
Tarraconensis: Geschiedenis van een Romeinse provincie
Tarraconensis (van het Latijnse Hispania Citerior Tarraconensis) was een Romeinse (later Visigotische) provincie van Hispania. De hoofdstad was de Colonia Iulia Urbs Triumphalis Tarraco, het huidige Tarragona, waaraan het zijn naam ontleende. Het is ook bekend onder zijn (oudere) naam Hispania Citerior.
| Gegevens |
|---|
| Hoofdstad | Tarraco (Tarragona) |
| Entitiet • land |
Provincie Romeinse Keizerrijk |
| Talen | Latijns, Iberisch, Keltiberisch, Aquitaans, Kelts Galicisch, Punisch, Ionisch, Gotisch |
| Bewoners
Aantal bewoners |
Pre-Romaanse Spaanse volkeren (Iberos, Vascones, Celtas), bevolking van Griekse en Punische oorsprong, Romeinse en Italiaanse emigranten. ± 2 milj. |
| Geschiedenis • 27 v.Chr. • 711 |
Gecreëerd ter vervanging van de provincie Hispania Citerior. Uiteindelijk veroverd door de Visigoten. |
| Momenteel corresponderend met | Galicia, Asturias, Cantabria, País Vasco, Navarra, Aragón, Valencia, Murcia, Madrid, Andorra, Cataluña, groot deel van Castilla y León, Castilla-La Mancha, deel van het noord-oosten van Andalucía en het noorden van Portugal vanaf de rivier de Duero. |
| Grenzen | • Lusitania en Bética (zuid-westen) • Gallia Aquitania en Gallia Narbonensis (noord-oosten) |
Wat interesseert u het meest:
- Geografie en politiek- administratieve organisatie van de provincie
- De stedelijk structuur van de provincie
- Geschiedenis van Tarraconensis
- Achtergrond
- Het werk van de Julio-Claudiaanse en Flavische keizers: pacificatie en romanisering
- Flaviërs en Antonijnen: Provinciale vrede en economische ontwikkeling
- Territoriale veranderingen en invasie van de provincie in de 3e eeuw
- Verdeling van de provincie in het Bajo Imperio (Nederrijk)
- De 4e en de 5e eeuw
- De laatste jaren van de provincie
- Het volk
- De economie
- Samenvatting
Het was tot het einde van de 3e eeuw een van de grootste provincies van het Romeinse Rijk. Door de hervormingen van Diocletianus (Romeins Keizer van 284 tot 305) werden de provincies Cartaginensis en Gallaecia afgesplitst. Ondanks zijn grote omvang was het vrij dunbevolkt. Alleen de gebieden aan de Middellandse Zeekust waren dichter bevolkt. Het was minder geürbaniseerd dan de rest van het Spaanse grondgebied.

Geografie en politiek-administratieve organisatie van de Provincie Tarraconensis
Grenzen en omvang

De provincie Hispania Citerior Tarraconensis besloeg op het hoogtepunt van haar uitbreiding ongeveer tweederde van het Iberische schiereiland. Ze omvatte de regio’s ten noorden en ten zuiden van de Ebro, van de Pyreneeën in het noorden tot Sagunto in het zuiden. Het omvatte ook de vallei van de Duero, met uitzondering van het gebied aan de zuidelijke oever tussen de Tormes en de monding in Cale (Porto, Portugal). Ook de valleien van de Taag en de Guadiana behoorden toe aan dit gebied. Het strekte zich uit tot aan de grens met Lusitania. Het omvatte het oostelijke uiteinde van Andalucía, ten oosten van de grens met Baetica. De grens liep van Cástulo (Linares) via Acci (Guadix) tot aan de baai van Almería. Deze gebieden, die jarenlang tot Baetica behoorden, bleven deel uitmaken van het grondgebied van Tarraconensis. In het oosten grensde het aan het mare Nostrum (Middellandse Zee). In het westen grensde het aan de Atlantische Oceaan. In het noorden grensde het aan de Cantabrische Zee en de Pyreneeën, die het scheidden van het zuiden van Gallië, dat wil zeggen van de Romeinse provincies Aquitanië en Gallië Narbonensis.
De provincie Tarraconensis had een oppervlakte van ongeveer 380.000 km². Het inwoneraantal werd geschat op 3 tot 3,5 miljoen, met een gemiddelde bevolkingsdichtheid van 8 tot 9 inwoners per km². Waarschijnlijk was het ten tijde van de oprichting de grootste provincie van het rijk.
Nadat in de 3 eeuw Gallaecia en Cartaginensis waren afgesplitst, werd eind van de 4e eeuw werden de Baleares (Balearica) afgesplitst van Carthaginensis en omgevormd tot onafhankelijke provincies.
Administratieve organisatie
Door een overeenkomst tussen Augustus en de Senaat, gesloten in 27 v.Chr., werd Tarraconensis een keizerlijke provincie. Dit gebeurde net als met Lusitania. Ondertussen bleef Baetica een senatoriale provincie. Tarraconensis had de rang van consul. De andere twee provincies hadden de rang van praetor.

Aan het hoofd van de Tarraconensis stond de gouverneur van de provincie. Hij stond bekend als legatus Augusti pro praetore provinciae Hispaniae Citerioris Tarraconensis (luitenant-generaal van Augustus, pro-praetor van de provincie van Hispaniae Citerioris Tarraconensis). Gezien het consulaire karakter ervan, was hij een senator met consulaire rang. Zijn zetel bevond zich in de provinciehoofdstad, de kolonie Tarraco. In de tijd van Augustus en Tiberius had hij drie legaten onder zich die aan het hoofd stonden van drie legioenen. Volgens Strabo (Griekse historicus, geograaf en filosoof) werd dit aantal onder Caligula teruggebracht tot twee. Vanaf Nero werd het teruggebracht tot één.
De grote omvang van de provincie zorgde voor een belangrijke verandering. Ergens tussen Tiberius (2e Keizer v. Rome (14 n.Chr. – 37 n.Chr.)) en Claudius (4e Romeinse Keizer tussen 41 en 54) kreeg de gouverneur zeven legaten als assistenten bij de rechtspraak. Deze legaten werden legati iuridici (enkelv. legatus iuridicus) genoemd. Zij stonden aan het hoofd van de respectieve conventus iuridici. Deze legati werden rechtstreeks door de keizer benoemd. De zeven juridische conventen van de provincie, van oost naar west en te beginnen met die van de hoofdstad, waren:
-
-
-
- Die van Tarraconensis, met als hoofdstad Colonia Tarraco (Tarragona).
- Die van Carthaginensis, met als hoofdstad Colonia Cartago Nova (Cartagena).
- Die van Caesaraugustanus, met als hoofdstad Colonia Caesar Augusta (Zaragoza).
- Die van Cluniensis, met als hoofdstad Colonia Clunia Sulpicia (Coruña del Conde).
- Die van Asturicensis, met als hoofdstad Municipium Asturica Augusti (Astorga).
- Die van Lucensis, met als hoofdstad ¿Municipium? Lucus Augusti (Lugo).
- Die van Bracarensis, met als hoofdstad Municipium Bracera Augusta (Braga).
-
-
In elk van de conventionele bestuurszetels werd de keizercultus georganiseerd, gewijd aan de Genius Augusti en de vergoddelijkte keizers, met een eigen priesterschap: mannelijk de flamines Augusti en vrouwelijk de flaminicae Augusti. Deze priesters werden gekozen uit de elites van de bevoorrechte gemeenschappen (coloniae en municipia) van de provincie. Elk jaar werd uit hun midden een flamen en een flaminica aangewezen, vaak een echtpaar, die op provinciaal niveau verantwoordelijk waren voor de keizercultus en hun functies uitoefenden op het provinciale forum van de provinciehoofdstad Tarraco.

Het fiscale bestuur van de Tarraconensis viel onder de verantwoordelijkheid van een keizerlijke procurator (procurator Caesaris). Deze procurator werd rechtstreeks door de keizer benoemd uit de leden van de ordo equester. Zijn zetel bevond zich eveneens in de hoofdstad van de provincie en zijn taak was toezicht te houden op de inning van belastingen in de hele provincie. Vanaf het einde van de 1e of het begin van de 2e eeuw werd het goudwinningsgebied in het noordwesten van de provincie echter bestuurd door een speciale procurator –procurator metallorum–. Deze functie werd gewoonlijk vervuld door een keizerlijke vrijgelaten slaaf. De procurator was gevestigd in Asturica Augusta, de hoofdstad van de conventus Asturicensis. De procuratoren waren rechtstreeks ondergeschikt aan de keizer en niet aan de provinciale gouverneur. Uiteraard moesten beide ambtenaren samenwerken om de provincie goed te kunnen besturen.
De stedelijk structuur van de provincie
De oprichting van civitates

