Gijón

Uitzicht vanuit de baai, over de jachthaven, richting Cimadevilla, met boven op de klip het Elogio del Horizonte.

het wapen
de vlag

Gijón is een bruisende havenstad  gelegen in de Golf van Biskaje. Het combineert een rijke maritieme geschiedenis met een moderne sfeer. Gijón staat bekend om zijn charmante oude stadswijk Cimadevilla, ooit een vissersdorp, met smalle straatjes en historische bezienswaardigheden zoals het Eulalia-kerkcomplex en Romeinse ruïnes. Daarnaast heeft Gijón prachtige stranden en biedt het een levendige cultuur, met musea en een indrukwekkend centrum. De stad is ook een culinaire hotspot, beroemd om de sidra (appelwijn) en traditionele Asturische gerechten.

Gegevens
Comunidad autónoma Asturias
Provincia Asturias
Comarca Gijón
Hoogte
   •  Minimaal
   • Gemiddeld
   • Maximaal
.
     0 m.b.z.
     3 m.b.z.
 662 m.b.z.
Oppervlakte 182,1 km²
Gesticht 5e eeuw v.Chr.
(Noega, de eerste bekende nederzetting)
Bevolking
Bevolkingsdichtheid
268.561 inw. (2024)
1495,69 inw/km²
Bevolkingsnaam Gijonés, -a
Playu, -a
Postcode 33201 – 33213
Kengetal (+34) 98
Meest belangrijke feesten San Pedro (29 juni)
Carnaval (Dinsdag van carnaval)
Begoña (15 augustus)
Beschermheilige San Pedro
Officiële website

Gijón (in het Asturisch Xixón genaamd) is een Spaanse stad met de historische status van villa. Het is de enige bevolkingskern van de gelijknamige parochie. De gemeente Gijón met 273.744 (2023) inwoners is de dichtstbevolkte van de autonome gemeenschap. De haven van Gijón is een van de grootste in het noorden van Spanje.

De stad staat bekend als de “hoofdstad van de Costa Verde”. De pelgrimsroute langs de kust loopt door de gemeente naar Santiago de Compostela. En, Gijón is ook de zetel van de Consejo Consultivo del Principado de Asturias ( de Adviesraad van het Prinsdom Asturias (Casa de Nava, Cimadevilla)).

Toponymie


De oorsprong van de naam Gijón is lange tijd onderwerp geweest van heftige discussies onder geleerden. Al in 1899 was Miguel de Unamuno (Spaans schrijver en filosoof) van mening dat het woord afkomstig is van het Latijnse saxum “rots”, wat verband zou houden met de geografische kenmerken van de ligging van de stad, waarvan de oorspronkelijke kern op het grote voorgebergte lag dat nu bekend staat als de heuvel Santa Catalina, waarop het historische centrum van Cimadevilla ligt. Andere interpretaties uit die tijd zoeken de oorsprong van de term in de Keltische woorden zoals:

        • gy: dat water betekend, + om, betekend omringd (volgens Bullet).
        • hitón: groot oriëntatiepunt, of meesterwerk (volgens Uría).
        • egi+gon: smalle en afgelegen plaats, hoog en goed (volgens Becerro de Bengoa).

Gebaseerd op het primitieve karakter van Gijón als militaire nederzetting, stelt Sánchez het woord sessio voor, dat voorkomt in uitdrukkingen als sessio legionis of in sessione legionum, een theorie die de aanwezigheid van “aras sestianas” of “aras sessianas” zou versterken die sommige auteurs in de Campa Torres plaatsen en die Sánchez interpreteert als “aras de la sessio” of “aras sessianas”, dat wil zeggen “aras gijonesas”.

Wat zijn de Aras sessianas De aras sestianas zijn drie altaren die de Romeinse generaal Lucio Sestio Quirinalo Albaniano rond 19 v.Chr. liet bouwen als monument voor keizer Augustus. Ze herdenken de overwinningen van de Romeinse legioenen in de laatste campagnes van de Galicisch-Cantabrisch-Asturische oorlogen.
Ze worden genoemd in verschillende historische verhandelingen over het noordwesten van het Iberisch schiereiland door Romeinse historici zoals Strabo, Mela, Ptolemaeus en Plinius.

Andere verklaringen hebben de oorsprong van de term gezocht in antroponiemen of in de naam van de bezitter van het land, zoals bijvoorbeeld gegionus, gegion, segius (volgens Manzanares); sassonius (volgens Schulze) of het hypothetische *iaionus, *ieionus (volgens García Arias). Aan de andere kant zou volgens Xosé Lluis García Arias (Spaans schrijver en filoloog) de enorm populaire identificatie van Gijón met Gigia, aangehaald door Ptolemaeus, in feite niets te maken hebben met de Asturische stad. Het zou overeenkomen met een stad gelegen in wat nu het grondgebied van León is, misschien in de buurt van de rivier de Cea. Ook kan worden aangenomen dat de stad werd gesticht door de Legio VII Gemina en dat dit de oorsprong van de naam is.

Symbolen


Het wapen

Het wapen van Gijón, waarvan het gebruik is vastgelegd sinds 1649, toont Don Pelayo, de eerste koning van Asturias, met een zwaard in zijn rechterhand en het Victoriakruis, verlengd met een staf, in zijn linkerhand. De legende verbindt Don Pelayo met Munuza, de moslimgouverneur van Gijón met wie hij ruzie kreeg vanwege het ongeoorloofde huwelijk tussen de gouverneur en zijn zus. De Spaanse koninklijke kroon prijkt op het ensemble.

De afbeelding van Don Pelayo heeft in de loop der tijd enige variaties ondergaan. Zo droeg de Asturische koning destijds een volledig harnas en een 15e-eeuwse harnasstijl. Rond 1873 verscheen er een versie waarin Pelayo gekleed was in het gebruikelijke kostuum uit de 8e eeuw.

