Huelva (stad)

Uitzicht op de chemische haven van Huelva.

Huelva, een smeltkroes van geschiedenis en industrie

het wapen
de vlag

Huelva is een stad in de regio Andalucía, vlakbij de grens met Portugal. Ze ligt aan de Atlantische kust, waar de rivieren de Tinto en de Odiel samenkomen. Huelva is een van de oudste steden van het Iberisch Schiereiland, met wortels die teruggaan tot de Feniciërs en Tartessiërs. Historisch is het bekend vanwege haar rol in de ontdekkingsreizen van Christoffel Columbus.

Gegevens
Comunidad autónoma Andalucía
Provincie Huelva
Comarca Metropolitana de Huelva
Ligging
   •  Minimaal
   •  Gemiddeld
   •  Maximaal
   0 m.b.z.
 24 m.b.z.
 68 m.b.z.
Oppervlakte 151,3 km²
Bevolking
Bevolkingsdichtheid
143.290 inw. (2024)
958,9 inw/km²
Gesticht 10e eeuw v.Chr.
Bevolkingsnaam onubense
choquero, -a (popular)
Postcode 21001 en andere
kengetal (tel.) (+34) 959
Patroonsheilige San Sebatián (20 januari)
Patrones Nuestra Señora de la Cinta Coronada (8 september)
Officiële website

Tegenwoordig is Huelva een middelgrote industriestad met een belangrijke haven en een sterke mijnbouw- en chemiesector, maar ook met prachtige natuur in de omgeving, zoals het Nationaal Park Doñana.

Huelva is een stad in het zuidwesten van Spanje.  Sinds 1833 is het de hoofdstad van de provincie Huelva in de autonome gemeenschap Andalucía. De stad ligt tussen twee korte getijderivieren en heeft een uitloper met natuurreservaat aan de kust van de Golf van Cadiz. De rias zijn de rivieren Odiel en Tinto, het zijn goede natuurlijke havens.

En waar elke spanjaard warm van wordt is dat Huelva de thuisbasis is van Recreativo de Huelva, de oudste voetbalclub van Spanje.

De stad is een ontmoetingsplaats geweest voor verschillende culturen en beschavingen. In 2006 werden er in de buurt van het Diocesane College overblijfselen gevonden die dateren van tussen 3000 en 2500 v.Chr., en dus van ver voor de Tartessiërs, evenals de overblijfselen van een prehistorische walvis in het centrum van de stad. De ontdekking van twee cilindervormige afzettingen, met ongeveer dertig stukken van prehistorische godheden, de grootste die tot nu toe bekend zijn, zou de hoofdstad van Huelva plaatsen als “de oudste stad op het Iberisch schiereiland” en “de oudste stad van West-Europa”. Ondanks dit alles zijn historici het erover eens dat Huelva in de 10e eeuw v.Chr., onder de naam Onuba Aestuaria, door de Feniciërs werd gesticht. Archeologen hebben bewijs hiervoor gevonden in het onderste deel van de stad, en buiten de muren, een Tartessische enclave, die het bovenste deel van de stad bezette.

Afbeelding bij krantenartikel van 30 mei 1876. Nieuwe kade voor de mijnspoorlijn van Riotinto, die binnenkort in gebruik wordt genomen, La Ilustración Española y Americana.

In de 19e eeuw, met de aankoop van de kopermijnen in het noorden van de provincie, vond er een indrukwekkend proces van industrialisatie en groei plaats in de stad. Sinds de 20e eeuw is de stad ook economisch verbonden met de chemische industrie. Het heeft daarom een grote industriële ontwikkelingspool (chemische industrie, olieraffinaderij, kopermetallurgie, cellulose en thermische centrales), die volgens sommigen de economische ontwikkeling van de stad heeft bevorderd en volgens anderen een voorbeeld is van de aantasting van het milieu door de concentratie van deze vervuilende industrieën. De dienstverlenende sector en de visserijsector zijn ook erg belangrijk in de stad. Vanwege de Atlantische ligging, aan de Golf van Cádiz, heeft de stad een belangrijke vissersvloot en een van de grootste vriesvloten van het land.

Panoramisch uitzicht op de haven met daarachter de stad Huelva.

Als hoofdstad van een provincie is het ook de thuisbasis van de belangrijkste openbare diensten in het gebied, zowel provinciaal, regionaal als van de staat. Vanwege de banden met de ontdekking van Amerika heeft het ook een belangrijk Amerikaans sentiment en banden met Latijns-Amerikaanse entiteiten.

Toponymie


De naam van de stad Huelva komt van het oude Onuba, dat in Griekse bronnen voorkomt als Ὄνοβα en in Latijnse als ONVBA of ONVBA AESTVARIA De term komt uit een van de pre-Romeinse talen van het schiereiland en de betekenis is onbekend, hoewel er een achtervoegsel -oba of -uba in voorkomt, dat ook voorkomt in andere plaatsnamen zoals Ossonoba, Corduba of Salduba. De vorm Olba is ook gedocumenteerd volgens Adolf Schulten (Duits archeoloog, historicus en filoloog, 1870-1960) in zijn werk over Tartessos.

In de 17e eeuw veronderstelde Rodrigo Caro (Spaans dichter, historicus, advokaat en priester, 1573-1647), op basis van het voorkomen van de plaatsnaam in klassieke auteurs (Pomponio Mela, Plinius de Oudere, Strabo en Ptolemaeus) dat Onuba de huidige stad bij Gibraleón was en dat er in Huelva een vermeende stad met de naam Hibera was, hoewel Antonio Jacobo del Barco (Spaans priester, filosoof, en toegewijd aan wetenschappelijk geografische studies 1716-1784) in 1775 deze vergelijking aanvocht en aantoonde dat de stad Huelva het oude Onuba was. Wat bijdroeg aan deze verwarring was het bestaan van een andere “Onuba” in het gebied van Córdoba, in de huidige gemeente El Carpio.

In de Arabische tijd komt het toponiem voor in vormen als Gaelbah of Umba, hoewel de meest gedocumenteerde vorm Welba is, identiek aan de huidige vorm in het norm gevend Castiliaans en het resultaat van de fonetische evolutie van Latijn naar Romaans: Onuba > *Huénoba > *Huéloba > Huelva.

Het toponiem “Onuba” is in de 20e eeuw veelvuldig gebruikt door verschillende bedrijven en instellingen in de stad en is de basis voor de bewonersnaam van de inwoners van de stad en de provincie: onubenses.

Symbolen


het wapen

Volgens de gemeentelijke overeenkomst van 28 maart 2003 en de daaropvolgende resolutie van de Junta de Andalucía van 29 september 2004, ziet de gemeentelijke heraldiek van Huelva er als volgt uit: 

                            • Schild: op een zilveren veld, een boom (olijfboom) in het midden, vergezeld rechts door een kasteel en links door een anker, omrand met de inscriptie “Portus maris et terrae custodia” en gedekt met een hertogelijke kroon. (Dit is geen goede heraldische beschrijving).
                            • Vlag: rechthoekig van vorm, wit van kleur met een blauw vierkant of blok in het midden.

Hoewel de goedgekeurde heraldische beschrijving geen verwijzing bevat naar de kleuren van de emailles, zijn deze van oudsher: azuur voor de bordure, anker in sabel, kasteel in goud. Daarnaast is het altijd gepresenteerd geladen op goudkleurig perkament.

Geografie


Huelva ligt op een klein schiereiland bij de samenvloeiing van de rivieren Tinto en Odiel, in het zogenaamde vlakke land dat behoort tot het stroomgebied van de Guadiana. Het ligt op slechts een paar kilometer van de Guadiana, waarvan het wordt gescheiden door een riviermonding en een aantal eilanden. De twee rivieren komen samen op het punt dat bekend staat als Punta del Sebo (of Peninsula de Huelva of Anicoba). Het stadscentrum ligt op een hoogte van 24 meter, terwijl de hoogte van de gemeente varieert van zeeniveau tot 68 meter bij El Conquero, dat praktisch in het stedelijk gebied ligt.

