De Marca Superior, of zoals we het in het Nederlands noemen
de Boven-Mark
La Marca Superior (soms ook Frontera Superior genoemd), in het Arabisch schrijf je het zo: الثغر الأعلى (al-Ṯaġr al-Aʿlà). Het was een bestuurlijke en militaire divisie in het noordoosten van al-Ándalus, in de Ebro-vallei dat bestond tussen de 8ste en de 11e eeuw. Het werd opgericht als een grensprovincie, of Mark, van het emiraat, later kalifaat van Córdoba, de tegenpool van de christelijke Marca Hispánica van het Karolingische Rijk. De Nederlandse benaming voor deze Arabische kant van de mark is Opperste Mark of de Bovenste – of Boven-Mark. De grenzen vielen ruwweg samen met de Romeinse en Visigotische provincie Tarraconensis, grofweg het gebied tussen de Middellandse Zeekust en de bronnen van de rivieren Duero en Taag, waar al-Tagr al-Awsat of Middenmark (Marca Media) begon. In 1018 stelde het verval van de centrale Cordobaanse staat de heren van de Boven-Mark in staat om in plaats daarvan de Taifa van Zaragoza op te richten.

Wat u het meest interesseert:
Wat er aan voorafging
Het leger van koning Rodrigo werd, mede door het verraad van aanhangers van Agila, tijdens de slag om Guadelete verslagen door het leger van Ṭāriq ibn Ziyād al-Layti. Hij voerde een leger van zo’n 7000 Berbers aan die in de jaren daarvoor in Noord-Afrika waren verslagen door de islamitische legers. Dit leger werd tussen 712 en 714 aangevuld met nog eens 10.000 Arabieren en tussen 714 en 741 arriveerde er nog eens 50.000 troepen van voornamelijk Syrische, Jemenitische, Egyptische en Arabische afkomst. Er wordt gesproken over ongeveer 72.000 islamieten tegenover 4.500.000 Spaans-Goten.
Na 712 stuurde de kalief Al-Walid I, Musa ibn Nusayr om de situatie onder controle te krijgen en de rest van het Iberisch schiereiland te veroveren. Er was wel verzet van verschillende steden tegen de indringers maar het merendeel gaf zich snel over. Dit had twee redenen, als eerste: de steden zich verzetten liepen ze het risico totaal uitgemoord te worden terwijl, als tweede, ze zich zonder verzet overgaven er al gauw een vreedzame samenleving ontstond. Men werd niet gedwongen om zich te bekeren tot de islam, hoewel dit wel zo zijn voordelen had. En ook heel belangrijk, men betaalde minder belasting dan onder het Visigotische bewind.
Het hele schiereiland werd bezet door middel van pacten, capitulaties en overeenkomsten. Dit liet wel de extreme zwakte van de Visigotische monarchie zien, veroorzaakt door de ontevredenheid van de meerderheid van de bevolking die onder druk stond van de privileges van de krijgshaftige adel, en de ontevredenheid onder de Joden (een belangrijke volksgroepering) die bijna alles verboden werd. De christelijke bevolking die in al-Ándalus leefde werd ‘Mozarabs’ genoemd. Ongeveer 80 % van de bevolking nam binnen een eeuw de religie van de bezetter over, meestal om economische redenen. Deze christenen die zich bekeerden tot de islam werden ‘Muladis’ genoemd.
Saragossa (het huidige Zaragoza) was geen uitzondering. De aankomst moet vredig zijn verlopen. De inwoners wisten dat de veroveraars snel zouden verschijnen en de meesten gaven zich zonder verzet over. Slechts enkele Visigotische edelen en hoge kerkfunctionarissen emigreerden naar het noorden en zochten hun toevlucht in de Pyreneeën. Er is geen verslag van de bezetting van Saragossa, maar waarschijnlijk vond de lokale bevolking het niet erg om te worden onderworpen aan de moslims. Sommige, zoals de Joden, kunnen hen zelfs als bevrijders hebben gezien, omdat ze tientallen jaren waren vervolgd en met de verandering van de autoriteiten kon hun situatie alleen maar verbeteren.
Naast Saragossa waren de enige andere steden in het gebied Huesca en Tarazona, die nooit het belang van Saragossa bereikten. Tussen 718 en 750 werden grenslijnen of provincies gecreëerd met de christelijke wereld in het noorden. Saragossa werd, vanwege zijn centrale ligging, vanaf het begin de hoofdstad van één van deze provincies. In het zuiden van al-Ándalus was het onrustig. De Berbers waren in opstand gekomen omdat de Arabieren beter bedeeld werden als zij, terwijl zij de eerste waren die grote delen van het schiereiland bezette. Er werden 30.000 Syriërs opgeroepen om de Berberopstand te onderdrukken. Echter toen de opstand onderdrukt was zetten de Syriërs de Emir Ibn Qatan (die hun had opgeroepen) af en doodde hem. Een van zijn zonen vluchtte naar Saragossa en verzette zich tegen de Syriërs. Er ontstond een burgeroorlog tussen de noordelijke Arabieren en de zuidelijke Arabieren die de stad trof.

