
De kathedraal van Santiago de Compostela, zijn geschiedenis en architectuur

De kathedraal van Santiago de Compostela (in het Spaans en Galicisch is dat: Catedral Basílica de Santiago de Compostela) maakt deel uit van het aartsbisdom Santiago de Compostela en is een integraal onderdeel van het werelderfgoed van Santiago de Compostela in Galicia, Spanje. De kathedraal staat op het Plaza del Obradoiro en heeft de vorm van een kruiskerk. Zij werd vanaf 1075 onder Alfonso VI van León gebouwd op de resten van een eerdere kerk uit 800.
De kathedraal is volgens de legende gebouwd op het graf van Sint-Jakobus de Meester, een van de apostelen van Jezus Christus, die ze in Spanje Santiago noemen. Zijn stoffelijk overschot zou, nadat hij in Palestina was onthoofd, in een stenen boot zijn gelegd waarin twee van zijn discipelen meereisden. De boot bereikte vanzelf de Galicische kust, waarna het dode lichaam werd begraven aan de berg Libredón. Bovenop het graf verrees deze machtige basiliek. Op heel de wereld zijn er slechts vier kerken die op het graf van een apostel zijn gebouwd. De andere zijn de Sint-Pietersbasiliek in Vaticaanstad, de Sint-Thomasbasiliek in Chennai, India, en de Sint-Johannesbasiliek in Izmir, Turkije.
De basiliek is sinds de vroege middeleeuwen een christelijk pelgrimsoord die het traditionele einde markeert van de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella, beter bekend als de Camino de Santiago. Deze verbindingsweg was van doorslaggevend belang voor de deelname van de middeleeuwse Spaanse koninkrijken aan de culturele bewegingen van die tijd, en ook vandaag de dag, na een revitalisering in de loop van de 20e eeuw, blijft het een belangrijke internationale pelgrimsroute.
Een voorrecht dat in 1122 door paus Calixtus II werd verleend, verklaarde dat alle jaren waarin 25 juli, de dag van Santiago, op een zondag viel, een “Heilig Jaar” of “Jubeljaar” zouden zijn in Compostela. Dit voorrecht werd bevestigd door paus Alexander III in zijn bul Regis aeterni in 1179.
| Locatie |
|---|
| Comunidad autónoma | Galicia |
| Provincie | La Coruña |
| Plaats | Santiago de Compostela |
| Religieuze info |
|---|
| Verering | Katholieke kerk |
| Bisdom | Santiago de Compostela |
| Gebruik | Seculiere geestelijkheid |
| Status | Kathedraal en Basiliek |
| Gewijd aan | St. Jacobus de Meerdere |
| Geschiedenis van het gebouw |
|---|
| Stichting | 9e eeuw |
| Bouw | 1075-1211 |
| Architect | Fernando de Casas Novoa |
| Bouwkundige gegevens |
|---|
| Type | Latijns kruisplan met drie schepen, driebeukig dwarsschip en kooromgang |
| Stijl | Romaans, Gotisch en Barok |
| Capaciteit | 1200 |
| Materiaal | Kubieke steen (Ashlar) |
| Jaar van inscriptie (Spaans cultureel erfgoed) |
22 augustus 1896 |
| Hoofdbeuk | Lengte: 100 meter Breedte: 70 meter (kruising) Hoogte: 22 meter en 32 meter bij de kruising |
| Richting v/d voorgevel | West |
| Torenspitsen | 2 torens van 76 meter hoog |
![]() |
|
Wat interesseert u het meest:
Geschiedenis
Volgens de legende bracht de apostel Jakobus de Meester (die we in het vervolg van dit verhaal Santiago zullen noemen) het christendom naar het Iberisch schiereiland. In Handelingen 12 staat echter geschreven dat Santiago op bevel van Herodes in Jeruzalem werd gedood.
Na zijn onthoofding en martelaarschap in Jeruzalem in het jaar 44 werden zijn stoffelijke resten door zijn volgelingen met behulp van een “engel” in een stenen boot naar Hispania gebracht. Als gevolg van de Romeinse vervolging van de christenen in Hispania werd het graf rond de 3e eeuw verlaten.

Volgens de legende werd het graf in Santiago in 814 herontdekt door Pelagius de Kluizenaar, nadat hij vreemde lichten aan de nachtelijke hemel, boven het bos van Libredón, had waargenomen. Men zegt dat de berg of het bos waar het graf werd gevonden, nu de kerk van San Félix de Solovio is, die ook in Santiago de Compostela staat. Bisschop Theodomirus van Iria beschouwde dit als een wonder en bracht koning Alfonso II van Asturias (791-842) op de hoogte. De koning gaf opdracht om op deze plek een kapel te bouwen. Volgens de legende was de koning de eerste pelgrim die dit heiligdom bezocht, hoewel er geen schriftelijk bewijs is dat dit bevestigt en het zeer waarschijnlijk slechts een stadslegende is. In 829 werd de eerste kerk gebouwd en in 899 volgde een pre-romaanse kerk, gebouwd in opdracht van koning Alfonso III van Asturias, waardoor dit belangrijke pelgrimsoord zich geleidelijk ontwikkelde.
In 997 werd de vroege kerk in de brand gestoken door Al-Mansur Ibn Abi Aamir (938–1002), legeraanvoerder van de kalief van Córdoba. Het graf en de relikwieën van Santiago bleven onaangeroerd. De poorten en de klokken, die door lokale christelijke gevangenen naar Córdoba waren gebracht, werden toegevoegd aan de Aljama-moskee. Later, toen Córdoba in 1236 door koning Fernando III van Castilla werd veroverd, werden deze poorten en klokken door moslimgevangenen naar Toledo gedragen om te worden geplaatst in de kathedraal van Santa María te Toledo.
De bouw van de huidige kathedraal begon in 1075 onder het bewind van Alfonso VI van Castilla (1040-1109) en onder de bescherming van bisschop Diego Peláez. De kathedraal werd gebouwd volgens hetzelfde ontwerp als de bakstenen kloosterkerk van Saint Sernin in Toulouse, waarschijnlijk het grootste romaanse bouwwerk in Frankrijk. De kathedraal werd grotendeels gebouwd in graniet. De bouw werd verschillende keren onderbroken en volgens het Liber Sancti Iacobi werd de laatste steen gelegd in 1122. Maar toen was de bouw van de kathedraal zeker nog niet voltooid.
Volgens de Codex Calixtinus waren de architecten Bernardo el viejo, een voortreffelijk meester, zijn assistenten Galperinus Robertus en later mogelijk Esteban, meester van de kathedraalwerken. In de laatste fase voltooide Bernardo el joven het gebouw, terwijl Galperinus verantwoordelijk was voor de coördinatie. Hij bouwde ook een monumentale fontein voor het noordportaal in 1122.

De laatste bouwfase begon in 1168 toen het kapittel meester Mateo opdracht gaf om een westelijke afsluiting te realiseren, tegenwoordig bekend als de crypte en het Portaal van de Glorie. Hoewel de torens van dit westelijke blok nooit werden voltooid, werd de kathedraal uiteindelijk in april 1211 ingewijd, op de ochtend van de tweede week van Pasen, door aartsbisschop Pedro Muñiz, in aanwezigheid van koning Alfonso IX en zijn zoon, naast talrijke kerkelijke en wereldlijke autoriteiten.
De stad werd, dankzij de inspanningen van bisschop Diego Gelmírez, in 1075 bisschopszetel en de kerk werd de kathedraal. Vanwege het toenemende belang als bedevaartsoord werd de stad in 1120 door paus Calixtus II verheven tot aartsbisschopszetel. In 1495 werd er een universiteit toegevoegd.
Er is gesuggereerd dat de bijzondere lantaarn torens van verschillende kerken in de Duero-vallei (Zamora, Plasencia, Toro, Évora) geïnspireerd zijn op de romaanse koepel van Santiago, die in de 15e eeuw werd vervangen door een gotische koepel. De kathedraal werd in de 16e, 17e en 18e eeuw uitgebreid en verfraaid met toevoegingen.
De ontdekking van het graf

De oorsprong van de verering van de apostel Santiago in Galicia gaat terug tot de vroege middeleeuwen. Aan het einde van de 7e eeuw verspreidde zich in het noordwesten van het Iberisch schiereiland de legende dat Santiago na zijn evangelisatiewerk in deze streek was begraven. Dit idee werd in Spanje overgenomen in het traktaat De Ortu et Obitu Patrum van Isidoro van Sevilla en in Engeland door bisschop Aldhelmo van Malmesbury.
In het jaar 813, acht eeuwen na de dood van de apostel Jakobus, zag een kluizenaar genaamd Pelayo (zijn werkelijke naam was Pelagius), samen met andere gelovigen, enkele lichten in de buurt van een plaats die bekend stond onder de naam Solovio. Hij bracht dit ter kennis van Teodomiro, bisschop van Iria Flavia (het huidige Padrón). Na drie dagen vasten begaven de bisschop en zijn metgezellen zich naar de plek en ontdekten tussen het struikgewas een monument gemaakt van marmeren platen. Zij twijfelden er niet aan dat dit het graf was van de apostel en zijn twee discipelen, Athanasius en Theodorus. Het graf bevond zich op een begraafplaats van een kleine verlaten Romeinse nederzetting, dat tegenwoordig wordt beschouwd als de mansio van Assegonia, die in verschillende klassieke werken wordt genoemd. De bisschop bracht de vondst ter kennis van de koning van Asturias, Alfonso II ‘el Casto’, die met zijn hofhouding naar de plaats reisde en de gronden rond het graf aan de bisschop schonk, samen met de bijbehorende inkomsten, en opdracht gaf tot de bouw van een kleine kerk supra corpus apostoli (boven het lichaam van de apostel), naast een baptisterium en een andere kerk gewijd aan de Verlosser. Enige tijd later, in een document gedateerd op 4 september 834, verklaarde de koning:
… want in deze dagen is ons de kostbare schat van de gezegende apostel geopenbaard, namelijk zijn allerheiligste lichaam. Toen ik hiervan hoorde, haastte ik mij met grote devotie en een smekende geest om deze kostbare schat te gaan aanbidden en vereren, vergezeld door mijn hofhouding, en wij aanbaden hem onder tranen en gebeden als beschermheer en heer van Spanje, en uit eigen beweging schonken wij hem het eerder genoemde geschenk en gaven opdracht een kerk ter ere van hem te bouwen. |
De eerste kerk

