Banu Qasi

De muladi familie Banu Qasi (714-929)
بنو قسي

Het Banu Qasi domein en zijn rivaal, het koninkrijk van Pamplona, in de 10e eeuw, nadat ze waren beroofd van het grootste deel van de Marca Superior (Upper March).

De Banu Qasi, of in het Arabisch: بني قسي of بنو قسي, betekend “zonen” of “erfgenamen van Casio”, Banu Musa, of al-Qasawi was een belangrijke muladí (lokale bekeerling) dynastie die in de 9e eeuw heerste over de Marca Superior, een grensgebied dat bij het islamitische Omajjaden emiraat van Córdoba hoorde. Het lag aan de bovenloop van de Ebro-vallei. Op hun hoogtepunt in de jaren 850 was het familiehoofd Musa ibn Musa al-Qasawi zo machtig en autonoom dat hij ‘De Derde Monarch van Hispania’ zou worden genoemd. In de eerste helft van de 10e eeuw leidde een ruzie over de opvolging binnen de familie, opstanden en rivaliteit met concurrerende families, tegenover krachtige vorsten in het noorden en zuiden, tot het opeenvolgende verlies van al hun land.

Gegevens
Hoofdstad Tudela (714-602; 886-898)
Zaragoza (802-886; 898-927)
Entiteit Heersende dynastie 
Vorstendom
Officiële taal
 – Andere talen
Andalusisch  Arabisch
Latijn of vroeg Romaanse taal.
Religie Islam 
Mozarabisch christendom
Historische periode
 – 714

 – 929

Hoge Middeleeuwen
Gevestigd, en bekering van Graaf Cassius
Verovert door het Emiraat van Códoba en het Koninkrijk Navarra.
Leiders
 – 713/714-715
 – 715-740
 – 740-789
 – 789-862
 – 862-875
 – 875-898
 – 898-907
 – 907-929
Graaf Casio
Fortún ibn Qasi
Musa ibn Fortún
Musa ibn Musa
Lubb ibn Musa
Muhammad ibn Lubb
Lubb ibn Muhammad ibn Lubb
Muhammad ibn Abd Allah
Voorafgegaan door Basken
Opgevolgd door Taifa van Zaragoza
Koninkrijk Navarra

De oorsprong en het gebied


Men neemt aan dat de persoon die aan de wieg stond van het geslacht een, quasi-feodale, Hispano-Visigotische graaf was met de naam Casio dat in het Latijn Cassius zou zijn (Hispano is een verwijzing naar het Romeinse tijdperk, vandaar de Romaanse naam Cassius). Islamitische kronieken en de Kroniek van Alfonso III suggereren dat hij een Visigoot was. Volgens de 10e-eeuwse Muwalladische historicus Ibn al-Qūṭiyya bekeerde graaf Casio zich tot de Islam in 714 als mawlā (cliënt) van de Omajjaden, kort na hun verovering van Hispania. Na zijn bekering zou hij samen met Musa ibn Nusair, eerste wali van al-Ándalus, naar Damascus zijn gereisd om persoonlijk trouw te zweren aan de kalief van de Umayyaden, Al-Walid I.

Hij voerde het bevel over garnizoenen die grensden aan het grondgebied van de Vascones, een regio in Noord-Spanje dat zich ruwweg uitstrekte tussen Tudela, Tarazona, Ejea de los Caballeros en Nájera. Toen het Visigotische koninkrijk werd veroverd door de moslims, werd graaf Casio (713-714) een vazal van de Omajjaden in ruil voor het recht om zijn domein te behouden bekeerde hij zich tot de islam. Vandaar de familienaam Banu Qasi: ‘zonen van Casio’. Tevens was het Visigotisch feodalisme zo ver gevorderd dat Casio de steden onder zijn bevel kon nalaten aan zijn nakomelingen, ook nadat hij het pact had gesloten met de moslims.

De kern van zijn gebieden lag aan de oevers van de Ebro en omvatte de steden Auca Patricia (het tegenwoordige Cerezo del rio Tirón), Tudela, Arnedo, Calahorra, Valtierra, Viguera en misschien Olite en Alfaro. Het belangrijkste centrum van de familie was Arnedo en Nájera en Grañón lagen aan de noordwestelijke grenzen van het gebied. Bijna al deze steden lagen langs twee Romeinse wegen: de weg die Tarazona met Briviesca verbond en de weg die de Iregua vallei volgde.