De laatste bestuurlijke laag van het Romeinse Rijk werd in alle provincies gevormd door de steden (Latijn: civitates). Deze steden waren politiek georganiseerd naar Romeins model (coloniae, municipia) of op traditionele wijze. Ze behielden de instellingen die al bestonden vóór de Romeinse verovering. In het laatste geval was er direct toezicht door de provinciale gouverneurs. De mate van autonomie van deze gemeenschappen was vrij groot. Zowel de Romeinse als de inheemse gemeenschappen konden hun zaken regelen zonder al te veel inmenging van de provinciale gouverneurs. De inheemse gemeenschappen hadden de neiging om hun instellingen voor zelfbestuur geleidelijk aan te passen aan die van de Romeinse gemeenten en kolonies. Het belangrijkste verschil tussen beide soorten gemeenschappen was de toepassing van de Romeinse wetgeving. Deze wetgeving was bindend voor de burgers van kolonies en gemeenten. Voor niet-Romeinen was zij slechts een richtlijn. De Romeinse wetgeving had echter voorrang boven de lokale rechten in de betrekkingen met de keizerlijke macht. Zij had ook voorrang boven de lokale rechten in de betrekkingen met individuele Romeinse burgers.
Volgens de oude geografen Strabo, Plinius, die procurator van de provincie was, en Ptolemaeus, was het aantal steden in Tarraconensis aanzienlijk. Deze lagen vooral in de vallei van de Ebro en aan de kust van de Middellandse Zee. Het aantal nam af naarmate men verder naar het noorden trok, richting de kust van Cantabria, en naar het westen, richting het toekomstige Gallaecia.
Met uitzondering van de gemeenschappen die op de Balearen bestonden, stelt Plinius dat:
In de zeven conventos jurídicos die deel uitmaakten van de provincie Tarraconensis bevonden zich 293 steden. Dit is afgezien van de gemeenschappen of steden contributae (afhankelijk van andere). Daarvan hadden er 179 een stedelijk centrum (oppidum). De steden waren ingedeeld naar hun status. Er waren 12 koloniën en 13 steden met volledig burgerschap (oppida civium Romanorum). Er waren ook 18 gemeenten met oud-Latijns recht. 1 ciudad federada en 135 ciudades tributarias of estipendiarias. De overige 114 waren civitates (steden) of gemeenschappen zonder oppidum, zoals de meeste conventos in het noordwesten (van Tarraconenesis) en de Conventus Cluniensis (Clunia).
De bevoorrechte gemeenschappen van de provincie Tarraconensis van Caesariaanse, triumvirale of Augustus-afkomst, koloniën en gemeenten, werden toegewezen aan de stam Galeria. De enige uitzondering was Caesaraugusta, dat werd toegewezen aan de Aniensis.
| De stam Aniense was een van de 35 Romeinse stammen waartoe iedere Romeinse burger behoorde om zijn stemrecht te kunnen uitoefenen in de Comitia tributa of stamverkiezingen. Het werd beschouwd als een rustieke stam, in tegenstelling tot de vier stedelijke stammen. Het werd in 318 v. Chr. opgericht om de Romeinse burgers te omvatten die in de vallei van de rivier Anius woonden. Vanaf Augustus, met de oprichting van het keizerrijk, begon het leven van de Romeinse volksvergaderingen te verflauwen. Onder Tiberius werden ze niet meer bijeengeroepen. Ze verloren hun bevoegdheden aan de Senaat en werden door Trajanus afgeschaft. Gedurende de eerste drie eeuwen van het keizerrijk moesten alle Romeinse burgers bij een stam zijn aangesloten. De stam Aniense werd gekozen door Augustus. Deze stam omvatte de Romeinse burgers van de kolonie Caesaraugusta (Zaragoza) in de provincie Tarraconensis. |

Plinius de Oudere vermeldt een belangrijke verandering. Keizer Titus Flavius Vespasianus (69 – 79) verleende in 74 n.Chr. heel Hispania het Romeins burgerrecht (Civitas (Romana). Hij deed dat via het Edict van Latinidad, het kleine Latijnse staatsburgerschap, ius Latii minor. Hierdoor konden allen die in hun gemeente het stedelijk ambt,duovirato of edilidad, hadden bekleed, het Romeinse staatsburgerschap konden verkrijgen, terwijl de rest van de inwoners het Latijnse burgerschap verwierf, waardoor zij wettelijk het recht hadden om zaken te doen volgens het Romeinse recht,ius commercii, en om te trouwen op de Romeinse wijze,ius conubii, in iustae nuptiae.
Van dit recht maakten talrijke gemeenschappen gebruik die onder de Tarraconensis vielen en contributae waren. Zij werden omgevormd tot gemeenten. Dit is het geval voor Nova Augusta (Lara de los Infantes, Burgos), Bergidum Flavium (Torre del Bierzo, El Bierzo, León), Segovia, Duratón (Segovia, mogelijk Confluenta?), of Aqua Flaviae (Chaves, Portugal), om er maar enkele te noemen. De Romeinse burgers die in deze nieuwe gemeenten werden gepromoveerd, werden toegewezen aan de stam Quirina. Dit werd vermeld in de origo in hun naam.
De voornaamste steden in de provincie Tarraconensis, ex novo gesticht door de Romeinen of met Griekse (de minste) of pre-Romeinse oorsprong, waren:
Conventus Tarraconensis
- Tarraco (Tarragona), Colonia cesariana en van Augustus.
- Barcino (Barcelona), Colonia van Julius Caesar en Augustus.
- Iesso (Guisona, Lérida), Municipio Flavio.
- Aeso (Isona y Conca Dellá, Lérida), Municipio Flavio.
- Iulia Libica (Llívia, Gerona), Municipio van Caesar.
- Ausa (Vich, Barcelona), Municipio van Augustus.
- Baetulo (Badalona, Barcelona), Municipio van Augustus.
- Iluro (Mataró, Barcelona), Municipio van Caesar.
- Emporiae (Ampurias, Gerona), Colonia van Caesar.
- Gerunda (Gerona), Municipio van Augustus.
- Dertosa (Tortosa, Tarragona), Municipio van Augustus.
- Valentia (Valencia), Colonia van Augustus.
- Saguntum (Sagunto, Valencia), Municipio cesariano.
- Edeta (Liria, Valencia), Municipio van Augustus.
Conventus Caesaraugustanus
- Ilerda (Lérida), Municipio van Augusto.
- Osca (Huesca), Municipio van Augusto.
- Iaca (Jaca, Huesca), Municipio ¿?
- Labitolosa (La Puebla de Castro, Huesca), Municipio Flavio.
- Caesar Augusta (Zaragoza), Colonia van Augustus.
- Bílbilis (Calatayud, Zaragoza), Municipio van Augustus.
- Turiaso (Tarazona, Zaragoza), Municipio van Augustus.
- Celsa (Velilla de Ebro, Zaragoza), Colonia triunviral.
- Bursau (Borja, Zaragoza), Municipio Flavio.
- Arcobriga (Monreal de Ariza, Zaragoza).
- Osicerda (La Puebla de Híjar, Teruel), Municipio van Augustus.
- Segontia (Sigüenza, Guadalajara), Municipio Flavio.
- Pompaelo (Pamplona, Navarra), Municipio onder Caesar.
- Cara (Santacara, Navarra).
- Andelos (Mendigorría, Navarra).
- Vareia (Logroño, La Rioja), Municipio van Augustus.
- Tritium Magallum (Tricio, La Rioja), Municipio Flavio.
- Libia (Herramélluri, La Rioja), ¿Municipio Flavio?
- Graccurris (Alfaro, La Rioja), Municipio van Augustus.
- Cascantum (Cascante, Navarra), Municipio van Augustus.
- Calagurris (Calahorra, La Rioja), Municipio onder Caesar.
- Oiasso (Irún, Guipúzcoa) ¿Municipio?
- Veleia (Iruña de Oca, provincia de Álava), Municipio van Augustus.
- Ercavica (Cañaveruelas, Cuenca), Municipio van Augustus.
- Complutum (Alcalá de Henares, provincia de Madrid), Municipio van Augustus.
Conventus Carthaginensis
- Carthago Nova (Cartagena, Murcia), Colonia vanaf Caesar.
- Saetabi (Játiva, Valencia), Municipio van Augustus.
- Illici (Elche, Alicante), Colonia van Augustus.
- Dianum (Denia, Alicante), Municipio van Augustus.
- Lucentum (Alicante), Municipio van Augustus.
- Toletum (Toledo), Municipio van Augustus.
- Begastri (Cehegín, Murcia), ¿Municipio Flavio?
- Libisosa (Lezuza, Albacete), Colonia van Augustus.
- Salaria (Úbeda, Jaén), Colonia van Augustus.
- Sisapo (Almodóvar del Campo, Ciudad Real), Municipio van Augustus.
- Ilugo (Venta de San Andrés, Santisteban del Puerto, Jaén), Municipio Flavio.
- Castulo (Linares, Jaén), Municipio vanaf Caesar.
- Acci (Guadix, Granada), Colonia van Augustus.
- Valeria (Valeria, Cuenca), Municipio van Augusto.
- Titulciam (Titulcia, Madrid), Municipio Flavio.
- Segobriga (Saelices, Cuenca), Municipio van Augustud.
Conventus Cluniensis
- Flaviobriga (Castro-Urdiales, Cantabria), Colonia onder Vespasiano.
- Portus Victoriae Iuliobrigensium (Santander of Santoña (Cantabria)), ¿Municipio Flavio?
- Portus Blendium (Suances, Cantabria) ¿Municipio?
- Iuliobriga (Retortillo, vlakbij Reinosa, Cantabria), Municipio Flavio.
- Clunia (Peñalba de Castro, Burgos) Municipio van Tiberio en colonia onder Vespasiano.
- Occilis (Medinaceli, Soria), ¿Municipio Flavio?
- Numantia (Numancia, Soria), ¿Municipio Flavio?
- Tiermes (Montejo de Tiermes, Soria), Municipio onder Tiberio.
- Uxama argaela (El Burgo de Osma, Soria), Municipio onder Tiberio.
- Augustobriga (Muro de Ágreda, Soria), ¿Municipio Flavio?
- Palantia (Palencia), ¿Municipio Flavio?
- Pintia (Padilla de Duero, Valladolid), ¿Municipio?
- Intercatia (Montealegre de Campos, Valladolid), ¿Municipio Flavio?
- Albocela (Villalazán, Zamora) ¿Municipio van Augustus?
- Septimanca (Simancas, Valladolid).
- Rauda (Roa, Burgos), ¿Municipio Flavio?
- Deobrigula (Tardajos, Burgos), Municipio ¿Flavio?
- Virovesca (Briviesca, Burgos), ¿Municipio?
- Deobriga (Miranda de Ebro, Burgos) ¿Municipio van Augustus?
- Segisama Iulia (Sasamón, Burgos), Municipio Flavio.
- Nova Augusta (Lara de los Infantes, Burgos), Municipio Flavio.
- Cauca (Coca, Segovia), Municipio Flavio.
- Confluenta (Duratón, Segovia), Municipio Flavio.
- Segovia (Segovia), Municipio Flavio.
- Brigeco (Dehesa de Morales de las Cuevas, Castro Gonzalo, Zamora), Municipio Flavio.
Conventus Asturicensis
- Gigia (Gijón, Asturias), ¿Municipio Flavio?
- Lucus Asturum (Lugo de Llanera, Asturias).
- Flavionavia (¿Pravia?, Asturias), ¿Municipio Flavio?
- Asturica Augusta (Astorga, León), ¿Municipio van Augustus?
- Lancia (Villasabariego, León) Municipio Flavio.
- Bedunia (San Martín de Torres, León).
- Bergidum Flavium (Cacabelos, León) Municipio Flavio.
- Interamnium Flavium (Bembibre, León) Municipio Flavio.
- Legio VII Gemina (León), cannaba (Romeins legerkamp) van het Legio VI Victrix en daarna van het Legio VII Gemina.
- Petavonium (Rosinos de Vidriales, Zamora), cannaba van het Legio X Gemina en van het Ala II Flavia Hispanorum c. r. ¿Municipio?