Tijdens opgravingen in 1879 onder de apsis van de kathedraal, onder leiding van historicus López Ferreiro, werden de fundamenten van het oorspronkelijke graf ontdekt, genaamd “Arca marmarica”, met overblijfselen van een altaar dat bestond uit een gladde plaat op een eveneens gladde stenen zuilschacht. Het had een grondplan van ongeveer acht meter in het vierkant, met een kleiner, rechthoekig middenstuk, gebouwd met grote natuurstenen blokken en buitenmuren van metselwerk. Het had een portiek met zuilen en een vloer van granieten platen; een rand van Romeins mozaïek omringde het deksel van het graf. De kerk die Alfonso II liet bouwen, respecteerde de oude cel van het graf, de zuilen werden afgebroken en er werd een muur gebouwd in de vorm van een schip met een kleine apsis in de buurt van de marmeren ark, waarna alles werd overdekt met een houten dak.
De pre-romaanse kerk
Tijdens het bewind van Alfonso III werd, gezien het toenemende aantal pelgrims en de beperkte afmetingen van de kerk, besloten om een nieuw gebouw te bouwen in pre-romaanse stijl, dat ruimer zou zijn dan het vorige. Het kreeg een plattegrond met drie beuken, waarbij de oude kerk volledig in het presbyterium bleef staan. De graven van Santiago en zijn discipelen werden niet aangeraakt. In het midden van het koor werd een altaar gewijd aan San Salvador (de Verlosser) geplaatst en in de zijbeuken rechts (evangeliezijde) t.o.v. het koor werd het altaar van San Pedro geplaatst en links (episelzijde) dat van San Juan. De wijding vond plaats in mei 899 met veel pracht en praal, in aanwezigheid van de koninklijke familie, 17 bisschoppen, 14 edelen en andere hoogwaardigheidsbekleders”. In een perkamenten boek van de kathedraal is de schenkingsakte van koning Alfons III van Asturias bewaard gebleven.
In de zomer van 997 werd Santiago de Compostela aangevallen door Almanzor, de ware heerser van het Kalifaat van Córdoba, nadat bisschop Pedro de Mezonzo, uit angst voor zijn bedoelingen, de stad had geëvacueerd. Almanzor en zijn troepen verbrandden de pre-romaanse tempel gewijd aan Santiago, maar lieten het graf met rust. Hierdoor kon de pelgrimsroute naar Santiago worden voortgezet. Rond het jaar 1000 werd de tempel herbouwd door bisschop Pedro de Mezonzo.
De romaanse kerk

De 10e-eeuwse tempel bleek ook ontoereikend om de groeiende stroom pelgrims uit verschillende delen van Europa naar Santiago de Compostela te kunnen ontvangen. Onder impuls van koning Alfons VI ‘el Bravo’ en bisschop Diego Peláez werd in 1075 begonnen met de bouw van een grote romaanse kathedraal. Volgens de Codex Calixtinus (12e eeuws handschrift), onder leiding van de bouwmeesters Bernardo el Viejo, zijn assistent Galperinus Robertus en een vijftig man sterke groep steenhouwers. Bisschop Diego Peláez werd in 1088 afgezet, waarna de bouwwerkzaamheden enige tijd werden stilgelegd.
Vijf jaar later waren de werkzaamheden in volle gang, aangestuurd door de nieuw benoemde bestuurder van het bisdom, Diego Gelmírez, met de steun van de nieuwe bisschop Dalmacio en Raimundo de Borgoña. In 1101 verliet meester Esteban de stad Compostela, waarbij hij de kapellen van de kooromgang voltooide en de werkzaamheden aan de gevel van de Platerías begon. Vanaf dat moment werden de werkzaamheden regelmatig voortgezet, waarbij waarschijnlijk de omvang van het oorspronkelijk ontworpen gebouw werd vergroot. In de eerste twee decennia van de 12e eeuw werden de werkzaamheden aan de armen van het transept voltooid (in 1111), totdat de laatste steen werd gelegd, wat volgens de Codex Calixtinus in 1122 plaatsvond. Diego Gelmírez, in 1100 tot bisschop benoemd en in 1120 tot eerste aartsbisschop van Compostela, was de belangrijkste figuur in het stimuleren van de bouwactiviteiten in Santiago. Hoewel de bouw verschillende keren werd stilgelegd, maakte de grote hoeveelheid ingezamelde giften het mogelijk dat de kerk in 1128 weer in gebruik werd genomen en gewijd. In 1140 waren al zes traveeën van de schepen overdekt en in 1168 nam meester Mateo de leiding van de werkzaamheden op zich toen hij begon met de portiek van de Gloria. Hoewel de werkzaamheden gedurende een groot deel van de 13e eeuw voortduurden, werd de kathedraal uiteindelijk in 1211 gewijd.
Het exterieur van de kerk
Elk van de gevels vormt samen met de aangrenzende pleinen een prachtig stedenbouwkundig geheel. De barokke gevel van de Obradoiro werd in 1740 ontworpen door Fernando de Casas Novoa. Ook barok is de gevel van Azabachería, een werk van Ferro Caaveiro en Fernández Sarela, dat later werd aangepast door Ventura Rodríguez. De gevel van Platerías gebouwd door meester Esteban in 1103; en vooral het portiek van de Gloria, een belangrijk werk van de romaanse beeldhouwkunst, voltooid door meester Mateo in 1188.

De gevel van het Obradoiro (Fachada del Obradioro)

Het plaza del Obradoiro (plein van de werkplaats) (6, dit nummer vindt u terug op de plattegrond) voor de gevel verwijst naar de werkplaats van de steenhouwers die tijdens de bouw van de kathedraal op het plein werkten. Om de Pórtico da Gloria te beschermen tegen weersinvloeden, zijn deze gevel en torens sinds de 16e eeuw meerdere malen gerenoveerd. In de 18e eeuw werd besloten om de huidige barokke gevel te bouwen, ontworpen door Fernando de Casas Novoa. Deze heeft grote glazen ramen die de oude romaanse gevel verlichten. Het bevindt zich tussen de Klokkentoren en de Carraca-toren (vernoemd naar het ratelinstrument (carraca) dat tijdens de Semana Santa (Stille Week) werd gebruikt). In het midden van het centrale deel staat de apostel Santiago en een niveau lager zijn twee discipelen Athanasius en Theodore, allemaal gekleed als pelgrims. Daartussen bevinden zich de urn (die het gevonden graf voorstelt) en de ster (die de lichten voorstelt die de kluizenaar Pelagius zag) tussen engelen en wolken. De toren aan de rechterkant stelt Maria Salomé voor, de moeder van Santiago, en de toren aan de linkerkant stelt zijn vader Zebedeüs voor. De balustrade aan de linkerkant stelt de heilige Susanna en Sint-Johannes voor en die aan de rechterkant de heilige Barbara en Jakobus de Mindere.
Bij een restauratie van de gevel in 2014 kwamen talrijke aspecten van de oorspronkelijke constructie aan het licht die voor verbetering vatbaar waren.

De Maximiliaanse trap biedt toegang tot de gevel. De trap werd in de 17e eeuw gemaakt door Ginés Martínez en is in renaissancestijl, geïnspireerd door Giacomo Vignola van het Palazzo Farnese. De trap is ruitvormig met twee hellingen die de ingang omringen van de oude 12e-eeuwse romaanse crypte van Meester Mateo, in de volksmond de “Oude Kathedraal” genoemd. Volgens Manuel Gago Mariño (Spaans journalist en wetenschapper) hebben de sculpturen aan de voet van de Maximiliaanse trap van de kathedraal, gebouwd door aartsbisschop Maximiliaan van Oostenrijk, ook betrekking op de Slag bij Clavijo.

Tussen het bestaande vlak van de gevel van de Obradoiro en het oude romaanse portaal (Pórtico da Gloria) bevindt zich een overdekte narthex.
Deze gevel is een symbool geworden van de kathedraal en de stad Santiago de Compostela. Als zodanig is het afgebeeld op de achterkant van de Spaanse euromunten van 1, 2 (die in Spanje nog steeds gebruikt worden) en 5 cent.
Het portaal van de Glorie (Pórtico de la Gloria)
Het portaal van de Gloria (11) van de kathedraal van Santiago de Compostela is een portaal in romaanse stijl, gemaakt door meester Mateo en zijn atelier in opdracht van koning Fernando II, die hiervoor tussen 1168 en 1188 jaarlijks honderd maravedís schonk. Deze laatste datum staat in steen gegraveerd in de kathedraal als de datum van voltooiing. Op 1 april 1188 werden de lateien van het portaal geplaatst en de voltooiing van het geheel duurde tot 1211, toen de tempel in aanwezigheid van koning Alfonso IX werd ingewijd.