De oude Romeinse wegen die Rome voor het vervoeren van zijn legers gebruikte, waren ook in de begintijd van de Banu Qasi de enige wegen op het Iberisch schiereiland.

Een expeditie van de emir Abderramán I in 781 bleek te zijn bedoeld om dit gebied te bevestigen.

De groeiende macht van de Banu Qasi


Het thuisland van graaf Casio was een smalle strook aan de overkant van de Ebro. De Arabische historicus Ibn Hazm noemde de zonen van graaf Casio als Fortún, Abu Taur, Abu Salama, Yunus en Yahya (er zijn andere schrijvers die andere ideeën hierover hebben). Hiervan wordt gesuggereerd Abu Taur de wali van Hueca zou kunnen zijn, die Karel de Grote uitnodigde in Zaragoza in 778. De Banu Salama, die aan het eind van de 8e eeuw uit de macht in Huesca en Barbitanya (het gebied van Barbastro) werd gezet, zou van Abu Salama kunnen afstammen. 

De familie vergrootte hun macht door in de 8e eeuw steun te geven aan de emirs van Córdoba in de interne strijd tussen Arabieren en Berbers, die veel voorkwam in de jaren na de verovering. De latere leiders van de familie stammen af Fortún van de oudste zoon van graaf Casio. Zijn zoon, Musa ibn Fortún ibn Qasi, was een prominente figuur in deze periode. Hij bezat het bovenste deel van de Ebro-vallei (Ejea, Tudela, Tarazona, Borja, Arnedo…). In 788 gaf hij steun aan emir Hisham I (emir van Córdoba) tegen de opstand van Said ibn al-Husayn in de Ebro vallei (specifiek in het gebied van Tortosa) die hij bestreed en doodde. Vervolgens trok hij op naar Zaragoza, dat hij innam. Hij werd op zijn beurt gedood door een vrijgelatene van al-Husayn.

Buste ter ere van Musa ibn Musa in Tudela, Navarra.

Het grenskarakter van de Marca Superior, en de daar tegenoverstaande Marca Hipánica, maakte het tot het toneel van de strijd tussen de Franken en de Andalusiërs om hun heerschappij in dit grensgebied af te bakenen, wat resulteerde in voortdurende wisselingen van allianties waaruit de Banu Qasi versterkt tevoorschijn kwamen, tot het punt dat zij in het midden van de 9e eeuw de hegemoniale dynastie in het gebied werden. Dit alles werd bevestigd door de benoeming in 852, door de net uitgeroepen emir Mohamed I van Códoba, van Musa ibn Musa (Musa I) tot gouverneur van het belangrijke Arnedo, het centrum van de macht van de familie, Tudela en, later, Zaragoza. Na de verovering van Zaragoza verhuisde Musa ibn Musa daarheen en werd het de nieuwe hoofdstad van de Banu Qasi.

Als lokale moslimdynastie in de Ebro-vallei, waren de Banu Qasi nominaal cliënten van het emiraat, maar ze gedijden op regionale rivaliteiten en allianties met andere Muladí-dynastieën van de Marca Superior, de Baskische leiders van Pamplona en de graven van Aragón, maar ook met de Catalaanse graven van Pallars-Ribagorza in het noorden en Barcelona in het oosten, het koninkrijk Asturias in het westen en de Omajjaden in het zuiden gedurende de volgende twee eeuwen. Ze huwden vaak met andere regionale edelen, zowel moslim als christen. Zo trouwde Oneca (eerder getrouwd met de Baskische Íñigo Jiménez en moeder van Íñigo Íñiguez, die later de ‘eerste koning van Pamplona‘ zou worden) met Musa ibn Fortún, een huwelijk dat rond 784 plaatsvond. Uit deze verbintenis werd Musa ibn Musa geboren, die dus de halfbroer van moederskant was van Íñigo Íñiguez. De familiebanden werden later versterkt door het huwelijk van Assona (dochter van Íñigo Arista) met haar oom Musa ibn Musa, en zijn eigen dochter en nichtjes waren getrouwd met andere prinsen uit de Pyreneeën. De nauwe alliantie tussen de Banu Qasi en de Arista’s duurde tot de laatste in 905 ten val werd gebracht door de Jimena dynastie.