Al deze problemen weerhield de Moslims er niet van de Pyreneeën over te steken en de Alpen te bereiken, waar zij in 732 de slag bij Portier met de Franken aangingen en deze verloren. De moslims trokken zich daarna terug ten zuiden van de Pyreneeën. Het was slechts een kleine overwinning (met grote impact) voor de Franken maar door de interne problemen, de burgeroorlogen en de problemen met Damascus rukten de moslims verder niet meer op. Naast Zaragoza waren er nog Huesca en Taragona, maar deze steden zouden nooit het belang bereiken als dat van Zaragoza.
Ook in het Arabische Midden-Oosten was het onrustig. De Abbasiden doodde bijna de gehele heersende Omajjaden familie van Abd al-Rahman, alleen hij, zijn broer Yahya, en zijn zussen overleefde dit bloedbad en slaan op de vlucht. Na vele omzwervingen in Noord-Afrika komt Abd al-Rahman en zijn trouwe vazal Badr (een Griekse vrijgelatene) in 755 aan in. Vandaaruit stuurt hij informanten naar al-Ándalus. Deze vinden het land in staat van beroering door het zwakke leiderschap van Yúsef ibn Abd al-Rahman al-Fihri, een marionet in handen van één factie; het gebied was, zoals al eerder vermeld, verdeeld door stammentwisten tussen Arabieren en Berbers vanwege onderlinge rassenconflicten. Dit gaf Abd al-Rahman de kans die hij in Afrika niet had gevonden. Op uitnodiging van zijn aanhangers arriveerde Abderraman in september 755 aan de kust van Granada bij Almuñecar. Bij Archidona riep hij zichzelf uit tot emir. Eenmaal geïnstalleerd in en gesteund door de Mozarabes van de vesting, rekruteerde hij een klein leger waarmee hij de macht de voorlopige macht kon grijpen. Zijn leger groeide terwijl het leger van Yúsef verzwakte en werd verslagen, en Abderraman daarna zichzelf uitriep tot Emir van Córdoba.
Abderraman I (dezelfde als Abd al-Rahman) had geen andere keus dan het grondgebied te reorganiseren, een administratieve herstructurering door te voeren en de staat in twee zones te verdelen: Een zuidelijk deel van al-Ándalus, bestaande uit kleine cora’s (provincies) en een noordelijk al-Ándalus wat hij in drie grensgebieden van militaire aard instelde:
-
-
-
- Marca Inferior (Lagere of Onderste-Mark), Extremadura en delen van Portugal, met als hoofdstad Mérida
- Marca Media (Midden-Mark), in het centrum, met als hoofdstad Toledo.
- Marca Superior (Boven-Mark), in het noordoosten, met als hoofdstad Zaragoza.
-
-
Onderwerping aan Córdoba
Al-Thagr al-A’la zoals de moslims de Boven-Mark noemde, behield lange tijd zijn onafhankelijkheid van Córdoba, waar de regering van al-Ándalus zetelde, zelfs na de troonsbestijging van de Omajjaden in 756. Net als de andere twee Andalusische marken (het Midden (Marca Media) en de Onderste (Marca Inferior)) waren het minder bevolkte, armere en meer landelijke regio’s dan die in het zuiden.
De vorming van de Boven-Mark
In de halve eeuw na de eerste mosliminvasie van het Iberisch schiereiland werd een groot deel van de verovering en vestiging overgelaten aan lokale initiatieven van clans en stammen in losse coalities in plaats van een centraal gecoördineerd plan. Als gevolg daarvan werden de vruchtbare gebieden van Septimania (historische landstreek in Zuid-Frankrijk ten noordoosten van de Pyreneeën) bezet en tot 759 vastgehouden, maar de bezetting van de ongenaakbare gebieden van Galicia en Asturias was maar tijdelijk en oppervlakkig. Deze gebieden waren minder toegankelijk en de bevolking was was opstandiger.
Veel van het land in de veroverde gebieden was eigendom geweest van christelijke landeigenaren (meestal Visigoten) die zich, meer of minder, tegen de invasie hadden verzet: deze werden in beslag genomen en toegekend aan de Arabische en Berberse troepen die aan de invasie hadden deelgenomen, waarbij de Arabieren zich meestal in het zuiden vestigden en de meer afgelegen en relatief onvruchtbare gebieden aan de Berbers werden overgelaten.
De christelijke edelen en gemeenschappen die zich hadden onderworpen, kregen echter verdragen waardoor ze hun land konden behouden tegen betaling van een aanzienlijke jaarlijkse belasting, zolang ze christen bleven. De redelijke voordelen van bekering tot de Islam zouden graaf Casio, de vermoedelijke stichter van de Banu Qasi clan, hebben overtuigd om zich in 714 te bekeren. Casio was een graaf in de Visigotische tijd met land in het stroomgebied van de Ebro.
