze niet verder konden reizen, strandden ze op 25 juni 1503 in Saint Ann Parish, Jamaica.
Zes maanden lang strandden Columbus en 230 van zijn mannen op Jamaica. Diego Méndez de Segura, die was uitgezonden als persoonlijk secretaris van Columbus, en een Spaanse scheepsmaat genaamd Bartolomé Flisco, samen met zes inboorlingen, peddelden in een kano om hulp te halen op Hispaniola. De gouverneur, Nicolás de Ovando y Cáceres, verafschuwde Columbus en belemmerde alle pogingen om hem en zijn mannen te redden. Ondertussen won Columbus, in een wanhopige poging om de inboorlingen ertoe te bewegen hem en zijn hongerige mannen te blijven bevoorraden, hun gunst door een maansverduistering te voorspellen voor 29 februari 1504, met behulp van de astronomische kaarten van Abraham Zacuto. Ondanks de tegenwerking van de gouverneur werden Columbus en zijn mannen op 28 juni 1504 gered en kwamen ze op 7 november aan in Sanlúcar, Spanje.
Zijn latere leven, ziekte, en dood
Columbus heeft altijd beweerd dat de bekering van ongelovigen een van de redenen was voor zijn ontdekkingsreizen en in zijn latere jaren werd hij steeds religieuzer. Waarschijnlijk met de hulp van zijn zoon Diego en zijn vriend de kartuizer monnik Gaspar Gorricio, produceerde Columbus tijdens zijn latere jaren twee boeken: een Boek der Voorrechten (El Libro de los Privilegios, 1502), waarin de beloningen van de Spaanse Kroon waarop hij en zijn erfgenamen volgens hem recht hadden gedetailleerd werden beschreven en gedocumenteerd, en een Boek der Profetieën (El Libro de las Profecias, 1505), waarin passages uit de Bijbel werden gebruikt om zijn prestaties als ontdekkingsreiziger in de context van de christelijke eschatologie te plaatsen.
In zijn latere jaren eiste Columbus dat de Kroon van Castilla hem een tiende zou geven van alle rijkdommen en handelsgoederen die de nieuwe landen opleverden, zoals bepaald in de Capitulaties van Santa Fe. Omdat hij was ontheven van zijn taken als gouverneur, voelde de Kroon zich niet gebonden aan dat contract en werden zijn eisen afgewezen. Na zijn dood klaagden zijn erfgenamen de Kroon aan voor een deel van de winst uit de handel met Amerika en andere beloningen. Dit leidde tot een lange reeks juridische geschillen die bekend staan als de pleitos colombinos (“Colombiaanse rechtszaken”).

Tijdens een hevige storm op zijn eerste terugreis kreeg Columbus, toen 41 jaar oud, een aanval waarvan men toen dacht dat het jicht was. In de jaren daarna werd hij geplaagd door wat men dacht dat griep en andere koortsen waren, bloedingen uit de ogen, tijdelijke blindheid en langdurige aanvallen van jicht. De aanvallen namen toe in duur en ernst, waardoor Columbus soms maandenlang bedlegerig was, en bereikten 14 jaar later hun hoogtepunt bereikte met zijn dood.
Op basis van de levensstijl van Columbus en de beschreven symptomen vermoeden sommige moderne commentatoren dat hij leed aan reactieve artritis in plaats van jicht. Reactieve artritis is een gewrichtsontsteking die wordt veroorzaakt door bacteriële darminfecties of na het oplopen van bepaalde seksueel overdraagbare aandoeningen (voornamelijk chlamydia of gonorroe). In 2006 publiceerden Frank C. Arnett, een arts, en historicus Charles Merrill hun artikel in The American Journal of the Medical Sciences waarin ze voorstelden dat Columbus een vorm van reactieve artritis had; Merrill beargumenteerde in datzelfde artikel dat Columbus de zoon van Catalanen was en zijn moeder mogelijk lid van een prominente converso (bekeerde Jood) familie. “Het lijkt waarschijnlijk dat [Columbus] reactieve artritis heeft opgelopen door voedselvergiftiging op een van zijn oceaanreizen vanwege slechte hygiëne en onjuiste voedselbereiding”, zegt Arnett, reumatoloog en hoogleraar interne geneeskunde, pathologie en laboratoriumgeneeskunde aan de University of Texas Medical School in Houston.

Sommige historici zoals H. Micheal Tarver en Emily Slape, maar ook medische artsen zoals Arnett en Antonio Rodríguez Cuartero, geloven dat Columbus zo’n vorm van reactieve artritis had, maar volgens andere autoriteiten is dit “speculatief”, of “zeer speculatief”.