Op 2 december 1949 stemde de voltallige gemeenteraad in met:

Ten eerste om unaniem goed te keuren dat het wapen van Gijón de beeltenis van koning Pelayo met het Victoriakruis is; en ten tweede om de bijkomende elementen in stemming te brengen, en hiertoe is overeengekomen dat de beeltenis van koning Pelayo het Victoriakruis in de linkerhand draagt en het naar beneden getrokken zwaard in de rechterhand. Overeengekomen werd dat het kruis gedragen moet worden door een staf.

De kunstenaar Iván Fernández Candosa uit Gijón werd toen gevraagd om het goedgekeurde wapenschild te ontwerpen. Hij presenteerde het huidige wapenschild, waarvoor hij zich liet inspireren door een schilderij van Federico Madrazo.

De vlag

De vlag van Gijón is rechthoekig, heeft een lengte die gelijk is aan drie keer de helft van de breedte. Ze is wit en heeft een rode bies aan de vier zijden met een breedte die gelijk is aan een zesde van de lengte en heeft in het midden het gemeentewapen in een polychrome versie. De vlag vindt zijn oorsprong in de registratie die door de Spaanse regering, het Koninklijk Besluit van 30 juli 1845, is toegewezen aan de maritieme provincie Gijón.

Maritieme vlag van de maritieme provincie Gijón.

Het vindt zijn oorsprong in de maritieme vlag die werd toegekend aan de maritieme provincie Gijón bij Koninklijk Besluit van 30 juli 1845, waarin de vlag van de verschillende maritieme provincies beschreven staat die in de hoofdmast van de koopvaardijschepen gehesen moet worden, op hetzelfde moment dat ze de nationale vlag in de top hijsen. Dit wordt gedaan om het ene schip van de andere te onderscheiden op zee en in het zicht van de havens.

Geografie


Gijón ligt in het noorden van het Iberisch Schiereiland, in het midden van de Cantabrische kust van Asturias in Spanje, aan een vrij hoge, vlakke kustlijn in de uitlopers van het Cantabrisch gebergte. Het maakt deel uit van de Cantabrische waterscheiding en het hoogste punt is de Peña de los Cuatro Jueces op 662 m boven de zeespiegel, terwijl het hoogste punt in het stedelijk gebied in de wijk Ceares ligt op 59 m boven de zeespiegel. De gemeente Gijón heeft een oppervlakte van 182,1 km² en een vaag ovale vorm. De stad, met een oppervlakte van ongeveer 13,9 km², ligt in het centrale kustgedeelte van de gemeente, in een baai die in tweeën gedeeld wordt door de heuvel van Santa Catalina. Op deze heuvel ligt Cimadevilla, de oorspronkelijke kern van de huidige stad. Het strand van San Lorenzo in het oosten daarvan en wordt door de heuvel gescheiden van de jachthaven. De stranden van Poniente en Arbeyal, de scheepswerven, en de haven van El Musel, liggen in het westen.

De gemeente Gijón wordt begrensd door de volgende gemeenten: Carreño in het noordwesten, Corvera in het westen, Llanera in het zuidwesten, Siero in het zuiden en Villaviciosa in het oosten. Met Sariego komen de grenzen samen op een klein punt dat overeenkomt met de Peña de los Cuatro Jueces, zo genoemd omdat het de samenvloeiing is van de gemeentes Gijón, Villaviciosa, Sariego en Siero.

Noord-westen:
Carreño
Noord:
Cantabrische zee
Noord-oosten:
Cantabrische zee
West:
Corvera de Asturias
Oost:
Villaviciosa
Zuid-westen:
Llanera
Zuid:
Siero
Zuid-oosten:
Sariego
Hydrografie

Gijón maakt deel uit van de Cantabrische waterscheiding. De belangrijkste rivieren in de gemeente zijn de Aboño en de Piles.

Het strand van San Lorenzo waarop de rivier Piles uitmondt in zee.

De rivier de Aboño is de grootste en heeft het grootste debiet. De rivier ontspringt in Alto de la Miranda (Llanera) en mondt uit in de grens tussen de gemeentes Gijón en Carreño, waar ze de Aboño-monding vormt, die de laatste decennia sterk geïndustrialiseerd is. Deze rivier wordt afgedamd bij Tacones, ten westen van de gemeente naast de snelweg A-66, en levert aan het bedrijf ArcelorMittal. De belangrijkste zijrivier van de Aboño is de Pinzales, die van vergelijkbaar hydrologisch belang is. De Pinzales ontspringt in Siero en stroomt van zuid naar noord door Gijón.

De rivier de Piles, die van groot belang is omdat hij een deel van het stadscentrum doorkruist, is een korte rivier met een laag debiet waarvan de 10 tot 15 kilometer volledig binnen de grenzen van de gemeente loopt en het oostelijke deel van de stad doorkruist tot hij uitmondt in het strand van San Lorenzo.

Klimaat

Het klimaat van Gijón, dat wordt bepaald door de aanwezigheid van de zee en de lage ligging van de gemeente, is een oceaanklimaat, met overvloedige regenval van de herfst tot de eerste dagen van de lente, en stabieler en warmer weer in de zomer. De koudste maand is januari met een gemiddelde rond de 9°C, het gemiddelde van de warmste maand augustus ligt net onder de 19°C. Af en toe bedekt de sneeuw de gemeentelijke heuvels rond de stad in de winter en bereikt af en toe het stadscentrum, met gemiddeld één sneeuwdag per jaar. De gemiddelde jaarlijkse neerslag is 920 l/m². 

De wind is sporadisch en seizoensgebonden. In de winter waait de wind voornamelijk uit het zuidoosten, gematigd en warm. In de zomer is de situatie omgekeerd en waaien de winden overwegend uit het noordoosten, koud en droog.