Wat zeker is, is dat het bestaan van de Banu Qasi vanaf 789 werd opgetekend, in de persoon van de veronderstelde kleinzoon, Musa ibn Fortun al-Qasawi, en dat de twee machtigste lokale families in Boven-Mark aan het eind van de 8e en het begin van de 9e eeuw, de Banu Qasi en de Banu Amrus, beide inheemse bekeerlingen van de islam waren.
Verdere moslimuitbreiding eindigde door de gecombineerde effecten van een Berberopstand in Iberia die begon in 740 en, in het Midden-Oosten, de omverwerping van het Omajjad Kalifaat in de Abbasidische Revolutie van 747 tot 750. Deze laatste resulteerde in de oprichting van een Abbasidisch Kalifaat dat al-Ándalus beschouwde als een opstandige provincie die moest worden teruggewonnen.

De Berberopstand leidde tot de terugtrekking van de Berbers die land hadden gekregen in de Duero vallei, waardoor er weinig moslims overbleven in het noordwesten van het schiereiland. Alfonso I, de christelijke koning van het naburige Asturias, dat de noordkust van Iberia van Galicia tot Baskenland besloeg, viel de voormalige Berbergebieden binnen en veroverde de steden León, Astorga en Braga en doodde hun moslimgarnizoenen. Hij nam hun bevolking mee naar het noorden en liet de Duero vallei achter als een dunbevolkt niemandsland dat in het westen grensde aan wat later de Marca Superior (Boven-Mark) zou worden.
Ondertussen had het Frankische koninkrijk in het noorden en oosten zijn macht uitgebreid tot Aquitanië en Pepijn de Korte was in de jaren 750 Septimania binnengetrokken en veroverde hij Narbonne in 759, waardoor al-Ándalus ten zuiden van de Pyreneeën werd ingesloten.
Er werd ook een burgeroorlog uitgevochten in al-Ándalus tussen de families uit het noorden en het zuiden van Arabië, die in 747 leidde tot de opkomst van de Jemenitische factie na de slag bij Secunda (Sequnda, bij Córdoba) en de benoeming van al-Sumayl ibn Hatim al-Kilabi in Saragossa, een Jemeniet als gouverneur over de noordelijke Arabische kolonisten van de Ebro-vallei. Twee van hun leiders, Amir al-Abdari en Hubab al-Zuhri, kwamen in opstand en belegerden Saragossa in 754. Deze opstand werd het jaar daarop neergeslagen door het leger van Yusuf ibn Abd al-Rahman al-Fihri, de gouverneur van al-Ándalus, en toen een groep soldaten die er al van verdacht werd rebellensympathisanten te zijn, hem ervan weerhield de rebellen te executeren, stuurde Yusuf hen op een zelfmoordmissie tegen de Basken van Pamplona. Deze acties lieten het zuiden van Iberia onbeschermd achter en stelden de voortvluchtige Omajjaden prins, Abd al-Rahman I, zoals eerder hierboven vermeld, in staat om vanuit Noord-Afrika over te steken en voet aan de grond te krijgen, wat uiteindelijk leidde tot zijn verovering van al-Ándalus en de vestiging van een onafhankelijk emiraat Córdoba.
De kracht van Abd al-Rahman’s Omajjaden emiraat lag in de Guadalquivir vallei en in het zuiden en oosten daarvan. In plaats van te proberen christelijke gebieden te veroveren of hun heersers het primaat van de Omajjaden te laten accepteren, concentreerden hij en zijn opvolgers zich op het onder controle houden van de afgelegen gebieden van het emiraat door drie marken of thugur (enkelvoud thagr) op te zetten (zie boven). Elke mark was verantwoordelijk voor het verdedigen van zijn gebied tegen christelijke aanvallen en het ondersteunen van grote expedities van de belangrijkste legers van het emiraat tegen de christelijke gebieden.

De Boven-Mark bestond uit verschillende cora’s (territoriale onderverdelingen, van het Arabische kura): Barbitaniya, dat zich uitstrekte van het noorden van de huidige provincie Huesca, met de hoofdstad in Barbastro, en ook Boltaña, Alquézar, Naval, Salinas de Hoz, Olvena, en dicht bij de grens van de islamitische controle, Graus, genaamd Puertaspan (Puerto de Hispania, ‘Poort naar al-Ándalus’); Huesca (Washka), gevestigd in de stad Huesca en inclusief het fort van Bolea; Lleida, dat Mequinenza en Fraga omvatte; Saragossa, zowel politiek als economisch de belangrijkste cora van Boven-Mark, met de stad als middelpunt, maar ook Zuera, Ricla, Muel, Belchite, Alcañiz en Calanda; Calatayud, met de gelijknamige stad en ook Maluenda en Daroca; Tudela, dat de steden Tarazona en Borja omvatte en zich uitstrekte tot het huidige La Rioja; en de kleinste, Barusa, georganiseerd langs de rivier de Piedra, met zijn hoofdstad in Molina de Aragón, en grenzend aan de cora van Santaveria, in de Midden-Mark. De meest noordelijke van deze cora’s, Barbitaniya en Huesca, vormden een onderverdeling van de Boven-Mark die de Verre of Verste Mark werd genoemd (aṯ-Ṯaḡr al-‘Aqṣā).