Noord-westen:
San Bartolomé de la Torre
Noord:
Gibraleón
Noord-oosten:
San Juan del Puerto
West:
Aljaraque en de Río Odiel
Oost:
Moguer, Palos de la Frontera en de Río Tinto
Zuid-westen:
El Rompido en de Atlantische oceaan
Zuid:
Punta Umbría en de Atlantische Oceaan
Zuid-oosten:
Mazagón en de Atlantische oceaan

De gemeente Huelva ligt in het zogenaamde vlakke landgebied of de grote kustvlakte die behoort tot de Baetische depressie in een gebied met een overvloed aan moerasformaties, canyons, lagunes, estuaria, samen met zandgebieden. Het bestaat voornamelijk uit zeer fijne materialen, meestal klei, en is blootgesteld aan zowel continentale als maritieme dynamiek met materialen die nog niet erg geconsolideerd zijn. De ligging aan de samenvloeiing en monding van de rivieren de Tinto en de Odiel, de twee belangrijkste en meest emblematische rivieren van de provincie, is belangrijk. De rivier de Tinto, die ontspringt in een bergachtig gebied ten oosten van Andévalo, is een dode rivier (met uitzondering van de zogenaamde extremofiele organismen) vanwege de grote hoeveelheid opgeloste mineralen in het water, een product van de intense activiteit die plaatsvond in het mijnbekken van Riotinto, gelegen in het noorden; niettemin verandert de dynamiek van de rivier wanneer deze de stadsgrenzen bereikt door de invloed van het water dat binnenstroomt vanaf de Atlantische Oceaan. Beschermd tegen de zee door de “Barra de Huelva”, wordt de stad in het zuiden begrensd door moerassen, de riviermonding van Huelva en de verschillende eilanden (Saltés, de Enmedio, Bacuta, del Burro…) die samen een belangrijk natuurgebied vormen.

Flamingo's met hun kop, zoekend naar voer, in het water.
Marismas de Odiel, een beschermd moerasachtig natuurgebied, net ten zuiden van Huelva.

Binnen het stadscentrum vallen de geologische formaties op die plaatselijk bekend staan als “cabezos”, tertiaire hellingen of formaties die bestaan uit heuvels van kleiachtige aarde geïsoleerd door vlak terrein bedekt met mediterrane vegetatie. In sommige gevallen zijn deze geïntegreerd in het landschap, zoals de Cabezo del Conquero, terwijl andere, zoals Molino de Viento, De la Horca of De la Joya, zijn verdwenen als gevolg van menselijk ingrijpen, met enkele archeologische overblijfselen.

Klimaat

Met een jaarlijks gemiddelde temperatuur van 18,4 °C, en zo’n 2969 zonuren per jaar is deze stad een van de warmste van Europa. In 2007 was Huelva de zonnigste stad van Spanje, met 3120 zonuren, volgens de gegevens van het Nationaal Instituut voor de Statistiek, verzameld in het statistisch jaarboek. De warmste maanden zijn juli en augustus, met temperaturen die in de zomer soms de 40 °C bereiken. Tegenwoordig, met de klimaatverandering, overschrijdt het deze grens van 40 ºC en worden er temperaturen van meer dan 45 ºC bereikt. De koudste maand is januari, met een minimumtemperatuur van ongeveer 6 °C en een maximum van 16 °C.

Op 2 februari 1954 deed zich een zeer ongewoon fenomeen voor aan de kust van Huelva, ondanks de nabijheid van de zee: als gevolg van een intense noordelijke storm viel er een sneeuwbui die ongeveer 3 uur duurde en ongeveer 40 centimeter sneeuw neersloeg. Op sommige plaatsen in de steden Huelva en Isla Cristina smolt de sneeuw pas een week later. Zo’n zware sneeuwval was sinds 1881 niet meer voorgekomen. Dit type sneeuwval heeft een gemiddelde terugkeerperiode van vijftig jaar. De depressie van Filomena trok op 6 en 7 januari 2021 wel over Huelva heen maar liet daar geen sneeuwval van enige betekenis achter.

Geschiedenis


Tartessos, Feniciërs en Romeinen

Van het mythische Tartessische koninkrijk van Argantonio tot het Romeinse Rijk, de Vandalische en Visigotische kolonisatie en de vestiging van culturen zoals de Arabieren gaven glans aan het zuiden van het schiereiland en maakten van de provincie Huelva een echte smeltkroes waarin wat vandaag de dag de realiteit van Andalucía is samengesmolten.

Ten minste tot de jaren 1980 en 1990 was de heersende opvatting van historici dat Huelva begon als een autochtone Tartessische nederzetting (mogelijk dezelfde Tartessos die in Griekse bronnen wordt genoemd); latere opvattingen waren dat het een multi-etnische enclave was, waar inheemse bewoners zich vermengden met volkeren van voornamelijk Fenicische en later Griekse afkomst. Na de vondst van Fenicisch archeologisch materiaal in de vindplaats Méndez Núñez-Las Monjas werd de chronologie van de Fenicische aanwezigheid echter opnieuw beoordeeld. Het bewijsmateriaal pleit ervoor om Huelva-Onuba uitsluitend te beschouwen als een zeer vroege Fenicische kolonie, een ontwikkeling die parallel liep met een zekere “ontmanteling” van het idee van Tartessos als een voornamelijk autochtone archeologische cultuur, ook al werd de voorzichtige identificatie van Huelva met Tartessos niet verworpen, maar juist behouden. Tartessos is ook geïdentificeerd met het bijbelse Tarshish.

Kaart Spanje
Uitbreidingsgebied en invloed van de Tartessische beschaving bij benadering.

Het is gebruikelijk om het Isla de Saltés in Huelva in verband te brengen met de hoofdstad van de Tartessiërs. Dit deed de Romeinse dichter Rufus Festus Avienus (Latijns dichter 305-375 n.Chr.) in zijn Ora Maritima in de 4e eeuw toen hij ernaar verwees als het “eiland tussen twee rivieren”. Eerder sprak Strabo (Grieks geograaf, historicus 64-23 v.Chr.) over de reizen van Fenicische zeelieden naar het gebied vanaf de 8e eeuw v.Chr. Wat zeker is, is dat volgens de legende en de bijbelse verwijzing, de Tarschish van Het Boek der Koningen, de Tartessiërs in contact kwamen met de Griekse wereld in het midden van de 7e eeuw v.Chr.

Er wordt verondersteld dat de eerste contacten met de lokale Fenicische aanwezigheid al tussen 1015 en 975 v. Chr. hebben plaatsgevonden. Overblijfselen zoals die gevonden in de Méndez Núñez-Las Monjas gaan echter zo ver dat ze een waarschijnlijke Fenicische nederzetting uit de 9e eeuw v.Chr. aantonen, die vooral lijkt op een stichtingsdatum van een Tyrische nederzetting uit de regeerperiode van Ithobaal I tussen 875 en 850, hoewel de archeologische vondsten van de Méndez Núñez-Las Monjas naar voren zijn gebracht als bewijs voor een stichtingschronologie uit de 10e eeuw v.Chr. in de tijd van Hiram I (ca. 975-950). De buitenpost werd vermoedelijk voornamelijk bevolkt door Feniciërs van het vasteland, met een mogelijke toevoeging van Eteocyprioten, Cypriotische Feniciërs en Sardijnse Feniciërs.

Als Fenicische buitenpost vergemakkelijkte het de lokale export zoals zilver, koper, paarse kleurstof en gezouten vis, terwijl het ook diende als knooppunt in de handelsroutes die de noordelijke Atlantische Oceaan, de zuidelijke Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee met elkaar verbonden. De bevolking nam aanzienlijk toe vanaf het midden van de 8e eeuw v. Chr., mogelijk door de komst van vluchtelingen op de vlucht voor Tiglath-Pileser III en in het algemeen door de economische crisis en sociale onrust als gevolg van de Assyrische onderwerping van de Levant.

 

Het werd ʿunʿu baʿl (“Baäl’s fort”) genoemd door de Feniciërs, wat in de meeste Griekse teksten verbasterd werd tot Ὄνοβα (Onuba). De Tartessische wereld raakte in een crisis in de 6e eeuw v.Chr. De overgang van de Tartessische periode naar de daaropvolgende Turdetani periode was vermoedelijk langzaam en niet traumatisch, waarbij een economie die gebaseerd was op mijnbouw overging in een nieuwe die gericht was op de handel in landbouw- en visserijproducten. De stad was in handen van de Turdetani ten tijde van de verovering door Rome en gaf vóór de verovering zilveren munten uit met Iberische letters.

Tradities en mythen brachten veel romantici en onderzoekers, zoals Adolf Schulten (Duits archeoloog, historicus en filoloog 1870-1960), ertoe om in deze streken, tussen de Guadiana en de Guadalquivir, op zoek te gaan naar onbetaalbare schatten die worden toegeschreven aan dit volk dat zich vestigde in het rijke land van Tharsis of de Tartessiërs. Het is in ieder geval duidelijk, en archeologisch bewezen, dat er een geavanceerde cultuur bloeide in deze gebieden dankzij het contact tussen het inheemse element (Turdetani’s), gewijd aan herder en landbouw, en andere oosterse, Fenicische elementen, wat resulteerde in een relevante metallurgische en commerciële cultuur aan het begin van de Late Bronstijd. Het prachtige Tartessische koninkrijk verdween tussen 530 en 508 v.Chr. toen de Puniërs erin slaagden de Griekse handel met het gebied te verbieden. Dit leidde tot een mogelijke crisis in de stad, die haar economie en demografie naar beneden haalde. Maar zelfs in deze crisis bleef de stad permanent bewoond, omdat de ligging (mijnen, rivier, zee) van strategisch belang was voor nieuwe volkeren.