Conventus Lucensis
- Ardobicum Coronium (La Coruña), Municipio Flavio.
- Flavium Brigantium (¿Betanzos?, La Coruña), Municipio Flavio.
- Iria Flavia (Padrón, La Coruña), Municipio Flavio.
- Vico Spacorum (Vigo, Pontevedra) Municipio Flavio.
- Lucus Augusti (Lugo), ¿Municipio van Augustus?
Conventus Bracaraugustanorum
- Municipium Limicorum (Ginzo de Limia, Orense), Municipio Flavio.
- Bracara Augusta (Braga, Portugal) ¿Municipio van Augustus?
- Aquae Flaviae (Chaves, Portugal), Municipio Flavio.
- Cale en Portum Cale (Oporto, Portugal), ¿Municipio?
Verspreiding van de Romeinse militaire garnizoenen in de provincie

Om de orde en veiligheid in de provincie te waarborgen werden na de Cantabrische oorlogen (26 v. Chr.-19 v. Chr.) drie legioenen in de provincie Tarraconensis gevestigd:
- Het VI Victrix (tot de overdracht aan Germania Inferior in 70 op bevel van Vespasianus) in Legio (het huidige Leon).
- Het X Gemina (tot het in 63 door Nero (5e Keizer v. Rome tussen 54 en 68) naar Pannonië werd gestuurd) in Petavonium (Rosinos de Vidriales, Zamora).
- Het IV Macedonische (tot het in 43 op bevel van Claudius (4e Romeinse Keizer tussen 41 en 54) naar Germanië werd overgebracht) in Pisoraca (Herrera de Pisuerga, Palencia).

Deze legioenen werden aangevuld met verschillende hulptroepen. Daaronder bevonden zich de Ala Parthorum en de Cohors IV Gallorum. Het is zeer moeilijk om precies te achterhalen hoeveel van deze eenheden deel uitmaakten van de garnizoensmacht op het schiereiland. Ook is het lastig om te bepalen welke eenheden dat precies waren.
In het jaar 68 beschikte Galba volgens Gaius Suetonius Tranquillus (Romeins biograaf, cultuurhistoricus, jurist en hoge ambtenaar (69/70 – 140)) over een legioen in de provincie. Dit legioen was het VI Victrix. Hij beschikte ook over twee cavalerie-eenheden en drie cohorten infanterie. Om zijn troepen te versterken, rekruteerde hij een nieuw legioen. Dit was het toekomstige VII Gemina. Hij rekruteerde ook een vergelijkbaar aantal hulptroepen. Hiervan waren de cohorten van Vascones het meest opvallend. Al deze eenheden volgden hem op zijn mars naar Italië om de keizerlijke purperen mantel te veroveren.
In 69 keerde het Legio X Gemina op bevel van Aulus Vitellius Germanicus (Romeins keizer ( van 16 apr. tot 22 dec. 69)) terug naar het Iberisch schiereiland. Dit legioen werd vergezeld door het Legio I Adiutrix. Hoewel we niet precies weten waar ze zich vestigden, werden ze mogelijk gelegerd in Baetica en het zuidoostelijke deel van Tarraconensis. Deze verplaatsing was bedoeld om een mogelijke invasie vanuit Noord-Afrika, dat onder controle stond van Lucius Clodius Macro, te voorkomen. Beide legioenen, samen met het VI Victrix, verlieten echter de partij van Vitellius. Vervolgens verklaarden zij zich aanhangers van Vespasianus. Vespasianus stuurde hen onmiddellijk naar Germania Inferior om de opstand van Civilis neer te slaan.

Later, in het jaar 74, gaf Vespasianus opdracht tot een nieuwe strategie in León. Op het oude kampement van het Legio VI Victrix vestigde hij het Legio VII Gemina. Dit legioen diende tot het begin van de 5e eeuw als permanente garnizoensmacht in de provincie. Deze laatste eenheid stuurde een reeks vexillationes naar verschillende delen van de Spaanse provincies, als volgt:
-
-
-
- Tarraco ten dienste van de gouverneur van de provincie Tarraconensis.
- Augusta Emerita onder de gouverneur van de provincie Lusitania.
- In de mijnstreek van Bierzo, voor het toezicht op de goudwinning en het vervoer ervan.
- In het mijngebied van Noord-Portugal, voor de ondersteuning van de goudwinning en het vervoer ervan.
- In Tritium Magallum (Tricio, La Rioja) voor het portorium van dit pottenbakkerscentrum.
- In Lucus Augusti (Lugo) voor zijn portorium.
- In Segisama (Sasamón, Burgos) voor de statio van controle van de weg van Legio naar Burdigala.
-
-
Vanaf, ten minste het laatste kwart van de eerste eeuw waren er vijf hulpeenheden, een cavalerie-eskadron, twee cohorten equitatae en twee cohorten peditatae, die als volgt waren samengesteld:
-
-
-
- Ala II Flavia Hispanorum civium romanorum, gestationeerd te Petavonium (Rosinos de Vidriales, Zamora).
- Cohors I Celtiberorum Equitata civium romanorum, gevestigd in Sobrado dos Monxes (La Coruña), op het grondgebied van het Municipum Flavium Brigantia.
- Cohors I Galica Equitata civium romanorum, gelegerd in Pisoraca, (Herrera de Pisuerga, Palencia).
- Cohors III Lucensium, met zijn kampement in Lucus Augusti (Lugo).
- Cohors II Galica, gestationeerd in het onbekende ad cohortem Galicam.
-
-
Op deze manier bedroeg de maximale bezetting van reguliere Romeinse troepen in Hispania tussen de 2e en 5e eeuw niet meer dan 7712 soldaten. Deze omvatten zowel legionairs als hulptroepen om de 582.925 km² van het Iberisch schiereiland te controleren en te verdedigen.
Geschiedenis van Tarraconensis
Achtergrond

De provincie Hispania Citerior Tarraconensis uit de tijd van Augustus ontstond als directe opvolger van de provincie Hispania Citerior uit de tijd van de Republiek. De voorgeschiedenis ervan is terug te voeren op de verdeling tussen de drie legaten van Pompeius in Hispania. Dit vond plaats aan het einde van de Republiek, vlak voor de burgeroorlog met Julius Caesar. Hoewel Pompeius de gouverneur van de twee Spaanse provincies was, gaf hij er als gevolg van de overeenkomsten van het eerste triumviraat met Caesar en Crassus de voorkeur aan om in Rome te blijven en de zaken van de Vrbs (Romeinse regelgeving en gebruiken) te regelen, waardoor hij het bestuur van Hispania als volgt aan drie legati delegeerde:
-
-
-
- Lucius Afranius in Hispania Citerior met drie legioenen.
- Marcus Petreius in het oostelijke deel van Hispania Ulterior met twee legioenen.
- Marcus Terentius Varro Reatinus in west Hispania Ulterior met twee legioenen.
-
-

Na afloop van de burgeroorlogen werd deze door Pompeius ingevoerde indeling in 27 v.Chr. door Augustus geconsolideerd. Augustus stelde formeel drie provincies in met de namen Hispania Citerior Tarraconensis, Hispania Vlterior Lusitania en Hispania Vlterior Baetica. De eerste twee waren keizerlijke provincies, terwijl de derde een senatoriale provincie was.
De door Pompeius uitgedachte verdeling van Hispania werd door Augustus in 27 v. Chr. bekrachtigd. Hij stelde de drie provincies formeel in onder de namen Hispania Citerior Tarraconensis, Hispania Vlterior Lusitania en Hispania Vlterior Baetica. De eerste twee waren keizerlijke provincies, terwijl de derde een senatoriale provincie was.
Augustus stichtte deze nieuwe provincies. Dit werd gedaan om de laatste onafhankelijke gebieden van het schiereiland in het Romeinse rijk op te nemen. Deze gebieden werden bewoond door Galaicos, Cántabros en Astures. Augustus behield de gebieden die door deze volkeren werden bewoond onder zijn directe gezag. In het geval van Tarraconensis misleidde hij echter de Senaat. Hij voegde een gemilitariseerde provincie toe met ernstige oorlogsdreigingen. Deze provincie omvatte gepacificeerde, sterk verstedelijkte en geromaniseerde gebieden. Deze gebieden bestonden uit de vallei van de Ebro, de kusten van de Levante en de gebieden van Andalusië die niet tot de vallei van de Betis behoorden. Ook de mijnbouwgebieden van Sisapo, Castulo en het zuidoosten maakten deel uit van deze provincie.