Het portaal is verdeeld in drie rondbogen die overeenkomen met elk van de drie beuken van de kerk, ondersteund door dikke pijlers met toegevoegde zuilen. De middelste boog is de grootste (twee keer zo groot als elk van de zijbogen) en is de enige met een timpaan. Deze wordt verdeeld door een centrale zuil, de montant (parteluz), met de figuur van Santiago. Verticaal wordt de onderste strook gevormd door de bases van de zuilen, versierd met fantasiedieren, de middelste strook wordt gevormd door zuilen die de aangebrachte beelden van de apostelen ondersteunen en de bovenste strook door de bogen die de drie deuren bekronen. Het beeldhouwwerk is bedoeld als een iconografische voorstelling van verschillende symbolen uit de Apocalyps van Johannes en andere teksten uit het Oude Testament.
De timpaan

De opstelling van het timpaan is gebaseerd op de beschrijving van Christus door de evangelist Johannes in de Apocalyps. In het midden is de Pantocrator afgebeeld, met het beeld van Christus in Majesteit, met in zijn handen en voeten de wonden van de kruisiging. Christus wordt omringd door de tetramorf met de figuren van de vier evangelisten met hun attributen: linksboven San Juan en de adelaar en onderaan San Lucas met de os; rechtsboven San Matteo op de kist van de belastinginner en onderaan San Marco en de leeuw.
Aan weerszijden van de evangelisten, achter San Marco en San Lucas, staan vier engelen met de instrumenten van de Passie van Christus. Sommigen dragen, zonder ze rechtstreeks aan te raken, het kruis en de doornenkroon (links) en de lans en de vier spijkers (rechts), anderen de zuil waaraan hij werd gegeseld en de kruik waarmee Pontius Pilatus zich waste. Boven de hoofden van deze engelen bevinden zich twee grote groepen zielen van de zaligen, veertig in totaal. In de archivolte van het centrale timpaan zitten de vierentwintig oudsten uit de Apocalyps, elk met een muziekinstrument in de hand, alsof ze een concert ter ere van God voorbereiden.
De montant (parteluz)

Op de middenstijl staat de zittende figuur van de apostel Jakobus met een pelgrimsstaf, als patroonheilige van de basiliek. Jakobus houdt een perkamentrol vast met daarop de woorden Misit em Dominus (de Heer heeft mij gezonden). De zuil eindigt boven zijn hoofd met een kapiteel waarop de verleidingen van Christus op drie zijden zijn afgebeeld; op de vierde zijde die naar het interieur van de tempel is gericht, bidden twee geknielde engelen. Aan de voet van de heilige staat nog een kapiteel met de figuren van de Heilige Drie-eenheid. Onder de apostel is de boom van Jesse afgebeeld, de naam die de stamboom van Jezus Christus krijgt vanaf Isaï (Jesse), de vader van koning David. Het is de eerste keer dat dit thema in de religieuze iconografie op het Iberisch schiereiland wordt afgebeeld. De zuil rust op een sokkel met daarop een figuur met een baard tot aan de borst (dat een afbeelding van Noach zou kunnen zijn) en twee leeuwen. Aan de voet van deze centrale zuil, in het bovenste gedeelte aan de binnenkant, kijkend naar het hoofdaltaar van de kathedraal, staat de geknielde figuur van meester Mateo zelf, met een bordje waarop Architectus staat geschreven. Dit beeld staat in de volksmond bekend als “Santo dos croques”, naar de oude traditie van studenten om met hun hoofd tegen de figuur te slaan om wijsheid te verkrijgen, een traditie die later door pelgrims werd overgenomen, hoewel er maatregelen worden genomen om de toegang te beperken en zo de schade aan het werk te beperken.
De deurposten (jambas)

Op de zuilen van de centrale deur en op de twee zijdeuren zijn apostelen, profeten en andere figuren afgebeeld, met hun iconografische attributen. Ze zijn allemaal bekroond met hun respectievelijke kapitelen waarop verschillende dieren en menselijke hoofden met bladmotieven zijn afgebeeld. Alle figuren waren polychroom en hun naam stond vermeld in de boeken of perkamentrollen die ze in hun handen vasthielden.
De vier steunpilaren van het portaal rusten op stevige funderingen waarop groepen verschillende dieren en bebaarde menselijke hoofden zijn afgebeeld. Volgens sommige auteurs zijn deze figuren afbeeldingen van demonen en symboliseren ze dat het gewicht van de glorie (in dit geval het portaal) de zonde verplettert. Andere bronnen geven er een apocalyptische interpretatie aan, met oorlogen, hongersnood en dood (afgebeeld door de beesten), situaties die alleen dankzij het menselijk verstand (de hoofden van de oude mannen) kunnen worden gered.
Zijdeuren
De boog van de rechterdeur stelt het Laatste Oordeel voor. De dubbele archivolt wordt door twee hoofden in twee gelijke delen gesplitst. Sommige auteurs identificeren deze hoofden met de figuren van de aartsengel Miguel en Christus, voor anderen zijn het Christus als rechter en een engel, en andere bronnen geven aan dat ze God de Vader en God de Zoon voorstellen. Rechts van deze hoofden is de hel afgebeeld, met figuren van monsters (demonen) die de zielen van de verdoemden slepen en martelen. Links is de hemel met de uitverkorenen, met figuren van engelen met kinderen die de geredde zielen symboliseren.

De boog van de linkerdeur stelt scènes uit het Oude Testament voor, met de rechtvaardigen die wachten op de komst van de Verlosser. In het midden van de eerste archivolt staat God de Schepper, die de pelgrim zegent en het boek van de Eeuwige Waarheid vasthoudt; rechts van hem staan Adam (naakt), Abraham (met opgeheven wijsvinger) en Jacob. Bij hen staan nog twee figuren die Noach (de nieuwe vader van de mensheid die haar van de zondvloed redde) en Esau of Isaak en Juda zouden kunnen zijn. Links van God zien we Eva, Mozes, Aäron, koning David en Salomo. In de tweede archivolt, de bovenste, stellen tien kleine figuren de twaalf stammen van Israël voor.
De zuidgevel of gevel aan de Platerías
De façade van Las Platerías (1) (Praterías in het Galicisch betekend zilversmeden) is de zuidelijke gevel van het transept van de kathedraal van Santiago de Compostela en is de enige romaanse façade die in de kathedraal bewaard is gebleven. Het werd gebouwd tussen 1103 en 1117 en in de daaropvolgende eeuwen zijn er elementen uit andere delen van de kathedraal aan toegevoegd. Het plein van de Platerías wordt aan twee zijden begrensd door de kathedraal en het klooster; naast de kathedraal staat het Casa del Cabildo.

Het heeft twee toegangsdeuren met archivolten en een historische timpaan die er slecht aan toe zijn. De archivolten worden gedragen door elf zuilen, waarvan drie van wit marmer (in het midden en op de hoeken), de anderen zijn van graniet. Op de zuil in het midden staan de figuren van twaalf profeten en op die aan de zijkant de apostelen. Op de timpanaal bevindt zich een grote fries die van het bovenste gedeelte wordt gescheiden door een strook die wordt ondersteund door groteske kraagstenen; op deze verdieping bevinden zich twee ramen versierd met romaanse archivolten.
In de centrale fries staat Christus, met verschillende personages en taferelen. Rechts zes figuren behorend tot het stenen koor van Meester Mateo, dat aan het einde van de 19e eeuw werd geplaatst. De oorspronkelijke opstelling van de iconografische elementen werd ongeldig verklaard omdat in de 18e eeuw talrijke beelden werden toegevoegd die waren teruggevonden uit de ontmantelde gevel van Acibecharía. Een centraal medaillon toont de Eeuwige Vader (of Transfiguratie) met open handen en op het bovenste vlak staan vier engelen met trompetten die het Laatste Oordeel aankondigen.
In het timpaan van de linkerdeur wordt Christus verleid door een groep demonen. Op de Puerta de Platerías, of beter gezegd op het timpaan van de linkerdeur, zien we een zittende antropomorfe figuur die een vrouw voorstelt met een ontbloot borst en been, met lang golvend haar en een schedel in haar handen. De plaatsing maakt deel uit van het beeldhouwwerk dat de verleidingen van Christus illustreert. De eerste verwijzing vinden we in de Codex Calixtinus, die het in verband brengt met een allegorie van de zonde, meer bepaald de wellust, aangezien de Guya del Liber Sancti Iacobi ons vertelt: “Het zou een overspelige vrouw voorstellen die gedwongen wordt om tweemaal per dag de schedel van haar minnaar te kussen”. José María Azcárate brengt haar echter in verband met het bijbelse personage Eva, aangezien zij de oorsprong van de zonde en “de moeder van alle stervelingen” is (een onjuiste opvatting die aanvankelijk door Moralejo werd ondersteund). We mogen niet vergeten welk beeld de kerk van de vrouw had en hoe zij deze in kunstwerken weergeeft. Het was heel gebruikelijk om de duivel als vrouw te vertonen als iconografisch symbool van verleiding voor zowel mannen als heiligen.

De deurposten worden gevormd door San Andres en Mozes. In de linkersteunbeer zit de bijbelse koning David op zijn troon met zijn benen gekruist, doorschijnend door de dunne stof van zijn kleding, en speelt hij op wat lijkt op een rebec. Hij verpersoonlijkt de overwinning op het kwaad en is een opmerkelijk romaans werk, gebeeldhouwd door meester Esteban. Ook de schepping van Adam en de zegening van Christus worden afgebeeld. Veel van deze figuren zijn afkomstig van de romaanse gevel aan de noordkant of do Paraíso (de huidige gevel van de Acibecharía) en zijn in de 18e eeuw op deze gevel geplaatst.
In het timpaan van de rechterdeur zijn verschillende scènes uit het lijden van Christus en de aanbidding van de drie koningen afgebeeld. In een van de deurstijlen staat de inscriptie ter herdenking van de eerste steenlegging:
ERA / IC / XVI / V IDUS / JULLII
De registratie volgt de Romeinse kalender, volgens de berekening van het Spaanse tijdperk, wat overeenkomt met 11 juli 1078. Een afbeelding, niet geïdentificeerd, van een vos die een konijn eet en daarachter een slecht geklede vrouw met een dier op haar schoot. Op de muur van de toren Berenguela zijn andere afbeeldingen te zien die de schepping van Eva, Christus op een troon en de binding van Isaak (het offer van Isaak) voorstellen.
De noordgevel of de Azabachería-gevel
De noordgevel (5) of zoals ze hem in Galcia noemen “da Acibecharía” bevindt zich op de Praza da Inmaculada of het Praza da Acibecharía (praza is Galicisch voor plein). De Franse, Primitieve, Noordelijke en Engelse pelgrimswegen komen via de oude Franxígena-poort of Paradijspoort uit op dit plein. Het romaanse portaal werd in 1122 gebouwd door Bernardo, penningmeester van de tempel. Dit portaal werd na een brand in 1758 afgebroken; enkele bewaarde beeldhouwwerken werden op de gevel van las Praterías geplaatst. De nieuwe gevel werd in barokstijl ontworpen door Lucas Ferro Caaveiro en in 1769 door Domingo Lois Monteagudo en Clemente Fernández Sarela in neoklassieke stijl voltooid, hoewel er enkele barokke sporen bewaard zijn gebleven.