Het milieu

Volgens het Observatorium voor Duurzaamheid is Gijón een van de Spaanse steden met de hoogste PM10-deeltjesvervuiling (zwevende deeltjes met een aërodynamische diameter van 10 µm of minder (1 micrometer komt overeen met een duizendste van 1 millimeter)). De stad staat 15e op de ranglijst van Spaanse steden met de hoogste concentratie van deze deeltjes, met een gemiddelde van 24,567 ppm³. De stad heeft ook de neiging om elk jaar de vervuilingsniveaus te overschrijden voor deze deeltjes, die een van de meest dodelijke vervuilers zijn. Luchtvervuiling is vooral geconcentreerd in het westelijke district van de stad vanwege de grote aanwezigheid van industrieën in het gebied. De gemeenteraad van Gijón heeft een Luchtplan, dat wordt geactiveerd om de meest intense vervuilingspieken te verminderen. De meest vervuilende bedrijven zijn ArcelorMittal, de Havenautoriteit van Gijón (El Musel haven) en de Tudela Veguín cementfabriek in Aboño.

Een studie van het Barcelona Institute for Global Health concludeerde dat luchtvervuiling in Gijón verantwoordelijk is voor ongeveer 300 vroegtijdige sterfgevallen per jaar. Hiervan kunnen er 76 vermeden worden door simpelweg de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie op te volgen, terwijl de rest verkregen wordt door de situatie in Gijón te vergelijken met die van minder vervuilde steden. Er is een bewezen verband tussen vervuiling en ziekenhuisopnames in verband met aandoeningen aan de luchtwegen.

Een studie gepubliceerd in The Lancet Planetary Health rangschikte Gijón als de vierde Europese stad met het hoogste sterftecijfer gerelateerd aan het gebrek aan groene ruimtes. Het rapport hield rekening met parameters zoals uitstoot, luchtkwaliteit en sterfte.

Geschiedenis


De prehistorie

Het vroegste bewijs van menselijke aanwezigheid in wat nu bekend staat als de gemeente Gijón dateert uit het Mesolithicum en bestaat uit stenen werktuigen, gevonden bij de monding van de rivier de Piles en in Tremañes. Deze gereedschappen werden gebruikt om weekdieren, zoals inktvis, uit de rotsen te halen, die deel uitmaakten van het dieet van de eerste bewoners van het gebied.

 Dolmen in de necropolis van Monte Areo.

Later, in het neolithicum, werd een reeks tumuli (primitieve begraafplaatsen, grafheuvels) gebouwd op de berg Deva en op de berg Areo, een dolmencomplex dat als een van de belangrijkste van de Cantabrische kust wordt beschouwd. In 1990 brachten archeologische onderzoeken 30 dolmens aan het licht, verspreid over twee verschillende sectoren: Los Llanos en Les Huelgues de San Pablo, die volgens sommige experts zijn gegroepeerd in een “bepaalde monumentale orde”. Opeenvolgende archeologische campagnes hebben geleid tot de studie van een tumulus in het gebied van San Pablo en nog twee in het gebied van Los Llanos. Twee ervan zijn van verschillende typen, twee ervan hebben rechthoekige kamers en de andere is trapeziumvormig met een kleine gang ervoor. Dit laatste is een interessant geval, want het is niet gebruikelijk om dolmens met een gang te vinden in de Cantabrische regio. Dit dolmencomplex wordt gedateerd op 5000 v.Chr. Deze megalithische monumenten zouden erop wijzen dat er een grote vaste bevolking was in wat nu de gemeente Gijón is, en dat als doel had het gebied af te bakenen dat ieder van hen als het zijne beschouwde.

De oudheid
Reconstructie van een pre-Romeinse Asturische woning in Campa Torres.

Er is geen bewijs van permanente nederzettingen in de gemeente tot het verschijnen van de castros (versterkte nederzettingen). De bekendste van deze versterkte nederzettingen is die in Campa Torres (Noega), met zijn oorsprong in de 6e en 5e eeuw v.Chr., bevolkt door Asturiërs van de gens van de Cilúrnigos. Het werd later, na de verovering, geromaniseerd omdat het een perfecte kandidaat was om tijdelijk militaire troepen te huisvesten. Sommige auteurs geloven echter dat er een soort inheemse bevolking moet zijn geweest op de plek waar nu de stad ligt, hoewel er geen betrouwbare gegevens zijn om deze veronderstellingen te ondersteunen.

Volumetrische reconstructie van de Romeinse muur in Cimadevilla.

Het castro van Noega werd geleidelijk verlaten als gevolg van de stichting in de 1e eeuw n.Chr. van een nieuwe Romeinse nederzetting aan de voet van de heuvel van Santa Catalina, in de huidige wijk Cimadevilla. Dit werd een belangrijke strategische haven op de Cantabrische zeeroute en een regionaal centrum of caput ciutatis dat zijn pracht en praal bereikte in het Late Romeinse Rijk. Archeologisch onderzoek dat sinds de jaren 1980 in het stadscentrum is uitgevoerd, heeft onder andere de overblijfselen van thermale baden (1e tot 2e eeuw n.Chr.), muren (3e tot 4e eeuw), huizen, waterreservoirs en een fabriek voor gezouten vis blootgelegd en gedocumenteerd. Onder de overblijfselen van Romeinse bewoning die in de gemeente zijn gevonden, is een grote villa uit de 4e eeuw in Veranes, waarvan het woongedeelte of pars urbana en het dienstgedeelte of pars rustica bewaard zijn gebleven.

Het bestaan van een stad wordt echter in twijfel getrokken door sommige historici, die de Romeinse nederzetting op de heuvel interpreteren als een villa met bijbehorende baden en die zijn economische activiteit versterkte met een visserij. De fortificatie zou overeenkomen met de transformatie in een militaire verdedigingspost.

De middeleeuwen en de vroegmoderne tijd
Gezicht op de haven van Xixon door Pedro Teixeira, 1634. Een van de eerste afbeeldingen van Gijón.