De provincie Tarraconensis diende zo als basis voor de annexatie van het rijk van de Cántabros tijdens de Asturisch-Cantabrische oorlogen tussen 27 v.Chr. en 19 v.Chr. Augustus verbleef tussen 27 v.Chr. en 26 v.Chr. in Segisama (Sasamón, Burgos) en in Tarraco. Daar ontving hij zelfs een ambassade uit India. Tijdens dit verblijf op het schiereiland werd hij vergezeld door zijn neef en schoonzoon Marcellus (Romeins militair). Ook zijn stiefzoon en toekomstige keizer Tiberius (2e Keizer v. Rome (14 n.Chr. – 37 n.Chr.)) vergezelde hem. Zij dienden als militaire tribunen aan het Cantabrische front. Met deze campagne begonnen zij hun lange militaire carrière.
De provincie ontleende haar naam aan haar hoofdstad. Deze hoofdstad was de Colonia Urbs Triumphalis Tarraco. Zo werd de republikeinse benaming Hispania Citerior voltooid. De grenzen werden in 12 v.Chr. gewijzigd. De gebieden van de Galiciërs en Asturiërs uit de provincie Lusitania werden toegevoegd. Mogelijk vormden deze gebieden eerder een kortstondige provincie Transduriana. Ook werd het mijnbouwgebied rond Castulo toegevoegd, dat afkomstig was uit de senatoriale provincie Baetica. Het doel van Augustus met deze reorganisatie was om alle Romeinse garnizoenstroepen in Hispania onder het bevel van één enkele keizerlijke legaat te brengen. Deze legaat was die van Tarraconensis. De belangrijkste mijnbouwgebieden voorzagen de keizerlijke schatkist van edele metalen. Deze omvatten goud uit het Galaico-Leonés-massief en zilver uit de Sierra Morena. De mijnbouwgebieden stonden onder direct toezicht van het keizerlijk bestuur. Ze hadden een gemakkelijke toegang over zee naar Italië en Rome, waar de muntateliers waren gevestigd. De uitgifte van gouden Aureus en zilveren Denarii was een exclusief keizerlijk voorrecht. Deze uitgifte vond voornamelijk plaats in de stad Rome.
Het werk van de Julio-Claudiaanse en Flavische keizers: pacificatie en romanisering
Augustus stichtte niet alleen de provincie en bepaalde de grenzen ervan volgens de richtlijnen van zijn oudoom en adoptievader Julius Caesar, maar verleende ook veel gemeenschappen in deze provincie een bevoorrechte status. Sommige werden koloniën, andere werden Romeinse of Latijnse gemeenten. Dit gebeurde vooral aan de kust van Levante, het gebied van Baetica dat in 12 v.Chr. aan de provincie werd toegevoegd, en de Ebrovallei. Er waren ook stichtingen op de twee subplateaus en in het noordwesten. Ondertussen regulariseerde hij de niet-bevoorrechte politieke entiteiten zoals civitates of populi. Deze hadden de status van civitas stipendiaria of gemeenschap die belastingplichtig was. Deze gemeenschappen hadden een interne organisatie die onderworpen was aan directe interventie door de provinciale gouverneur.
Dit beleid werd voortgezet door Tiberius, die het aantal bevoorrechte gemeenten in het noordelijke deelgebied uitbreidde.

Van Augustus tot Nero zorgden keizerlijke ingrepen voor de regularisatie van de oude pre-Romeinse wegen. Deze wegen werden perfect bewegwijzerde wegen die het provinciale grondgebied met elkaar verbonden. Hierdoor konden de inwoners in contact komen met de Romeinse cultuur. Het Latijn werd al snel de gemeenschappelijke taal van de provincie. In het midden van de eerste eeuw werd bijna uitsluitend Latijn gesproken. Dit maakte ook toegang tot meer ontwikkelde economische circuits met een monetaire economie mogelijk. Er kwamen importproducten op de markt, zoals luxe keramiek uit Arezzo onder Augustus en Tiberius of Terra Sigillata Subgálica tussen Caligula en Vespasianus.
Het resultaat van het keizerlijke optreden in de provincie was een effectieve pacificatie. Deze vrede werd alleen onder Nero verbroken door een poging tot opstand van de Astures. Deze poging werd gemakkelijk onderdrukt door de primus pilus van het Legio VI Victrix. Hierdoor kon de legionaire garnizoensbezetting van de provincie geleidelijk worden verminderd. Zo werd onder Caligula en Claudius, in 42–43, het Legio IV Macedonica overgebracht naar Germania. Onder Nero werd in 63 het Legio X Gemina naar Pannonië gestuurd.

In het jaar 68 werd de provincie bestuurd door Servius Sulpicius Galba (Romeins keizer tussen juni 68 en 15 jan. 68). Vindex nodigde hem vanuit Gallia Narbonensis uit om in opstand te komen tegen Nero. Galba deed dit zodra hij hoorde dat Nero had besloten hem te doden. Volgens Suetonius gebruikte hij als alibi een orakel van een jonge zieneres van twee eeuwen eerder. Dat orakel voorspelde dat de nieuwe heerser van de wereld uit Clunia zou komen.
Zo riep hij zichzelf in Clunia tot keizer uit. Met de steun van de gouverneur van Lusitanië besloot de toekomstige keizer Otho om als eerste maatregel het leger van de provincie te versterken. Het leger bestond uit het Legio VI Victrix, twee Alae cavalerie-eenheden en drie Cohorten infanterie-eenheden. Daarnaast rekruteerde hij verschillende hulpeenheden, ten minste drie cohorten Basken en het Legio VII Galbiana. Vervolgens vertrok hij naar Rome om de macht te grijpen.
Na de moord op Galba steunde de provincie achtereenvolgens Otho, Vitellius en uiteindelijk Vespasianus.
Onder Vespasianus was de mate van romanisering van de provincie en van heel Hispania zeer hoog. Deze keizer kon inhet jaar 74 het Edict van Latiniteit uitvaardigen. Hierdoor konden talrijke stedelijke gemeenschappen in de provincie worden omgevormd tot gemeenten met Latijns recht. Deze verandering vond plaats tijdens zijn bewind en dat van zijn zonen en opvolgers, Titus en Domitianus.
Vespasianus besloot ook dat de provincie een kleine militaire garnizoensmacht moest behouden. Deze garnizoensmacht bestond uit het Legio VII Gemina Felix en zijn hulpeenheden. Deze was voornamelijk gericht op het ondersteunen van de werkzaamheden van het provinciale bestuur. Daarnaast hield deze zich bezig met politietaken en het verlenen van technische ondersteuning en bewaking van de edelmetaalwinning in de provincie.
Flaviërs en Antonijnen: Provinciale vrede en economische ontwikkeling
Goudwinning bij Las Médulas volgens het ruina montium proces.
Een van de belangrijkste belangen van Rome in Hispania was ongetwijfeld het exploiteren van de legendarische minerale rijkdommen. Deze rijkdommen werden aan Carthago ontnomen. Na het einde van de Tweede Punische Oorlog kreeg Publius Scipio “de Afrikaan” de opdracht om Hispania te besturen. Hij besteedde bijzondere aandacht aan de mijnbouw. Tegen deze achtergrond is het niet verwonderlijk dat de provincie gedurende de 1e en de 2e eeuw een belangrijke bijdrage leverde aan de keizerlijke schatkist in de vorm van edelmetalen. Dit gebeurde via de goudmijnen in het noordwesten, voornamelijk in El Bierzo en het noorden van Portugal. Ook belangrijk waren de zilvermijnen van Cástulo en Sierra Morena, het voormalige Mons Marianum. Uit deze mijnen werd ook lood gewonnen, dat samen met de edelmetalen in ingots naar Italië werd verzonden.

Rond Carthago Nova (het huidige Cartagena) en Mazarrón, in de regio Murcia. De winning van zilver, lood, ijzer, zink en andere mineralen werd voortgezet. Deze activiteit werd al sinds de tijd van de Feniciërs uitgevoerd. De grote hoeveelheid scheepswrakken met ertsblokken die voor de kust van Murcia zijn gevonden, getuigt hiervan. In dit hoofdstuk over mijnbouw is het de moeite waard om de exploitatie van de ijzerertsafzettingen in Baskenland en Navarra te benadrukken. Ook het Iberisch gebergte is het vermelden waard.
Evenzo exploiteerden de Romeinen de cinnaber-afzettingen van Sisapo (La Bienvenida, Almodóvar del Campo, Ciudad Real) om kwik te winnen. Dit kwik werd onder andere gebruikt voor de productie van cosmetica. Ook wonnen zij uit de steengroeven in de omgeving van Segóbriga (Saelices, Cuenca) het lapis specularis. Dit is een variant van doorschijnend gips dat in platen kan worden gesneden om als vensterglas te dienen.
Het hoofdstuk over grondstoffen wordt afgesloten met de exploitatie van zoutmijnen, zoals bijvoorbeeld in Poza de la Sal (Burgos), Peralta (Huesca) of Atienza (Guadalajara).