De Boven-Mark werd geregeerd door een Sāhib aṯ-Ṯaḡr (Heer van de Mark), benoemd door de emir of kalief, die optrad als civiel gouverneur (amil, wali) of militair commandant (qa’id), soms beide. Zij waren op hun beurt weer afhankelijk van de districtsgouverneurs, die verantwoordelijk waren voor het toezicht op de belastingen, het onderhoud van forten, de verdediging van hun volk en het vergezellen van de emir of kalief van Córdoba op campagnes tegen de christelijke staten in het noorden.
Mislukte Karolingische uitbreiding
De adel van de Boven-Mark bleef verdeeld. In 774 kwam Husayn van Saragossa in opstand tegen het Omajjadische Córdoba en kondigde aan voor de Abbasiden te zijn, waarop de Emir een leger stuurde om de mark te onderwerpen. In 778 stuurde Sulayman ibn Yaqdhan al Arabi van Barcelona gezanten naar Karel de Grote om zijn trouw aan te bieden samen met die van Abu Taur van Huesca en Husayn van Saragossa in ruil voor zijn steun in hun opstand tegen Córdoba.
De Frankische vorst marcheerde naar het zuiden en nam Barcelona in, maar toen hij in Saragossa aankwam, ontdekte hij dat de Heren van de marken van gedachten veranderd waren en de stad voor hem gesloten werd. Na een mislukte belegering trok Karel de Grote zich terug door de Pyreneeën, waar zijn achterhoede in een hinderlaag liep bij de (Roncevaux). Dit betekende het einde van belangrijke Frankische pogingen om uit te breiden in Iberia en in 795 zou Karel de Grote de Marca Hispanica in de oostelijke Pyreneeën stichten om als buffer te dienen tussen zijn rijk en Boven-Mark, terwijl de twee rijken bleven strijden om invloed in de westelijke Pyreneeën, onder de Basken.

Aan het einde van de eeuw zouden twee gouverneurs van Huesca opnieuw toenadering zoeken tot de Franken, de Baskische muladi rebel Bahlul Ibn Marzuq in 798, en Azan in 799, terwijl in het laatste jaar in Pamplona, Muhammad ibn Musa, blijkbaar van de muladi Banu Qasi familie van Huesca, werd vermoord in wat meestal wordt geïnterpreteerd als een zet van een pro-Frankische factie. In 816 werd echter een christelijk leger met Franken en Asturische bondgenoten onder leiding van Velasco de Gascon verslagen door legers van de Emiraten. Deze nederlaag zou leiden tot de opkomst, oorspronkelijk als cliënten van Córdoba, van een inheemse Baskische dynastie die door bloedverwantschap verbonden was met de muladi heren van de Boven-Mark als heersers over de ontluikende staat Pamplona.
Muladi rivaliteit, opkomst en ondergang
8ste en 9e eeuw
In 781 slaagde de emir erin de onderwerping af te dwingen van Husayn in Saragossa, die Sulayman in 780 had vermoord, maar in 785 kwam diens zoon, Matruh al-Arabi, in opstand en nam Huesca en Saragossa in, voordat hij op zijn beurt in 791/2 werd vermoord door zijn dienaren, de bloedverwanten Amrus ibn Yusuf en Shabrit ibn Rashid. Het emiraat zorgde voor de loyaliteit van Amrus door hem Toledo te schenken, maar in 798 nam een andere rebel uit Saragossa, Bahlul Ibn Marzuq, Huesca in van de Banu Salama, en dit leidde tot de terugkeer van Amrus uit Toledo naar Boven-Mark. Amrus verdreef Bahlul en versterkte Tudela. Een andere opstand in Saragossa, deze keer geleid door Fortún ibn Musa van de Banu Qasi, werd ook door Amrus in 802 neergeslagen en hij kreeg toen de controle over Saragossa en de Boven-Mark.

De Boven-Mark in de 9e eeuw, gebaseerd op Saragossa, had andere stedelijke nederzettingen in Tudela, Huesca, Tortosa en Calatayud. Al-Hakim I gebruikte de lokale muladi families (Banu’s), als gouverneurs. Het tienjarige gouverneurschap van Amrus bin Yusuf, van wie de Banu Amrus clan zou afstammen, hield de Banu Qasi in bedwang, hoewel ze hun semi-autonome status behielden ondanks Amrus’ bezetting van Tudela, en hun alliantie en huwelijken met het koninkrijk van Pamplona leverde hen ook Baskische soldaten op.
De gevangenneming en executie van Amrus, in combinatie met de opkomst van hun christelijke verwanten in Pamplona, leidde tot de opkomst van de Banu Qasi en in 842 trotseerde hun leider Musa ibn Musa de Omajjaden en kwam in opstand tegen Córdoba met de hulp van zijn halfbroer, Íñigo Arista van Pamplona. Ondanks de inname van Saragossa door de Omajjaden in 844 en de aanstelling van een zoon van de Emir Abd-al Rahman II als gouverneur tot 852, behield Musa zijn autonomie in zijn voorouderlijke gebieden.