Na zijn aankomst in Sanlúcar van zijn vierde reis (en de dood van koningin Isabella), vestigde een zieke Columbus zich in april 1505 in Sevilla. Hij bleef koppig pleiten bij de kroon om zijn persoonlijke privileges en die van zijn familie te verdedigen. Begin 1506 verhuisde hij op een muilezel naar Segovia (waar op dat moment het hof was) en ter gelegenheid van het huwelijk van Koning Fernando met Germana de Foix in Valladolid, Spanje, in maart 1506, verhuisde Columbus naar die stad om zijn eisen door te zetten. Op 20 mei 1506 stierf Columbus op 54-jarige leeftijd in Valladolid.
Na zijn dood werd zijn lichaam behandeld met een proces dat “descarnación” werd genoemd, waarbij al het vlees van de botten werd verwijderd voor een betere conservering van het lijk.
Het testament
Op 19 mei 1506, de dag voor zijn dood, stelde Christoffel Columbus zijn testament op voor Pedro de Inoxedo, kamergraficus van de Katholieke Vorsten. Als executeurs en uitvoerders van zijn laatste testament liet hij zijn zoon Diego Columbus, zijn broer Bartholomeus Columbus en Juan de Porras, schatbewaarder van Vizcaya, na.
In dat document verklaarde Columbus, die zichzelf admiraal, onderkoning en gouverneur van de eilanden en het vasteland van het ontdekte en onontdekte Indië noemde, het volgende:
| Ik heb mijn lieve zoon Don Diego tot erfgenaam benoemd van al mijn goederen en ambten die ik onder ede en erfdeel heb, die ik in de nalatenschap heb gemaakt, en als er geen mannelijke erfgenaam is, laat dan mijn zoon Don Fernando op dezelfde manier erven, en als er geen mannelijke erfgenaam is, laat dan mijn broer Don Bartolomé op dezelfde manier erven; En op dezelfde manier, als hij geen mannelijke erfgenaam heeft, laat een andere van de zonen van mijn broer erven; en laat het op deze manier worden begrepen van de ene op de andere familielid het meest gevorderd in mijn geslacht, en dit zal voor altijd zijn. En laat geen vrouw erven, tenzij er geen man ontbreekt; en als dit gebeurt, laat dan de vrouw erven die het dichtst bij mijn geslacht staat. |
Waaruit blijkt dat hij twee zonen heeft, Diego en Fernando, en dat de erfgenaam de eerstgeborene is, volgens het gebruik. Hij verklaart ook dat Doña Beatriz de moeder van Fernando is, wat aantoont dat ze nooit getrouwd zijn geweest.
In zijn testament klaagde Columbus over het kleine bedrag – één cuento (miljoen) maravedis – dat de Katholieke Monarchen in 1492 opzij hadden gezet voor de ontdekkingsreis, en dat hij zelf kapitaal moest bijdragen voor de reis. De mythe die door zijn zoon Hernando werd verzonnen en door Bartolomé de las Casas (bisschop, encomendero, filosoof en theoloog) werd verspreid, dat Columbus arm stierf, is echter onjuist. Zijn financiële situatie aan het einde van zijn leven was die van een miljonair, met een jaarlijks inkomen dat werd geschat op ongeveer 8.000 pesos (ongeveer vier miljoen maravedíes).
Waar bevinden zich de stoffelijke resten van Columbus
De overblijfselen van Columbus werden eerst begraven in de Convento de San Francisco, Valladolid, maar werden daarna verplaatst naar het Monasterio de la Cartuja in Sevilla door het testament van zijn zoon Diego. Mogelijk werden ze in 1513 opgegraven en bijgezet in de kathedraal van Sevilla. Rond 1536 werden de overblijfselen van zowel Columbus als zijn zoon Diego overgebracht naar een kathedraal in het koloniale Santo Domingo, in de huidige Dominicaanse Republiek; Columbus had gevraagd om op het eiland begraven te worden. Volgens sommige bronnen werden de overblijfselen van Columbus in 1793, toen Frankrijk het hele eiland Hispaniola overnam, verplaatst naar Havana, Cuba. Nadat Cuba onafhankelijk werd na de Spaans-Amerikaanse Oorlog in 1898, werden ten minste enkele van deze overblijfselen teruggebracht naar de kathedraal van Sevilla, waar ze op een uitgebreide katafalk werden geplaatst.
In juni 2003 werden DNA-monsters genomen van de overblijfselen in Sevilla, evenals van die van Columbus’ broer Diego en jongere zoon Fernando. Eerste observaties suggereerden dat de botten niet leken te passen bij de lichaamsbouw of leeftijd van Columbus bij zijn dood. DNA extractie bleek moeilijk; alleen korte fragmenten mitochondriaal DNA konden worden geïsoleerd. Deze kwamen overeen met het overeenkomstige DNA van de broer van Columbus, wat bevestigde dat beide individuen dezelfde moeder hadden. Dergelijk bewijs, samen met antropologische en historische analyses, leidden de onderzoekers tot de conclusie dat de overblijfselen toebehoorden aan Christoffel Columbus.