Vanaf het jaar 70 had de provincie, in het gebied van La Rioja, een zeer belangrijk keramiekcentrum. Het Municipium Tritium Magallum (Tricio) vormde het centrale knooppunt. Dit centrum zou tot ver in de 6e eeuw blijven bestaan. Men vervaardigde er het luxe keramiek terra sigillata hispana. Deze werd verspreid over het hele schiereiland, Noord-Afrika, Gallië, Brittannië en de Rijnlimes. De economische beweging die hierdoor werd gegenereerd, was zeer belangrijk. In Tricio bestond een portorium voor het innen van de belasting genaamd centessima rerum venalium.
Wat betreft de productie van keramiek, zijn ook de pottenbakkerijen van Melgar de Tera (Zamora) het vermelden waard. Deze begonnen in de eerste eeuw te functioneren en waren betrokken bij de bevoorrading van de keizerlijke troepen die in Petavonium waren gelegerd. Ze waren ook betrokken bij de verkoop van aardewerk aan de burgerbevolking in de omgeving. Hun productie bereikte Legio en bleef tot de 4e eeuw in bedrijf. Ook de productiefaciliteiten van terra sigillata hispana waren opmerkelijk. Er was ook beschilderd aardewerk in de Keltiberische traditie van Uxama Argaela (Burgo de Osma–Ciudad de Osma, Soria). De distributie ervan strekte zich uit over de hele Duero-vallei. Het verspreidde zich ook naar het oostelijke deel van de Ebro-vallei.

De mediterrane landbouw, olijfboomgaarden, wijngaarden en graanvelden, bloeide vooral in alle gemeenschappen in het gebied rond de Middellandse Zee. Opvallend was de aanleg van een belangrijk irrigatiegebied in het midden van de Ebrovallei, tussen Vareia en Caesar Augusta. Dit wordt bewezen door de Bronze van Agón en de belangrijke overblijfselen van waterinfrastructuur die in dit hele gebied zijn gedocumenteerd.
In het gebied van de twee subplateaus werd voornamelijk graan verbouwd. Ook de transhumante veeteelt speelde een belangrijke rol. Deze praktijk vond zijn oorsprong in de pre-Romeinse tijd. De landbouw verbeterde aanzienlijk ten opzichte van de voorgaande periode. Dit was te danken aan de overvloed aan ijzer en aan gereedschappen die van dit materiaal waren gemaakt. Deze werktuigen vervingen de veel primitievere pre-Romeinse werktuigen.
Daarnaast werd het oorspronkelijke bos in het gebied geëxploiteerd. Vooral eiken- en dennenbossen werden gekapt. Deze werden op grote schaal gekapt om bouwmaterialen en brandstof te leveren. Daarnaast werden ze ook gekapt om nieuwe landbouwgrond te ontginnen.
In het gebied van Carthago Nova werd espartogras verbouwd. Dit werd gebruikt voor de vervaardiging van touwen voor diverse doeleinden, onder andere voor schepen. Daarom stond de stad in de 6e eeuw ook bekend als Carthago Spartaria.
Ook belangrijk was de zoutindustrie, die archeologisch gezien gelegen was in het huidige Parque del Castro in Vigo, het voormalige Vicus Spacorum. Hetzelfde gold voor de vindplaats Campa de Torres in het huidige Gijón, het voormalige Gigia. De productie van de saus garum was een van de belangrijkste economische activiteiten aan de Atlantische kust van het schiereiland. Deze vestigingen in Vigo en Gijón waren de meest noordelijke.
Tijdens de eerste twee eeuwen van het keizerrijk werden er veel wegen aangelegd. De hele provincie werd via deze wegen met elkaar verbonden. In veel gevallen bestond de keizerlijke interventie uit het aanleggen van bestrating. Er werden ook bruggen gebouwd en de aanleg van zeer oude, pre-Romeinse verkeerswegen werd verbeterd. Deze routes dateerden vaak uit de bronstijd.

De keizer gaf opdracht aan ingenieurs en soldaten van de garnizoensprovincie om de wegen aan te leggen. Dit gebeurde via de provinciale gouverneur. De uitvoering werd toevertrouwd aan militairen en burgerarbeiders in een onbekende verhouding. Bepaalde steden in de provincie mochten bepaalde grote werken, zoals bruggen, geheel of gedeeltelijk financieren. Een voorbeeld hiervan is te vinden in Aquae Flaviae, met de brug over de rivier de Támega. Na de aanleg werden de wegen regelmatig onderhouden. Soms, vooral in de tweede eeuw, werden er grotere ingrepen uitgevoerd. Deze werden weergegeven op de mijlpalen met de uitdrukkingen refecit of restituit.
De secundaire wegen, die soms geasfalteerd waren, werden meestal aangelegd door de aangrenzende gemeenschappen die ervan profiteerden. De tussenkomst van de keizerlijke macht was echter niet ongebruikelijk. Soms verbeterde en bouwde zij deze wegen door de hele provincie.
De drie belangrijkste wegen van de Tarraconensis waren:
- De weg die Asturica Augusta met Tarraco, de provinciehoofdstad, verbond door de vallei van de Ebro.
- De weg Ab Asturica Burdigalam die Asturica Augusta met Burdigala (Bordeaux, Frankrijk) verbond via Oiasso (Irún, Guipúzcoa).
- De belangrijke Via Augusta begon in de Pyreneeën, in Iuncaria (La Junquera, Gerona). Deze sloot aan op de Via Domitia van Gallia Narbonensis. Ze liep verder langs de hele Levantijnse kust in de richting van Baetica.

Er waren verschillende Romeinse wegen op het schiereiland. Een aftakking van de weg van Asturica naar Tarraco volgde de vallei van de Duero. Deze weg zocht de Ebro op via de depressie van de Jalón. Een andere weg verbond Tarraco met Augusta Emerita via Complutum. Drie wegen verbonden Asturica Augusta met Bracara Augusta en Lucus Augusti. Een weg liep parallel aan de Cantabrische kust, van Brigantium (La Coruña) tot Oiasso (Irún). Een andere weg verbond Caesar Augusta met Summo Pyrenaeo (Somport, Huesca). Daarnaast werden veel delen van de Vía de la Plata bestreken. Deze weg begon in Asturica Augusta en liep tot aan de grens met de provincie Lusitania.
De belangrijke zeehandel in de Mare Nostrum – de Middellandse Zee – naar Galia Narbonense, Italië en het oostelijk deel van het Rijk, gebruikte voornamelijk de volgende havens:
-
-
-
- Tarraco, de provinciale hoofdstad.
- Dertosa (Tortosa, Tarragona). Via Dertosa werd het in de provincie gewonnen goud naar Rome verzonden. De Classis Misenate had daar een permanente vestiging. De riviervaart in de Ebrovallei eindigde op deze locatie. Deze route begon in Vareia. Van daaruit kon men via de weg van de vijf villa’s de Cantabrische Zee bereiken.
- Carthago Nova, via welke zilver en lood uit de Sierra Morena naar Italië werden gezonden.
-
-

Aan de Cantabrische Zee was de belangrijkste haven die van Oiasso (Irún, Guipúzcoa). Via deze haven werden de producten uit de Ebrovallei vervoerd. Ook werd het ijzer uit de Baskische bergen naar Gallië, Brittannië en Germanië verscheept. Het bewijs van het bestaan van belangrijk scheepvaartverkeer op deze zee was duidelijk zichtbaar door de bouw van een belangrijke en monumentale vuurtoren naast het Municipium Flavium Brigantium. Deze vuurtoren staat bekend onder de naam Toren van Hercules.
De provincie Tarraconensis leverde ook talrijke hulptroepen aan het keizerlijke leger. Deze eenheden werden gerekruteerd uit de volkeren van de noordelijke en noordwestelijke submeseta. Volkeren zoals de Arévacos, Vascones, Cántabros, Astures of Galaicos waren veel voorkomend. In het algemeen werden deze eenheden vaag aangeduid met de naam Hispanorum. Ze vormden talrijke cohortes peditatae en equitatae en ala van de cavalerie, vooral onder de Julio-Claudii, de Flavii en onder Trajanus.

Verschillende municipia en coloniae in de provincie gaven bronzen munten uit. Deze munten omvatten asses, dupondii en semisses. Dit gebeurde met keizerlijke toestemming onder de keizers Augustus, Tiberius en Caligula (3e Keizer v. Rome tussen 37 en 41). Zij volgden een traditie die in de veroveringsperiode was begonnen. Deze traditie werd door de Romeinse autoriteiten aangemoedigd. Later, toen het al om imitatiemunten of getolereerde vervalsingen ging, vond dit plaats onder Claudius I . Dit duidt op een vroege verdieping van de monetaire economie in de hele provincie. Het toont ook een grote behoefte aan fiduciair geld voor kleine transacties.
Deze monetarisering wordt bevestigd door de grote hoeveelheid keizerlijke munten die in verschillende archeologische vindplaatsen in de provincie zijn aangetroffen. De chronologie ervan begint bij het begin van het keizerrijk en loopt tot het bewind van de keizers Theodosius I (de Grote) keizer v/h Oost-Romeinse Rijk), Honorius (West-Romeins keizer van 395 tot 423) en Arcadius (Oost-Romeins keizer van 377 tot 408). Dit duidt op een aanzienlijke geldcirculatie. Dit komt overeen met een bloeiende en intense economische activiteit. Het is echter van groter belang in de Ebro-vallei en Levante dan in de rest van de provincie.
Territoriale veranderingen en invasie van de provincie in de 3e eeuw

In 193, na de moord op Pertinax en Didius Julianus, verklaarden de garnizoensbezetting van de provincie en hun gouverneur zich aanhangers van Clodius Albinus, totdat zij in 195 hun zaak verlieten en zich aansloten bij Septimius Severus, die hard optrad tegen de aanhangers van Albino, voornamelijk in de bevoorrechte steden van de Ebrovallei en de Levante. Daarvoor benoemde hij Tiberius Claudius Candidus, een militair expert die de opstand van Septimius Severus in Pannonia Superior (romeinse provincie ten oosten van Italië) had gesteund en in Rome leiding had gegeven aan de peregrini of keizerlijke geheime politie, die onder de Praetoriaanse Garde viel, tot gouverneur van de provincie.
In deze periode leidden de administratieve en economische moeilijkheden van talrijke steden in de provincie tot de benoeming van een keizerlijk adviseur. Dit was een ridder of senator –curator– die de lokale senaten en magistraten adviseerde. Zijn doel was om hun bestuur te verbeteren. Hij probeerde ook faillissementen te voorkomen en de inning van belastingen ten gunste van de staat te garanderen.