Na een verzoening met het emiraat en verdere perioden van opstand gevolgd door bestraffende Omajjaden expedities onder leiding van Abd el-Rahman II, benoemde de nieuwe emir Muhammad I van Córdoba, Musa tot Wāli van Saragossa en gouverneur van Boven-Mark. Hij werd soms ‘de derde koning van Hispania’ genoemd, naast de Emir van Córdoba en de Koning van Asturias, omdat hij Saragossa, Tudela, Calatayud, Huesca en Toledo controleerde en zo een semi-onafhankelijke staat vormde.
Er kwam echter een einde aan zijn macht in Boven-Mark toen hij en zijn Baskische bondgenoten een verpletterende nederlaag leden tegen de gecombineerde legers van Asturias en Pamplona in 859 of 860 in de Slag bij Monte Laturce. Na het ontvluchten van de slag, waarbij hij het grootste deel van zijn leger verloor, werd Musa door de emir al zijn titels ontnomen. Hij stierf na een expeditie tegen zijn schoonzoon Azraq ibn Mantel bij Guadalajara in augustus 862, waarbij hij gewond raakte en niet meer kon rijden. Hij stierf een maand later in Tudela.
Er volgde een decennialange eclips van de Banu Qasi. Nadat Musa het gouverneurschap over Boven-Mark was ontnomen, werden ten minste drie van zijn vier zonen als gijzelaars naar Córdoba gestuurd, hoewel een van hen, Fortún ibn Musa, snel gehoorzaamheid aan de Emir beloofde en zich later onderscheidde in de moslimstrijdkrachten van Boven-Mark die campagne voerden tegen de christenen.
De oudste zoon van Musa, Lubb ibn Musa, was blijkbaar in 859 door de Emir Muhammad I aangesteld als gouverneur van Tudela en door in 860 bondgenoot te worden van koning Ordoño I van Asturias, behield hij de controle over Tudela en had hij in 862 gezorgd voor de vrijlating of redding van zijn twee broers, die terugkeerden naar Boven-Mark.
Toen de emir Muhammad in 865-6 een veldtocht ondernam tegen de troepen van Álava en het graafschap Castilla, vergezelde Fortún de emir, maar er wordt aangenomen dat Lubb trouw bleef aan Ordoño. Na de dood van Ordoño in 966 verzoende Lubb zich echter met de Emir.
Lubb was gevestigd in de stad Arnedo, omdat hij de controle over Huesca had verloren. Huesca werd in 870 bestuurd door Musa ibn Galind, waarschijnlijk een kleinzoon van Iñigo Arista van Pamplona via zijn zoon Galindo die Pamplona had verlaten voor Córdoba, en dus verwant aan de Banu Qasi die het vroeger in bezit had gehad. Hij werd dat jaar gedood door Amrus ibn Umar van de Banu Amrus, die vervolgens een opstandige alliantie tegen de Emir vormde met Iñigo’s oudste zoon en opvolger in Pamplona, García Íñiguez. Maar in 871 versloeg de generaal van de Emir in de Boven-Mark de rebellen en nam Zakarayya ibn Amrus, de oom van Amrus ibn Umar, gevangen en executeerde hem en zijn zonen voor de poorten van Saragossa.
Terwijl de troepen van het emiraat zich bezighielden met de opstand van Amrus, herwonnen de vier zonen van Musa ibn Musa in december 871 en januari 872 met steun van García Íñiguez snel de macht in Huesca, Tudela en Saragossa met weinig weerstand, gevolgd door Monzón en Lleida. De aanvankelijke strategie van Muhammad I was om in de lente van 873 een leger naar de Boven-Mark te leiden. Hij besloot om het goed versterkte Saragossa niet te belegeren of aan te vallen, maar was wel in staat om Huesca te veroveren. Mutarrif ibn Musa van de Banu Qasi, die Huesca had bestuurd vanaf december 871, en zijn zonen werden meegenomen naar Cordoba en gekruisigd in september 873, en de Emir installeerde Amrus ibn Umar in zijn plaats in Huesca. Muhammad installeerde ook de Arabische Banu Tujib familie in Calatayud als controle op de Banu Qasi en trok zich daarna terug. Ondanks de aanwezigheid van deze tegenstanders behielden de Banu Qasi de meeste steden van Boven-Mark en waren ze, met Lubb ibn Musa als hoofd van de familie, grotendeels autonoom. Lubb’s dood in 875 na die in 874 van zijn broer Fortún, die Tudela in handen had, verzwakte de familie. Isma’il ibn Musa, die een huwelijksverbond had gesloten met de Banu Jalaf van Barbitanyaas, was de enige overgebleven zoon van Musa maar moest met zijn neef Muhammad ibn Lubb strijden om de controle over de familie en de landerijen.