In 1877 ontdekte een priester een loden kist in Santo Domingo met de inscriptie: “Ontdekker van Amerika, Eerste Admiraal”. Opschriften die het jaar daarop werden gevonden luidden: “Laatste overblijfsel van de eerste admiraal, Sire Christoffel Columbus, ontdekker”. De kist bevatte botten van een arm en een been, en een kogel. Deze overblijfselen werden als legitiem beschouwd door de arts en Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken John Eugene Osborne, die in 1913 voorstelde om ze door het Panamakanaal te laten reizen als onderdeel van de openingsceremonie. Deze overblijfselen werden bewaard in de Basiliek Kathedraal van Santa María la Menor (in de koloniale stad Santo Domingo) voordat ze werden verplaatst naar de Columbus Vuurtoren (Santo Domingo Este, ingewijd in 1992). De autoriteiten in Santo Domingo hebben nooit toegestaan dat deze resten op DNA werden getest, dus het is niet bevestigd of ze ook van het lichaam van Columbus zijn.
Herdenking
De figuur van Columbus werd niet genegeerd in de Britse koloniën tijdens het koloniale tijdperk: Columbus werd al vroeg in de geschiedenis van de koloniën die uitgroeiden tot de Verenigde Staten een samenbindend symbool toen puriteinse predikers zijn levensverhaal begonnen te gebruiken als model voor een “zich ontwikkelende Amerikaanse geest”. In het voorjaar van 1692 beschreef de puriteinse prediker Cotton Mather de reis van Columbus als een van de drie vormgevende gebeurtenissen van de moderne tijd. Hij verbond de reis van Columbus met de migratie van de puriteinen naar Noord-Amerika en zag ze samen als de sleutel tot een groots plan.
Het gebruik van Columbus als stichtingsfiguur van naties in de Nieuwe Wereld verspreidde zich snel na de Amerikaanse Revolutie. Dit kwam voort uit de wens om een nationale geschiedenis en stichtingsmythe te ontwikkelen met minder banden met Groot-Brittannië. Zijn naam was de basis voor de vrouwelijke nationale personificatie van de Verenigde Staten, Columbia, in gebruik sinds de jaren 1730 met een verwijzing naar de oorspronkelijke dertien koloniën, en ook een historische naam toegepast op Amerika en de Nieuwe Wereld. Columbia, South Carolina en Columbia Rediviva, het schip waarnaar de Columbia rivier is vernoemd, zijn vernoemd naar Columbus.
De naam van Columbus werd aan het begin van de 19e eeuw gegeven aan de pasgeboren Republiek Colombia, geïnspireerd door het politieke project “Colombeia” van de revolutionair Francisco de Miranda, dat in dienst stond van de emancipatie van continentaal Spaans Amerika.
Om de 400e verjaardag van de landing van Columbus te herdenken, werd de Wereldtentoonstelling van 1893 in Chicago de World’s Columbian Exposition genoemd. De U.S. Postal Service gaf de eerste Amerikaanse herdenkingszegels uit, de Columbian Issue, waarop Columbus, koningin Isabella en anderen in verschillende stadia van zijn verschillende reizen waren afgebeeld. Het beleid met betrekking tot de viering van het Spaanse koloniale rijk als het voertuig van een nationalistisch project dat in Spanje werd ondernomen tijdens de Restauratie (Restauración borbónica en España) aan het einde van de 19e eeuw kreeg vorm met de herdenking van de 4e eeuwdag op 12 oktober 1892 (waarin de figuur van Columbus werd opgehemeld door de conservatieve regering), wat uiteindelijk dezelfde nationale dag werd. Verschillende monumenten ter herdenking van de “ontdekking” werden opgericht in steden als Palos, Barcelona, Granada, Madrid, Salamanca, Valladolid en Sevilla in de jaren rond de 400e verjaardag.
Voor de viering van het Columbus jubileum in 1992 werd een tweede Columbiaanse uitgave uitgebracht in samenwerking met Italië, Portugal en Spanje. Columbus werd gevierd op Sevilla Expo ’92 en Genua Expo ’92.