Rond 210 besloot keizer Caracalla (Romeins Keizer tussen 211 tot 217) de grenzen van de provincie Tarraconensis te wijzigen. Hij splitste de twee juridische conventen in het noordwesten af. Dit waren Lucense en Bracaraugustano. Zijn doel was om een nieuwe, kortstondige provincie te creëren, de Provincia Hispania Superior Gallaecia. De rest van de Tarraconensis werd voortaan Provincia Nova Hispania Citerior Antoniana genoemd. Zijn bedoeling was om de goudmijnen in het noordwesten, die aan het einde van de 2e eeuw vrijwel uitgeput waren, nieuw leven in te blazen. De provincie verdween onmiddellijk na de dood van Caracalla, maar diende als precedent voor de toekomstige provincie Gallaecia van het Late Romeinse Rijk.
Over het algemeen hadden de politieke en militaire onrust die het rijk tussen de moord op Severus Alexander in 235 en de troonsbestijging van Diocletianus in 298 teisterde, weinig invloed op Hispania. Met name op Tarraconensis waren de gevolgen gering. De economische crisis van de Romeinse staat was echter wel voelbaar in de provincie. Dit bleek uit een afname van de keizerlijke interventies bij het herstel van de wegen. Ook kwam er geld in omloop van slechte kwaliteit. Deze situatie leidde tot een sterke inflatie, die uiteindelijk de toch al precaire economieën van de steden ruïneerde. Er vond een geleidelijk proces van sociale en economische ruralisering plaats, dat twee eeuwen later zijn hoogtepunt bereikte.

In het jaar 254 werd de limes (Romeinse grens) van Germania Superior (Romeinse provincie ten noorden wat nu Zwitserland is) doorbroken door de Germanen van de andere oever van de Rijn. Rond het jaar 259 vond een inval plaats van grote barbaarse troepen in Gallia Belgica (Romeinse in ongeveer het noordenvan wat nu Frankrijk is. Zij drongen diep door in de rest van de Gallische provincies. Sommige van deze groepen bereikten de Pyreneeën en drongen door tot Hispania. Zo werd Tarraco in 258 geplunderd door de Franken.
In de tijd van Valerianus en Gallienus bleef de provincie trouw aan het Gallische Keizerrijk van Tetricus en Victorinus. Het was echter een van de eerste provincies die weer trouw werd aan de rechtmatige keizer. Dit gebeurde al onder Claudius II en Aurelianus.
Tussen 268 en 278 werd het binnenland van Gallië geplunderd. Begin 278 herstelde keizer Probus de grens. Als gevolg daarvan herstelden verschillende stedelijke centra in de provincie, zoals Barcino, Emporiae, Asturica Augusta, Legio en Lucus Augusti, hun stadsmuren. Deze waren in de loop der tijd ernstig beschadigd geraakt. Ze werden omgevormd tot een effectieve verdedigingslinie tegen mogelijke bedreigingen van de andere kant van de Pyreneeën.

Verdeling van de provincie in het Bajo Imperio (Nederrijk)

Toen Diocletianus (Romeins Keizer van 284 tot 305) in 284 de keizerlijke troon besteeg, creëerde hij het systeem van de tetrarchie. Diocletianus ging over tot een reorganisatie van het bestuurlijke systeem van het rijk. Daartoe werden de provincies die waren geërfd van het Oude Rijk opgedeeld in kleinere provincies. Deze werden gegroepeerd in een nieuwe entiteit die diocese werd genoemd. Een vicarius hield toezicht op deze entiteit en werd rechtstreeks door de keizer benoemd.
Hispania werd toegeschreven aan Maximianus, hij was Augustus van het westelijke deel van het Romeinse Rijk, en toegewezen aan zijn Caesar, Constantius Chlorus, als Diocesis Hispaniarum, met de hoofdstad te Augusta Emerita. De oude provincie Tarraconensis werd verdeeld in verschillende provincies:
-
-
-
- Gallaecia van de Bracaraugustus, Lucense, Asturicense en een deel van de Cluniaanse.
- het Carthaginense met de Cartaginense conventus, een deel van de Clunische en de Balearen.
- het nieuwe Tarraconensis, die dat de oude conventus van Tarraconensis, Caesar Augustan en een deel van de Cluniaanse conventus omvatte.
-
-
Deze veranderingen betekenden ook een ingrijpende heroriëntatie van het keizerlijke beleid ten aanzien van de Spaanse provincies. Sinds Augustus was de voorrang onder deze provincies altijd voorbehouden aan de Tarraconensis, de enige provincie met consulaire rang. Toen Diocletianus het Diocesis Hispaniarum oprichtte, verleende hij de voorrang aan Lusitania. Om het belang van de Tarraconensis te verminderen, verdeelde hij deze provincie daarom in de genoemde kleinere provincies.

De nieuwe provincie Tarraconensis had de rang van praetor en werd geleid door een praeses als gouverneur.
Bij de dood van Constantino I werd het diocesis Hispaniarum, samen met die van Galliae, Septem provinciae en Britaniae, opgenomen in de prefectuur van het praetorium van Gallië en werd, zoals hierboven vermeld, om redenen van nabijheid en gemakkelijke bevoorrading de Noord-Afrikaanse provincie Mauretania Tingitana toegevoegd, beperkt tot het meest noordelijke gebied, rond de Straat van Gibraltar, en zonder rechtstreekse landverbinding met Mauretania Caesariensis.
De laatste verdeling vond plaats in het midden van de 4e eeuw. Op dat moment werden de Balearen afgescheiden van de Carthaginensis. Ze werden de nieuwe provincie Baleaarse Eilanden.
Gedurende de vierde eeuw bleef de provincie in een rustige en veilige situatie. Ze lag ver verwijderd van de grens- en interne conflicten van het rijk. De gouverneurs bleven loyaal aan de keizer van het westen. Dit bleef zo tot aan het einde van de 4e eeuw. Tijdens het tijdperk van de usurpatoren Magnus Maximus (383 tot 388) en Flavius Eugenius (392 tot 394) bleven zij trouw aan hen. Hoewel zij nederlagen leden tegen Theodosius I, werd de provincie niet binnengevallen. Zij werd weer onder het legitieme gezag gebracht.
Deze rust vertaalde zich in een hoge mate van economische welvaart. De hoofdlijnen die tijdens het Hoogkeizerrijk waren uitgezet, bleven gehandhaafd. Bovendien werden er talrijke villae gebouwd in de hele provincie, vooral in de Ebrovallei en de Levante. Deze villa’s waren in de eerste plaats landbouwbedrijven van het type latifundium. Het waren ook luxueuze herenhuizen, versierd met prachtige mozaïekvloeren. Ze hadden fresco’s op de muren en marmeren beelden en andere luxe voorwerpen.
Tegelijkertijd was er een overvloedige geldcirculatie. Dit gold met name voor fiduciair geld – AE 2, 3 en 4. Dit fenomeen hield aan tot het begin van de 5e eeuw. In de provincie was geen enkele munt in bedrijf. Het grootste deel van het geld was afkomstig uit westerse munthuizen – Rome, Trier, Arles, Milaan – en enkele oosterse munten.
Na de dood van Theodosius I werd de provincie, samen met het hele westelijke deel van het rijk, toegewezen aan Honorius. Hij was zijn zoon en stond onder voogdij van Flavius Stilicho.
De 4e en de 5e eeuw
Vanaf het jaar 400 was de situatie van het West-Romeinse Rijk kritiek geworden. De maatregelen van Stilicho om de Visigoten van Alarico I in bedwang te houden, gingen ten koste van een vermindering van de garnizoenen van het keizerlijke leger aan de Rijn tot onder het minimum dat nodig was om de grensveiligheid te garanderen. Als gevolg daarvan slaagden Vandalen, Sueben en Alanen erin de keizerlijke grens te doorbreken en in 406 Gallië binnen te vallen.

De regering van Honorius in Ravenna was niet in staat om op deze nieuwe dreiging te reageren. De gouverneur van Brittannia riep zichzelf uit tot keizer onder de naam Constantius III. Met zijn troepen trok hij Gallië binnen. De genoemde barbaarse volkeren werden in 409 onder druk gezet door dit laatste georganiseerde Romeinse leger. Ze werden geholpen door Gerontius, generaal van de usurpator Constantijn. Ondanks de inspanningen van Didymus en Verinianus, familieleden van Theodosius I, Honorius en Arcadius, slaagden ze er toch in om via de westelijke Pyreneeën het schiereiland binnen te dringen.