De culturele tegenstrijdigheid van de Banu Qasi blijkt ook uit hun gemengde naamgebruik: bijvoorbeeld Arabisch (Mohamed, Musa, Abd Allah), Latijns (Awriya, Fortún, Lubb) en Baskisch (Garshiya).

De Omajjaden van Córdova keurden de heerschappij van de Banu Qasi goed en verleenden hen herhaaldelijk autonomie door hen als gouverneurs aan te stellen, om hen vervolgens te vervangen als ze te veel onafhankelijkheid uitstraalden of strafexpedities in de regio lanceerden. Dergelijke daden van de kant van de Omajjaden toonden aan dat ze er nooit in slaagden om het probleem van effectieve, centrale controle over afgelegen gebieden volledig op te lossen.

De kern van het land van de Banu Qasi van de 8e tot het begin van de 10e eeuw.

Tijdens de volgende generatie was Mutarrif ibn Musa waarschijnlijk een zoon van Musa ibn Fortún, hoewel historicus Ibn Hayyan alleen zijn naam noemt en niet zegt dat hij lid was van de Banu Qasi clan. Volgens Ibn Hayyan “misleidden de mensen van Pamplona, in 799-800, Mutarrif ibn Musa en doodden hem”. “Dit is misschien wel een van de meest geciteerde paragrafen door historici die op basis van dit korte nieuws een complex web van relaties hebben geweven waarbij de Banu Qasi, de Arista en de Karolingers betrokken waren”, zei de Franse Évariste Lévi-Provençal (mediëvist en islamhistoricus) die als eerste zei dat “Pamplona, de hoofdstad van Vasconia (gebied waar de Basken woonden), sinds 798 niet meer door de moslims werd bestuurd (…) en dat de inwoners de vertegenwoordiger van de Omajjadische autoriteiten, Mutarrif ben Musa Ben Qasi, hadden gedood en een van henzelf hadden gekozen, Velasco (el Gascón) genaamd.” Deze Velasco zou dezelfde “vijand van God zijn, Balashk al-Yalashqi, Heer van Pamplona”, een pro-Karolingiër tegen wie de moslims in 816 een militaire campagne lanceerden. De Spaanse historicus Claudio Sánchez Albornoz was het niet eens met deze interpretatie en geloofde dat het de inwoners van Pamplona waren geweest die, zonder tussenkomst van buitenaf, het heft in eigen handen hadden genomen. Ibn Hayyan vermeld nergens dat Mutarrif ibn Musa de gouverneur van Pamplona was of dat Velasco pro-Karolingisch was.

Het verval van de dynastie (902-929)


Met de val van Lubb ibn Muhámmad ibn Lubb (gedood in de slag om Liédena) vielen zijn lokale rivalen onmiddellijk het land van de Banu Qasi aan. Sancho Garcés daalde af naar Calahorra. De Banu Tuyib brak uiteindelijk het beleg van Zaragoza en veroverden Ejea. Al-Tawil heroverde de gebieden die hij verloren had en overrompelde de oostelijke enclave van de familie door Barbastro en Lleida in te nemen. Monzon werd kortstondig gecontroleerd door Lubb’s broer Yunus ibn Muhammad, maar hij kon het niet vasthouden en ook Monzon viel in handen van al-Tawil. In de gereduceerde westelijke gebieden werd Lubb opgevolgd door broer Abd Allah ibn Muhammad al-Qasawi. In 911 vielen Abd Allah en al-Tawil gezamenlijk, samen met al-Tawil’s zwager Galindo Aznárez II van Aragón, Pamplona aan. Na het vernietigen van verschillende kastelen, braken ze verdere acties af en trokken ze zich terug, maar ze werden gepakt door Sancho Garcés. Al-Tawil vluchtte en ontsnapte, terwijl Galindo werd verpletterd en gedwongen Sancho te erkennen als feodale vorst, waarmee een einde kwam aan de autonomie van Aragón. Arabische bronnen beschrijven Abd Allah’s achterhoedegevecht bij Luesia als een overwinning, maar als dat zo is, was het slechts een tactische overwinning waarna hij zich onmiddellijk terugtrok richting het zuiden. In 914 draaide Sancho de rollen om door naar het hart van het thuisland van de Banu Qasi op te trekken, Arnedo in te nemen en Calahorra aan te vallen. In het volgende jaar, 915, keerde Sancho zich naar Tudela en nam daar Abd Allah gevangen, waarbij hij duizend van zijn beste mannen doodde. Mutarrif ibn Muhammad al-Qasawi, Abd Allah’s broer, haastte zich om de stad te ontzetten en Abd Allah werd vrijgekocht, waarbij zijn dochter Urraca en waarschijnlijk zoon Fortún ibn Abd Allah als gijzelaars werden gegeven. Twee maanden later werd Abd Allah echter vermoord, zo wordt gezegd, door de intriges van Sancho.