  Waaruit ik afleid dat de oude nederzetting erg smal was en meer weg had van een fort […] dan van een grote stad; omdat de hoge grond van de stad niets anders toelaat…..
                          Schrift uit de 15e eeuw met verwijzing naar de ingang van de overblijfselen van de Romeinse villa of vesting.
  … is er een kluizenarij […] genaamd Nuestra Señora de la Cinta Coronada, waar een zeer vroom beeld staat met vele wonderen, en vlakbij een oud aquaduct, dat zeer goed en voldoende water geeft aan de stad.
                                                                                                        Rodrigo Caro (Spaans dichter, historicus, advocaat en preister 1573-1647)
Romeinse munt met de legende “Onuba”.

Er zijn maar weinig zichtbare overblijfselen van de Romeinse aanwezigheid in de stad overgebleven. Uit de bestudeerde locaties (aquaduct, verschillende domus, fabrieken) kunnen we het relatieve belang van de stad afleiden, in ieder geval als handelshaven. De eerste moderne studies over de Romeinse aanwezigheid in de stad dateren uit het midden van de 18e eeuw door de religieuze geleerde Jacobo del Barco (filosoof, priester), jaren later door Agustín de Mora en door de opgravingen van M. del Amo in de 20e eeuw. Zeker is dat het gebied een belangrijke demografische en culturele basis had voor de snelle Romanisering van de inwoners vanaf de 1e eeuw. Strabo zelf noemt de stad Onuba in Baeturia Celtica en kort daarna verwijst Pomponio Mela er waarschijnlijk naar als Cnoba. Maar het is Plinius de Oudere (militair,letterkundige, amateur-wetenschapper 24-79 v.Chr.) die de stad geografisch lokaliseert in zijn werk Naturalis Historia, waarin hij het Onuba Aestuaria noemt en tussen de rivieren Urium en Luxia (Tinto en Odiel):

  …. van de rivier de Ana, aan de oever van de oceaan, de stad Onoba, bekend als Estuaria, tussen de samenvloeiing van Luxia en Uria.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                    Plinius de Oudere
Reconstructie van een deel van het oude Romeinse aquaduct.

De plaats werd in de Romeinse tijd zowel Onoba Æstuaria als Onuba (gebruikt op munten) genoemd, of simpelweg Onoba. Het lag in de Romeinse provincie Hispania Bætica. Volgens de Antonijnse routebeschrijving was het een maritieme stad tussen de Anas ( huidige Guadiana) en Bætis ( huidige Guadalquivir); het lag aan de monding van de Luxia ( huidige Odiel), en aan de weg van de monding van de Anas naar Augusta Emerita ( huidige Mérida). Er zijn nog enkele Romeinse overblijfselen. Huelva had een muntslag en er zijn daar veel munten gevonden met de naam van de stad als Onuba.

Wetenschappelijk onderzoek naar deze periode bereikte zijn hoogtepunt in 2000, toen er een necropolis werd gevonden in het voormalige Colegio Francés, waardoor de stad nauwkeuriger kon worden afgebakend.

De Middeleeuwen: van het Taifa-rijk van Huelva tot 1492
  Madina Welba, niet erg groot maar goed bevolkt, omgeven door een stenen muur, met bazaars waar mensen zaken doen en verschillende ambachten uitoefenen.
                                                                                                                                                     Al-Idrisi.  (Arabische geograaf 1100-1166)
  (Welba is) een boerderij in het westen van Al-Ándalus, in een inham van de Zee van Duisternis.                                                                                                                                                                                                                                                  Yakut. (Arabische geograaf)

Historisch onderzoek naar de Visigotische periode in Huelva is erg schaars en vol hiaten, dat is waarom is de zogenaamde “Welba” uit de moslimperiode veel bekender.

Aan het begin van de 8e eeuw werd het zuiden van het schiereiland snel bezet door de Omajjaden en het stedelijke centrum van Huelva werd in 713 veroverd door Abd-al-Aziz (zoon van Musa ibn Nusayr). Vanaf de bezetting kunnen we twee stedelijke centra of steden onderscheiden:

      • Welba (of Gaelbah of Umba), dat overeenkomt met de huidige stad en zich ontwikkelde uit de voorgaande Romeinse stedelijke structuur. Menselijke nederzettingen bevonden zich bij voorkeur op de hellingen van de Cabezos, waarbij het eerste bewijs van bewoning werd gevonden op de huidige Cabezo de San Pedro, met een Alcazaba (citadel) dat de voorloper was van het nu verdwenen christelijke kasteel.
      • Xaltis (het huidige Isla de Saltés), waarvan bekend is dat het beschermd werd door een fort van 70×40 meter.
Politieke situatie van Huelva op het Iberisch schiereiland rond 1037, met de koninkrijken van Huelva en de nabijgelegen stad Niebla.

In 1012 stichtte Abd al-Aziz al-Bakri het Taifa koninkrijk van Huelva en gaf zichzelf de titel Heer van Umba en Xaltis (Huelva en Saltés). Het koninkrijk was veertig jaar lang economisch veilig en sterk, tot de oorlog met het koninkrijk van Sevilla. In 1052 viel het Taifa koninkrijk Niebla in handen van Al-Mutadid en Abd al-Aziz moest zich terugtrekken en werd beperkt tot het eiland Saltés.

In 1012 stichtte Abd al-Aziz al-Bakri het Taifa koninkrijk van Huelva en gaf zichzelf de titel Heer van Umba en Xaltis (Huelva en Saltés). Het koninkrijk was veertig jaar lang economisch veilig en sterk, tot de oorlog met het koninkrijk van Sevilla begon. In 1051 viel het Taifa van Huelva in handen van Al-Mu’tadid, koning van de Taifa van Sevilla. Abd al-Aziz moest zich terugtrekken en werd beperkt tot het eiland Saltés. De Taifa van Sevilla moest zich uiteindelijk overgeven aan de Almoraviden (1091). In 1262 werd Huelva, dat toen deel uitmaakte van de Taifa van Niebla, ingenomen door Alfonso X van Castilla. Vanaf 1265 genoot Huelva een vrijstelling van de portazgo tribuut, een havenbelasting. 

Van de christelijke periode is bekend dat de stad in 1262 werd ingenomen door de troepen van Alfonso X. Vanaf dat moment werd het bestuurd door verschillende edelen zoals Juan Mathe de Luna, Diego López de Haro en Juan Alonso de la Cerda tot het in 1351 stadsrechten, die van enig belang waren, bevestigd werden. María de la Cerda, maîtresse van Huelva en Isla de Saltés, van het Huis Medinaceli, bracht de stad Huelva mee als bruidsschat toen ze trouwde met de eerste hertog van Medina Sidonia, maar toen ze zonder kinderen stierf, eiste haar huis de teruggave van de stad van de hertog, wat de Guzmans niet deden. Als gevolg hiervan ontstond er rond 1466 een lang geschil tussen de twee huizen over de stad, dat pas eindigde in 1509 toen Fernando ‘el Católico’ bij de dood van de derde hertog de gouverneurs van het landhuis toestemming gaf om 10.000.000 maravedies te betalen aan het Huis van Medinaceli als compensatie voor Huelva, dat tot de afschaffing van de heerlijkheden in 1812 onder de jurisdictie van het Huis van Medina Sidonia zou blijven.

Dit laatmiddeleeuwse Huelva aan de monding van de rivieren Tinto en Odiel, verbonden met naburige steden en Portugal, en een reeks wetenschappelijke en technische bases ontwikkeld in de laatste jaren van de 14e eeuw, zou getuige en agent worden van een transcendente gebeurtenis in de geschiedenis van de mensheid: de Spaanse aankomst in Amerika.