Boven aan de gevel staat een 18e-eeuws beeld van Santiago, met aan zijn voeten twee koningen in gebedshouding: Alfonso III en Ordoño II. In het midden staat het beeld van het Geloof.
De oostelijke gevel oftewel de gevel van Quitana
De gevel van de kathedraal aan het Quintana-plein (2) heeft twee deuren, de Puerta Real, in barokstijl, begonnen onder leiding van José de Vega y Verdugo door José de la Peña de Toro in 1666 en voltooid door Domingo de Andrade in 1700, die grote zuilen maakte die twee verdiepingen met ramen overspannen, een balustrade met grote pinakels en een nis met een ruiterstandbeeld van Santiago (tegenwoordig verdwenen), rijkelijk versierd met trossen fruit en grootschalige militaire trofeeën. Via deze deur betraden de koningen van Spanje de kathedraal, vandaar de naam, en boven de deurpost bevindt zich het koninklijk wapen.

De zogenaamde Puerta Santa of Puerta de Perdón (Heilige Poort of Vergevingpoort) is het dichtst bij de trappen gelegen, is meestal afgesloten met een hek en wordt alleen in jubileumjaren geopend, op 31 december van het voorgaande jaar. De pelgrims kunnen hier dan hun volledige aflaat verkrijgen. Het was een van de zeven kleine deuren en was gewijd aan San Pelagius (wiens klooster zich recht tegenover bevindt). Boven deze deur zijn in nissen de afbeeldingen te zien van Santiago en zijn discipelen Athanasius en Theodorus aan zijn zijde. In het onderste gedeelte en aan weerszijden van de poort zijn vierentwintig figuren van profeten en apostelen (waaronder Santiago zelf) geplaatst, afkomstig uit het oude stenen koor van meester Mateo. Binnen deze poort, voorbij een kleine binnenplaats, bevindt zich de echte Heilige Poort, die toegang geeft tot de kooromgang van de apsis van de tempel.

De klokkentorens
De oorspronkelijke torens aan de voorgevel van de kathedraal waren in romaanse stijl (de huidige gevel aan de Obradoiro). Ze worden respectievelijk de klokkentoren, gelegen aan de epistelfzijde (rechts), en de toren van de carraca, aan de evangeliezijde (links), genoemd; beide zijn tussen de 75 en 80 meter hoog.

Het eerste deel van de toren werd gebouwd in de 12e eeuw. In de 15e eeuw werden verschillende aanpassingen uitgevoerd en in 1483 schonk koning Lodewijk XI van Frankrijk de twee grootste van de dertien klokken.
Vanwege een helling (het scheef staan van de torens) die tussen de 16e en 17e eeuw in de structuur werd ontdekt, moest het gebouw worden versterkt met steunberen. Tussen 1667 en 1670 bouwde José de la Peña het barokke gedeelte waarin de klokken zijn ondergebracht, dat later werd voltooid door Domingo de Andrade. De architectuur van de torens heeft een groot perspectivisch effect dankzij de verticale lijnen en de verspringende verdiepingen.
De noordelijke toren ofwel de torre de la Carraca

Het Spaanse carraca betekent letterlijk “ratel” of “rammelaar”, en verwijst naar een mechanisch slaginstrument dat vroeger in kerken werd gebruikt, vooral tijdens de Goede Week ook wel Stille Week (Semana Santa) genoemd, wanneer klokken niet luidden uit rouw om de dood van Christus. In plaats daarvan gebruikte men een carraca, die een luid ratelend geluid maakte.
Deze toren bevindt zich aan de linkerkant van de Obradoiro-gevel en werd gebouwd als tegenhanger van de toren aan de andere kant, die uit de romaanse periode dateert. Ze werd ontworpen door Fernando de Casas Novoa in 1738, in navolging van de klokkentoren van Peña del Toro en Domingo de Andrade uit de 17e eeuw, met een barokke versiering die de hele gevel een architectonische eenheid geeft.
In april 2010 werd een replica van de oude ratel geïnstalleerd, aangezien restauratie niet mogelijk was. De oude ratel maakt nu deel uit van het kathedraalmuseum. De nieuwe rammelaar is een getrouwe kopie van het oude instrument en is gemaakt van hetzelfde soort kastanjehout. Hij bestaat uit vier rechthoekige klankkasten met elk een tong die, wanneer deze rond een getande as draait en tegen de klankkast slaat, een geluid voortbrengt. De klankkasten zijn in de vorm van een kruis geplaatst en elke arm is iets meer dan twee meter lang.
De klokkentoren, van de Drie-eenheid (Trinidad) of Berenguela

De klokkentoren, ook wel Trinidad of, niet geheel terecht, Berenguela genoemd, staat op het kruispunt van de Plaza de las Platerías en de Plaza de la Quintana. Traditioneel wordt aangenomen dat de bouw ervan in 1316 begon, op verzoek van aartsbisschop Rodrigo de Padrón, als verdedigingstoren. Na zijn overlijden werd het werk voortgezet door zijn opvolger, aartsbisschop Berenguel de Landoria, hoewel sommige auteurs beweren dat deze gegevens mogelijk niet correct zijn. Toen Domingo de Andrade tot hoofdbouwmeester van de kathedraal werd benoemd, zette Domingo de Andrade de bouw voort en tussen 1676 en 1680 verhoogde hij deze met twee verdiepingen. Door het gebruik van verschillende structuren ontstond een harmonieus en sierlijk geheel met een piramidevormige bekroning en een lantaarn als afsluiting. De toren is vijfenzeventig meter hoog.
In 1833 werd een klok met vier wijzerplaten (één aan elke kant van de toren) geplaatst, gemaakt door Andrés Antelo in opdracht van aartsbisschop Rafael de Vélez. Het mechanisme beschikt over twee klokken, de uurklok, Berenguela genaamd, en een kleinere klok die de kwartieren aangeeft. Beide klokken werden in 1729 gegoten door Güemes Sampedro. De Berenguela heeft een diameter van 255 cm en een hoogte van 215 cm, en weegt ongeveer 9600 kilo. en de kwartierbel weegt 1839 kilo, heeft een diameter van 147 cm en een hoogte van 150 cm. Beide klokken vertoonden scheuren, waardoor ze moesten worden vervangen. De huidige replica’s zijn in 1989 in Asten (Nederland) gegoten door de firma Eijsbouts en in februari 1990 in de kathedraal geplaatst.
De lantaarn van de Berenguela-toren bevat 4 enorme gloeilampen die tijdens een heilige of jubileum jaar het hele jaar door branden. Andere jaren blijft hij onverlicht. Het licht fungeert als een vuurtoren om pelgrims tijdens de heilige jaren naar de kathedraal te leiden.
Het interieur van de kathedraal
Het gebouw heeft een oppervlakte van achtduizend vierkante meter en bestaat uit een Latijns kruisvormige plattegrond met drie beuken van ongeveer honderd meter lang en een dwarsschip met eveneens drie beuken van ongeveer zeventig meter lang. De hoogte in het middenschip bedraagt over de gehele lengte tweeëntwintig meter en bereikt een maximum van tweeëndertig meter in de kruising van het dwarsschip. De koepel, van deze kruising, is gotisch en vervangt de oude romaanse koepel.

Rondom het hoofdaltaar bevindt zich de kooromgang uit verschillende romaanse apsiskapellen, waarvan de centrale een vierkante plattegrond heeft. Ook in elk van de armen van het transept heeft het twee apsidiolen. Boven de zijbeuken, die door tweeënveertig zuilen van de centrale beuk worden gescheiden, bevindt zich een triforium met een kwartcilindergewelf en een balkon met dubbele boogvensters. Het middenschip wordt overdekt door een tongewelf op dwarsbogen en de zijbeuken door kruisgewelven.