Een Omajjadisch leger onder leiding van al-Mundir, de vermoedelijke erfgenaam van Muhammad I, werd in 874 naar het noorden gestuurd om eerst Saragossa aan te vallen, daarna Tudela en de verschillende bolwerken van de Banu Qasi en ten slotte het land van Pamplona te verwoesten, bomen om te hakken en gewassen te ontwortelen. De expeditie leverde weinig op, want alle belangrijke steden en bolwerken van de Boven-Mark die de Banu Qasi eerder in handen hadden, bleven in hun handen.
Een volgende expeditie in 882 met een mislukte belegering van Saragossa en Lleida resulteerde, net als de expeditie van 874, in de grootschalige vernietiging van gewassen en veroorzaakte disharmonie binnen de Banu Qasi-clan, waardoor Muhammad ibn Lubb geïsoleerd achterbleef. Een poging van Isma’il ibn Musa en de zonen van Fortún ibn Musa om Muhammad te verslaan in de strijd leidde echter tot hun nederlaag, gevangenneming en gedwongen overgave van Tudela en verschillende kastelen. Een verdere Omajjadische expeditie in 882 speciaal gericht tegen Saragossa was niet succesvol, maar een nieuwe aanval vanaf 884 brak uiteindelijk het verzet van Muhammad ibn Lubb.
De ophopende druk van deze herhaalde aanvallen dwong Muhammad ibn Lubb al-Qasawi om Saragossa in 885 te verkopen. En toen de stad in 886 door de Banu Tujib werd veroverd op de gouverneur van de Emir zelf, legde de Emir er zich bij neer, waardoor deze familie belangrijke regionale rivalen werden van de Muladi families. De Banu Qasi rebelleerden opnieuw en de Emir nam verschillende leden van de familie gevangen en kruisigde ze. In 887 vonden we Masud ibn Amrus van de Banu Amrus die Huesca controleerde toen hij werd vermoord en vervangen door zijn verre verwant Muhammad al-Tawil van de Banu Shabrit. In 890 versloeg al-Tawil een andere Banu Qasi opstand onder leiding van Isma’il ibn Musa, de oom van Muhammad ibn Lubb. Hoewel al-Tawil de landerijen van de verslagen Isma’il opeiste, wilde de Emir een dergelijke toename van zijn macht niet riskeren en schonk deze in plaats daarvan aan Muhammad ibn Lubb, die loyaal was gebleven tijdens de opstand van zijn oom.
Muhammad ibn Lubb probeerde deze verliezen van de familie ongedaan te maken door een langdurig maar onsuccesvol beleg van Saragossa uit te voeren, dat in handen was van een Banu Tujib-gouverneur. Zelfs toen Muhammad in 898 buiten de stadsmuren werd gedood, werd het beleg voortgezet onder zijn zoon Lubb ibn Muhammad, die wali van Tudela en Lleida werd en Heer van de familiegronden in de Boven-Ebro. Toen het beleg eindelijk was gebroken, namen de Banu Tujib Ejea in van de Banu Qasi. Desondanks kende Lubb een periode van succes. Hij versloeg tweemaal de legers van al-Tawil, nam de laatste gevangen en eiste een exorbitant losgeld. In 897 versloeg en doodde hij zijn christelijke buurman, Wifredo el Velloso van Barcelona.
10e eeuw

In het begin van de 10e eeuw werd de dynamiek van Boven-Mark fundamenteel veranderd door veranderingen in het leiderschap van de staten in het noorden en zuiden. In 905 werd de cliënt van Córdoba, Fortún Garcés van Pamplona verdrongen door de anti-moslim Sancho I van Pamplona, terwijl in 911 Abd al-Rahman III Emir van Córdoba werd en een beleid begon van verscherpte centrale controle over zijn regionale heren.
Toen Lubb ibn Muhammad in 907 Pamplona aanviel, liep hij in een hinderlaag en werd gedood door de nieuwe koning. Met de dood van Lubb hield de Banu Qasi op het gouverneurschap van Lleida te bezitten en de Banu al-Tawil namen Barbastro, Alquézar en Monzón in beslag. Eén van Lubb’s zonen, Abd Allah, werd vermoord door zijn oom Abd Allah ibn Muhammad, die wali van Huesca werd en zich in 911 verbond met de rivaal van de familie Muhammad al-Tawil. Ze trokken door het land van al-Tawil’s christelijke zwager Galindo Aznárez II van Aragón om Sancho’s rijk van Pamplona opnieuw aan te vallen, maar werden verpletterd door de nieuwe christelijke vorst, die op zijn beurt Tudela aanviel in 915, waarbij hij Abd Allah gevangen nam en later vermoordde. Zijn opvolging werd betwist tussen zijn broer Mutarrif en zoon Muhammad, waarbij de laatste zijn oom het volgende jaar doodde om de leiding van de familie over te nemen, terwijl zijn neef Muhammad ibn Lubb, een zoon van Lubb ibn Muhammad, zich vestigde in de oostelijke Boven-Mark, en Monzón heroverde op de zonen van Muhammad al-Tawil nadat de laatste stierf in 913 tijdens een aanval op Barcelona. Hij heroverde ook Lleida toen de inwoners zich in 922 tegen hun heer, Amrus ibn al-Tawil, keerden.