De ontdekking van Amerika. Het vertrek uit Palos

Sinds het Verdrag van Alcazobas in 1479 waren de Afrikaanse kusten verboden terrein voor Castiliaanse zeelieden en dus ook voor die van de kusten van Huelva. Maar de sterke demografische en economische expansie van Castilla, samen met nieuwe ontwikkelingen en navigatietechnieken, zorgden ervoor dat deze landen en hun inwoners het meest geïnteresseerd waren in het uitvoeren van toekomstige Atlantische expedities. De aankomst van Columbus in La Rábida en de steun, samen met de Kroon, van verschillende families uit de steden Palos de la Frontera, Moguer en San Juan del Puerto maakten een expeditie mogelijk waaraan ook de toen nog kleine stad Huelva zeelieden bijdroeg.

Ingekleurde prent
Aankomst van Christoffel Columbus in Amerika (12 oktober 1492). Huelva leverde veel van de bemanningsleden voor de expeditie die twee maanden eerder uit Palos de la Frontera was vertrokken (Biblioteca del Congreso van de Verenigde Staten).

Als elke stad trots is op zijn “kleine geschiedenis”, dan zijn deze steden in Huelva trots op een heldendaad die door de mensen van het land is verricht. De ontdekking van Amerika en de relaties tussen de provincie en de landen aan de andere kant van de oceaan zijn altijd aanwezig geweest in het collectieve geheugen van deze mensen. Pierre Chaunu zei dat “Columbus vijftig jaar te laat in Portugal aankwam en een halve eeuw te vroeg in Engeland en Frankrijk”. Hij kwam op het juiste moment aan op de kust van Huelva. In dit land van Columbus zijn de weerspiegelingen van dit apotheose avontuur, dat een eigen, afwijkend karakter en cultuur van generaties van Huelva markeerde, bewaard gebleven.

Verschillende mannen uit Huelva vielen hierbij op, die later op nieuwe reizen werden vergezeld door namen als Alonso Pérez Nizardo die het eiland Trinidad ontdekte, Fernán Hernández en Antonio García Ribas die bemanningsleden waren van Ovando’s Armada, Juan Álvarez “El manquillo de Huelva” die deelnam aan de verovering van Mexico terwijl hij een schip bestuurde met Antón de Alaminos en Esteban Rodríguez die de rang van senior loods bekleedde in de Armada van Legazpi. Kapitein Alonso Galeote nam ook deel aan de verovering van Mexico en zou later de encomendero van de stad San Francisco Totimehuacan worden.

Huelva van de Habsburgers en de crisis
Origineel adellijk wapen van de hertog van Medina Sidonia (op de gevel van een gebouw in Calle Palacio).

De stad werd gemarginaliseerd in het verkeer naar Amerika ten gunste van Cádiz of Sevilla, maar bleef zich desondanks ontwikkelen. De haven groeide en er werden belangrijke faciliteiten gebouwd, die nu helaas verdwenen zijn, zoals de Arco de la Estrella, die diende als toegangspoort tot de stad vanuit de haven. Huelva werd in de 16e eeuw een belangrijke vissersstad in Andalucía, maar dat kon niet voorkomen dat de stad aan het eind van de 16e eeuw stopte met groeien, vooral in vergelijking met de meeste steden in het koninkrijk. Hier zijn verschillende redenen voor, maar de belangrijkste zijn de omvangrijke migratiestroom naar Amerika, de aanvallen van Barbarijse piraten en de terugkerende pestepidemieën.

De 17e eeuw bracht ook niets goeds; de oorlog met Portugal, de val van de hertog van Medina Sidonia of de nieuwe pest van 1650, die bijna de helft van de inwoners wegvaagde, bleven de stad stagneren. Pas in het laatste kwart van de eeuw werd een demografisch en economisch herstel zichtbaar. Zo verklaarde koning Felipe IV in 1658 de stad “vrij en vrijgesteld van de heffing en het werven van mensen voor de militie”.

18e eeuw
  Het begon met een groot ondergronds geluid, vergezeld van een hevig schudden van de gebouwen, zoals andere bevingen die we hebben meegemaakt, en dit duurde ongeveer een minuut. Na een korte tijd te zijn afgezwakt, herhaalde het geluid zich veel angstaanjagender, gevolgd door een golvende, zijwaartse beweging, muren begonnen te schudden, steeds sterker en met grootste kracht veranderde het in een andere beweging, waardoor de aarde omhoog kwam en daarmee de sterkste torens en gebouwen omhoog stoottend.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                    Jacobo del Barco, 1756

Op 1 november 1755 om 10.00 uur vond er een zware aardbeving (8,5 op de schaal van Richter) plaats op een punt in de Atlantische Oceaan op niet meer dan 300 km van Lissabon. De aardbeving duurde zes minuten en schokte de steden en de ziel van het grootste deel van het Iberisch schiereiland. Het werd vooral sterk gevoeld in de provincie en in de hoofdstad vielen acht doden en werden de meeste gebouwen getroffen.

Topografische kaart, uit 1735, van Huelva en de Lugares colombinos.

In zijn werk Sobre el terremoto de primero de noviembre de 1755 beschreef de pastoor van Huelva, Antonio Jacobo del Barco, de gevolgen van een aardbeving die de fysionomie van de stad grotendeels zou veranderen. De verwoesting van de gebouwen, voornamelijk kerken, en de langzame groei van de stad in die eeuwen daarna zorgden ervoor dat veel van het erfgoed van de hoofdstad van voor de aardbeving verdween. De kerken van San Pedro, La Concepción, het Klooster van La Merced en zelfs monumenten die al ruïnes waren, zoals het Kasteel of de Arco de la Estrella, werden ernstig beschadigd.

  Op deze plek […] vind je alles wat lekker en nuttig is voor het menselijk leven. […] er zijn zeer vruchtbare velden met alle graansoorten, […] overvloedige weiden die het beste zijn voor vee, waarvan het vlees dat er graast een voortreffelijke smaak heeft. Het had prachtige weiden, overvloedige drinkplaatsen, uitgestrekte landschappen…
                                                                                                                                           Juan Agustín de Mora Negro y Garrocho (1762).

In het eerste kwart van de 18e eeuw werd de kust van Huelva veiliger en werden vooral de vistechnieken en het vistuig gemoderniseerd. Bovendien leidde de verplaatsing van het Casa de Contratación naar de stad Cádiz tot een aanzienlijke toename van het aantal schepen dat de haven van de stad aandeed. Het was in deze eeuw dat het douanehuis werd geopend en dat de hertogen van Medina Sidonia hun schatkist in Huelva vestigden. Na de aardbeving van 1755 werd de stad herbouwd en groeide snel. In 1811 kwam de stad in handen van de Spaanse Kroon. In 1823 vond de huidige verdeling in provincies plaats. Het oude koninkrijk Sevilla werd in delen verdeeld, waardoor er twee nieuwe administratieve grenzen ontstonden: Huelva en Cádiz. Tien jaar later werd het de hoofdstad van een provincie volgens de bestuurlijke indeling van Javier de Burgos.

De 19e eeuw tot nu. De Britse voetafdruk

Vanaf het laatste kwart van de 19e eeuw, als gevolg van de exploitatie van de Cuenca Minera in het noorden van de provincie door de Rio Tinto Company Limited (RTC), werd de stad een klein Engels territorium. Dit volgde op de verkoop door de staat van de duizend jaar oude Riotinto mijnen in 1873. De RTC bouwde een mijnspoorweg naar de hoofdstad en een werf om het erts naar de Atlantische Oceaan te verschepen. Op de rechteroever van de Odiel was al een andere werf gebouwd, waar de spoorlijn van de Tharsis Sulphur and Copper Company Limited kwam. Dit zorgde voor een aanzienlijke uitbreiding van de stad door de komst van arbeiders uit de rest van het land, vooral uit Andalucía, Badajoz en Galicia, en zelfs uit het nabijgelegen Portugal. Zo groeide de stad en werd de bevolking van de gebieden die het dichtst bij de moerassen lagen noodzakelijk, waardoor de wijken Las Colonias en El Matadero ontstonden.

De steigers van Huelva werden geprefabriceerd in Engeland.

Deze groei ging gepaard met de ontwikkeling van de spoorwegen. In 1880 werd de lijn Sevilla-Huelva in gebruik genomen, die zorgde voor een verbinding met Sevilla en de Guadalquivir vallei. Negen jaar later werd de lijn Zafra-Huelva in gebruik genomen, die zorgde voor een verbinding met Extremadura en de later genoemde Ruta de la Plata spoorweg. In die tijd had de hoofdstad Huelva wel drie stations (Huelva-Término, Huelva-Odiel en Riotinto), wat resulteerde in een groot netwerk van spoorwegfaciliteiten. De stad begon het estuarium van Odiel de rug toe te keren omdat de spoorlijnen de uitbreiding van het stadscentrum afsloten.