Het licht valt binnen door de ramen van de twee verdiepingen van de zijbeuken uit de romaanse periode. In de hoofdkapel zijn deze ramen meerpasvormig en in de kooromgang zijn het oculusramen. De binnenversiering is te bewonderen op de kapitelen met ornamenten in het absidegedeelte en op de plantversieringen van de galerij.
De kathedraal beschikt over twee grote orgels die zich in het midden van de hoge traveeën van het hoofdschip bevinden. Ze werden in 1708 en 1712 vervaardigd in opdracht van het kathedraalkapittel door meester Manuel de la Viña, terwijl de kist werd gemaakt door architect Antonio Afonsín en beeldhouwer Manuel Romay. In 1978 werden ze samengevoegd tot één orgel, werd de console vervangen en werden elektronische en computergestuurde mechanismen toegevoegd door een Italiaans bedrijf.
De twee koren
Het stenen koor
Het werd rond 1200 gemaakt door meester Mateo en zijn atelier. Er was een stenen koor dat vier traveeën van het middenschip besloeg. Het had een rechthoekige vorm met een gekanteelde rand en de ceremoniële zitplaatsen waren versierd met afbeeldingen van apostelen en profeten tussen gebouwen, in een voorstelling van het hemelse Jeruzalem. Het werd in 1603 uit de kathedraal verwijderd om plaats te maken voor een houten koor, en de onderdelen werden voor andere doeleinden gebruikt en ook als metselwerk. Vierentwintig beelden van apostelen, profeten en patriarchen uit dit stenen koor bevinden zich nu op de deur van de gevel aan de Plaza de la Quintana. Bij verschillende opgravingen en restauraties van de kathedraal zijn stukken gevonden die tot het koor behoorden en die nu in het museum van de kathedraal te zien zijn. De militair en kroniekschrijver van de Apostel Santiago, Mauro Castellá Ferrer, die getuige was van de vernietiging, schreef: “Het mooiste oude koor dat Spanje kende, is vernietigd”.
Het houten koor
Het nieuwe houten koor (10) werd gemaakt door de beeldhouwers Juan Davila en Gregorio Español in opdracht van aartsbisschop Juan de Sanclemente aan het begin van de 17e eeuw, die besloot het vorige koor te ontmantelen om plaats te maken voor de aartsbisschoppelijke stoel die in het vorige koor ontbrak en om het aan te passen aan de voorschriften van het Concilie van Trente. Het werd uitgevoerd naar een ontwerp van Davila met twee rijen zitplaatsen, de eerste bestaat uit vijfendertig zitplaatsen met rugleuningen in de vorm van halve figuren, en de tweede bestaat uit negenenveertig zitplaatsen met staande figuren die apostelen, profeten, kerkleraren, martelaren en andere heiligen en lokale heiligen voorstellen. De aartsbisschoppelijke stoel in het midden van de tweede verdieping presideert het geheel. Na een tijd in het middenschip van de kathedraal te hebben gestaan, werd in 1945 besloten om het te demonteren en over te brengen naar het klooster van San Martín Pinario en in 1973 nogmaals naar het klooster van Santa María de Sobrado. Deze verplaatsingen hebben aanzienlijke schade aan het geheel van het koorgestoel veroorzaakt, waardoor in 2002 werd besloten tot restauratie en herplaatsing in het klooster van San Martín Pinario.
De hoofdkapel
De hoofdkapel (9) was oorspronkelijk romaans, maar werd tijdens de barokperiode in opdracht van de nieuwe bouwmeester José de Vega y Verdugo verbouwd. Bij de ingang bevinden zich renaissancistische preekstoelen aan beide zijden met taferelen uit het leven van de apostel, uitgevoerd door Juan Bautista Celma in 1578. Een 17e-eeuwse baldakijn wordt ondersteund door engelen en een barokke nis. Het altaar werd gebouwd door Domingo Antonio de Andrade boven het graf van de apostel, waarop hij drie afbeeldingen van de heilige plaatste. In het altaarschrijn staat een beeld van de zittende Santiago in polychroom steen uit de 13e eeuw, gekleed als pelgrim met een zilveren cape versierd met grote edelstenen. Via de achterkant van het altaar kan men naar boven klimmen om de traditionele omhelzing van de heilige te voltrekken. Boven het tabernakel staat een ruiterstandbeeld van Santiago, geëerd door vier koningen: Alfonso II, Ramiro I, Fernando el Católico en Felipe IV. Tot slot zijn in elke hoek de kardinale deugden afgebeeld: wijsheid, gerechtigheid, standvastigheid en matigheid. De Mexicaanse aartsbisschop Antonio Monroy was de beschermheer die het zilver schonk voor de bouw van het altaarfront, het tabernakel, de expositor en het beeld van de Onbevlekte Ontvangenis.

De crypte
Volgens de katholieke traditie bevindt zich onder het altaar het graf van Santiago en zijn twee discipelen, Athanasius en Theodorus. De toegang van de crypte bevindt zich in de kathedraal, achter het hoofdaltaar, onder het baldakijn van het hoogaltaar (ook wel het Ciborium genoemd).
Uit vrees voor de frequente invallen van Engelse zeerovers, met name Francis Drake, die Compostela had bedreigd nadat hij in 1589 in La Coruña was geland, werden de relikwieën op bevel van aartsbisschop Juan de Sanclemente datzelfde jaar overgebracht en verborgen in de vloer van de apsis van de tempel, naast de hoofdkapel. Na verloop van tijd raakte deze plek in de vergetelheid en in januari 1879 besloot kardinaal Miguel Payá y Rico de relikwieën terug te halen. Er werden verschillende opgravingen uitgevoerd totdat in de apsis een urn met botten werd gevonden. Na onderzoek door de Universiteit van Compostela voerde de Heilige Stoel een procedure die in 1884 resulteerde in de authenticatie door paus Leo XIII door middel van de bul Deus Omnipotens.
Er werden verbouwingen uitgevoerd in de crypte om de relikwieën tentoon te stellen in een nieuwe, bewerkte zilveren schrijn in romaanse stijl met in het midden een afbeelding van Maiestas Domini in een mandorla, omringd door de tetramorfos en de apostelen aan weerszijden. Deze schrijn werd ontworpen door José Losada in 1886 en geplaatst op een marmeren altaar.

Ondanks de studies die zijn uitgevoerd tijdens het authenticatieproces van de overblijfselen die onder het altaar van de kathedraal worden bewaard, en ondanks het feit dat verschillende auteurs de authenticiteit ervan verdedigen, werd deze authenticiteit herhaaldelijk in twijfel getrokken, onder andere door de Spaanse historicus Claudio Sánchez-Albornoz.
De kapellen van de kooromgang
De kapel van Pilar

Deze kapel (op de plattegrond van de kathedraal (zie boven) nr. 26) is ontstaan uit de samenvoeging van de oude kapellen van San Andrés en San Fructuoso, die in opdracht van aartsbisschop Diego Gelmírez werden gebouwd. De nieuwe bouw was te danken aan de wens van aartsbisschop Antonio Monroy, die het gebouw als sacristie wilde gebruiken. Hij gaf Domingo de Andrade y Novoa in 1694 de opdracht voor de bouw, die na diens overlijden in 1712 werd voortgezet door de nieuwe bouwmeester Fernando de Casas. Het altaarstuk is gemaakt door Romay naar een ontwerp van Fernando de Casas. Het centrale beeld van de Virgen del Pilar is van steen en bevat onder andere de figuren van de heiligen Domingo de Guzmán, Sebastián, Tomás de Aquino en Juan el Bautista. In het atrium bevindt zich een schilderij van de verschijning van de Virgen del Pilar aan Santiago, geschilderd door de schilder Juan Antonio García de Bouzas uit Compostela, die in 1719 de opdracht kreeg voor de gehele schilderkunstige decoratie van de kapel met marmer en jaspis imitaties. Hier bevindt zich ook het graf van aartsbisschop Antonio Monroy, afgebeeld in gebedshouding, gemaakt door Diego Fernández de Sande. De kapel heeft een achthoekige koepel met een lantaarn versierd met houtsnijwerk met militaire en heraldische motieven. Tot 1879 werd de kapel gebruikt als sacristie, maar op bevel van kardinaal Miguel Payá y Rico kreeg ze toen uitsluitend de functie van kapel.
De kapel van Mondragón
De kapel van La Piedad (25), bekend als de kapel van Mondragón, werd in 1521 gesticht door kanunnik Juan de Mondragón met toestemming van aartsbisschop Alonso de Fonseca y Ulloa en werd het jaar daarop voltooid. De kapel is gebouwd in de 16e-eeuwse flamboyante gotische stijl. Opvallend is het terracotta reliëf van de Kruisafneming of Bewening van Christus, een werk van Miguel de Sevilla uit 1526.

De kapel van de Azucena of van San Pedro
De volgende kapel van San Pedro (Sint Pieter) (24), die later de kapel van Azucena genoemd zou worden, ligt links naast de Puerta Santa. Ze werd in 1571 gesticht door Mencía de Andrade, die ook in de kapel begraven ligt met een liggend beeld gemaakt door Juan Bautista Celma. Het barokke altaarstuk is ontworpen door Fernando Casas Novoa en gebouwd door Francisco de Moas in 1731. Hierop zijn afbeeldingen te zien van de Virgen de la Azucena (Virgen=Maagd) en de heiligen Pedro, José, Judas Tadeo en Rita de Cascia. Ook opvallend zijn de muurschilderingen, ontdekt na een restauratie in 1998, werk van Juan Bautista Celma, die de Verheerlijking van Sint-Petrus en de Bekering van Sint-Paulus voorstellen.

De kapel van de Verlosser (El Salvador)
Het is de kapel (23) die zich in het midden van de kooromgang bevindt en waar in de 11e eeuw de bouw van de romaanse kathedraal werd begonnen door meester Bernardo el Viejo, zoals blijkt uit de inscripties op twee van de kapitelen van de boog van de ingang van de kapel, één met de afbeelding van koning Alfonso VI en één met twee engelen die een banier dragen waarop te lezen is:
REGNANTE PRINCIPE ADEFONSO CONSTRVCTVM OPVS |
en de andere, die bisschop Diego Peláez voorstelt, met de inscriptie die de engelen vasthouden en die luidt:
TEMPORE PRESVLIS DIDACI INCEPTVM HOC OPVS FVIT |
In deze kapel bevindt zich een polychroom marmeren altaarstuk in platereske stijl, dat in het begin van de 16e eeuw werd besteld door aartsbisschop Alonso Fonseca y Ulloa. Het altaarstuk bevat afbeeldingen van de Heiland, de Moeder Gods met het Kind en de pelgrim Jakobus.
Kapel van Onze-Lieve-Vrouw de Blanke (nuestra Señora la Blanca)
De kapel van Nuestra Señora la Blanca , ook wel de kapel Spanje genoemd (22), ter nagedachtenis aan haar stichter Juan de España (wiens graf zich in deze kapel bevindt) en zijn familie, die bij hun overlijden zonder erfgenamen deze kapel aan Pedro de Arosa hebben geschonken. Het neogotische altaarstuk dateert uit 1906 en bevat in het midden het barokke beeld van Nuestra Señora de la Blanca, een houtsnijwerk van Gregorio Fernández Prieto uit 1747, en aan de zijkant staat het beeld van de Virgen de Montserrat. In deze kapel vereert het gilde van zilversmeden de heilige Eloy.
De kapel van Sint Johannes (San Juan)