Het enige lichtpuntje voor de familie in deze periode vond plaats in het oosten. In 913 stierf Muhammad ibn Abd al-Malik al-Tawil en het jaar daarop verwierpen de inwoners van Monzon zijn zoon Amrus ibn Muhammad en nodigden de Banu Qasi uit om terug te keren in de persoon van Muhammad ibn Lubb, zoon van Lubb ibn Muhammad. Na een korte belegering kon hij de stad terugveroveren voor zijn familie, evenals Lleida.

In het westen streden Mutarrif ibn Muhammad en zijn neef Muhammad ibn Abd Allah om de heerschappij. De laatste bleek zegevierend en doodde Mutarrif in 916. Sinds de dood van Lubb in 907 waren de Banu Qasi gebroken en verzwakt achtergebleven ten opzichte van twee opkomende machten: in het noorden en westen bracht een samenwerking tussen de nieuwe koning van León, Ordoño II, en Sancho I van Navarra een sterk leger naar het zuiden, dat in 918 de Banu Qasi-gebieden rond Viguera, Najera en Tudela verwoestte, terwijl de jonge en energieke Abd ar-Rahman III, die de krachten die aan het werk waren in het emiraat, binnenkort kalifaat van Córdoba, tijdelijk zou omkeren, legers naar het noorden stuurde en de christenen verpletterde. Het volgende jaar vielen beide leiders van de Banu Qasi, Muhammad ibn Abd Allah en Muhammad ibn Lubb, de Banu al-Tawil bij Barbastro aan, maar Sancho maakte hier gebruik van en sloot een verbond met zijn neef Bernardo I van Ribagorza en de Banu al-Tawil, hij viel Monzon aan en brandde het plat het, waardoor het verloren ging voor de Banu Qasi.

In 920 leidde de emir, Abd ar-Rahman III, persoonlijk het Cordobaanse leger naar het noorden en dwong Sancho om de versterkingen die hij aan het bouwen was op te geven. Na wat manoeuvreren ontmoette de emir de legers van Ordoño en Sancho en versloeg hen in de slag bij Valdejunquera. In 923 brachten de christelijke bondgenoten een andere troepenmacht naar het zuiden, en terwijl Muhammad ibn Abd Allah een coalitie van lokale edelen vormde om weerstand te bieden, werden hun legers uiteengedreven en vielen Viguera en Najera. Net als zijn vader werd Muhammad gevangen genomen en vervolgens vermoord op bevel van Sancho, en toen Abd ar-Rahman het jaar daarop nog een strafcampagne lanceerde, verwijderde hij bij zijn terugkeer naar Tudela de Banu Qasi en stuurde hen naar Córdoba en plaatste hun oude rivalen de Tuyibies van Zaragoza in hun plaats. Na 923 was alleen de oostelijke enclave, die Lleida en het kasteel van Balaguer, Barbastro en Ayera omvatte nog in handen van de familie. Deze werden echter één voor één vernietigd waarna Muhammad ibn Lubb zich wendden tot de Banu Tuyib voor leiderschap, waardoor hij alleen Ayera overhield in 928, toen Jimeno Garcés, de nieuwe koning van Navarra, namens hem ingreep tegen Hasim ibn Muhammad al-Tuyibi. Het jaar daarop werd Muhammad het slachtoffer van een hinderlaag en gedood door zijn zwager, een zoon van Ramon I van Ribagorza en Pallars.