Ook het oude Onuba, dat al ernstig beschadigd was na de aardbeving in Lissabon, zou geleidelijk verdwijnen terwijl de stad zeer onsamenhangend werd en haar karakteristieke “halvemaanvorm” begon te krijgen, die zich pas aan het begin van de 21e eeuw zou normaliseren. Niettemin veranderde de sfeer van de stad enorm. Het Casa Colón, de wijk Reina Victoria of Barrio Obrero, het Velódromo-plein, het station Huelva-Término, de dokken Tinto, Levante en Tharsis en de havendepots zijn ontstaan uit een vissersdorp van kleine, bescheiden bouwwerken als gevolg van deze erfenis.

Het is vermeldenswaard dat de hoofdstad vanwege de grote Angelsaksische en Duitse bevolking een belangrijke rol speelde tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het was opmerkelijk vanwege de aanwezigheid van talloze geallieerde en nazispionnen, zakenlieden in de stad en diplomaten – zoals de Duitse consul Franz Ludwig Clauss – die elkaar in de gaten hielden en de stad als een strategische enclave beschouwden dankzij de haven. Talloze geallieerde schepen werden gesaboteerd en zelfs gebombardeerd door Duitse vliegtuigen vanaf de Tablada luchtmachtbasis in Sevilla. Bewijs hiervan is het wrak bij de monding van de riviermonding.

Maar waar de rol van de stad echt belangrijk was, was in de zogenaamde Geallieerde Operatie Mincemeat, toen de Britse geheime dienst in het nabijgelegen Punta Umbría de overblijfselen achterliet van een vermeende Britse soldaat met valse documentatie, die dankzij de hulp van de plaatselijke autoriteiten door de nazi’s werd onderschept, zoals het Britse leger had voorspeld. Het feit dat de Duitsers dit verzinsel geloofden was uiteindelijk cruciaal voor hun nederlaag.

Operatie Mincemeat Operatie Mincemeat was een geallieerd misleidingsplan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het doel was het Duitse opperbevel van desinformatie te voorzien en de Duitsers te doen geloven dat er een invasie zou plaatsvinden op Sardinië en Griekenland, en niet Sicilië, de eigenlijke plaats van de invasie. Dit was nodig omdat het volgens Winston Churchill overduidelijk was dat dit eiland strategisch te belangrijk was, en de voorbereidingen op de Landing op Sicilië al in volle gang waren (codenaam: Operation Husky).

Vanaf de 20e eeuw veranderde het zich langzaam ontwikkelende Huelva van de afgelopen eeuwen zo snel dat de orografische omstandigheden als een belemmering gezien werden. Het gevolg was dat de gebieden rond de riviermonding van een deel van de stad werden gescheiden door de aanleg van spoorwegtracés en dat sommige hellingen, die eeuwenlang bewoond waren geweest, werden ontgonnen.

De kleine haven, die jarenlang niet kon concurreren met de nabijgelegen havens van Moguer of Palos de la Frontera, begon zich aan het eind van de 19e eeuw te ontwikkelen met de komst van buitenlands kapitaal. Het mineraalverkeer uit de mijnen in de provincie leidde tot een snelle groei in het gebied, maar eiste tegelijkertijd een zware tol van de stad, die stopte met groeien in de richting van de riviermonding. De afbeelding toont de kranen van de binnenhaven (erg klein in vergelijking met de buitenhaven), de ijsfabrieken en een klein douanetoezichtschip. Op de achtergrond zijn de nieuwe gebouwen van wijken als “Zafra” te zien en verder landinwaarts de verhoging van de stad door het bestaan van de “cabezos”. Na een 20e eeuw van ongecontroleerde groei probeerden de nieuwe gemeentelijke ingrepen Huelva dichter bij de riviermonding te brengen.

Sinds de jaren zestig zijn de stad en de nabijgelegen steden verbonden met de chemische industrie (olieraffinaderijen, aardgas- of thermische centrales die in de gemeente of aangrenzende gemeenten zijn geïnstalleerd). De eerste intentie om een belangrijk industrieel complex in het gebied te installeren kwam in 1870 van José Monasterio Correa, maar het was in 1964 toen de Franco-regering – tijdens het burgemeesterschap van Federico Molina – de bouw goedkeurde (Decreet van 30 juni 1964) van een Industriële Promotiepool die de geografie, bevolking en politiek van het gebied in vele aspecten zou veranderen. De vestiging in het gebied was (onder andere) te wijten aan de hoge mate van onderontwikkeling en werkloosheid die toen in het gebied bestond, en aan de noodzaak om te profiteren van de enorme en nabijgelegen mijnbouwproductie, zodat deze kon worden bewerkt en in het land kon blijven.

Tijdens de Spaanse Burgeroorlog werd de hoofdstad bezet door het rebellenleger tegen de Tweede Republiek op 29 juli 1936, elf dagen na de militaire staatsgreep, waarbij de commandant van het Legioen José de Viena de staat van oorlog uitriep. Tijdens de opstand en de daaropvolgende jaren van onderdrukking werden naar schatting zes mensen gedood door de Republikeinen en ongeveer zevenhonderdvijftig door de rebellen.

Tijdens de militaire dictatuur en met het doel om het gebied nieuw leven in te blazen, werd de chemiepool gebouwd als onderdeel van de ontwikkelingspolen, die een groot aantal emigranten uit de rest van de provincie naar de stad brachten. Het was de tijd van het Spaanse economische wonder (1959-1973). Zo nam de bevolking van de stad tussen 1960 en 1981 dramatisch toe met meer dan 50.000 nieuwe inwoners.

Met de komst van de democratie werden de instellingen van de stad geconsolideerd, ontstonden er buurtverenigingen en groeide de dienstverlening in de stad.

Erfgoed


Archeologische overblijfselen

Tegenwoordig lijkt het erop dat de autoriteiten, na jaren van minachting voor hun eigen geschiedenis, overblijfselen van het oude Onuba en het islamitische Welba proberen te vinden. Zo zijn er verschillende voorbeelden van archeologische ingrepen in de stad. Het is de moeite waard om op te merken dat ze steden als Mérida beginnen te imiteren, zodat de gevonden elementen niet worden begraven maar geïntegreerd in de nieuwe constructies. Acties uit het verleden, benadrukt door reizigers zoals Richard Ford, die in 1831 opmerkte dat het Romeinse aquaduct van de stad geleidelijk aan het verdwijnen was omdat het diende als steengroeve voor de lokale bevolking, lijken te zijn achtergebleven. Desondanks staat het stadsbestuur toe dat er een straatmarkt wordt gehouden op een archeologische plek die beschermd is als Bien de Interés Cultural (Goed van Cultureel Belang), waarbij onherstelbare schade wordt toegebracht aan twee laat-Romeinse, neolithische, chalcolithische en bronstijd overblijfselen.

      • Overblijfselen van de Arabische nederzetting op het eiland Saltés (in een ruimte in privébezit), de overblijfselen van de Romeinse domus uit de 1e eeuw (geïntegreerd in het huidige gebouw “Sfera” maar gedeeltelijk zichtbaar van binnen en waar informatiepanelen staan voor interpretatie), de overblijfselen van het ondergrondse aquaduct van de Fuente Vieja, Fenicische muur en grafmonument geïntegreerd in het woongebouw op het Plaza Ivonne Cazenave (in de oude Franse school), de ondergrondse overblijfselen van een Romeins gebouw (op het Plaza de las Monjas en in het nabijgelegen klooster van de Agustinas), of de overblijfselen uit de 10e eeuw v. Chr. op het terrein van het seminarie (op het terrein van het seminarie). C. op de plek van het seminarie (momenteel worden er opgravingen gedaan). Ook interessant zijn de overblijfselen van de middeleeuwse en Arabische stad op de plek van de almagra.
Archeologische interventie om de waarde van de Romeinse overblijfselen van de Romeinse Domus in de Sfera winkel te verhogen.
      • Archeologisch gebied van San Pedro. Tartessische en Fenicische steunmuren en de fundamenten van het kasteel van San Pedro, die zich in een privégebied bevinden en waarvoor dus toestemming nodig is om ze te bezoeken. Geïntegreerd in het woongebouw op het Plaza de San Pedro zijn ook de overblijfselen van een muur uit de 1e eeuw. Dit complex wordt geïdentificeerd met Onuba Aestuaria (de naam die de historicus Plinius de Oudere aan Huelva gaf).
        •  
Religieus erfgoed

Huelva heeft vanaf de jaren 1950 een eigen bisdom. Van de bestaande tempels in de stad vallen de volgende op door hun oudheid, symbolische of architectonische waarde:

      • Catedral de La Merced (Kathedraal van Nuestra Señora de la Merced). Gelegen aan het Plaza de la Merced, naast de universiteit. Met een renaissancegevel werd het gebouwd in 1605 en in 1953 uitgeroepen tot kathedraal. De nissen op de gevel herbergen beelden van de beeldhouwer León Ortega uit de jaren 1970. Het beeldhouwwerk van de Christus van Jeruzalem en een prachtig beeld van de Virgen de la Cinta, beschermheilige van de stad, van Martínez Montañés zijn bewaard gebleven. Het wacht erop om te worden uitgeroepen tot Goed van Cultureel Belang.
      • Ermita de La Soledad. Uit de 15e-16e eeuw, met belangrijke verbouwingen in de 18e eeuw. Een eenvoudig wit gebouw dat nauw verbonden is met de geschiedenis van Huelva, vanwege de vele toepassingen die het heeft gehad. Deze toendertijd afgelegen kapel met zijn karakteristieke witte muren is tegenwoordig het hoofdkwartier van de Hermandad del Santo Entierro (Broederschap van de Heilige Begrafenis), waarvan de beelden in hun geheel het werk zijn van de beeldhouwer León Ortega, evenals een grote gekruisigde Christus die tot de recente renovatie boven het altaar van de kerk van de Concepción hing.
      • Santuario de La Cinta y Humilladero de la Cinta (Heiligdom van La Cinta en Humilladero de la Cinta). In de Cabezos del Conquero. Dit is een 15e-eeuws gebouw in gotisch-Mudejar stijl, hoewel het waarschijnlijk op veel oudere resten staat. Het werd door Columbus voor en na zijn reis bezocht om de Virgen de la Cinta te bedanken voor het feit dat hem groter kwaad bespaard was gebleven. Interessante fresco’s van Ignacio Zuloaga in de kerk tonen scènes uit het bezoek van Christoffel Columbus aan het heiligdom, evenals het fresco met de patroonheilige van de stad in het middenschip. Vanaf hier kun je prachtige kiekjes maken van de moerassen, het lager gelegen deel van de stad en de haven, en genieten van romantische zonsondergangen.
      • Convento de las Hermanas de la Cruz enConvento de las Agustinas: Er zijn twee kloosters in de stad: het Klooster van de Zusters van het Kruis dat dateert uit het begin van de eeuw, met een typische architectuur uit Huelva. Het ligt aan het Plaza Isabel la Católica (beter bekend als Plaza Niña). Op hetzelfde plein en voor het klooster staat het monument voor de Zusters van het Kruis, het werk van de beeldhouwer León Ortega en aan de ene kant staat de kerk van Esperanza, een prachtige tempel in barokstijl, geïnspireerd op de kerk van Esperanza in Sevilla. De andere kant is het oudste klooster van de Augustijner nonnen op het Plaza de las Monjas. Het dateert uit de 16e eeuw en is in de Mudejar stijl. De buitenkant valt op door de prachtige koepel en het hele complex in het algemeen. Binnen zijn de niet te bezichtigen overblijfselen van een Romeinse tempel.
      • Iglesia de la Concepción (Kerk van de Onbevlekte Ontvangenis). Het werd gebouwd in 1515 en onderging grote verbouwingen na de aardbeving van 1755. Het is de tweede parochiekerk die in de stad werd gebouwd en er wordt aangenomen dat het de eerste kerk in Spanje was die gewijd was aan de Onbevlekte Ontvangenis. Het is een gebouw in gotische stijl (interieur) met een barok uiterlijk aan de buitenkant. Het bewaart belangrijke werken van neo-contemporaine neobarokke religieuze beelden en het altaarstuk van Hernán Ruiz, de Jongere.

Kathedraal de la Merced.

De Virgen de la Cinta.

Santuario de la Cinta. 

Kerk van San Pedro.

      • Iglesia de San Pedro (Kerk van San Pedro). Deze kerk in Mudejar-stijl werd in de 14e eeuw gebouwd op de resten van een oude Mudejar-moskee en wordt daarom beschouwd als de oudste van de stad. Het herbergt een van de belangrijkste religieuze complexen van de stad. Het gebouw werd op 16 maart 1999 op de Werelderfgoedlijst geplaatst.
      • Iglesia de la Milagrosa of iglesia de Nuestra Señora Estrella del Mar (Kerk van La Milagrosa of Kerk van Nuestra Señora Estrella del Mar). Gelegen in Calle Rábida en gebouwd tussen 1923 en 1929 door de architect Pérez Carasa. Het heeft een breed scala aan geribde gewelven en flamboyante bogen, pinakels en kapitelen en gebrandschilderde ramen. Na een kleine aardbeving in 1969 werd het gerestaureerd en in 2004 werd de kapel van La Misericordia eraan toegevoegd, met een opmerkelijke gevel en koepel (evenals het religieuze houtsnijwerk binnenin), die ondanks het feit dat het van recente constructie is, een prachtige hoek vormt naast de kerk van La Milagrosa.
      • Humilladero de la Cinta (Heiligdom van La Cinta). Dit is een van de oudste gebouwen van de stad. Het dateert uit de 14e-15e eeuw. Het is een kleine kapel met een schilderij van de beschermheilige van de stad, de Virgen de la Cinta. Het heeft een eenvoudig wit ontwerp met een kleine koepel. Het bevindt zich aan het begin van de Cuesta de la Cinta, vlakbij het heiligdom waaraan het zijn naam ontleent.

Andere parochies met een grote traditie in de stad zijn de kerk van Sagrado Corazón de Jesús (ook bekend als “El Polvorín”), die dateert uit de jaren 1920, met een gevel van zichtbare baksteen en een slanke toren, evenals een interieur dat de lijnen volgt van een jezuïetentempel (een enkel schip). Vlakbij staat de kleine parochiekerk van San José Obrero met een zeer eenvoudige en nederige stijl, zoals het hele gebied waarin het zich bevond toen het werd gebouwd aan het begin van de 20e eeuw. Het was gewijd aan landbouwgebieden en werd gepromoot door Manuel González en gezegend op 1 april 1911. Ernaast stonden de scholen van El Polvorín, tegenwoordig is het verbonden met de Teresiaschool. Sinds 16 juli 1968 is het een parochiekerk. De kerk van San Sebastián dateert uit het midden van de 20e eeuw. De kerk heeft een rationalistische stijl, interessante gebrandschilderde ramen en een grote muurschildering op het altaar met de afbeelding van de beschermheilige van de stad, San Sebastián. Ook interessant is de kerk El Rocío, gelegen naast de oude gevangenis en gebouwd in het midden van de 20e eeuw met een Latijns kruisontwerp, waarvan de twee torens en de bewerkte stenen gevel opvallen, evenals de Parroquia de los Dolores (1952) gelegen in de wijk Las Colonias. Het is een kleine witte kerk, de thuisbasis van de broederschap van La Lanzada, met zijn klokkentoren en het wapenschild dat boven de ingang van de kerk uitsteekt. Er zijn nog andere kapellen verspreid over de stad, allemaal gebouwd door verschillende broederschappen, waaronder de kapel van Calvarië, in neoklassieke stijl, in het historische centrum en de kapel van de Emigranten, in duidelijk Andalusische stijl en gelegen in de wijk Zafra, vlakbij het stadscentrum.

Burgerlijk erfgoed en monumenten

Monument van Columbus, gelegen aan de Punta del Sebo, ten zuiden van de stad.

Hoofdkwartier Marinecommando in Huelva.

Aanlegsteiger van de Riotinto werf.

Casa Colón, detail van de tuinen en de fontein van de Tritons.

Voorgevel van het Centro de Instrucción Comercial.

Casa Colón (Huis van Cristofol Columbus).

Misschien wel het meest herkenbare monument in de stad, ook al ligt het aan de rand, is het Columbus Monument in Punta del Sebo, dat Christoffel Columbus herdenkt en de mensen en zeelieden die het huzarenstukje van de ontdekking van Amerika mogelijk maakten, die vertrokken vanuit de nabijgelegen haven Palos de la Frontera. Andere bezienswaardigheden in de stad zijn de Muelle de las Canoas, die per boot verbonden is met de stad Punta Umbría en waar het kolossale tien meter hoge monument voor de zeemansknoop staat bij de ingang van de kade. Vlak bij de ingang van de kade staan twee gebouwen van de haven van Huelva uit de jaren 1930 die zijn uitgeroepen tot Werelderfgoed van Cultureel Belang.