De kapel van San Juan, voorheen gewijd aan Santa Susana, werd gesticht door aartsbisschop Diego Gelmírez om deze heilige te eren. Het altaarstuk bevat afbeeldingen van Sint-Jan uit de 15e eeuw en van Sint-Susanna en Sint-Domingo de la Calzada, moderne werken van Mariñas uit 1902. In deze kapel bevinden zich de grafkelder van bisschop Miguel Novoa Fuente en die van de zus van aartsbisschop Juan de Sanclemente.
De kapel van Sint Bartholomeus (San Bartolomé)
De kapel, vroeger Santa Fe genoemd en nu San Bartolomé (20), heeft een platereske altaarstuk in veelkleurig marmer, een werk van de Vlaamse kunstenaar Mateo Arnao, met in het midden een afbeelding van de Virgen del Buen Consejo en aan weerszijden afbeeldingen van San Bartolomé en Santiago peregrino (de pelgrim). In dezelfde kapel bevindt zich het renaissancistische grafmonument, eveneens gemaakt door meester Arnao, waar de stoffelijke resten van Diego de Castilla, achterkleinzoon van koning Pedro I el Cruel, die in 1521 overleed, begraven liggen.
Het graf bevat een liggend lichaam gekleed in een regencape en versierd met borduursels. Het hoofd rust op twee kussens en de voeten rusten op een leeuw. Daaronder staat een inscriptie met de tekst:
Es un elogio del difunto y configura parcialmente su retrato espiritual, resaltando el rango, prestigio y condición del personaje. |
|
| Het is een lofrede voor de overledene en geeft een gedeeltelijk beeld van zijn geestelijke gesteldheid, waarbij zijn rang, prestige en status worden benadrukt. |
Op de sarcofaag is een bas-reliëf van de verrijzenis van Jezus afgebeeld.
De kapellen van het transept (evangeliezijde)
Kapel van de Ontvangenis (concepción de Maria)
De kapel van de Ontvangenis van Maria, ook wel de Prima (19) genoemd omdat de kanunniken er de ‘missa prima’ vierden, werd in 1525 gerenoveerd en ontworpen door Juan de Álava en gewijd aan de Onbevlekte Ontvangenis (Inmaculada Concepción), waarvan het beeld in polychroom steen werd gemaakt door Cornielles de Holanda (Cornelis van Holland) in de 16e eeuw. Het altaarstuk met dubbel altaar is het werk van Simón Rodríguez en het beeld van de Kruisafneming op het linkeraltaar is van Diego Fernández de Sande, alles gemaakt in 1721. In de vloer ligt de architect Domingo Antonio de Andrade begraven.
Kapel van de Heilige Geest (Espíritu Santo)

De kapel van de Heilige Geest (18) bevindt zich vlakbij de ingang van de kerk-kapel van La Corticela, in de noordelijke arm van het transept. Ze werd aan het einde van de 13e eeuw gesticht en was bestemd voor twaalf geestelijken, aan wie aartsbisschop Álvaro de Isorna in de 15e eeuw de titel ‘racioneros del Espíritu Santo’ (de gerantsoeneerde van de Heilige Geest) verleende met onder andere de verplichting om elke avond de Salve Regina voor Onze-Lieve-Vrouw te zingen. Opvallend in deze kapel zijn de prachtige grafmonumenten uit de 13e tot 16e eeuw. De kapel werd in de 14e eeuw uitgebreid en later meerdere malen verbouwd.
Het beeld van de Virgen de la Soledad, gemaakt in 1666, werd voor de eredienst van achter het koor van de kathedraal naar deze kapel overgebracht. De geborduurde mantel is een geschenk van de aartsbisschop en kapucijner monnik, broeder Rafael de Vélez. De sokkel, de engelen en de sierstukken zijn eveneens geschonken, en het zilveren front werd in 1747 gemaakt door Antonio Morales.
Kapel van La Corticela
De oorsprong deze kapel (17) ligt in een oratorium gewijd aan Santa María, genaamd La Corticela, die in de 9e eeuw werd verwoest. In de 12e en 13e eeuw werd deze herbouwd en rond de 18e eeuw geïntegreerd in de plattegrond van de kathedraal. Deze kapel is toegankelijk via een doorgang vanuit het noordelijke transept.

De romaanse deur bestaat uit verschillende archivolten met zuilen en kapitelen versierd met plantaardige en zoömorfe motieven, en op het timpaan is de aanbidding van de drie koningen afgebeeld. De plattegrond bestaat uit drie beuken, gescheiden door rondbogen met zuilen met kapitelen die eveneens versierd zijn met plantaardige motieven. De apsis van het koor heeft een groot raam met een schaakbordmotief. In de rechterzijbeuk bevindt zich het graf van kardinaal Gonzalo Eans, die in 1342 overleed, met zijn liggende figuur onder een spitsboog met een sierlijst versierd met diamantpunten.
Kapel van Sint-Andreas (San Andrés)
Deze kapel (16) werd in 1674 gesticht door aartsbisschop Girón met de bedoeling om deze te wijden aan de parochie van San Andrés. Vanwege de ligging en de goede verbindingen had de kapel tussen 1674 en 1679 echter de functie van wachthuis.
Het hoofdaltaarstuk is uit 1707 van Fernández Espantoso en de twee boven elkaar geplaatste graven met liggende beelden, aan de rechterkant, zijn gemaakt door Juan Bautista Celma en behoren toe aan kanunnik Pedro García (1561) en kardinaal Juan Martínez Ternero (1581).
De kapellen van de zijbeuk aan de evangeliezijde
Communiekapel
Deze kapel (13), ook wel Sagrado Corazón genoemd, bevindt zich aan de zijbeuk van de evangeliezijde. Op de ingangsmuur bevindt zich een albasten beeld van de Virgen del Perdón. Deze kapel werd in 1451 door Lope de Mendoza gesticht als zijn laatste rustplaats. In de 18e eeuw werd de kapel gerenoveerd onder het bewind van aartsbisschop Bartolomé Rajoy. Architect Miguel Ferro Caaveiro verbouwde een groot deel van de kapel in neoklassieke stijl met een koepel op acht Ionische zuilen. Het altaarstuk is van Francisco de Lens en bevat vier afbeeldingen van kerkleraren, gemaakt door Gregorio Español uit Astorga en Juan Dávila, van Castiliaanse afkomst, die tussen 1599 en 1608 ook het koorgestoelte van de kathedraal hebben gemaakt, dat nu bewaard wordt in het klooster van Sobrado del Obispo. Het graf van aartsbisschop Rajoy bevindt zich rechts van de kapel en links daarvan ligt dat van aartsbisschop Lope de Mendoza.