Na de Romanisatie volgde een zeer donkere periode, die duurde vanaf het einde van de Romeinse overheersing tot de komst van de moslims. De overgang naar de middeleeuwen werd in feite gekenmerkt door het geleidelijke verlies van stedelijke functies als gevolg van de ineenstorting van de Romeinse beschaving. Romeinse constructies werden hergebruikt voor nieuwe functies. Zo is het gebruik van het thermale complex als woonplaats en begraafplaats in verband met de kerk van San Pedro gedocumenteerd, en in het landelijke gebied van de gemeente werd het dorp Veranes omgebouwd tot kerk en begraafplaats en dat van Beloño tot fort.

Gijón was de hoofdstad van de trans-Cantabrische moslimdomeinen onder het bevel van de Berber Munuza, die zich hier vestigde en troepen stationeerde. Hij plaatste ook militaire nederzettingen op andere belangrijke punten, omdat een groot aantal troepen de zeestraat was overgestoken. De rest van de regio genoot daarentegen meer autonomie. De overheersing duurde ongeveer van 713 tot 718 of 722. De rebellen, die zich schuilhielden in de natuurlijke omheining van Liébana met Pedro de Cantabria, besloten Gijón te bevrijden van de moslimbezetting. In die jaren kwam de overwinning van de Astur-Cantabros in de slag bij Covadonga, die begon in 718 en werd geleid door Pelayo, en eindigde in Liébana, die koning werd van het koninkrijk Asturias. De herovering kon beginnen met Alfonso I, de zoon van Pedro de Cantabria.

Don Pelayo, koning van Asturias, een werk van Luis de Madrazo y Kuntz. Het schilderij dat Iván Fernández Candosa inspireerde tot het huidige wapen van Gijón.

In het jaar 1147 stopte een grote groep kruisvaarders in de haven van Gijón. Ze waren vertrokken uit Dartmouth (Engeland) met het doel het Heilige Land te veroveren en kwamen vast te zitten in een storm in de Cantabrische Zee. In een document over deze gebeurtenissen noemen ze de stad Mala Rupis, wat in het Latijn “slechte rots” betekent, misschien vanwege het ontoegankelijke uiterlijk.

Aan het begin van de 13e eeuw spreekt de kroniek van Rodrigo Jiménez de Rada over Gijón als een ciuitas deserta (verlaten stad), en ondanks het feit dat Alfonso X het in 1270 een fuero en stadsrechten verleende, was het zowel demografisch als economisch een irrelevant centrum.

De 14e eeuw, een periode waarin de macht van de adel zijn hoogtepunt bereikte, werd gekenmerkt door een dynastieke strijd na de dood van Alfonso XI. Het was een oorlog tussen Pedro I ‘el Cruel’, de legitieme afstammeling, en de bastaard Enrique de Trastámara. In de daaropvolgende jaren was Gijón het centrum van strijd tussen graaf Alfonso Enríquez en Enrique III, waarbij het tijdens een zware belegering in 1394 werd omsingeld, verbrand en met de grond gelijk gemaakt en uiteindelijk verdween als stedelijk centrum. Andere bronnen geloven echter dat er sprake was van een stagnatie en terugval in de groei van het stedelijke centrum zonder ooit het punt van verlating te bereiken. Als gevolg hiervan kreeg het landelijke gebied van de gemeente in deze periode een aanzienlijk belang, waarbij de bevolking verspreid over het platteland leefde onder de bescherming van kerken en kloosters die in romaanse stijl werden gebouwd, en er werden ook enkele forten gebouwd. Een opmerkelijk voorbeeld van deze laatste constructies is het nu verdwenen kasteel van Curiel, dat diende om de doorgang van het centrum van de regio naar de stad Gijón te controleren. Overblijfselen uit deze periode zijn vandaag de dag nog bewaard gebleven, waaronder de toren van de familie Valdés, in de volksmond bekend als de Turruxón de Trubia, en de kerken van San Miguel de Dueñas in Bernueces en San Juan Bautista in Cenero.

Pas in de 15e en 16e eeuw begon Gijón zich weer te ontwikkelen. Dit is te danken aan de verbeteringen die aan de haven werden aangebracht, waar een dok werd gebouwd dat het vissersverkeer en de commercie deed toenemen.

In de 17e en 18e eeuw maakte Gijón een grote ontwikkeling door waardoor het stadscentrum zich uitbreidde. Dit was te danken aan de vrijhandelsverordeningen van 1778, die de haven in staat stelden om handel te drijven met de Amerikaanse koloniën, waardoor het de enige haven in Asturias was voor dit doel, en het oude dok werd verbeterd en vergroot nadat het door een storm was verwoest. Dankzij dit alles, de verbetering van de verbindingen met de Meseta en de oprichting van het Asturische Instituut, bereikte Gijón in de 18e eeuw een bevolking van bijna 5.500 inwoners. Gaspar Melchor de Jovellanos speelde een sleutelrol in deze periode, want naast het bevorderen van de oprichting van het instituut en andere werken, was hij degene die de richtlijnen voor de uitbreiding van de stad vaststelde in zijn “Verbeterplan”, een pionier van de uitbreidingsplannen.

De moderne tijd
Industrialisatie en burgerlijke ontwikkeling

Aan het begin van de 19e eeuw werd de stad opgedeeld in de wijken Cima de Villa en Bajo de Villa. Er konden drie delen van het nieuwe stedelijke gebied worden onderscheiden: de buitenwijk La Rueda of de wijk El Carmen, aan de voet van de haven. El Humedal, aan de zuidwestelijke grens, gebouwd op enkele drooggelegde moerassen, en de uitbreiding genaamd Jovellanista. Dit gebied werd in 1836 omringd door een militaire omheining die werd gebouwd tijdens de eerste Carlistenoorlog.