In het centrum ligt het in 2006 gerenoveerde Plaza de las Monjas. Het is een van de belangrijkste en waarschijnlijk het oudste plein van de stad, met daarboven een beeld van Christoffel Columbus en omringd door opmerkelijke gebouwen zoals de oude Bank van Spanje, het Hotel París (nu een kantoorgebouw) en het Convento de las Madres Agustinas (Klooster van de Augustijner Moeders). Dichtbij het centrale gedeelte ligt de Paseo Santa Fe, waar moderne gebouwen te vinden zijn, zoals het Hacienda (de Staatskas), de oude Mercado de Santa Fe (Santa Fe Markt), daterend uit het einde van de 19e eeuw en nu in onbruik, en een statig huis. In het hoger gelegen gedeelte staat het majestueuze Instituto La Rábida. Dit educatieve centrum, gebouwd aan het begin van de 20e eeuw door José María Pérez Carasa, heeft een regionalistische stijl waarin de monumentaliteit en de locatie, op de klim naar de Conquero, opvallen, waardoor het een nog kolossalere uitstraling krijgt. Illustere personen zoals de schrijver en Nobelprijswinnaar Juan Ramón Jiménez, de onderzoeker Juan Pérez Mercader, Manuel Siurot, de Hispanist Odón Betanzos en de schrijver Juan Cobos Wilkins studeerden hier.

Andere gebouwen die interessant zijn vanwege hun geschiedenis en architectuur zijn het Casa del Millón, het Colegio de aparejadores (College van bouwkundige), het Palacio de las Conchas dat tegenwoordig wordt gebruikt als het toeristenbureau van de Junta de Andalucía, het Palacio de Mora Claros, het stadhuis en de voormalige Delegación de Hacienda, het Edificio de la Unión y el Fénix – beroemd vanwege het enorme standbeeld op de koepel -, de Comandancia de Marina, het Instituto de la Juventud, de oude Círculo Mercantil, het Centro de Instrucción Comercial, de Edificio sede de UGT, de Antigua cárcel provincial of de Aduana de la plaza 12 de Octubre, uit de jaren 40 en met een bijzondere gevel waarnaast de UNED is gevestigd. Aan de rand ligt ook de begraafplaats Soledad, waar het graf van William Martin, “De man die nooit heeft bestaan”, zich bevindt.

De Angelsaksische en Duitse aanwezigheid in de hoofdstad gedurende bijna een eeuw heeft belangrijke sporen achtergelaten in de fysionomie. Gebouwen zoals het oude Hospital Inglés (English Hospital, nu op het terrein van een winkelcentrum) zijn verdwenen, maar er is nog steeds een interessant erfgoed. De Tharsis Compagnieskade (1868) en de Riotinto Compagniesmijn (1876) vallen op door hun monumentale karakter. Beide werden gebouwd om de haven van de stad te verbinden met de treinsporen die de mineralen van de Cuenca Minera vervoerden. De ertskade van de Riotinto Company staat op de lijst van Cultureel Belang en wordt beschouwd als een van de symbolen van de stad.

Een voorbeeld van de bouwwoede in die periode is het Casa Colón. Het ligt aan het centrale Plaza del Punto en is een van de meest emblematische gebouwen van de stad. Het werd in 1883 ingewijd als Gran Hotel Colón om de 4e eeuwfeestdag van de ontdekking van Amerika te herdenken. In 1889 werd de oprichtingsakte van de Huelva Recreatie Club ondertekend in de schoorsteenkamer. Het bestaat uit vier paviljoens die, naast het feit dat ze dienen als hoofdkwartier voor het Ibero-Amerikaanse Festival van Huelva en andere soorten evenementen, verschillende gemeentelijke kantoren huisvesten. Het hoofdpaviljoen is een modern congresgebouw met 822 zitplaatsen (plus twee zalen voor 150). Het heeft een multifunctionele zaal met een grote capaciteit die geschikt is voor allerlei culturele evenementen en voor vergaderingen, congressen, enz. In het Levante paviljoen is er een bibliotheek en het Gemeentearchief, evenals een tentoonstellingsruimte. Het Poniente paviljoen heeft verschillende vergader- en seminarzalen. La Casa Grande ten slotte heeft culturele apparatuur en een zaal voor recepties en andere ondersteunende faciliteiten.

Verder weg van het centrum ligt de Barrio Reina Victoria (ook bekend als Barrio Obrero). Het is een complex van Angelsaksisch ontwerp dat onderdak bood aan de families van Engelse mijnwerkers in de 19e eeuw. Het is uitgeroepen tot Goed van Cultureel Belang.

Natuurlijke omgeving, parken en tuinen

De geografische ligging van de stad, aan de monding van de rivieren Tinto en Odiel, omgeven door “cabezos” en omgeven door moerassen, zorgt voor een gevarieerde natuurlijke omgeving.

Twee natuurgebieden vallen op aan de rand. De moerassen van Odiel zijn een natuurgebied tussen de monding van de rivieren Tinto en Odiel en beslaan 6775 hectare. Het werd in 1983 door Unesco uitgeroepen tot Biosfeerreservaat.92 In het gebied liggen de overblijfselen van de Arabische nederzetting Saltish, het Isla de en medio of het Marisma del Burro. Vlakbij ligt het strand Espigón Juan Carlos I, met fijn goudkleurig zand aan de Atlantische kant, dat is ontstaan door de kunstmatige aanleg van de golfbreker van Huelva. In het centrum van de stad zijn de zogenaamde “Cabezos” interessant. Hoewel de stad niet altijd in staat is geweest om ze in het landschap te integreren en sommige zijn verdwenen, zijn er nog steeds enkele “cabezos” zichtbaar zoals Mundaka, La Joya, La Esperanza, San Pedro, La Almagra of vooral El Conquero, dat een van de meest opvallende plekken van de stad is omdat het de verplichte plek is om het heiligdom van La Cinta te bezoeken.

Algemeen beeld van het Parque Moret in Huelva.

De belangrijkste parken en tuinen van de stad zijn de “Avenida Andalucía”, een meer dan twee kilometer lange boulevard met tuinen en fonteinen die van het begin van de stad naar het Quintero Báez plein in het centrum loopt. Het heeft verschillende recreatiegebieden, feesttenten, fonteinen, tuinen, cafés en een podium. Ouder zijn de jardines del Muelle (tuinen van de Steiger), ook bekend als Parque de las Palomas, vlakbij de haven en het bedrijfsdok van Riotinto, waar een monument staat voor de zeeman Alonso Sánchez, het werk van de beeldhouwer León Ortega. Meer avant-gardistisch zijn het parque de Zafra (park van Zafra), een van de grootste in de stad en waar zich een monumentale promenade bevindt bestaande uit meer dan zestig sculpturen van nationale kunstenaars die het park van oost naar west doorkruisen en het parque Alonso Sánchez, dat in de jaren tachtig werd gebouwd en als een ziggoerat op een heuvel ligt vanwaar je een deel van de stad, de chemische pool, het Nuevo Colombino stadion en de riviermonding kunt zien. Het is een verspringende constructie, met verschillende niveaus, waarin het uitkijkpunt en het lage centrale plein opvallen. Maar de oudste van alle tuinen in Huelva is het parque Moret, gerenoveerd in 2007, dat met meer dan zeventig hectare het grootste park van de stad is en een van de grootste in Andalucía. Het heeft fietspaden, barbecues en een kunstmatig meer. Momenteel wordt de tweede fase van het park aangelegd, met onder andere een openlucht amfitheater voor 2000 mensen.

Cultuur


Provinciaal Museum van Huelva, met een uitgebreide collectie archeologische stukken die in de stad en op plaatsen in de provincie zijn gevonden.

Het belangrijkste museum in de stad is het Museo provincial (Provinciaal Museum) van Huelva. Het werd geopend in 1973 en is gevestigd in een modern gebouw met drie verdiepingen en een halve kelder aan de Alameda Sundheim. Het heeft een belangrijke archeologische collectie, met voorwerpen uit de megalithische periode die zijn gevonden in La Zarcita van Santa Bárbara de Casa en El Pozuelo in Zalamea la Real. Er is ook de Tartessische schat uit de necropolis van La Joya en verschillende Fenicische en Griekse artefacten die zijn ontdekt bij opgravingen in de stad. Er zijn ook belangrijke elementen uit de periode van al-Ándalus. In de mijnbouwafdeling staan voorwerpen uit de Romeinse mijnbouw in de provincie, waaronder de grootste vondst van het museum: een enorm Romeins waterrad uit de rivier de Tinto dat door slaven werd gebruikt om water uit de mijnen te halen. De kunstgalerie heeft een collectie schilderijen van de Nervenische kunstenaar Daniel Vázquez Díaz. Een van zijn schilderijen is een kubistisch portret beïnvloed door zijn vriend, de dichter Juan Ramón Jiménez de Moguer. Er zijn ook werken van José María Labrador en Sebastián García Vázquez. Het museum heeft ook een ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen.