Het Boal Mansion Museum, opgericht in 1951, bevat een verzameling materialen over de latere afstammelingen van Columbus en neventakken van de familie. Het beschikt over een 16e-eeuwse kapel uit een Spaans kasteel dat naar verluidt eigendom was van Diego Colón en dat de residentie werd van de afstammelingen van Columbus. Het interieur van de kapel werd in 1909 gedemonteerd en vanuit Spanje overgebracht naar het landgoed van Boal in Boalsburg, Pennsylvania. Binnen bevinden zich talrijke religieuze schilderijen en andere voorwerpen, waaronder een reliekschrijn met fragmenten hout die vermoedelijk afkomstig zijn van het Ware Kruis. Het museum heeft ook een verzameling documenten die voornamelijk betrekking hebben op afstammelingen van Columbus uit de late 18e en vroege 19e eeuw.
In veel landen in Amerika, maar ook in Spanje en Italië, viert men Columbusdag, de verjaardag van de aankomst van Columbus in Amerika op 12 oktober 1492.
Erfenis
De reizen van Columbus worden beschouwd als een keerpunt in de geschiedenis van de mensheid. Ze markeerden het begin van de globalisering en de daarmee gepaard gaande demografische, commerciële, economische, sociale en politieke veranderingen.

Zijn ontdekkingsreizen leidden tot permanent contact tussen de twee hemisferen en de term “precolumbiaanse periode” wordt gebruikt om te verwijzen naar de culturen van de Amerika’s vóór de komst van Columbus en zijn Europese opvolgers. Tijdens de daaropvolgende Columbiaanse uitwisseling werden dieren, planten, schimmels, ziekten, technologieën, minerale rijkdommen en ideeën massaal uitgewisseld.
In de eerste eeuw na zijn inspanningen kwijnde de figuur van Columbus grotendeels weg in de krochten van de geschiedenis en zijn reputatie werd aangetast door zijn mislukkingen als koloniaal bestuurder. Zijn nalatenschap werd enigszins gered van de vergetelheid toen hij vanaf het einde van de 16e eeuw als personage begon op te duiken in Italiaanse en Spaanse toneelstukken en gedichten.

Columbus werd opgenomen in het westerse verhaal van kolonisatie en imperiumvorming, waarin begrippen als translatio imperii en translatio studii werden gebruikt om te benadrukken wie als “beschaafd” werd beschouwd en wie niet.
De veramerikanisering van de figuur van Columbus begon in de laatste decennia van de 18e eeuw, na de revolutionaire periode van de Verenigde Staten, waarbij zijn reputatie werd verheven tot een nationale mythe, homo americanus. Zijn landing werd een krachtig icoon als “beeld van de Amerikaanse ontstaansgeschiedenis”. Het beeld van de Ontdekking van Amerika, dat Columbus en een inheemse maagd afbeeldt, werd op 3 april 1837 in opdracht gegeven, toen de Amerikaanse president Martin Van Buren zijn goedkeuring gaf voor de uitvoering van het ontwerp van Luigi Persico (Italiaans schilder en beeldhouwer). Deze voorstelling van de triomf van Columbus en de terugdeinzende inboorling is een demonstratie van vermeende blanke superioriteit over wilde, naïeve inboorlingen. Zoals vastgelegd tijdens de onthulling in 1844, strekt het beeld zich uit om “de ontmoeting tussen de twee rassen weer te geven”, zoals Persico hun eerste interactie vastlegt, waarbij hij de “morele en intellectuele inferioriteit” van de inboorlingen benadrukt. Het beeld, dat buiten het Capitool van de V.S. werd geplaatst, waar het bleef tot het halverwege de 20e eeuw werd verwijderd, weerspiegelde de hedendaagse kijk van blanken in de V.S. op de inheemse bevolking; ze werden in de Onafhankelijkheidsverklaring van de V.S. bestempeld als “genadeloze Indiaanse wilden”. In 1836 beschreef senator uit Pennsylvania en toekomstig president van de V.S. James Buchanan, die het beeld voorstelde, het als een voorstelling van “de grote ontdekkingsreiziger toen hij voor het eerst in extase op de kust stond, al zijn inspanningen voorbij, een halfrond presenterend aan de verbaasde wereld, met de naam Amerika erop gegraveerd. Terwijl hij zo op de kust staat, staart een vrouwelijke wilde met ontzag en verwondering in haar gelaat naar hem.”

De Amerikaanse mythe van Columbus kreeg later in de eeuw een nieuwe gedaante toen hij als etnische held werd ingelijfd door immigranten in de Verenigde Staten die niet van Angelsaksische afkomst waren, zoals joden, Italianen en Ieren, die Columbus opriepen als een soort etnische stamvader. Katholieken probeerden hem (god zij dank) zonder succes heilig te verklaren in de 19e eeuw.