In het voorjaar van 409 kwam Geroncius in opstand tegen Constantijn III en plaatste hij Maximus, mogelijk zijn zoon of een medewerker, op de troon. Geroncius had zich in Caesaraugusta gevestigd om het hoofd te kunnen bieden aan Constantius, de zoon van Constantijn III, die door zijn vader tot Augustus was benoemd en hem vanuit Tarraco bedreigde. In 411 ging Gerontius in de aanval tegen zijn vijanden en voormalige leiders, trok naar Gallië en behaalde verschillende overwinningen, maar faalde in de aanwezigheid van een leger dat door Honorius vanuit Italië was gestuurd. Zijn troepen sloten zich aan bij de keizerlijke troepen en Gerontius moest met een kleine groep volgelingen naar Hispania vluchten, waar hij werd afgezet en gedwongen werd zelfmoord te plegen.
De Vandalen
Ook in 409-410 trokken de Vandaalse Asdingen en Silingen. Samen met de Alanen en Sueben trokken ze de Pyreneeën over. Ze bereikten Hispania. Terwijl ze de in allerijl door de Romeinen opgeworpen steunpunten ontweken, vestigden deze stammen zich aanvankelijk bij de inheemse bevolking. Ze deden dit in het noordwest van Hispania. Maar spoedig verspreidden zij zich van daaruit over grotere delen van het schiereiland. De Silingen drongen Baetica binnen en de Asdingen het zuiden van Galicia. Voorts leidde deze volksverhuizingen tot een opstand van de Vascones (Basken) en de Cantabros.
De Romeinse keizer Honorius zag aanvankelijk in de Vandalen bondgenoten. Hij beschouwde ze als krachten tegen zijn rivaal Constantius III. In 411 sloot hij met hen verdragen. Ondanks deze verdragen werden de jaren twintig een periode van wrijving en oorlog. De Vandalen verlieten hun vestigingsgebieden en stroopten het land. In 415 lieten de Romeinen Visigotische hulptroepen overkomen naar Hispania om de opstandige stammen te bestrijden. De Visigoten gingen heel voortvarend te werk. In twee jaar tijd werden de Silingen praktisch uitgeroeid. Ze verzwakten de Alanen zodanig dat deze zich moesten verbinden met de Vandaalse Asdingen. In 418 was de rust teruggekeerd. De Visigoten dreigden een nieuwe macht van betekenis te worden. Daarom werden zij teruggeroepen naar Gallië. In Spanje bleven de Asdingen en Sueben de ondergang bespaard. Na het vertrek van de Visigoten zagen zij spoedig nieuwe kansen om hun macht te vergroten. De Asdingen kregen vaste voet in Andalucía en versloegen in 422 het Romeinse leger dat op hun was afgestuurd. Vervolgens veroverden zij de stad Carthagena dat zij tot hun hoofdstad maakten. Ze bouwden een vloot en veroverden de Balearen. In 429 verscheepten ze zich naar Afrika.
De Sueben
In het kielzog van de Vandalen arriveerden de Sueben onder leiding van Hermerico in 409 in het noorden van Tarraconensis. Ze vestigden zich in Gallaecia (of Callaecia), de huidige autonome regio Galicia in Spanje. Onder Requila (438-448) breidden zij hun rijk uit met Baetica en Sevilla. Zij brachten de laatste Romeinse troepen een verpletterende nederlaag toe. Maar in 456 moesten zij het onderspit delven tegen de Visigoten in de slag aan de Urbicus.
De Visigoten
In eerste instantie werd Tarraconensis niet direct getroffen door de Sueben, Vandalen en Alanen. Kort na het vertrek van de Vandalen trokken de Visigoten Hispania binnen. Zij maakten deel uit van het keizerrijk en hadden zich in Zuid-Gallië gevestigd. Toulouse werd hun hoofdstad. Koning Ataúlfo leidde hen. Hun doel was de door vorige volkeren bezette gebieden onder keizerlijk gezag te brengen. Ze wilden ook het plaatselijke banditisme van de Bagaudas in de Ebro-vallei rond Caesaraugusta de kop in drukken. Het waren de Visigoten die optraden namens het keizerlijk hof te Ravenna. Zij slaagden erin een solide basis op het schiereiland te vestigen, heimelijk handelend in eigen naam. Het uitgeputte West-Romeinse Rijk kon niet adequaat reageren en omstreeks 455 was het Visigotische koninkrijk in Hispania een feit. Het Visigotisch bestuur had veel innerlijke twisten. Daardoor kon de keizer Justinianus I van het Oost Romeinse Rijk in 554 het zuidelijk deel van Tarraconensis heroveren. Hij heroverde ook Baetica. Tegen 620 vielen deze bezittingen weer in Visigotische handen.

De onderbreking in de aankomst van keizerlijke munten bewijst het vertrek uit de keizerlijke macht van Rome van Tarraconensis. Het toont ook het vertrek van geheel Hispania. De laatste op het schiereiland gevonden exemplaren komen overeen met de eerste jaren van Honorius in het Westen. Ze komen ook overeen met de eerste jaren van Arcadius in het Oosten.
Kort daarna trok koning Eurico, geconfronteerd met de zwakte van het hof in Ravenna, het schiereiland weer binnen om meer gebieden in zijn koninkrijk op te nemen, waarbij hij een wrede veldtocht voerde, met talrijke bloedbaden en plunderingen, waarvan Hydatius van Chaves een getrouw verslag heeft gemaakt, zodat Tarraconensis in 456 weer een deel van het Visigotische koninkrijk werd, en het keizerrijk zijn foedus met dit volk moest uitbreiden, waarmee de facto hun onafhankelijkheid werd erkend en Tarraconensis en geheel Hispania uit de keizerlijke baan werden gehaald.