In de tweede helft van de eeuw maakte Gijón een grote ontwikkeling door, voornamelijk als gevolg van de industrialisatie. De bevolking groeide zodanig dat de stad van 10.000 inwoners in 1857 naar 27.000 inwoners in 1900 groeide. Een voorbode van dit proces was de installatie in 1836 van de sigarenfabriek in het oude klooster van de Augustijner nonnen in Cimadevilla. Het groei versnelde in de daaropvolgende jaren door verschillende factoren, zoals de exploitatie van steenkool in de Cuencas Mineras en de aanleg van nieuwe infrastructuren. De weg naar León en de Carretera Carbonera a Langreo springen eruit. Deze laatste, ingehuldigd in 1842, was de eerste tolweg in Spanje. De hoge kosten die dit met zich meebracht, leidden ertoe dat men op zoek ging naar andere transportmiddelen voor steenkool. Als gevolg hiervan werd in 1852 het spoor naar Langreo in gebruik genomen, het eerste spoor dat door Asturias liep.

Ingebruikname van de Langreo spoorweg in Gijón (1852).

Dit alles maakte van Gijón een industriële stad waarin de bourgeoisie een zeer belangrijke rol speelde in de stedelijke ontwikkeling, door nieuwe straten en pleinen te creëren. Met deze plannen en de verbreding van straten en pleinen werd het historische centrum hervormd om de uitbreiding van de stad te bevorderen. Het verbredingsproject op het zandgebied van San Lorenzo werd in 1867 goedgekeurd en was gepland op land dat eigendom was van de eerste markies van Casa Valdés, ten oosten van de stad. Het rechthoekige raster dat toen ontstond, dat begint op de Plaza de San Miguel en eindigt op de Avenida de Castilla, gaf aanleiding tot de huidige wijk La Arena.

Het strand van San Lorenzo in 1911.

In de tweede helft van de 19e eeuw begon ook het bezoek van de koninklijke familie aan het paleis van Revillagigedo. Isabella II inaugureerde deze verblijven in de zomer van 1858, en zij golfbaden nam op het strand van Pando, dat de plaats innam van het huidige Poniente strand voordat het plaats maakte voor haveninfrastructuren. Later kwamen er verschillende koninklijke bezoeken. Alfonso XII bezocht hetzelfde strand tijdens het badseizoen van 1877, terwijl het strand van San Lorenzo, nu het hoofdstrand van de stad, centraal kwam te staan tijdens het bezoek dat hij met zijn familie bracht in 1884. Tot slot bezocht zijn zoon Alfonso XIII Gijón met zijn gezin in augustus 1900, toen de stad een zomerbestemming werd. Het bewijs hiervan is dat het strand van San Lorenzo vier kuurorden kreeg.

Tussen het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw leidde de consolidatie van een bloeiende bourgeoisie tot een nieuw model van stadsplanning. De leden van deze sociale klasse bevorderden de bouw van woongebouwen met een groter oppervlak en opvallende gevels – sommige beïnvloed door het modernisme of de art nouveau – evenals de faciliteiten die nodig waren voor hun sociale en commerciële relaties. Enkele voorbeelden die nu verdwenen zijn, zijn het oude theater Jovellanos, het theater-circus Obdulia en het Gran Hotel Malet. De arena El Bibio en het theater Dindurra, nu het theater Jovellanos, staan nog overeind. De architecten Miguel García de la Cruz en Manuel del Busto waren van groot belang voor het aantal werken in de stad.

De huidige jachthaven in 1884. Het werd al snel te klein en werd vervangen door El Musel.

Deze nieuwe ontwikkeling ging gepaard met meer infrastructuur. In 1874 werd het spoortraject tussen Pola de Lena en Gijón geopend, een deel van de lijn naar León werd in 1884 voltooid. In 1890 werd de eerste tramlijn in gebruik genomen, die Calle Corrida met Somió verbond. Daarnaast zorgden de bevolkingsgroei en de economische groei ervoor dat de haven te klein werd. De opeenvolgende uitbreidingen met verschillende dokken en bassins konden niet voorkomen dat de haven werd overspoeld door de intensiteit van het verkeer. Als gevolg hiervan werd, naast de eerder genoemde infrastructuren, de bouw van El Musel toegevoegd, wat de eerste kolenhaven op het schiereiland zou worden. De werkzaamheden begonnen in 1893 en werden voltooid in 1907.

Dit waren de huisjes in de Calle Capua, dat nu een museum is.

Het burgerlijke urbanisme stond in schril contrast met de precaire woon- en leefomstandigheden van de meest achtergestelde onder de arbeidersklasse. Een groot aantal van deze mensen woonde in “citadellen”, groepen kleine eengezinswoningen van zeer lage kwaliteit, verdeeld over tegenover elkaar liggende rijen en met gemeenschappelijke diensten voor allemaal. Deze werden zonder gemeentelijke vergunning gebouwd op de binnenplaats van de blokken en waren verborgen achter andere gebouwen of aan het einde van een steeg. Het meest opvallende was dat in de Calle Capua (straat), nu een museum. Rond de eeuwwisseling werden de eerste percelen ook op privé-initiatief gebouwd. Ze bestonden uit een lay-out van straten op landelijke landgoederen die via een toegangsweg verbonden waren met het stadscentrum. Deze vormden een ring rond de historische stad, de stadsuitbreiding en de industriegebieden El Natahoyo en La Calzada. De grond in de San Lorenzo-uitbreiding, die te duur was voor de minder kredietwaardige, liet lang op zich wachten. Van alle percelen viel de eerste in de Coto de San Nicolás, gelegen ten zuiden van de stadsuitbreiding, op.