De kapel van de Christus van Burgos

De kapel van Cristo de Burgos (12) dankt haar naam aan het beeld van Christus dat in 1754 in Burgos door een anonieme kunstenaar uit hout werd gesneden. De kapel werd gesticht door aartsbisschop Pedro Carrillo y Acuña als grafkapel en in de linkerzijde van de kapel staat het beeld in gebedshouding. De kapel werd in 1665 gebouwd door Melchor Velasco y Agüero en heeft de vorm van een Grieks kruis met een koepel met houten balken. De kapel heeft twee barokke zijaltaren, gemaakt door Melchor de Prado. Op het altaar aan de rechterkant is de evangelische scène afgebeeld van Maria Salomé die voor haar zonen Santiago en Juan bij Christus bemiddelt, en op het altaar aan de linkerkant is de scène te zien van de huilende San Pedro nadat hij Jezus heeft verloochend.
De kapellen van de zijbeuk aan de epistelzijde
Kapel van de relikwieën
Deze kapel (28) werd tussen 1520 en 1535 gebouwd in opdracht van aartsbisschop Alonso de Fonseca y Ulloa door architect Juan de Álava (leerling van Juan Gil de Hontañón), die haar voorzag van een kruisgewelf. De kapel herbergt een belangrijke collectie relikwieën die in de middeleeuwen werd aangelegd toen de kapel werd gebruikt om de stoffelijke resten van de verschillende bisschoppen van de kathedraal te bewaren. De reliekschrijnen zijn geplaatst in een neogotisch altaarstuk uit 1924, ontworpen door Rafael de la Torre, bovenop een eerder altaarstuk van Bernardo Cabrera en Gregorio Español uit 1630, dat in 1921 door een brand half werd verwoest, maar de reliekschrijnen en de relikwieën bleven onbeschadigd.
Het Koninklijke Pantheon
In deze kapel bevinden zich verschillende graven die in 1535 vanuit hun oorspronkelijke locatie in de kapel van Santa Catalina zijn overgebracht. Een eeuw later werden er in de muren van de kapel arcosoliums gebouwd, waarin de graven van de volgende personen werden geplaatst:
-
-
-
- Raimundo de Borgoña (1050-1107), echtgenoot van koningin Urraca I de León en vader van Alfonso VII ‘el Emperador’, en
- Berenguela de Barcelona (1108-1149), koningin-gemalin van Castilla en León, echtgenote van Alfonso VII en dochter van Ramón Berenguer III,
- Fernando II (1137-1188), koning van León en zoon van Alfonso VII ‘el Emperador’,
- Alfonso IX (1171-1230), koning van León en zoon van Fernando II de León,
- Juana de Castro (?-1374), koningin-gemalin van Castilla en León en tweede echtgenote van Pedro I de Castilla.
-
-
Doorheen de geschiedenis hebben ook andere leden van de koninklijke familie de kathedraal als hun laatste rustplaats gekozen. Op verschillende plaatsen in de kathedraal bevinden zich dan ook de graven van:
-
-
-
- Fernando de León (1192-1214), zoon van koning Alfonso IX de León,
- Pedro Fernández de Castro (overleden in 1342), kleinzoon van Sancho IV de Castilla en vader van koningin Juana de Castro, en
- Diego de Castilla (overleden in 1521), achterkleinzoon van Pedro I de Castilla en Maestrescuela van de kathedraal van Santiago de Compostela.
-
-
Kapel van Sint Fernando (San Fernando)
De bouw van deze kapel (27) werd voltooid in 1527. Ze wordt overspannen door twee stergewelven op consoles, waarvan de ribben rijke en gevarieerde patronen vormen met sleutels versierd met plantmotieven en symbolen van Santiago (schelp en kruis van Santiago). De wanddecoratie werd in 1536 voltooid met muurschilderingen van Pedro Noble die de Hemelvaart en de Tenhemelopneming van Maria voorstellen.
Deze ruimte werd al snel bestemd als kapel voor de heilige relikwieën, die hier in 1537 werden overgebracht. Ze diende voor dit doel totdat ze in 1641 naar hun huidige locatie werden overgebracht, bijna tegenover de ingang van deze kapel.
Het altaarstuk bevat een afbeelding van koning Fernando III van Castilla met wereldbol en zwaard, zijn blik naar de hemel gericht en gekleed in wijde gewaden met hoekige barokke plooien.
In deze kapel worden belangrijke stukken edelsmeedkunst bewaard, zoals de originele cape die het beeld van Santiago op het hoofdaltaar droeg, een geschenk van aartsbisschop Monroy en in de afgelopen decennia vervangen door een replica.
Andere kapellen en ruimtes
De kapel van Alba
De laatste kapel, die van Alba (38) ligt in de noordelijke flank van het klooster van de kathedraal. Het werd in 1529 gesticht door kanunnik Gómez Ballo, zoals sinds die tijd op een inscriptie op de toegangsboog te lezen is. Een sterrengewelf overspant de hele ruimte, waarvan de ribben rijke vormen tekenen die lijken op die van de traveeën van het aangrenzende kloostergang. De kapel heeft een tribune en een orgel.
Het eerste orgel, uit 1533, werd dertig jaar later vervangen door een nieuw exemplaar. Hetzelfde gebeurde met het eerste altaarstuk dat deze kapel huisvestte, dat in opdracht van de stichtende kanunnik zelf was gemaakt, maar kort daarna, in 1534, werd vervangen door een ander exemplaar dat aan Cornielles de Holanda was opgedragen.
Het altaarstuk is in rococostijl en is het werk van José Gambino, die al enige invloed vertoont van zijn leerling en schoonzoon, de grote neoklassieke beeldhouwer José Ferreiro uit Compostela, met wie hij in 1770 samenwerkte.
Op een eenvoudige predella die marmer imiteert en versierd is met wapenschilden en reliëfs van heiligen in grisaille, vertelt een grote nis met daarboven God de Vader in glorie tussen de wolken het verhaal van de transfiguratie: Christus zweeft tussen wolken en cherubijnen met zijn stralende witte tuniek onder de gouden stralen die van de Schepper uitgaan. De scène wordt omringd door twee heiligen, geïdentificeerd als San Gil en San Domingo, in een bijna neoklassieke stijl.
Ouder qua stijl en compositie zijn de figuren boven het landschap, de bevoorrechte apostelen die zijn uitverkoren om Christus te vergezellen op de Taborberg.
Onder hen is Santiago te herkennen, met zijn pelgrimsstaf, die samen met Petrus en Johannes een groep vormt die voor het altaarstuk staat. Ze zijn gemaakt door Mateo de Prado en zijn dus in de barokstijl die in de 17e eeuw, toen ze werden gemaakt, gangbaar was.
Kapel van Santiago Matamorros
Deze kleine kapel werd niet gebouwd voor iconografische doeleinden, aangezien het oorspronkelijk een ruimte was die deel uitmaakte van een ingang naar de oude gotische kapel van Lope de Mendoza, gelegen op de plaats waar nu de neoklassieke communiekapel staat. Het was een ingang in maniëristische stijl, zoals te zien is aan de architectuur rondom de nis van Santiago Matamoros. Links daarvan, dichtgemetseld en met een biechtstoel ervoor, bevond zich een oude, dichtgemetselde deur die toegang gaf tot een van de oude torens van de middeleeuwse kathedraal.
Het bevindt zich in de noordelijke arm van het transept en is vanwege zijn beperkte afmetingen niet toegankelijk en onbegaanbaar, waardoor het ook onmogelijk is om er een altaarstuk te plaatsen. Het herbergt alleen een ruiterstandbeeld van de apostel Jakobus, een werk van José Gambino, in zijn iconografie van Jakobus de Ridder (Santiago Caballero) of Matamoros.
Iconografisch verwijst Santiago als ridder of matamoros naar de wonderbaarlijke tussenkomst van Santiago te paard op zijn witte paard in de slag bij Clavijo, die ook is afgebeeld op een middeleeuwse timpaan aan de zuidkant van het dwarsschip, naast een van de toegangsdeuren tot het klooster.
De doopkapel
Het dopen van nieuwe leden van de kerk is een van de belangrijkste taken van elke katholieke tempel. Dit sacrament, dat de doop van Christus in de Jordaan herdenkt, vereist het gebruik van water. Het “besprenkelen” of het uitstorten van gewijd water over de nieuweling is sinds de oudheid het belangrijkste onderdeel van dit ritueel, waarvoor vanaf het begin van het christendom speciale ruimtes werden gebruikt: het baptisterium (de doopfont). Het bevindt zich aan de zuidkant (de epistelzijde) van het dwarsschip (transept) (31), tussen de ingang vanaf de Platerías en de binnendeur van het Pórtico Real naar de Plaza de la Quintana. Het doopvont is van marmer, rechthoekig van vorm en staat op een kleine granieten zuil. In het bovenste gedeelte van de ruimte zien we een gotisch calvarieberg uit de 14e eeuw, gemaakt in de Castiliaanse stijl, en een bronzen San Juan Bautista (Johannes de Doper), een werk van de lokale kunstenaar Jesús León, die ook de huidige bronzen bladeren heeft gemaakt die de Puerta Santa afsluiten.
De sacristie
De bouw van het nieuwe klooster, ontworpen door Juan de Álava vanaf 1521, ging gepaard met de bouw van aangrenzende gebouwen die bestemd waren voor aanvullende diensten voor de eredienst, zoals de sacristie van de kathedraal (37), de voorkamer van de sacristie (36) of de relikwieënkapel. Het ontwerp is van Juan de Álava zelf, onder leiding van Jácome Fernández.
Op de overblijfselen van een van de trappen van het middeleeuwse klooster van Don Juan Arias, en gebruikmakend van enkele fragmenten van de muren van de toren van Gómez Manrique (14e eeuw), is de voorportaal bewaard gebleven, evenals de sacristie van de kathedraal, in dezelfde staat als toen deze werd gebouwd. De voorportaal heeft een rechthoekige plattegrond en komt uit op de zuidelijke arm van het transept. Via een andere deur staat het in verbinding met het klooster en tegenwoordig ook met het schatkamergebouw dat door Rodrigo Gil op de Plaza de las Platerías is gebouwd.
De sacristie van de kathedraal heeft daarentegen een vierkante plattegrond. Beide ruimtes worden overspannen door verschillende gewelven met complexe traceringen die doen denken aan het werk van Juan de Álava in Salamanca, hoewel ze hier misschien minder complex zijn dan in die Castiliaanse bouwwerken. In de sacristie vertrekken de ribben vanaf consoles en vormen ze een centrale cirkel met acht stralen, aangevuld met een quadrifolium met booggewelven, volgens een schema dat veelvuldig terugkomt in de beuken van de Nieuwe Kathedraal van Salamanca en in andere kathedraalgebouwen. In het midden van dit hoge gewelf hangt vandaag de dag de bronzen lamp die in 1895 werd geschonken door de hoogleraar in de rechten en Galicisch minister Eugenio Montero Ríos. In de sacristie bevindt zich een 19e-eeuwse kruisweg en schilderijen van Gregorio Ferro en de Tradición de Santiago en Galicia van Modesto Brocos.
De schatten van de kathedraal
Naast de relikwieënkapel bevindt zich een gotische kapel met diverse kathedraalschatten, waaronder de processie-monstrans uit 1544, vervaardigd door de edelsmid Antonio de Arfe. Deze is anderhalve meter hoog en bestaat uit vier verdiepingen met zuilen in platereske stijl en een groot aantal figuren van de apostelen en een verrezen Christus. Op de sokkel zijn scènes uit het leven van de Santiago gegraveerd. Daarnaast zijn er nog andere kruisen te zien die aan verschillende aartsbisschoppen en uit verschillende periodes behoren, zilveren beelden uit de 16e en 17e eeuw, ivoren kruisbeelden en een eveneens 16e-eeuwse ivoren Madonna.
Het klooster en het archief
De kloostergang heeft een vierkante plattegrond met een zijde van 34 meter. De bouw begon in 1521 volgens de plannen van de architecten Juan de Álava en Juan Gil de Hontañón, die achtereenvolgens wijzigingen aanbrachten totdat het bouwwerk in 1590 werd voltooid door architect Gaspar de Arce. Het is gebouwd in de gotisch-renaissancistische stijl van de Castiliaanse school en wordt bekroond door een balustrade met pinakels. Zoals gebruikelijk in oude kloostergangen zijn er graven van personen die een band hadden met de kathedraal. Aan de noordzijde bevindt zich de kapel van Alba, gesticht in 1530, met daarin een altaarstuk met de Transfiguratie van Jezus, een werk uit de 18e eeuw. In een hoek van de kloostergang bevinden zich de originele klokken van de Berenguela-toren.