Vanaf de jaren negentig begon het verhaal dat Columbus verantwoordelijk was voor de genocide op inheemse volken en de vernietiging van het milieu te concurreren met het toen overheersende discours over Columbus als Christusdrager, wetenschapper of vader van Amerika. Dit verhaal gaat over de negatieve effecten van de veroveringen van Columbus op de inheemse bevolking. Het vermoorden, beroven, martelen en blootstellen aan ziekten door de Oude Wereld, waardoor de inheemse bevolking van de Nieuwe Wereld werd geminimaliseerd en vervangen door Europeanen en Afrikanen (slaven), die nieuwe methoden meebrachten voor landbouw, handel, bestuur en religieuze verering. Dit alles uit machtswellust en verrijking van de Oude Wereld.
Originaliteit van de ontdekking van Amerika
Hoewel Christoffel Columbus in de westerse populaire cultuur werd beschouwd als de Europese ontdekker van Amerika, is zijn historische erfenis genuanceerder. Na de vestiging op IJsland, vestigden de Noormannen zich vanaf de 10e eeuw op het onbewoonde zuidelijke deel van Groenland. Er wordt aangenomen dat Noormannen vervolgens vanuit Groenland en IJsland zeilden en de eerste bekende Europeanen werden die het Noord-Amerikaanse vasteland bereikten, bijna 500 jaar voordat Columbus het Caribisch gebied bereikte. De ontdekking in 1960 van een Noorse nederzetting uit ca. 1000 n.Chr. in L’Anse aux Meadows, Newfoundland, bevestigt gedeeltelijk de verhalen in de IJslandse sagen over de kolonisatie van Groenland door Erik de Rode en de daaropvolgende verkenning door zijn zoon Leif Erikson van een plaats die hij Vinland noemde.
In de 19e eeuw, te midden van een opleving van de belangstelling voor de Noorse cultuur, schreven Carl Christian Rafn (Deens Historicus, vertaler en antiquair) en Benjamin Franklin DeCosta (Amerikaanse geestelijke en historisch schrijver) werken waarin ze vaststelden dat de Noormannen Columbus waren voorgegaan in het koloniseren van Amerika. In 1874 beargumenteerde Rasmus Bjørn Anderson (Amerikaanse auteur, professor, redacteur, zakenman en diplomaat) dat Columbus het Noord-Amerikaanse continent al kende voordat hij aan zijn ontdekkingsreis begon. De meeste moderne geleerden betwijfelen of Columbus op de hoogte was van de Noorse nederzettingen in Amerika, omdat zijn aankomst op het continent waarschijnlijk een onafhankelijke ontdekking was.
Europeanen bedachten verklaringen voor de oorsprong van de inheemse Amerikanen en hun geografische verspreiding met verhalen die vaak dienden om hun eigen vooroordelen te versterken die waren gebaseerd op oude intellectuele fundamenten. In het moderne Latijns-Amerika vertoont de niet-inheemse bevolking van sommige landen vaak een dubbelzinnige houding ten opzichte van de perspectieven van de inheemse volken over de zogenaamde “ontdekking” door Columbus en het tijdperk van kolonialisme dat volgde. In zijn monografie uit 1960 verwerpt de Mexicaanse filosoof en historicus Edmundo O’Gorman expliciet de mythe van de ontdekking door Columbus, door te stellen dat het idee dat Columbus Amerika ontdekte een misleidende legende was die in de 19e eeuw door het werk van de Amerikaanse schrijver Washington Irving in de publieke geest werd vastgelegd. O’Gorman stelt dat de bewering dat Columbus “Amerika ontdekte” betekent dat de feiten over de gebeurtenissen in 1492 worden aangepast aan een interpretatie die vele jaren later is ontstaan. Voor hem houdt de eurocentrische kijk op de ontdekking van Amerika systemen van overheersing in stand op manieren die Europeanen bevoordelen. In een artikel uit 1992 voor The UNESCO Courier stelt Félix Fernández-Shaw dat het woord “ontdekking” de Europese ontdekkingsreizigers voorrang geeft als de “helden” van het contact tussen de Oude en Nieuwe Wereld. Hij suggereert dat het woord “ontmoeting” meer op zijn plaats is, omdat het een meer universele term is die ook inheemse Amerikanen in het verhaal betrekt.
Amerika als een apart land

Historici hebben van oudsher betoogd dat Columbus er tot aan zijn dood van overtuigd bleef dat zijn reizen langs de oostkust van Azië waren geweest, zoals hij oorspronkelijk van plan was (argumenten zoals die van Anderson buiten beschouwing gelaten). Op zijn derde reis verwees hij kort naar Zuid-Amerika als een “tot dan toe onbekend” continent, terwijl hij ook rationaliseerde dat het het “Aardse Paradijs” was, gelegen “aan het einde van de Oriënt”. Columbus bleef in zijn latere geschriften beweren dat hij Azië had bereikt; in een brief uit 1502 aan paus Alexander VI beweert hij dat Cuba de oostkust van Azië is. Aan de andere kant verwijst Columbus in een document in het Book of Privileges (1502) naar de Nieuwe Wereld als de Indias Occidentales (‘West-Indië’), die volgens hem “onbekend waren aan de hele wereld”.