Revolutie van 1934 en de Burgeroorlog

Tijdens de revolutie van 1934 riep de Confederación Nacional del Trabajo (Nationale Confederatie van Arbeid (CNT)) op 4 oktober een overhaaste algemene staking uit en wachtte vol ongeduld op de levering van wapens en dynamiet vanuit de Cuencas Mineras, het epicentrum van de revolutie. De wapens kwamen echter nooit aan, waardoor de Guardia Civil en de Guardia de Asalto posities konden innemen in de stad. De revolutionairen sloegen barricades op, vooral in El Llano, en met weinig materiaal probeerden ze op 8 oktober het stadhuis in te nemen, waardoor de kruiser Libertad de wijk Cimadevilla bombardeerde. De revolutie werd neergeslagen en de leiders werden geëxecuteerd, gearresteerd of verbannen.

Het kazernegebouw van Simancas. Momenteel is hier de school van de Inmaculada gevestigd.

Met het uitbreken van de Burgeroorlog in juli 1936 werd de stad gecontroleerd door de Republikeinen omdat het gemeentebestuur vooruitliep. Deze werd geleid door Avelino González Mallada, van de CNT, die de gemeenteraadsverkiezingen van februari had gewonnen. Het oorlogscomité van Gijón werd toen gevormd, met een anarchistisch overwicht. Het leger, geconcentreerd in de kazernes van Simancas en El Coto, sloot zich aan bij de opstand na een ontmoeting tussen kolonel Aranda, een voormalige verdediger van het beleg van Oviedo, en kolonel Pinilla, commandant van de divisies in Gijón. De opstand zelf begon op 20 juli en de rebellen werden verrast door de organisatie van militieleden en de lokale bevolking, die hun inspanningen concentreerden tegen de Simancas-kazerne door middel van een zware belegering. Het rebellenschip Almirante Cervera probeerde het leger te steunen door tussen 29 juli en 9 augustus de stad te bombarderen, wat leidde tot de vernietiging van gebouwen en paniek onder de bevolking. Het antwoord van de milities op de staatsgreep omvatte de vernietiging van kerken in de stad en vooral in het landelijke gebied van de gemeente, evenals de vervolging en executie van burgers. De troepen van kolonel Pinilla bezweken midden augustus, waardoor de belegering eindigde. Vervolgens werd de stad de hoofdstad van de Interprovinciale Raad van Asturias en León, die zichzelf uiteindelijk soeverein verklaarde en de Soevereine Raad van Asturias en León werd. De rebellen bleven de stad bestoken; er waren geen directe gevechten, hoewel er wel voortdurende bombardementen waren, zoals die van het Condor Legioen tegen de haven van El Musel en de stad in augustus 1937. Gijón versterkte zichzelf met schuilkelders, de meeste geïmproviseerd in kelders, hoewel die in Cimadevilla eruit springt, en bouwde zelfs een vliegveld in Las Mestas. Uiteindelijk vond de bezetting van de stad door de troepen van Franco plaats op 21 oktober 1937.

Francisme

In de jaren 1940 begon de bouw van de Universidad Laboral en werd het Plan Gamazo opgesteld, waarvan de goedkeuring in 1947 de basis legde voor de stedelijke groei in de daaropvolgende decennia.

Tijdens de naoorlogse periode was er een ernstig tekort aan woningen in Gijón. Halverwege de 20ste eeuw werden verschillende propagandacampagnes gestart, gericht op het uitbreiden van de bouwactiviteiten, door zowel publiek als particulier initiatief. Het doel was niet alleen om het probleem van het tekort aan huisvesting op te lossen, het was tevens het doel om arbeiders vast te zetten daar waar arbeid nodig was en om een ideologie te verspreiden die de deugden van privébezit en sociale vrede huldigde. Dit leidde echter tot de bouw van talrijke woonwijken buiten de stadsgrenzen of op grond die bestemd was voor industrieel gebruik, waardoor de stadsplanning ernstig werd gewijzigd en de ontwikkeling van de stad in de daaropvolgende decennia werd gemarkeerd. In 1958 werd het industrieterrein Las Mil Quinientas gebouwd, de kiem van de wijk Pumarín. De wijken El Llano en La Calzada kenden de grootste groei, waarbij de komst van immigranten uit onder andere Extremadura, Andalucía en Castilla erg belangrijk was. Hierdoor kende de stad in de jaren 1950 en vooral in de jaren 1960 haar grootste ontwikkeling en overtrof ze voor het eerst het inwoneraantal van Oviedo.

De Veriña staalfabriek gebouwd door UNINSA.

In die tijd werd ook de Feria Internacional de Muestras de Asturias (Internationale Handelsbeurs van Asturias) opgericht, die in 1963 het uitstalraam werd voor technologie, industrie, techniek, toerisme en handel in de regio. Sinds 1966 wordt de beurs gehouden in het Luis Adaro tentoonstellingscentrum.

De ijzer- en staalindustrie, de belangrijkste industrie sinds het einde van de 19e eeuw, werd vooral belangrijk in de jaren 1970. In 1971 ontstond UNINSA uit de fusie van de fabrieken Moreda-Gijón, Mieres en Duro-Felguera. 

Deïndustrialisatie en economische herstructurering

De laatste decennia van de 20e eeuw brachten een industriële crisis met zich mee die niet alleen de ijzer- en staalsector en de marine trof, maar ook de rest van de Asturische industrie, met name de mijnbouw. Vanaf de crisis van 1973, en vooral met de doelstellingen van de Spaanse regering om tussen 1982 en 1986 toe te treden tot de Europese Economische Gemeenschap, vonden in de hele regio industriële herstructureringen plaats. De intensiteit was zo groot dat alleen al in Gijón in 1982 eenenzeventig bedrijven werden gesloten. ENSIDESA, het bedrijf dat UNINSA had overgenomen, verminderde het personeelsbestand. Later werd het samen met Altos Hornos de Vizcaya Aceralia en aan het eind van de 20e eeuw werd het samen met het Luxemburgse Arbed en het Franse Usinor, dat nu is opgegaan in Mittal Steel, geïntegreerd in de Europese Arcelor-groep. De scheepsbouwindustrie werd in 1985 verenigd in Naval Gijón en de textielindustrie verdween praktisch in 1990. In 1987 werd het historische record van de werkloosheid bereikt, die 26% van de stad trof.

