Koninkrijk Granada

Het Koninkrijk Granada volgens de Algemene Analyses van het Kadaster van Ensenada (1750-54).

Het koninkrijk Granada van de Kroon van Castilla (1492 – 1833)

het wapen
de vlag

Het Koninkrijk Granada was een territoriaal rechtsgebied of ‘provincie’ van de Kroon van Castilla vanaf de herovering in 1492 tot de territoriale opdeling van Spanje in 1833. De gemeenten waaruit het bestond volgens het Kadaster van Ensenada kun je zien in de bijlage Gemeenten van het Koninkrijk Granada.

Gegevens
Hoofdstad Granada
Entiteit Koninkrijk behorend tot de Kroon van Castilla
Geloof Rooms katholiek, Sunni, Isñlam, Jodendom
Regering Hofstelsel
Geschiedenis
    •  1492
    •  1568-1571
    •  1808-1814
    •  1833
Verovering van Granada
Opstand van de Moren
Onafhankelijkheidsoorlog

Territoriale verdeling van Spanje
Voorafgegaan door:
Emiraat van Granada
Opgevolgd door:
Provincie Almeria
Vlag van de provincie Cádiz, Spanje Provincie Cádiz
Provincie Granada
Provincie Jaën
Provincie Málaga

Geschiedenis


Na het einde van de Oorlog van Granada op 2 januari 1492 werd het voormalige Nasriden koninkrijk Granada onderdeel van de Kroon van Castilla. Het symbool van Granada, de granaatappelvrucht, werd opgenomen in het wapen van de Spaanse monarchie en verschijnt vandaag de dag nog steeds in het wapen van Spanje. De stad zou een lange neergang tegemoet gaan door het verlies van haar politieke en economische rol, omdat de ontdekking van Amerika de impuls zou zijn voor Sevilla, dat in de 16e eeuw de belangrijkste stad van Zuid-Spanje zou worden. Desalniettemin zou de institutionele rol van Granada erg belangrijk zijn, want het kreeg een stem in de Cortes (een privilege dat slechts 17 steden hadden), de kathedraal kreeg de rang van aartsbisdom en haar positie in het rechtssysteem werd alleen geëvenaard door Valladolid. De jurisdictie vestigde zich in Koninklijk Paleis van Granada (Real Chancillería de Granada) en vertegenwoordigde de rechtsmacht over de zuidelijke helft van de Castiliaanse Kroon.

Real Chancillería (tegenwoordig de zetel van het Hooggerechtshof van Andalusië), een 16e-eeuws renaissancegebouw, Granada.

De integratieproblemen, (religieus en etnisch, hoewel met een duidelijke basis in sociaal-economische eigenaardigheden) van de Moriscos met de oud-christelijke bevolking, die sociaal dominant werd, explodeerden in de opstand van Alpujarras (1568-1571)). Deze werd hardhandig onderdrukt en leidde tot de verspreiding van de Moriscos over het hele binnenland van Castilla. Het eindpunt van hun aanwezigheid in Spanje was de definitieve en totale verdrijving van de Moren in 1609.

Vanuit het oogpunt van jurisdictie was het grondgebied van het koninkrijk Granada zowel koninklijk als heerlijkheid (Señorio). Onder de heerlijkheden, allemaal wereldlijk, waren de belangrijkste die van het Huis van Alba, het Huis van Arcos, het Huis van Carpio, het Huis van Cenete, het Huis van Medina Sidonia, het Huis van Vélez, het Huis van Villena en het Huis van Infantado, evenals het landgoed van Çehel de las Alpujarras, het landgoed van Órgiva, het landgoed en huis van Baza, het landgoed van Bacares, het landgoed van Marchena en de heerlijkheid van Armuña, naast vele andere van kleinere omvang.

In tegenstelling tot de secundaire Castiliaanse koninkrijken, vooral die van Andalucía, was het Castiliaanse koninkrijk Granada het enige dat echt een eigen politieke, bestuurlijke en militaire eenheid had. De koninkrijken van Sevilla, Córdoba en Jaén, en in nog mindere mate die van Algeciras, Gibraltar en de Algarve, hadden de titel van koninkrijk, maar hun bestuur werd al snel verenigd in een superieure entiteit genaamd Andalucía. Zo was het zuiden van het schiereiland van 1492 tot 1833 verdeeld in twee bestuurlijke entiteiten: Andalucía en Granada, elk met een eigen bestuurlijke, gerechtelijke en militaire structuur. Terwijl de koningen een verenigd en gemeenschappelijk bestuur instelden voor de Andalusische koninkrijken (met een notario mayor van Andalucía, de adelantado burgemeester van Andalucía, kapitein-generaal, audiëntie en aartsbisdom gevestigd in Sevilla), kreeg het Castiliaanse koninkrijk Granada zijn eigen notaris-majoor, zijn eigen adelantado burgemeester van het koninkrijk Granada, zijn kapitein-generaal, zijn aartsbisschop, zijn eigen audiëntie en de Chanchillería.