Kritiek en verdediging
Columbus is bekritiseerd vanwege zijn wreedheid en omdat hij de aanzet gaf tot de ontvolking van de inheemse volken in het Caribisch gebied, hetzij door geïmporteerde ziekten of opzettelijk geweld. Volgens wetenschappers op het gebied van de Indiaanse geschiedenis, George Tinker en Mark Freedman, was Columbus verantwoordelijk voor het creëren van een cyclus van “moord, geweld en slavernij” om de exploitatie van de grondstoffen van de Caribische eilanden te maximaliseren. Verder beschrijven ze de stelling dat ziekte en niet genocide deze sterfgevallen veroorzaakte als “Amerikaanse holocaustontkenning”. Historicus Kris Lane betwist of het gepast is om de term “genocide” te gebruiken als de wreedheden niet de bedoeling van Columbus waren, maar het gevolg van zijn decreten, zakelijke familiedoelen en nalatigheid. Andere geleerden verdedigen de daden van Columbus of beweren dat de ergste beschuldigingen tegen hem niet op feiten gebaseerd zijn, terwijl anderen beweren dat “hij de schuld heeft gekregen van gebeurtenissen die ver buiten zijn bereik of kennis liggen”.
Als gevolg van de protesten en rellen die volgden op de moord op George Floyd in 2020, zijn veel openbare monumenten van Christoffel Columbus verwijderd.
Ontvolking
Rond de 21e eeuwwisseling lagen de schattingen voor de precolumbiaanse bevolking van Hispaniola tussen de 250.000 en twee miljoen, maar genetische analyses die eind 2020 werden gepubliceerd, suggereren dat kleinere aantallen waarschijnlijker zijn, misschien wel zo laag als 10.000-50.000 voor Hispaniola en Puerto Rico samen. Gebaseerd op de eerdere cijfers van een paar honderdduizend, hebben sommigen geschat dat een derde of meer van de inboorlingen in Haïti dood was binnen de eerste twee jaar van Columbus’ gouverneurschap. Bijdragen aan de ontvolking waren onder andere ziekte, oorlog en wrede slavernij. Indirect bewijs suggereert dat sommige ernstige ziekten kunnen zijn aangekomen met de 1.500 kolonisten die Columbus’ tweede expeditie in 1493 vergezelden. Charles C. Mann schrijft: “Het was alsof het lijden dat deze ziekten in Eurazië de afgelopen millennia hadden veroorzaakt, zich concentreerde in een tijdsbestek van tientallen jaren.” Een derde van de inboorlingen die gedwongen werden om in de goud- en zilvermijnen te werken, stierf elke zes maanden. Binnen drie tot zes decennia bestond de overgebleven Arawak-bevolking nog maar uit honderden. Men denkt dat de inheemse bevolking van de Amerika’s in de eeuw na de komst van Columbus met ongeveer 90% is afgenomen. Onder inheemse volken wordt Columbus vaak gezien als een van de hoofdverantwoordelijken voor de genocide. Samuel Eliot Morison, historicus aan Harvard en auteur van een meerdelige biografie over Columbus, schrijft: “Het wrede beleid dat door Columbus werd geïnitieerd en door zijn opvolgers werd voortgezet, resulteerde in een complete genocide.”
Volgens Nobel David Cook “waren er te weinig Spanjaarden om de miljoenen te hebben gedood die naar verluidt stierven in de eerste eeuw na het contact tussen de Oude en de Nieuwe Wereld.” In plaats daarvan schat hij dat het dodental werd veroorzaakt door pokken, die mogelijk pas een pandemie veroorzaakten na de aankomst van Hernán Cortés in 1519. Volgens sommige schattingen hadden pokken een sterftecijfer van 80-90% onder inheemse Amerikanen. De inboorlingen hadden geen verworven immuniteit tegen deze nieuwe ziekten en hadden te maken met hoge sterftecijfers. Er zijn ook aanwijzingen dat ze een slecht dieet hadden en overwerkt waren. Historicus Andrés Reséndez van de Universiteit van Californië in Davis zegt dat het beschikbare bewijs suggereert dat “slavernij naar voren is gekomen als de belangrijkste moordenaar” van de inheemse bevolking van het Caribisch gebied tussen 1492 en 1550, meer dan ziekten als pokken, griep en malaria. Hij zegt dat de inheemse bevolking niet zo’n opleving doormaakte als de Europese bevolking na de Zwarte Dood, omdat een groot deel van de inheemse bevolking, in tegenstelling tot de zwarte dood, werd onderworpen aan dodelijke dwangarbeid in de mijnen.