In 1986 werd een Algemeen Stedenbouwkundig Plan in werking gesteld dat verschillende hectaren van de wijk El Llano saneerde. Dit was het eerste van verschillende stedenbouwkundige plannen die marginale gebieden zoals La Calzada en Tremañes een waardig aanzien gaven of industriële wijken zoals El Natahoyo opnieuw vorm gaven. Met behulp van deze veranderingen en het herstel van de economie van Gijón op gelijke voet met de Spaanse economie in het midden van de jaren ’90, werd Gijón omgevormd tot een stad die zich richtte op de dienstensector. 1990 was het begin van de transformaties die gepaard gingen met deze nieuwe fase met de omvorming van de militaire installaties op de heuvel Santa Catalina, in Cimadevilla, tot een openbaar park. De sculptuur Elogio del Horizonte (Lof van de Horizon), van Chillida, werd daar ingehuldigd. In dit decennium werd ook een ambitieus openbaar bouwproject ondernomen, gebaseerd op de afbraak van een groot deel van het industriële Gijón. Het verdwijnen van de havenindustrieën liet ruimte over voor de stranden van Poniente en El Arbeyal, evenals voor de jachthaven. Bovendien ontstond door de sluiting van de Moreda-fabriek een hele wijk – Moreda – in een gebied dat al in 1990 waardig was ingericht toen de treinsporen werden verlegd van het Noordstation naar het station Gijón-Jovellanos.

De deïndustrialisatie ging door in de jaren 2000, met gevolgen voor de middelgrote industrieën van de stad en de mijn La Camocha, die in 2008 werd gesloten. In deze periode ontstonden ook nieuwe wijken, zoals Montevil, Viesques en Nuevo Roces. Tegelijkertijd begonnen in het oostelijke deel van de stad de faciliteiten te verschijnen die nu de Margarita Salas Milla del Conocimiento (Margarita Salas Mijl van Kennis) vormen. Dit zijn de universiteitscampus, het wetenschaps- en technologiepark en de verbouwing en renovatie van de Universidad Laboral onder het merk Laboral, stad van cultuur.

Cultureel erfgoed


Civiele architectuur

Gijón heeft een breed scala aan civiele architectuur, met de Universidad Laboral de Gijón (1955) als het meest representatieve gebouw.132 In haar uitgebreide catalogus van stedelijk erfgoed vinden we gebouwen zoals het 18e eeuwse Revillagigedo paleis, het stadhuis (Coello, 1865), de El Bibio arena (1888), de Bank van Gijón (Bellido, 1902), de Handelsschool (Del Busto, 1915), Solavieya (1918), La Gota Leche (De la Cruz, 1925), La Escalerona (Fernández-Omaña, 1933), de Casa Rosada (1940), de Casa Sindical (Somolinos, 1966) of het Palacio de Deportes (Arroyo, 1992).

De Universidad Laboral van Gijón.
De oude bank van Gijón, vanuit de Calle Corhdrrrida
De voorgevel van het Instituto de Puericultura, ook wel La Gota Leche genoemd, Gijón.
Religieuze architectuur

Er zijn verschillende kerken in Gijón, de drie “historische” zijn San Pedro (Somolinos, 1955), San José (Bustelo, 1954) en San Lorenzo (Bellido, 1901). Er is ook een basiliek gebouwd in 1918 met de bijnaam La Iglesiona en een heiligdom, Nuestra Señora de Contrueces (1660).

Iglesia de San Lorenzo van Gijón.
Iglesia de San José in Gijón.
Beelden in Gijón
Elogio al Horizonte, beton, door Eduardo Chillida.

Gijón heeft talloze kunstwerken die de openbare ruimtes sieren, waaronder monumenten voor Don Pelayo dat een bouwwerk van José Maria López Rodríguez is en staat op het Plaza de Marqués. Het beeld van Jovellanos door Caspar Melchor is van de Barcelonese kunstenaar Manuel Fuxá en bevindt zich op de Plaza del Seis de Agosto. Verder zien we het monument van Doctor Fleming en het beeld van Isabel la Católica, Octavio Augusto, Manolo Preciado en Quini. Andere opmerkelijke beelden zijn La madre del emigrante, Diana cazadora, las dríadas, alegoría, maternidad, cauce de energía, espacio exterior, nordeste, obelisco, paisaje germinador, sentimientos, solidaridad, sombras de luz, sin título, torre de la Memoria, árbol de la sidra, las letronas en de hommages aan Galileo Galilei en Rambal. Het betonnen sculptuur van Elogio del Horizonte is gemaakt door de Baskische beeldhouwer Eduardo Chilida. Het is een werk van grote proporties dat in 1990 werd opgericht op de Cerro de Santa Catalina. Het wordt beschouwd als een symbool van de stad en staat in de volksmond bekend als “het toilet van King Kong”.

Camino de Santiago

De Camino de Santiago del Norte (of Camino de la Costa), valt in Asturias gedeeltelijk samen met de Europese weg E-9. Het traject loopt 19 km langs het gedeelte van Gijón. Bij km. 3 bevindt zich de huidige pelgrimsherberg (service aangeboden door de campin de Deva). Vanaf dit punt loopt de officiële route door de parochies van Cabueñes en Somió naar de rivier de Piles, waar deze samenkomt met de alternatieve route van de Senda del Peñafrancía. Na 7 km door de stad te hebben afgelegd, gaat de route verder door Veriña en stijgt in de richting van Poago en de Areo berg, waar de route de gemeente Carreño binnengaan.