Notario mayor van Andalucía De Notario Mayor de Andalucía werd in 1252 gecreëerd door Koning Alfonso X ‘el Sabio’, samen met die van Castilla y León. De eerste houder was Garci Pérez de Toledo. Vervolgens werd dit ambt erfelijk verbonden aan het Huis van Alcalá, waarvan de stamhoofden het samen met de Adelantamiento Mayor de Andalucía bekleedden.

Met de vestiging van hun directe vertegenwoordigers in Granada na de herovering, maakten de koningen dus het onderscheid duidelijk tussen Andalucía en Granada, het laatste bestuurd door een politiek-religieuze tetrarchie, aanvankelijk geleid door aartsbisschop Hernando de Talavera, de graaf van Tendilla, Andrés Calderón en Hernando de Zafra.

In 1833, na 341 jaar, schafte het Koninklijk Besluit van 30 november het koninkrijk Granada af en creëerde de huidige provincie Granada, die werd gevormd door gemeenten van het gelijknamige koninkrijk samen te voegen, met uitzondering van de gemeenten die deel gingen uitmaken van de provincie Almería, de provincie Málaga, de provincie Jaén en de provincie Cádiz

De herbevolking van het koninkrijk Granada


Nadat de oorlog van Granada was er een verwoest gebied achtergelaten dat onderdeel werd van de Kroon van Castilla. Er waren slechts weinig huizen, het irrigatiesysteem en daarmee de oogsten, inclusief de handel en zijdearbeid waren verwoest waardoor ook de economische activiteiten waren ingestort. Zeker in het zuidoosten, de Alpujarras en de vallei van Lecrín waren de gevolgen ernstig. In het westen en het noorden van het koninkrijk waren de gevolgen iets minder ernstig.

De moslims die onder dwang waren bekeerd tot het christendom en tot tweederangs burgers werden veroordeeld waren ontevreden en kwamen in opstand. Na deze Opstand van de Alpujarras werden de Moren, tussen 1570 en 1571 door Felipe II, hard aangepakt en uit het koninkrijk verdreven en verspreid over andere delen van Spanje. Dit veroorzaakte niet alleen een demografisch en economisch probleem, ook het intellect van de bevolking ging voor een enorm groot deel verloren. Felipe II probeerde dit verlies te compenseren door een grootscheeps herbevolkingsproces op gang te brengen. Dit plan had echter weinig kans van slagen door de verwoesting van het landschap die de oorlog had veroorzaakt. Het was alsnog wel belangrijk dit bevolkingsvacuüm te herstellen en de economie nieuw leven in te blazen. Hiervoor werden kolonisten uit Castilla naar het koninkrijk Granada gehaald. Bijna gelijktijdig met de oorlog, werden reeds de eerste maatregelen genomen om te beginnen met de economische en demografische wederopbouw van het koninkrijk. Zo begon een lang proces dat pas in 1595 zou eindigen.

Het plan tot herbevolking onderscheidde drie fase. Ten eerste, dat wil zeggen tussen 1570 en 1576, werden de bezittingen van de Moren geconfisqueerd en werden de eerste regels voor de herbevolking, de rechten en plichten, evenals de concessies en privileges die de kolonisten zouden genieten, uitgevaardigd. De tweede fase vond plaats tussen 1577-1579, toen nieuwe verordeningen werden gepubliceerd en de betaling van de huur niet meer in natura maar door betaling van geld werd geïnd. De laatste fase begon in 1595, nadat een twee jaar eerder uitgevoerd bezoek, van waarschijnlijk Felipe II (kon dat niet met zekerheid verifiëren), allerlei problemen constateerde bij de vestiging van de bevolking, waaronder het systematisch niet naleven van de herbevolkingswetgeving.

De regelgeving

Uit de koninklijke bepaling van 24 februari 1571, die opriep tot de verhuizing van onderdanen van de koning naar het koninkrijk Granada, werd al snel duidelijk dat de Kroon er belang bij had om een herbevolkingsverdeling tot stand te brengen door onderscheid te maken tussen de “Alpujarras, Sierras en Marinas” en de “Vegas, Valles en Llanos”. Dit onderscheid weerspiegelde de grotere gevolgen van de oorlog voor eerstgenoemde gebieden, zoals grotere ontvolking en een hoger risico om er te wonen. Mensen die zich in deze gebieden vestigden, kregen bescherming van hun plaats van herkomst tot hun bestemming, voldoende land om hun families te onderhouden, huizen in ruil voor een bescheiden jaarlijkse volkstelling en verschillende vrijstellingen, waaronder vrijstelling van de betaling van alcabalas.