Nalatenschap


De dood van Muhammad ibn Lubb betekende het einde van de Banu Qasi in de Ebro vallei. Hun rivalen, de Tuyibies, zouden hun voorbeeld volgen en sloten in 937 een onafhankelijke vrede met León, een zet die resulteerde in een strafexpeditie van de kalief, vergelijkbaar met die van voorgaande jaren tegen de Banu Qasi. De BanuTuyib zouden uiteindelijk een volwaardig Taifa-rijk stichten met Zaragoza als centrum.

Twee andere Taifa kronen werden geregeerd door mannen met namen die doen denken aan de Banu Qasi en worden geclaimd als dynastieke leden, hoewel er geen bewijs is van een feitelijke genealogische connectie. Een kleine Taifa staat in Alpuente werd gesticht door Abd Allah ibn Qasim. Hij behoorde tot een bekeerde familie die stamverwantschap claimde met de Yamanī/Fíhrī. In 1144 kwam een andere christelijke bekeerling en Soefi mysticus uit Silves (Portugal), Abu-l-Qasim Ahmad ibn al-Husayn ibn Qasi, Ibn Qasi genaamd, op en stichtte een Taifa staat in Mértola (Portugal), die hij uitbreidde naar een groot deel van Zuid-Portugal en hij moedigde de succesvolle aanval van de Almohaden (aan wie hij zich zou onderwerpen) tegen Sevilla aan. Ze kregen ruzie en Ibn Qasi werd in 1151 door zijn eigen mannen vermoord.

Invloedgebied van de Banu Qasi rond het jaar 910.

Leiders van de Banu Qasi


De volgende mannen zijn de gedocumenteerde leiders van de Banu Qasi (de cursief gedrukte vermeldingen hebben een onzekere band met de familie):

        • Casio, gestorven in 714
          • Abu Taur, Wali van Huesca, gestorven in 778 (mogelijk zoon van Casio)
        • Musa ibn Fortún, kleinzoon van Casio
          • Mutarrif ibn Musa, vermoord in 799, (mogelijk zoon van Musa ibn Fortún)
          • Fortún ibn Musa, gedood in de opstand van 801, (mogelijk zoon van Musa ibn Fortún of anders identiek aan hem)
        • Musa ibn Musa, gestorven in 862, zoon van Musa ibn Fortún
        • Lubb ibn Musa, gestorven in 875, zoon van Musa ibn Musa
        • Isma’il ibn Musa, medeleider tot 882, gestorven in 889, zoon van Musa ibn Musa
        • Muhammad ibn Lubb, medeleider tot 882, daarna alleen-leider, gestorven in 899, zoon van Lubb ibn Musa
        • Lubb ibn Muhammad, gestorven in 907, zoon van Muhammad ibn Lubb
        • Abd Allah ibn Muhammad, gestorven in 915, zoon van Muhammad ibn Lubb  (opvolgingstrijd tussen Mutarrif ibn Muhammad en Muhammad ibn Abd Allah, 915-916)
        • Muhammad ibn Abd Allah, gestorven in 923, zoon van Abd Allah ibn Muhammad
        • Muhammad ibn Lubb, gestorven in 929, zoon van Lubb ibn Muhammad
          (Einde dynastie)

Naar boven

Verwant aan dit onderwerp:

Annotations

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2024-06-15

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and worked on these articles.

        • Spanish Wikipedia|titel=Banu Qasi|pagecode=159084379| date=20240608
        • Spanish Wikipedia|titel=Banu Tuyib|pagecode=155434186| date=20240610
        • Dutch Wikipedia|titel=Banu Qasi|pagecode=64336283| date=20240608
        • English Wikipedia|titel=Banu Qasi|pagecode=1199251127| date=20201206

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0.


Full information of these photos/images, the author, or the license.