Panoramisch uitzicht op de jachthaven, met de wijk Cimadevilla op de achtergrond.
Musea

In Gijón zijn heel wat musea te vinden, de belangrijkste zijn:

Geschiedenis: In Gijón zijn er verschillende musea over de eigen geschiedenis, zoals de Romeinse baden van Campo Valdés, de Romeinse villa van Veranes, het archeologische park van Campa Torres en de Citadel van Celestino Solar; evenals twee andere over de geschiedenis van Asturias: het Spoorwegmuseum van Asturias en het Museum van het Volk van Asturias, dat ook het Doedelzakmuseum (Museo de la Gaita) omvat.
Kunst: Er zijn verschillende musea die voornamelijk collecties van één schilder tentoonstellen: Barjola Museum, Nicanor Piñole Museum en Evaristo Valle Museum, evenals een museum voor hedendaagse kunst, het LABoral Centrum voor Kunst en Industriële Creatie (LABoral de Arte y Creación Industrial), en een ander meer algemene museum, het Jovellanos Museum, waarvan de grote collecties gedeeltelijk zullen worden tentoongesteld in het geplande museum in Tabacalera, waardoor het de grootste kunstgalerij van de stad wordt.
Natuur: De botanische tuin en het aquarium van Gijón, gericht op de Cantabrische flora en fauna, vallen op.

Cultuur


Het hele jaar door worden er culturele activiteiten georganiseerd, die in de zomermaanden aanzienlijk toenemen, vooral in augustus voor de festiviteiten van La Asunción (Maria-Hemelvaart, 15 augustus), met festivals, muziek en theater, die een aanvulling vormen op het doorlopende programma van de Stadsschouwburg van Jovellanos. Onder de geconsolideerde evenementen in de stad kunnen we noemen:

        • FETEN Europese beurs voor kindertheater, in februari.
        • L.E.V. Festival – Laboratorio de Electrónica Visual – Internationaal Festival van Audiovisuele Creatie van Gijón, begin mei.
        • Gijón/Xixon Boekenbeurs – FELIX, in juni.
        • Metrópoli Gijón, Gijón Media Festival van Cultuur en Entertainment, inclusief een Comic-Con, gehouden eind juni op het beursterrein.
        • De Semana Negra (Zwarte Week) in juli.
        • Het Internationale Luchtfestival in juli.
        • Atlantic Arc Festival, in juli.
        • Internationaal Folklorefestival, eind juli.
        • Internationale Handelsbeurs van Asturië (FIDMA), in augustus.
        • Het Internationale Filmfestival van Gijón (FICX), eind november.
        • La Arribada literaire bijeenkomst.

De gemeentelijke centra programmeren allerlei voorstellingen in hun zalen, waaronder het jazzevenement dat minstens een keer per maand plaatsvindt in het Antiguo Instituto onder de naam Jazz en el Centro (Jazz in het Centrum). 

Theaters
Het Teatro Jovellanos op het Paseo de Begoña.

Er zijn diverse professionele theatergroepen in de stad, zoals Higiénico Papel, Teatro del Norte, Teatro Margen, Konjuro teatro… maar ook amateurgroepen zoals Atrebil, Compañía asturiana de comedias, Electra, G con G, La capacha, La Galerna, La Peseta, Rosario Trabanco, Telón de Fondo, Trama en Traslluz. Sommige van deze theatergroepen zijn ook bekend buiten de grenzen van de stad en ook buiten de provincie Asturias, met prijzen en vermeldingen.

De volgende theaters vallen op:

Teatro Jovellanos, theater gebouwd in 1899 onder de naam Teatro Dindurra. In 1936 werd het verwoest en in 1942 opende het zijn deuren onder de naam Teatro Jovellanos. In 1995 en 2010 werd het volledig gerenoveerd, waardoor het gebouw opnieuw werd bevestigd als een van de grootste exponenten van de openbare cultuur van Gijón.
Teatro de La Laboral, theater gevestigd in het oude auditorium van de Universidad Laboral met een uitgebreid cultureel programma en een capaciteit voor 2000 mensen.


Verwant aan dit onderwerp:


Ik wil u bij deze bedanken voor de interesse die u getoond heeft voor de website van Spaanse Verhalen. Als u dit een interessant of gewoon leuk verhaal vond, abonneer u dan gratis op deze niet commerciële website of geef hieronder eens een ✩LIKE, dat helpt namelijk  bij het algoritme van deze site. Normaal gesproken komt er elke week een nieuw verhaal bij.

Als u abonnee bent van Spaanse Verhalen kunt u zich ten alle tijden uitschrijven door op de knop geabonneerd te klikken. In het daaropvolgende scherm kunt u zich onderaan uitschrijven. In datzelfde scherm kunt u ook instellen hoe u de berichten wilt ontvangen.

Als u dit een leuk of interessant onderwerp vond abonneer u op Spaanse Verhalen of geef hieronder eens een ✩LIKE. Normaal gesproken komt er elke week een nieuw verhaal bij.

Als u abonnee bent van Spaanse verhalen kunt u zich ten alle tijden uitschrijven door op de knop geabonneerd te klikken. In het daaropvolgende scherm kunt u zich onderaan uitschrijven. In datzelfde scherm kunt u ook instellen hoe u de berichten wilt ontvangen.

Annotations

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2025-02-01

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Sharealike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and worked on these articles.

        • Spanish Wikipedia titel=Gijón pagecode=164837670 date=20250126
        • Spanish Wikipedia titel=Aras sestianas pagecode=6741688 date=20250126
        • Spanish Wikipedia titel=Altar pagecode=6925260 date=20250126
        • Spanish Wikipedia titel=Escudo de Gijón pagecode=151421969 date=20250127
        • Spanish Wikipedia titel=Bandera de Gijón pagecode=157224181 date=20250127
        • Dutch Wikipedia titel=Gijón (stad) pagecode=68455223 date=20250126
        • English Wikipedia titel=Gijón pagecode=1268977161 date=20250126

These texts of this story are available under the licence Creative Commons Attribution-Sharealike 4.0 International (CC BY-SA 4.0)

Other references are:


Full information of these photos/images, the author, or the license.