Om nieuwe kolonisten aan te moedigen zich in de minder aantrekkelijke gebieden van de Alpujarras, Sierras en Marinas te vestigen, werden de concessies verhoogd. Ondanks de inspanningen waren de eerste regelingen echter niet zo succesvol als gehoopt, en veel families die de stap hadden gewaagd keerden uiteindelijk terug naar hun oorspronkelijke plaatsen.

In hetzelfde jaar 1571 waren nieuwe bepalingen nodig om de privileges en voordelen van de Alpujarras, Sierras en Marinas uit te breiden, en tegelijkertijd werden de voorwaarden vastgesteld waaraan nieuwe kolonisten moesten voldoen, evenals de verdeling van de Moorse goederen die ze zouden ontvangen. Dit resulteerde in de vaststelling van de verdeling van alle soorten eigendommen, bekend als “suertes de población”, bestaande uit huizen, land en bomen. Deze moesten worden toegewezen op basis van de “caudal” – oftewel de productiemiddelen – van elke kolonist, en alles werd vastgelegd in een “libro de apeo y repartimiento” of “libro de población”. In dit boek moest elke verandering in eigendom van de verdeelde eigendommen en alle andere gebeurtenissen worden bijgehouden.

Vanaf dat moment zouden de geconfisqueerde eigendommen van de Moren worden verdeeld tussen direct eigendom, dat werd behouden door de Kroon, en nuttig eigendom, dat in handen zou blijven van de nieuwe kolonist. In ruil hiervoor moest de kolonist pachttelling betalen, en werd hij verplicht om met zijn gezin in de plaats wonen en het toegewezen land te exploiteren volgens de lokale gebruiken en gewoonten.

De problemen van de kolonisten

Hoewel de herbevolking beantwoordde aan een plan dat nauwgezet was opgesteld aan het hof, belemmerden verschillende problemen de uitvoering ervan, of droegen er in ieder geval toe bij dat de praktische toepassing ver af stond van de oorspronkelijke vooropgestelde voorwaarde. Zo werden de nieuwe kolonisten tijdens de eerste jaren van hun vestiging in het koninkrijk geconfronteerd met het gevaar van Moors banditisme, of monfí (de naam waaronder naar de bergen gevluchte Moriscos, bekend stonden) in het binnenland, en van piraterij en Barbarijse zeerovers in de kustgebieden. Aan de andere kant werden de laatste jaren van de 16e eeuw gekenmerkt door slechte weersomstandigheden die tot slechte oogsten leidden. Deze factoren waren echter net zo schadelijk voor de nieuwe kolonisten als de menselijke factoren, namelijk het schadelijke optreden van de dominante sociale groepen die, samen met de kerkelijke sectoren, allerlei vormen van misbruik en opleggingen pleegden tegen de bevolking.

Andere belangrijke momenten voor het Koninkrijk Granada


Een belangrijk moment dat het begin van de Moderne Tijd voor het Koninkrijk Granada markeerde, was de ontmoeting tussen Christoffel Columbus en de Katholieke Monarchen. Op 17 april 1492 werden de ‘Capitulaciones de Santa Fe‘ ondertekend, een document dat de overeenkomst weergeeft tussen de vorsten en de Genuese admiraal om de reis naar Indië (de ontdekking van Amerika) te financieren.

In de 15e en 16e eeuw vond er een proces van “Castilianisering” van Granada plaats. De moskeeën werden afgebroken en er werden nieuwe kerken en representatieve gebouwen gebouwd zoals de Koninklijke Kapel, de Kathedraal en het Palacio de Carlos V.

In de daaropvolgende eeuwen werd de stad gevuld met barokke kunst en kreeg het iets van zijn pracht en praal terug. Door het verjagen van de moslim- en Jodenbevolking nam het intellect en de kwantiteit van de bevolking van Granada sterk af waardoor het gewicht verloor op het nationale toneel in de 18e en 19e eeuw.

In de 20e eeuw legden belangrijke kunstenaars van het kaliber Federico García Lorca (Spaans dichter, toneel- en prozaschrijver) en Manuel de Falla (Spaanse componist van orkest – en klassieke muziek) de authentieke schoonheid van Granada vast in hun werken.

In de afgelopen jaren is Granada uitgegroeid tot de universiteitsstad bij uitstek van Zuid-Spanje, met meer dan 80.000 studenten uit niet alleen Spanje. Het hippiekarakter van Granada heeft de harten gewonnen van jong en oud die de stad van het Alhambra bezoeken.


Naar boven

Verwant aan dit onderwerp:

Annotations

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2022-08-27

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and worked on these articles.

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0.

Other references are:


Full information of these photos/images, the author, or the license.