In 459 bezocht keizer Majorianus de provincie op weg naar Carthago Nova. Hier verzamelde zich een vloot van het Westelijke Rijk en het Oostelijke Rijk, inclusief Visigotische bondgenoten. Ze wilden de Vandalen van Genseric in Noord-Afrika aanvallen. De expeditie mislukte omdat de keizerlijke vloot werd vernietigd door de Vandalen in de Slag bij Cartagena in 461. Vanaf dit moment verdween de invloed van het hof van Ravenna op de provincie Tarraconensis. In het algemeen verdween deze invloed op alle gebieden van wat het bisdom Hispaniarum was geweest. Toen het Westerse Rijk tussen 476 en 485 werd opgeheven, zag het Visigotische Koninkrijk slechts zijn onafhankelijkheid herbevestigd.
De laatste jaren van de provincie
De Tarraconensis bleef, net als een groot deel van het Romeinse grondgebied, een van de administratieve divisies van het Visigotische koninkrijk. Gedurende de 6e eeuw en de 7e eeuw werd de regio herhaaldelijk aangevallen. Deze aanvallen werden uitgevoerd door de verschillende Frankische koninkrijken van het voormalige Gallië. De verschillende Visigotische koningen van Toledo gebruikten de regio als uitvalsbasis. Ze gebruikten deze om hun bezittingen in Gallia Narbonensis, aan de andere kant van de Pyreneeën, te verdedigen. Ook gebruikten de Visigotische koningen deze provincie als uitvalsbasis. Van hieruit drongen ze door in de gebieden van Cantabria en de Vascones, veroverden ze en brachten ze onder hun controle. Deze gebieden waren onafhankelijk geworden toen de Romeinse macht op het schiereiland verdween.
Aan het begin van de regering van Wamba (672-680) kwam de provincie Narbonensis in opstand tegen de macht van Toledo. Dit wordt beschreven in de Historia del rey Wamba van Julián de Toledo. Gedurende enkele maanden volgde een groot deel van de Tarraconensis deze opstand. Uiteindelijk werd de opstand neergeslagen door het leger van de Visigotische koning.
Met de islamitische invasie van 711 werd het Visigotische koninkrijk vernietigd. Het territoriale bestuurssysteem van het Iberisch schiereiland, dat was overgenomen van het Romeinse Rijk, verdween. Daarmee verdween ook de provincie Tarraconensis. Het oostelijke deel van Tarraconensis echter, diende waarschijnlijk als laatste bolwerk van verzet. De laatste twee Visigotische vorsten waren Agila II (711-713) en Ardo (713-720). Hun grondgebied werd opgenomen in de nieuwe grensregio van het emiraat van Córdoba. Het werd een militaire mark met als hoofdstad Zaragoza. Het stond onder leiding van de bekeerde familie Banu-Qasi (Zonen van Cassius).
Hispania Tarraconensis bleef deel van het Romeinse Rijk tot de Grote Volksverhuizingen van de 5e eeuw. Daarna spreekt men eigenlijk niet meer van Tarraconensis, het groeit al snel uit tot het Hispania visigoda (Visigotisch Hispania) of het Visigotisch koninkrijk .
Het volk
Toen de Romeinen in de 2e eeuw v.Chr. interesse begonnen te tonen voor de regio, leefde de oorspronkelijke bevolking. Groepen zoals de Vascones (Basken) waren al eeuwenlang gemengd met de Keltische bevolking. Verder waren er ook Fenicische/Carthaagse bevolkingsgroepen te vinden, aangezien zij de bewoners van de meeste kolonies waren. Vanaf de 2e eeuw v.Chr. waren er ook inlandse Romeinse invloeden. Aan de kust waren de Romeinen al eerder aanwezig. In het opstandige binnenland kwam die vooral binnen via het legioen dat de Romeinen in centraal Tarraconensis legerden (nabij León). Na de Romeinse overheersing kwamen daar nog eens Germaanse stammen, Noord-Afrikaanse (de Moren) en veel Joden bij.
De economie
Tarraconensis was een rijk land. Vanuit het binnenland kwamen vele goederen op de Romeinse markt terecht. Dit omvatte hout, goud, ijzer, tin, lood, aardewerk, vermiljoen, koper, marmer, wijn en olijfolie.
Samenvatting
Tarraconensis, een Romeinse provincie van 27 v.Chr. tot 711 n.Chr., was een belangrijk deel van Hispania, met als hoofdstad Tarraco (Tarragona). De provincie werd gesticht onder Augustus, verving Hispania Citerior en omvatte een groot deel van het Iberisch schiereiland. Tarraconensis stond bekend om zijn diverse bevolking en rijke hulpbronnen. De provincie speelde een cruciale rol in de administratieve en economische structuur van het Romeinse Rijk. Ondanks zijn omvang en rijkdom kende de provincie een lagere urbanisatiegraad dan andere regio’s. Uiteindelijk viel de provincie in 711 n.Chr. in handen van de Visigoten, wat het einde betekende van het Romeinse bestuur in het gebied.
Dank voor uw interesse aan deze website van Spaanse Verhalen. Elke week tracht ik een nieuw verhaal te publiceren. Als u de verhalen hier weet te waarderen, abonneer u dan op deze niet commerciële website. Geef uw e-mailadres op en klik op Abonneren. De knop verandert naar Geabonneerd en als u daarop klikt, kunt het abonnement heel gemakkelijk weer opzeggen.
Verwant aan dit onderwerp
Notations
This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com.
The latest update of this story is: 2025-12-09
Coralma*
Sources and references
The mainly foreign texts from Wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike license. I have translated these texts, mixed them and often supplemented them with my own knowledge. The experience I gained while living in Spain and working on these articles has also been incorporated into these texts.
Other source references may also have been included. These may be things I read during my research for the articles and incorporated into the stories.
-
-
-
-
- Spanish Wikipedia|titel=Tarraconense|pagecode=138060359| date=20211025.
- Spanish Wikipedia|titel=Aniense|pagecode=119498537| date=20230202.
- Dutch Wikipedia|titel=Hispania Tarraconensis|pagecode=57225739| date=20211025.
- Dutch Wikipedia|titel=Julius Caesar|pagecode=60060706| date=20211026.
- Dutch Wikipedia|titel=Otho|pagecode=59891993| date=20211027.
-
-
-
These texts are available under the license Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0.
Full information of these photos/images.
-
-
-
-
- Afbeelding van Juvencia Paula, waarschijnlijk een….. Author – MercedesLamagrande, license CC BY-SA 4.0.
- Hispania volgens de Romeinse provinciale indeling van 27 v. Chr.. Author – Lucash, license CC BY-SA 3.0.
- Voorafgaand. Author – Hispania_1a_division_provincial.PNG: Hispa || derivative work: Jkwchui, license GNU version 3.
- gevolgd door. Author – Chabacano from Image:Visigoth Kingdom.jpg and Image:BlankMap-Europe no boundaries.svg, license CC BY-SA 3.0.
- Hier zien we de provincie Tarraconnensis van het Romeinse Keizerrijk in het jaar 125. Author – Milenioscuro, license CC BY-SA 4.0.
- Kaart van de stad Tarraco, hoofdstad van de regio Tarraconensis. Author – Haselburg-müller, license CC BY-SA 3.0.
- Verdeling van Hispania in provincies en conventus. Author – Heinrich Kiepert (1818-1899) || derivative work: Escarlati, license Public Domain.
- De boog van Medinaceli, die mogelijk de grens markeerde tussen het Conventus….. Author – nicolas.boullosa: https://www.flickr.com/photos/faircompanies/, license CC BY 2.0.
- Een 1e-eeuwse Romeinse lucerna (olielamp) uit het…… Author – Caligatus, license Public Domain.
- Gaius Plinius Caecilius Secundus. Author – Angela, license Public Domain.
- Portret van keizer Vespasianus op een denarius,,,,,,,, Author – Irton33, license CC BY-SA 3.0.
- Romeins aquaduct van Las Ferreras of Pont del Diable,,,,,, Author – Cruccone, license CC BY-SA 3.0.
- Romeins theater van Caesaraugusta, hoofdstad van een conventus iuridicus,,,,, Author – Escarlati. Reworked Image:Teatro_Romano_Cesaraugusta – vista _ desde _ arriba.jpg by Marcela and Chabacano Original-Description: (Uploaded by User:Escarlati), license Public Domain.
- Overblijfselen van een Romeins huis in Vareia (Logroño). Author – jynus, license CC BY-SA 3.0.
- Romeins theater van Clunia Sulpicia,,,,, Author – ecelan, license CC BY-SA 3.0.
- Het aquaduct van Segovia, gebouwd onder Domitianus….. Author – Coralma*, license CC BY-SA 4.0.
- Detail van de ruïnes van Iuliobriga, de belangrijkste stad van het Romeinse Cantabrië,,,,. Author – Jesús Ángel García Arnay, license CC BY-SA 3.0.
- Toren van Hercules, een Romeinse vuurtoren gebouwd in de 2e eeuw….. Author – Magnus Colossus~commonswiki, license CC BY-SA 3.0.
- De brug van Trajanus in Aqua Flaviae, waarvan de inscriptie “cadrao dos pobos”….. Author – Carlos Botelho, license CC BY-SA 3.0.
- De ruïnes van de Romeinse stad Valeria zijn een belangrijke…. Author – Rjdeadly, license CC BY-SA 4.0.
- Fuente de Ídolo, gelegen in het centrum van de huidige stad Braga…. Author – José Gonçalves, license Public Domain.
- Tiermes was een Keltiberische stad gelegen op de grens van de bovenloop van de Duero….. Author – tretx, license Public Domain.
- Hispania onder Hadrianus (117-138), met de ligging van de castra legionis….. Author Roman_Empire_125.svg: Andrei nacu || derivative work: Richardprins, license Public Domain.
- Baksteen (het lijkt mij een dakpan of een gedenksteen?) met de figlina (pottenbakkersmerk),,,,. Author – Caligatus, license Public Domain.
- Semi, uitgegeven door de Munt van Carthago Nova…. Author – Classical Numismatic Group, Inc. http://www.cngcoins.com, license CC BY-SA 3.0.
- Iberia van voor de Carthaagse verovering rond 300 v.Chr.…. Author – Alcides Pinto || derivative work: Rowanwindwhistler, license CC BY-SA 4.0.
- Inscriptie uit Legio gewijd aan Titus Pomponius Proculus Vitrasius Pollio….. Author – Caligatus, license Public Domain.
- Augustus met de toga als consul, die hij in 27-26 v. Chr…. Author – Unknown artist || English Wikipedia, original upload 4 June 2004 by ChrisO under same filename, license CC BY-SA 3.0.
- Denarius van Tiberius. De invoering van de Romeinse muntslag in Tarraconensis…. Author – Photographed by: York Museums Trust Staff, license CC BY-SA 4.0.
- Eptaphius van L. Valerius Reburrinus, frumentarius van het VII Gemina…. Author – Caligatus, license Public Domain.
- Goudwinning bij Las Médulas volgens het ruina montium proces. Author – Rayet, license CC BY-SA 3.0.
- Loodstaven uit de mijnen van Carthago Nova. Gemeentelijk Archeologisch…. Author – Nanosanchez, license Public Domain.
- Een set van terra sigillata hispanica vazen vervaardigd in de pottenbakkerijen…. Author – Bullenwächter, license CC BY-SA 3.0.
- Milliarium van Geira op de Via XVIII van Bracara Augusta naar Asturica Augusta…. Author – Júlio Reis, license CC BY-SA 3.0.
- De hoofdwegen van Hispania. Author – Redtony, license CC BY-SA 3.0.
- Romeinse weg van Asturica Augusta naar Tarraco via Clunia en Caesaraugusta…. Author – Caligatus, license Public Domain.
- Ace of Claudius. De schaarse keizerlijke uitgiften van gefractioneerde munten…. Author – Classical Numismatic Group, Inc. http://www.cngcoins.com, license CC BY-SA 2.5.
- Munt van het Municipium Augusta Bilbilis met damnatio memoriae van Lucius …. Author – Tiberius, license CC BY-SA 3.0.
- Inscriptie opgedragen aan Ti. Claudius Candido,,,,. Author – Alatius, license Public Domain.
- Antoninianus geslagen onder Gallienus….. Author – Panairjdde || Classical Numismatic Group, Inc. http://www.cngcoins.com, license CC BY-SA 3.0.
- Romeinse muur van Lucus Augusti, hervormd aan het eind van de 3e eeuw….. Author – Rosa Cabecinhas & Alcino Cunha (Rosino), license CC BY-SA 2.0.
- Ruïnes van de Romeinse muur van Caesaraugusta, ,,,,. Author – No machine-readable author provided. Lourdes Cardenal assumed (based on copyright claims), license CC BY-SA 3.0.
- Hispania na de provinciale verdeling onder Diocletianus. Author – Rastrojo, license CC BY-SA 3.0.
- Mozaïek van Venus en Eros uit de belangrijke villa van Fortunatus…. Author – Unknown author, license Public Domain.
- Migraties van de Visigoten, met hun intocht in Hispania als foederati van het Rijk. Author – Asta. license Public Domain.
- De usurpator Constantijn III stuurde zijn generaal Gerontius naar Hispania,,,,. Author – Coin Archives, license CC BY-SA 2.5.
- Hispania aan het begin van de 5e eeuw,,,,. Author – P4K1T0. license CC BY-SA 3.0.
- De middeleeuwse muren van Astorga werden bovenop de lagere keizerlijke muren gebouwd,,,. Author – No machine-readable author provided. Josemanuel assumed (based on copyright claims). license CC BY-SA 2.5.
-
-
-
I would like to take this opportunity to thank everyone who has made their photographs freely available and thereby contributed to these stories.