In 918 veroverde Sancho I van Pamplona, Calahorra, dat al bijna een eeuw in handen was van de Banu Qasi, en hij belegerde en verbrandde het jaar daarop Monzón, dat de Banu Qasi nooit meer terugkregen. Abd al-Rahman III leidde in 924 een leger naar het noorden en ontnam Muhammad ibn Abd Allah de controle over Huesca door hem naar Córdoba te sturen.
Onder druk van de vorsten van Córdoba in het zuiden, Pamplona in het noorden en León in het westen, en verzwakt door interne familieruzies, behield de enige overgebleven Banu Qasi heer, Muhammad ibn Lubb, alleen Barbastro en enkele kleine steden in de buurt. Eén voor één verdreven deze hem ten gunste van de Banu al-Tawil en in 928 bezat Muhammad alleen nog het stadje Ayera. Hij werd in 929 vermoord, waarmee er een einde kwam aan de aanwezigheid van de Banu Qasi in Boven-Mark.
Met de terugval van de Banu Qasi, probeerden de zonen van Muhammad al-Tawil de controle te krijgen over verschillende cora’s (provincies) van de Boven-Mark, maar door interne strijd, opstanden en hun eigen falen om de steun van de bevolking te behouden, werden ze steeds minder belangrijk. Abd al-Malik ibn Muhammad al-Tawil was zijn vader opgevolgd in Huesca en installeerde zijn broer Amrus in Monzón, hoewel deze het al snel verloor aan de Banu Qasi.
Abd al-Malik’s greep op Huesca werd aangevochten door een reeks opstanden van Banu Shabrit neven, die hij doodde, om vervolgens zelf verdrongen en gedood te worden door zijn broer Amrus in 918. De burgers van Huesca verwierpen Amrus echter ten gunste van zijn broer Fortun ibn Muhammad al-Tawil. Amrus vluchtte naar Barbastro en Alquézar en kreeg later Lleida aangeboden door de inwoners, maar die gaven de stad in 922 over aan Muhammad ibn Lubb al-Qasawi. Hij werd gevangen genomen door de Banu Tujib in 932, onderwierp zich aan Abd al-Rahman III en werd gedood tijdens de campagne van de kalief in 934/5 tegen Saragossa en zijn rebellerende Banu Tujib-heren.
Fortún ibn Muhammad al-Tawil had zich tegelijk met Amrus aan Abd al-Rahman onderworpen, maar in 933 werd hij uit Huesca verdreven nadat hij een pact had gesloten met de rebel Muhammad ibn Hasim al-Tujibi en vervangen door zijn broer Yahya ibn Muhammad al-Tawil, En hoewel Fortún naar Córdoba ging en zich vernederde voor de kalief, door hem te smeken om te worden hersteld, stuurde Abd al-Rahman in plaats daarvan een buitenstaander, Ahmed ibn Muhammad ibn Ilyas van Valencia, en de zonen van Fortún en Yahya verlieten de Boven-Mark naar Córdoba. Echter, nadat Ahmed moeite had om de controle te behouden tegen de opstandige Banu Tujib, herstelde Abd al-Rahman Fortún naar Huesca in 936/7 tegen de wil van de inwoners van de stad.
Toen Fortún de kalief vergezelde op een campagne tegen León, droeg hij de controle over Huesca over aan zijn broer Musa, die in 940 formeel werd benoemd tot wali van Huesca en Barbastro, hoewel deze laatste in 942 werd gegeven aan zijn broer Yahya, gevolgd door een andere broer, Lubb ibn Muhammad in 951, en Lubb’s zoon Yahya in 955.
In 957/8 experimenteerde de kalief met het delen van de macht door Yahya ibn Lubb en Abd al-Malik ibn Musa, die in 954 zijn vader in Huesca was opgevolgd, gezamenlijk heerser over zowel Huesca als Barbastro te maken, maar in 959 scheidde hij hun controle over de twee cora’s weer. Tegen die tijd waren de Banu al-Tawil al lang niet meer in staat om een geloofwaardige uitdaging aan te gaan voor de controle over de Boven-Mark tegen de nieuwe dominante familie, de Banu Tujib, en de laatste van de Banu al-Tawil wordt vechtend gezien in een toernooi in Córdoba in 974.
Opkomst van de Banu Tujib
De invloed van de Omajjadische emirs in alle marsen was afgenomen na de dood van Abd al-Rahman II, maar in 890 benoemde Emir Abd Allah zijn vriend, Abd al-Rahman al-Tujibi, van de Arabische Banu Tujib familie die sinds 872 over Catalayud en Daroca had geregeerd, tot gouverneur van Saragossa om controle te hebben over de Boven-Mark. Zij rebelleerden op hun beurt tegen Abd ar-Rahman III en werden korte tijd gedwongen tot een bondgenootschap met Ramiro II van León.