De ziekten die de inheemse Amerikanen verwoestten kwamen in meerdere golven op verschillende tijdstippen, soms wel eeuwen na elkaar, wat zou betekenen dat overlevenden van de ene ziekte gedood kunnen zijn door anderen, waardoor de bevolking zich niet kon herstellen. Historicus David Stannard beschrijft de ontvolking van de inheemse Amerikanen als “noch onbedoeld noch onvermijdelijk” en zegt dat het het resultaat was van zowel ziekte als opzettelijke genocide.
Navigatie-expertise
Biografen en historici hebben uiteenlopende meningen over de deskundigheid en ervaring van Columbus in het navigeren en kapitein zijn van schepen. Eén geleerde somt een aantal Europese werken op uit de jaren 1890 tot 1980 die Columbus’ ervaring en vaardigheid ondersteunen als een van de beste in Genua, terwijl hij een aantal Amerikaanse werken uit een vergelijkbaar tijdsbestek opsomt die de ontdekkingsreiziger afschilderen als een ongetrainde ondernemer, met slechts weinig ervaring als bemanning of passagier voorafgaand aan zijn bekende reizen. Volgens Morison is het succes van Columbus in het benutten van de passaatwinden voor een groot deel te danken aan geluk.
Fysieke verschijning
Eigentijdse beschrijvingen van Columbus, waaronder die van zijn zoon Fernando en Bartolomé de las Casas, beschrijven hem als langer dan gemiddeld, met een lichte huid (vaak verbrand door de zon), blauwe of hazelnootkleurige ogen, hoge jukbeenderen en een sproeterig gezicht, een kegelvormige neus en blond tot roodachtig haar en baard (tot ongeveer zijn dertigste, toen het witter begon te worden). Een Spaanse commentator beschreef zijn ogen met het woord garzos, nu meestal vertaald als “lichtblauw”, maar het lijkt erop dat het voor Columbus’ tijdgenoten licht grijsgroene of hazelnootkleurige ogen betekende. Het woord rubios kan “blond”, “blank” of “blozend” betekenen. Hoewel Columbus in een overvloed aan kunstwerken is afgebeeld, is er geen authentiek portret uit die tijd bekend.

Een bekende afbeelding van Columbus is een portret van Sebastiano del Piombo, dat in veel schoolboeken is gereproduceerd. Het komt overeen met beschrijvingen van Columbus omdat het een grote man met kastanjebruin haar toont, maar het schilderij dateert uit 1519 en kan dus niet naar het leven zijn geschilderd. Bovendien is de inscriptie die het onderwerp identificeert als Columbus waarschijnlijk later toegevoegd en wijkt het afgebeelde gezicht af van dat van andere afbeeldingen.
Ergens tussen 1531 en 1536 schilderde Alejo Fernández een altaarstuk, De Maagd van de Zeevaarders, met een afbeelding van Columbus. Het schilderij werd besteld voor een kapel in het Casa de Contratación (Huis van de Handel) in het Alcázar van Sevilla en is daar bewaard gebleven.
Verwant aan dit onderwerp:
Annotations
This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:
-
-
-
- Last updated 2024-06-22
-
-
Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Sharealike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and worked on these articles.
-
-
-
- Spanish Wikipedia|titel=Cristóbal Colón|pagecode=160404845| date=20240621
- Spanish Wikipedia|titel=Virrienato colombino|pagecode=159092078| date=20240621
- Spanish Wikipedia|titel=Pleitos de coloninos|pagecode=157661970| date=20240621
- Dutch Wikipedia|titel=Christoffel Columbus|pagecode=67509131| date=20240621
- Dutch Wikipedia|titel=Bartholomeus Columbus|pagecode=63455965| date=20240621
- English Wikipedia|titel=Christopher Columbus|pagecode=1228825810| date=20240621
-
-
These texts of this story are available under the licence Creative Commons Attribution-Sharealike 4.0 International (CC BY-SA 4.0)
Full information of these photos/images, the author, or the license.