Andere faciliteiten zijn het Museo Cabezo de la Almagra, een interpretatiecentrum-museum dat de Arabische overblijfselen belicht die zijn gevonden in de Cabezo de la Almagra, een kleine kaap naast de Universiteit van Huelva. Naast uitleg over de overblijfselen dient het gebouw-museum ook als uitkijkpunt over de stad. Voetgangersplatforms leiden van het gebouw naar de verschillende overblijfselen en er zijn informatiepanelen om bezoekers wegwijs te maken. Buiten het stadscentrum ligt het interpretatiecentrum Marismas del Odiel. Gelegen op het eiland Bacuta (La Calatilla, Carretera del Dique Espigón Juan Carlos I, kilometer 3). Informatie over dit natuurreservaat en prachtig uitzicht over de riviermonding en de stad. Vlakbij ligt de archeologische vindplaats Salthish, daterend uit de 11e eeuw.

In het Zafra Park, ligt het openluchtmuseum. Het is een verzameling van meer dan dertig beeldhouwwerken van nationale en internationale beeldhouwers verspreid over het park.

Feesten

De belangrijkste plaatselijke religieuze feesten zijn in september en januari. De Fiestas de la Cinta (8 september) zijn gewijd aan de beschermheilige van de stad: Nuestra Señora de la Cinta. En ook het beschermheiligenfeest van San Sebastián (20 januari). Andere religieuze festiviteiten in de stad zijn de Semana Santa (Paasweek), de Romería del Rocío (bedevaart naar de Rocío) van de broederschappen van Emigrantes en Huelva om hun devotie te presenteren en in processie uit te voeren op maandagochtend, of de Cruces de Mayo (Meikruisen, de hele maand mei) in sommige wijken. Religieus gezien wordt het jaar afgesloten met de Procesión de la Purísima Inmaculada (processie van de Onbevlekte Ontvangenis).

Virgen de los Angeles. Huelva

Het hele jaar door zijn er een groot aantal niet-religieuze festiviteiten in de stad. Een van de belangrijkste is het Carnaval Colombino, dat dateert uit 1863 tot 1936, toen de burgerregering het verbood tijdens de oorlog. Pas in 1983 werd het weer in het leven geroepen onder de naam Carnaval Colombino. Het jaar daarop werd de Federación Onubense de Peñas y Asociaciones de Carnaval (FOPAC) opgericht, die verantwoordelijk was voor de organisatie en leiding van het Carnaval Colombino, dat na bijna twintig jaar sinds de herinvoering is uitgegroeid tot het op één na belangrijkste carnaval in Andalucía. Groepen uit de hoofdstad, de provincie en heel Andalucía nemen momenteel deel aan de wedstrijd, die wordt gehouden in het Gran Teatro, in 2007 werd het deelnamepercentage overtroffen met bijna zeventig groepen.

Monument van de Virgen del Rocío.

Maar het grootste feest van de stad zijn de Fiestas Colombinas (augustus). In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, zijn deze feesten, die van nationaal toeristisch belang zijn verklaard, niet de beschermheiligenfeesten van de stad, maar zijn ze ontstaan als een “avond” om het vertrek van Christoffel Columbus op 3 augustus te herdenken. Ze worden gehouden in het zogenaamde “Recinto Colombino” (ingehuldigd in 2000) naast de monding van Huelva, dat toegankelijk is via een poort die meestal een emblematisch gebouw van de stad of de provincie nabootst (La Rábida Instituut, La Casa Colón, La Merced arena, het Gran Teatro, het Heiligdom van de Virgen del Rocío…). Binnen de omheining zijn er blauwe en witte canvas cabines, een tentoonstellingscabine en een podium naast de riviermonding, naast de klassieke attracties. In de afgelopen jaren waren deze gewijd aan: Palos de la Frontera, Moguer, Cuba, San Sebastian, Canarische Eilanden, Galicië, Algarve (Portugal), Almeria, Madrid, Ceuta, Oorsprongsbenamingen van Huelva, El Rocío of Recreativo de Huelva.

Gastronomie


Huelva was in 2017 de Spaanse Hoofdstad van de Gastronomie, en dit was te danken aan een grote golf van gastronomische cultuur sinds 2011, die met de opening van nieuwe etablissementen die de inheemse producten van de provincie hebben gepromoot, deze stad zo rijk aan grondstoffen op de kaart hebben gezet. Xanty Elias, wiens restaurant Acánthum talloze prijzen heeft gewonnen, waaronder de eerste Michelinster van de stad en twee Repsol zonnen, steekt er met kop en schouders bovenuit.

De gastronomie van de hoofdstad wordt beïnvloed door de immense mogelijkheden van de provincie en is gebaseerd op producten uit de bergen en de zee, vlees en Iberische ham en zeevruchten en vis van de kust van Huelva.

Op het gebied van zeevruchten springen verschillende soorten eruit, zoals garnalen, krabbenpoten, witte garnalen, kreeft, langoustine, schelpdieren zoals coquina en kokkels. Het gastronomische aanbod van visproducten wordt aangevuld met vis uit de Golf van Cadiz, met name tonijn, snapper, zeebaars, tong, mul, wigtong, zwaardvis (in het gebied bekend als: aguja palá), en vooral gebakken of geroosterde inktvis. Verschillende soorten vlees maken ook deel uit van de tafel van Huelva, vooral delen van het Iberische varken, zoals ham en chacina (gezouten varkensworst).

De gastronomie wordt aangevuld met andere producten zoals palmharten, aardbeien en tuinaardbeien en vooral de wijnen van de oorsprongsbenaming Condado de Huelva, met fruitige, jonge, versterkte wijnen, enkele rode wijnen, mousserende wijnen uit Almonte, brandewijn en azijn.

Aan deze gastronomie draagt bij de opleiding van professionals (van basisopleiding en fpo tot hogere graad) de hotelschool Virgen de Belén gelegen in de cuesta de la cinta, het uitvoeren van de gastronomische donderdagen, een evenement waarin u kunt genieten van een menu van acht gerechten, waarin u al deze gastronomie terug kunt zien. De prestigieuze chef-kok Juan Andrés R. Morilla, nationale kookprijs, en Spaanse vertegenwoordiger in de Bocuse d’Or, chef-kok C. Barrientos, derde prijs in de Andalusische kookwedstrijd (2017) en de chef-kok A. Rivas, ingedeeld in 2017 voor de Premio Promesas de la Alta Cocina (Beloften van de Haute Cuisine Award), werden er opgeleid.


Verwant aan dit onderwerp:


Bedankt voor de interesse die u getoond heeft voor deze website van Spaanse Verhalen. Als u dit een interessant of leuk verhaal vond, abonneer u dan gratis op deze niet commerciële website of geef hierboven eens een ✩LIKE, dat helpt bij het algoritme van deze site. Normaal gesproken komt er elke week minstens een nieuw verhaal bij. Hetzij over de steden van Spanje, zijn geschiedenis, de kunst of vele andere zaken betreffende dit land. Snuffel ‘ns wat rond in het menu, ik weet zeker dat u, tussen de inmiddels meer dan 450 pagina’s, dingen zult vinden waarvan u zegt, “He, dat lijkt me interessant”.

Als u abonnee bent van Spaanse Verhalen kunt u zich ten alle tijden uitschrijven door op de knop geabonneerd te klikken. In het daaropvolgende scherm kunt u zich onderaan uitschrijven. In datzelfde scherm kunt u ook instellen hoe u de berichten wilt ontvangen.

Als u dit een leuk of interessant onderwerp vond abonneer u op Spaanse Verhalen of geef hieronder eens een ✩LIKE. Normaal gesproken komt er elke week een nieuw verhaal bij.

Als u abonnee bent van Spaanse verhalen kunt u zich ten alle tijden uitschrijven door op de knop geabonneerd te klikken. In het daaropvolgende scherm kunt u zich onderaan uitschrijven. In datzelfde scherm kunt u ook instellen hoe u de berichten wilt ontvangen.

Annotations

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2025-04-06

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and worked on these articles.

        • Spanish Wikipedia|titel=Huelva|pagecode=155779757| date=20231203
        • Dutch Wikipedia|titel=Huelva (stad)|pagecode=66226302| date=20231203
        • English Wikipedia|titel=Huelva|pagecode=1184304931| date=20231203

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0.  CC BY-SA 3.0

If you click on one of the links below, you will find the full information of these photos/images, the author, or the license.