Córdoba bracht hen echter weer tot onderwerping en het hoofd van de Banu Tujib, Abu Yahya, werd gevangen genomen tijdens de nederlaag van het leger van de Kalief in de Slag bij Simancas in 939. Hij werd in 941 vrijgelaten en in 942 teruggebracht naar Saragossa om als gevolmachtigde van Córdoba te dienen in campagnes tegen de bondgenoten van Ramiro in Pamplona.

De Banu Tujib sloten zich in 983 aan bij Almanzor, de feitelijke heerser van Córdoba, maar werden opnieuw beroofd en hun leider werd in 989 gedood toen ze samenspanden met zijn zoon. Hun macht in de regio maakte hen echter onvervangbaar en ze werden weer in ere hersteld. Ze bereikten het toppunt van hun macht en maakten een einde aan de Boven-Mark in 1018, toen Al-Mundhir ibn Yahya al-Tujibi, na de formele omverwerping van de Kaliefen van Córdoba, de onafhankelijkheid uitriep en wat was overgebleven van de Boven- Mark omzette in de Taifa de Saraqusta (Taifa van Zaragoza).
Ze zouden de taifa slechts 21 jaar beheersen voordat een coup binnen de familie leidde tot hun verdrijving door de Banu Hud van Lleida, en die familie heerste op haar beurt over de taifa van Zaragoza totdat het in 1110 werd veroverd door de Almoraviden. De regio werd in 1118 door Alfonso I van Aragón definitief onttrokken aan de controle van de moslims.
De Cora’s van de Marca Superior
Een cora is te vergelijken met een provincie. Op basis van de informatie die is overgeleverd door al-Udri, weten we dat in de Boven-Mark het grondgebied was verdeeld tussen de cora’s van:
-
-
-
- Barbitaniya, dat zich uitstrekte over het noordoostelijke deel van de huidige provincie Huesca, met als hoofdstad Barbastro, en omvatte ook de steden Boltaña en Alquézar.
- Huesca, tussen Saraqusta en het graafschap/koninkrijk Aragón, omvatte de forten Bolea en Sān wa-Mãn (Peñas de Sen en Men).
- Lérida, dat erg klein van omvang was, omvatte de steden Mequinenza en Fraga.
- Saragossa, was het belangrijkste district van de Boven-Mark, zowel politiek als economisch. De hoofdstad was de stad Saragossa en het had verschillende belangrijke bevolkingscentra: de stad Rūța al-yahūdī (Rueda de Jalón), Zuera, Ricla, Muel, Belchite, Alcañiz en Calanda. Na de ondergang van het Kalifaat werd het het hoofd van de Taifa van Saragossa, die een groot deel van de Mark omvatte.
- Calatayud, dat naast de hoofdstad ook de nederzettingen Maluenda en Daroca omvatte.
- Tudela, dat de steden Tarazona en Borja omvatte en zich uitstrekte tot in wat nu La Rioja is.
- Barusa, de kleinste cora van het Kalifaat, georganiseerd langs de as van de rivier de Piedra, met de hoofdstad in Molina de Aragón en grenzend aan die van Šantabariya, al in de Marca Media (Midden-Mark).
-
-
Voor sommige auteurs vormden de eerste twee bovengenoemde districten een specifiek militair district, binnen de Boven-Mark, genaamd al-Tagr al-Aqsa dat je zou kunnen vertalen als de Buitengrens, hoewel deze naam ook door elkaar werd gebruikt als synoniem voor al-Thagr al-Aala.
Verwant aan dit onderwerp:
Annotations
This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:
-
-
-
- Last updated 2022-08-27
-
-
Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Sharealike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and worked on these articles.
-
-
-
- Spanish Wikipedia|titel=Marca Superior|pagecode=157770129| date=20240626
- English Wikipedia|titel=Upper March|pagecode=1211402962| date=20240626
-
-
These texts of this story are available under the licence Creative Commons Attribution-Sharealike 4.0 International (CC BY-SA 4.0)
Other references are:
Full information of these photos/images, the author, or the license.
-
-
-
- Het Kalifaat Córdoba rond het jaar 1000. Author – Tyk, license CC BY-SA 3.0
- De slag bij Portier in 732. Author – Eric Gaba Sting, license CC BY-SA 4.0
- Alfonso I de Asturias ‘el Católic’. Author – Engraved by Manuel Rodríguez, license Public Domain
- Coras van de Boven-Mark, door de samenstellende steden….. Source – File:Spain location map.svg by NordNordWest, SRTM30, ETOPO1, derivative work Виктор_В, license CC BY-SA 3.0
- Slag bij Roncesvalles in 778. Dood van Roland,,,,,. Author – Jean Fouquet (1410–), license Public Domain
- De kern van het land van de Banu Qasi van de 8e tot….. Author – Rowanwindwhistler, license CC BY-SA 4.0
- Fortún Garcés de Pamplona. Author – Unknown, license Public Domain
- Taifa Koninkrijk van Zaragoza in 1080. Author – Tyk, license CC BY-SA 3.0
-
-