Vanuit het klooster komt men in de kapittelzaal (40), gebouwd door Lucas Ferro Caaveiro, en in het archief-bibliotheek (39) van de kathedraal, waar manuscripten te vinden zijn zoals de Codex Calixtinus van het Liber Sancti Iacobi, naast vele andere boeken en documenten die betrekking hebben op de kathedraal en de geschiedenis van Galicia vanaf de middeleeuwen tot heden.
Wandtapijten
De kathedraal beschikt over een collectie wandtapijten die te bezichtigen is in vijf speciaal daarvoor ingerichte zalen, waarvan er één volledig gewijd is aan de twaalf wandtapijten van Francisco de Goya, die in 1814 door Pedro Acuña y Malvar aan de kathedraal werden geschonken. Deze wandtapijten werden tussen 1776 en 1780 in opdracht van koning Carlos III vervaardigd in de Real Fábrica de Tapices de Santa Bárbara (Koninklijke Tapijtfabriek van Santa Bárbara) voor de koninklijke residentie El Pardo. In de andere zalen worden verschillende wandtapijten van David Teniers, Mariano Salvador Maella, Ramón Bayeu en Peter Paul Rubens tentoongesteld.
De wierookbrander (botafumiero)
De Botafumeiro is een enorm wierookvat van verzilverd messing dat leeg 62 kilogram weegt en 1,60 meter hoog is. De vorige Botafumeiro woog 60 kg, maar in 2006 werd hij verzilverd, waardoor het gewicht toenam tot de huidige 62 kg. Het synthetische touw waarmee hij aan het kruis van de kathedraal is vastgemaakt, is 65 meter lang en weegt 90 kg. Vroeger waren de touwen gemaakt van hennep of esparto. De Botafumeiro wordt gevuld met ongeveer 40 kg houtskool en wierook (waardoor hij bij het begin van zijn bewegingen meer dan 100 kg weegt), vervolgens wordt hij met stevige knopen vastgemaakt aan een lang touw dat tot aan het dak van het gebouw reikt en door middel van een katrolsysteem door het schip van de kerk wordt bewogen. Om dit te bereiken, duwt een groep van acht mannen, die tiraboleiros worden genoemd, het eerst in beweging en trekt vervolgens ieder aan een uiteinde van het touw om snelheid te maken. De beweging kan een snelheid van 68 km/u bereiken tijdens zijn verplaatsing door het dwarsschip van de kathedraal, van de Azabachería-deur tot de Platerías-deur, waarbij hij een boog van 65 m en een maximale hoogte van 21 m beschrijft. Om deze maximale hoogte te bereiken, zijn 17 volledige bewegingen nodig.
Volgens de overlevering werd het wierookvat in de kathedraal van Santiago voor het eerst gebruikt in de elfde eeuw, met als doel de kerk te parfumeren en de onaangename geur te verwijderen die werd achtergelaten door de vermoeide, bezwijkende en ongewassen pelgrims, van wie velen ziek waren. In het jaar 1200 werd het oorspronkelijke systeem met katrollen vervangen door een systeem met wielen, waardoor het wierookvat ongeveer 150 cm zijwaarts kon worden verplaatst, de afstand die het touw toeliet. Koning Lodewijk XI van Frankrijk schonk de kathedraal in 1400 een geldbedrag om het middeleeuwse wierookvat te vervangen, wat pas in 1554 gebeurde. Het huidige rolmechanisme van de Botafumeiro werd in 1604 geïnstalleerd.
Het nieuwe wierookvat werd volledig uit zilver vervaardigd, maar werd in april 1809 tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog door de troepen van Napoleon gestolen. Het werd vervangen door het huidige wierookvat, dat in 1851 door de edelsmid José Losada werd gemaakt.
Een indicatie van de symbolische betekenis van de Botafumeiro in Spanje is het ontwerp van de 5 peseta’s uit 1993, met een afbeelding van het wierookvat uit Compostela.
Het conserveren van de kathedraal

De kathedraal heeft verschillende structurele problemen aan de binnen- en buitenkant, die vooral zichtbaar worden bij regen, wanneer er water in de kerk lekt. Dit heeft geleid tot het opstellen van het Masterplan, een renovatie- en conserveringsproject om de restauratie van de kathedraal te waarborgen.Na de Berenguela-toren en de Azabachería-gevel was de Obradoiro-gevel aan de beurt, die tussen 2013 en 2018 werd gerestaureerd, waarbij de te moderne ramen werden vervangen. Deze werkzaamheden werden gevolgd door die aan de koepel en vervolgens aan de daken. Het zal zeker nog jaren duren voor de gehele kerk herstelt is.
Verwant aan dit onderwerp:
Bedankt voor de interesse die u getoond heeft voor deze website van Spaanse Verhalen. Als u dit een interessant of leuk verhaal vond, abonneer u dan gratis op deze niet commerciële website of geef hierboven eens een ✩LIKE, dat helpt bij het algoritme van deze site. Normaal gesproken komt er elke week minstens een nieuw verhaal bij. Hetzij over de steden van Spanje, zijn geschiedenis, de kunst of vele andere zaken betreffende dit land. Snuffel ‘ns wat rond in het menu, ik weet zeker dat u, tussen de inmiddels meer dan 450 pagina’s, dingen zult vinden waarvan u zegt, “He, dat lijkt me interessant”.
Als u abonnee bent van Spaanse Verhalen kunt u zich ten alle tijden uitschrijven door op de knop geabonneerd te klikken. In het daaropvolgende scherm kunt u zich onderaan uitschrijven. In datzelfde scherm kunt u ook instellen hoe u de berichten wilt ontvangen.
Als u dit een leuk of interessant onderwerp vond abonneer u op Spaanse Verhalen of geef hieronder eens een ✩LIKE. Normaal gesproken komt er elke week een nieuw verhaal bij.
Als u abonnee bent van Spaanse verhalen kunt u zich ten alle tijden uitschrijven door op de knop geabonneerd te klikken. In het daaropvolgende scherm kunt u zich onderaan uitschrijven. In datzelfde scherm kunt u ook instellen hoe u de berichten wilt ontvangen.
This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:
-
-
-
- Last updated 2025-06-14
-
-
Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles.
Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts
-
- Spanish Wikipedia|titel=Catedral de Santiago de Compostela|pagecode=167386468| date=20250607
- Dutch Wikipedia|titel=Kathedraal van Santiago de Compostella|pagecode=67405009| date=20250607
- English Wikipedia|titel=Santiago de Compostela catedral|pagecode=1292419160| date=20250607
These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0
Other references:
If you click on one of the links below, you will find the full information of these photos/images, the author, or the licence.
-
-
- Panoramisch zicht over de oude binnenstad van Santiago de….. Author – Coralma*, licence CC BY-SA 4.0
- De voorgevel van de kathedraal van Santiago de Compostela….. Author – Coralma*, licence CC BY-SA 4.0
- De belangrijkste route (hoofdroute) door Spanje was de….. Author – Manfred Zentgraf, Volkach, Germany (this link is not secured). licence CC BY-SA 2.5
- Santiago zoals hij wordt afgebeeld in de Codex Calixtinus….. Author – Unknown, licence Public Domain
- Plattegrond van de kathedraal met verklarende Nederlandse….. Author – Julio Donón Cordero, source – Biblioteca Virtual del Patrimonio Bibliográfico, licence Public Domain
- Alfonso II, de eerste koning die een pelgrimstocht naar….. Author – Coralma*, licence CC0 1.0
- De westelijke gevel, die ze in Spanje el Fachada del Obradorio….. Author – Constantin Uhde (1836–1905), licence Public Domain
- Overzicht van het kathedraalcomplex. Gezien de lange….. Author – Fernando Pascullo, licence CC BY-SA 4.0
- Deze bijsneden laat het boven besproken deel zien. Mocht….. Author – Fernando, licence CC BY-SA 4.0
- De Maximiliaanse trap, in renaissancestijl, van de Fachada….. Author – PMRMaeyaert, licence CC BY-SA 3.0
- Pantocrator op het timpaan van het portaal van de Gloria. Author – pedronchi, licence CC BY 2.0
- Parteluz met de figuur van Santiago. Author – José Luis Filpo Cabana, licence CC BY 3.0
- Apostelen op een van de deurposten van het portaal van de….. Author – Fernando Pascullo, licence CC BY-SA 4.0
- Het plein van de romaanse gevel van Praterías, deze gevel….. Author – Fernando Pascullo, licence CC BY-SA 4.0
- Beeldhouwwerk van koning David, door meester Esteban. Author – L.Miguel Bugallo S., licence CC BY-SA 3.0
- De gevel van de Acibecharía. Author – Fernando Pascullo, licence CC BY-SA 4.0
- De Koninklijke poort. Author – MarisaLR, licence CC BY-SA 3.0
- Puerta Santa of Puerta de Perdón (Heilige Poort of….. Author – Fernando Pascullo, licence CC BY-SA 4.0
- De klokkentoren (de toren waarin de klokken hangen, links….. Author – Fernando Pascullo, licence CC BY-SA 4.0
- Torre de la Carraca. Author – Luis Miguel Bugallo Sánchez (Lmbuga Commons)(Lmbuga Galipedia), licence CC BY-SA 3.0
- Het bovenste deel van de klokkentoren, ook wel de Trinidad….. Author – Fernando Pascullo, licence CC BY-SA 4.0
- Het middenschip van de kathedraal van Santiago de….. Author – Fernando Pascullo, licence CC BY-SA 4.0
- Het orgel aan de evangeliezijde dat zich aan de epistelzijde herhaald. Author – Coralma*, licence CC0 1.0
- De Hoofdkapel van de kathedraal. Author – Fernando Pascullo, license CC BY-SA 4.0
- Detail van het middelste gedeelte van de grafkist met de….. Author – Le Galicien, licence Public Domain
- Altaarstuk van de kapel van Pilar. Author – Fernando Pascullo, licence CC BY-SA 4.0
- Bewening van de dode Christus, reliëf in terracotta, in de….. Author – {{{1}}}, licence CC BY 2.0
- 16e-eeuws altaarstuk in de kapel van El Salvador. Author – Fernando Pascullo, licence CC BY-SA 4.0
- De kapel van San Juan. Author – MiichaelCan, licence CC BY-SA 4.0
- Altaarstuk van de kapel van San Bartolomé in de kathedraal….. Author – MarisaLR, licence CC BY-SA 3.0
- Afbeelding van de Heilige Maagd van de Eenzaamheid….. Author – MarisaLR, licence CC BY-SA 3.0
- Timpaan van de deur van de kapel van La Corticela….. Author – Luis Miguel Bugallo Sánchez (Lmbuga Commons)(Lmbuga Galipedia), licence CC BY-SA 3.0
- Christus van Burgos. Author – MarisaLR, licence CC BY-SA 3.0
- De communiekapel. Author – Lancastermerrin88, licence CC BY-SA 4.0
- Klooster van de kathedraal, met de Fons Mirabilis in het….. Author – José Luis Filpo Cabana, licence CC BY-SA 4.0
- Het slingeren van de Botafumeiro (maart 2005). Author – Mdiagom, licence Public Domain
- Het verzilverde wierookvat. Author – Fernando Pascullo, licence CC BY-SA 4.0
- 5 peseta muntje met wierookvat. Author – No machine-readable author provided. No machine-readable author provided. Jolle~commonswiki assumed (based on copyright claims). assumed (based on copyright claims), licence CC BY-SA 3.0
- Kathedraal van Santiago de Compostela tijdens renovatiewerkzaamheden….. Author – Annxbg, licence CC BY-SA 4.0
-
Coralma*, is own work that can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.