-
-
- De titel van dit schilderij is, Portret van een man, naar men zegt Christoffel Columbus,,,,. Author –Sebastiano del Piombo (1485–1547) , license Public Domain
- Handtekening Columbus. Author – Christopher Columbus (1451–1506), license Public Domain
- Ligurië, waar Columbus zijn jeugd doorbracht. Author – TUBS , license CC BY-SA 3.0
- Een 18e-eeuwse reconstructie van het huis waarin Columbus in Genua,,,,. Author – Ettorre (gregorio), license CC BY-SA 4.0
- De jonge Colombo (Colombo giovinetto),,,,. Author – Twice25, license CC BY 2.5
- Portret van Christoffel Columbus bewaard in de Library….. Author – Unknown, license Public Domain
- Columbus’ exemplaar van De reizen van Marco Polo,,,,. Author – Marco Polo with handwritten notes and sketches by Christopher Columbus, license Public Domain
- Toscanelli’s ideeën over de geografie van de Atlantische Oceaan….. Author – Bartholomew, J. G., license Public Domain
- “Columbus kaart”, getekend ca. 1490 in de kaartmakerij van Lissabon….. Author – Bartolomeo and Christopher Colombus, license Public Domain
- Columbus biedt zijn diensten aan de koning van Portugal aan,,,,. Author – Daniel Nicholas Chodowiecki, license Public Domain
- Christoffel Columbus bij de poorten van het klooster….. Author – Benet Mercadé (–1897), license Public Domain
- Het klooster van La Rábida, Palos de la Frontera, Huelva. Author – Miguel Ángel “fotógrafo”, license CC BY-SA 4.0
- Het Alhambra, waar Columbus toestemming kreeg van de….. Author – Jebulon, license CC BY-SA 4.0
- Kapiteinsvaandel van de schepen van Columbus. Author – Oren neu dag, license CC BY-SA 2.5
- Christoffel Columbus voor de katholieke vorsten aan het hof van Barcelona…. Author – Unknown, license Public Domain
- Zijn eerste reis, het vertrek van Christoffel Columbus,,,,. Archief – Library of Congress Prints and Photographs Division, Washington, D.C. 20540 USA, license Public Domain
- Eerste reis (vermoedelijk). Met de moderne plaatsnamen in zwart….. Author – Keithpickering~commonswiki, license CC BY-SA 3.0
- De tweede reis van Columbus die plaats vond tussen 1493 en 1496. Author – Keithpickering~commonswiki, license CC BY-SA 3.0
- De eerste wereldkaart van de Nieuwe Wereld gemaakt….. Author – Juan de la Cosa (–1510), license Public Domain
- De inspiratie van Christoffel Columbus door José María Obregón, 1856. Author – Jose Maria Obregon (1832–1902), license Public Domain
- Kaart van de derde reis van Christoffel Columbus, 1498-1500. Author – Keithpickering~commonswiki, license CC BY-SA 3.0
- De vierde reis van Columbus, 1502 – 1504. Author – Keithpickering~commonswiki, license CC BY-SA 3.0
- De dood van Columbus, litho door L. Prang & Co, 1893…… Author – L. Prang & Co., license Public Domain
- De overblijfselen van Christoffel Columbus bewaard in de….. Author – Università di Pavia, license CC BY 2.0
- Het graf van Christoffel Columbus, in de zuidelijke arm….. Author – Sevilla cathedral – tomb of christopher columbus.jpg: Pom² derivative work: Miguel Ángel “fotógrafo”, license CC BY-SA 3.0
- Columbustombe bij de vuurtoren van Columbus, Santo….. Author – Mariordo (Mario Roberto Durán Ortiz), license CC BY-SA 4.0
- Wapen toegekend aan Christoffel Columbus en het Huis….. Author – Miguel Ángel “fotógrafo”, license CC BY-SA 3.0
- Amerikaanse Columbiaanse Uitgifte van 1893. Author – US Post Office, license Public Domain
- Replica’s van Niña, Pinta en Santa María zeilden….. Author – E. Benjamin Andrews, license Public Domain
- Columbus Day parade in New York City, 2009. Author – Jazz Guy, license CC BY 2.0
- De landing van Columbus op het eiland Guanahaní, West-Indië (1846),,,,,. Author – John Vanderlyn (–1852), license Public Domain
- Het beeld van de Ontdekking van Amerika,,,,. Author – Frances Benjamin Johnson, license Public Domain
- De Faro a Colón (vert. vuurtoren van Columbus) is een monument….. Author – Jefry Lagrange Reyes, license GNU General Public License
- Het Columbus Monument in Columbus Circle,,,,,. Author – Daderot, license CC0 1.0
- Christoffel Columbus, door Karl von Piloty. Author – Karl von Piloty (1826–1886), license Public Domain
- De maagd van de zeevaarders door Alejo Fernández (1531-1536). Author – Alejo Fernández (1475–1545), license Public Domain
- Close-up van Fernández’ afbeelding van Columbus. Author – Alejo Fernández (1475-1545), license Public Domain
-










