Miguel de Cervantes, zijn leven en zijn werk

Miguel de Cervantes, die leefde van 29 september 1547 (vermoedelijk) tot 22 april 1616, was een Spaanse schrijver die alom bekend is om zijn roman Don Quijote de la Mancha. Hij is sowieso de grootste schrijver in de Spaanse taal maar wordt tevens gezien als een van ’s werelds meest vooraanstaande romanschrijvers.
De roman over Don Quijote wordt beschouwd als de eerste moderne roman en wordt door veel bekende auteurs bestempeld als het ‘beste boek aller tijden’ en het ‘beste en meest centrale werk in de wereldliteratuur’.
Hij bracht een groot deel van zijn leven door in relatieve armoede en onbekendheid, waardoor veel van zijn vroege werken verloren zijn gegaan. Desondanks worden zijn invloed en literaire bijdrage weerspiegeld in het feit dat het Spaans vaak wordt aangeduid als “de taal van Cervantes”.
Wat interesseert u het meest:
| Gegevens |
| Zijn bijnaam | El manco de Lepanto (De eenarmige man van Lepanto) |
| Geboren | 29 sept. 1547 in Alcalá Henares (C.A. Madrid) |
| Overleden | 22 apr. 1616 (68 jaar oud in Madrid) |
| Doosoorzaak | Diabetis melitus type 2 |
| Begraven | Convento de las Trinitarias Descalzas, Madrid |
| Nationaliteit | Spaanse |
| Religie | katholiek |
| Moedertaal | Midden-Spaans |
| Familie |
| Ouders | Rodrigo de Cervantes Leonor de Cortinas |
| Echtgenote | Catalina de Salazar y Palacios |
| Levenspartner (vriendin) | Ana de Villafranca |
| Kinderen | Isabel de Saavedra |
| opleiding |
| Opgeleid aan | Estudio de la Villa |
| beroepsmatige info |
| Beroep | Schrijver, soldaat, accountant, dichter en dramaturg |
| actieve jaren | 1585-1616 |
| Beweging | Gouden Eeuw |
| Literaire taal | Spaans |
| Genres | Verhaal, poëzie en theater |
| Opmerkelijke werken | Don Quijote de la Mancha, La Galatea, Novelas ejemplares |
| Handtekening | |
Biografie
Zijn kinder- en jeugdperiode
Sinds de 18e eeuw wordt algemeen aangenomen dat Miguel de Cervantes in Alcalá de Henares is geboren, aangezien hij daar volgens zijn doopakte is gedoopt en hij daar in de zogenaamde Información de Argel (1580) heeft verklaard dat hij daar geboren is. De exacte dag van zijn geboorte is minder zeker, hoewel hij waarschijnlijk op 29 september is geboren, de feestdag van de aartsengel Michaël. In Spanje was het, zeer zeker in die tijd, traditie om de naam van de heilige van de dag van je geboorte te krijgen. Wat wel zeker is is dat Miguel de Cervantes werd gedoopt op 9 oktober 1547, in de parochie Santa María la Mayor. De doopakte luidt als volgt:

De vader van de schrijver was Rodrigo de Cervantes (1509-1585), getrouwd met Leonor de Cortinas, van wie nauwelijks iets bekend is, behalve dat ze afkomstig was uit Arganda del Rey. De broers en zussen van Cervantes waren Andrés (1543), Andrea (1544), Luisa (1546), die priorin werd van een karmelietessenklooster, Rodrigo (1550), eveneens soldaat, die hem vergezelde tijdens zijn gevangenschap in Algerije, Magdalena (1554) en Juan, die alleen bekend is omdat zijn vader hem in zijn testament vermeldt.
De achternaam Saavedra die de auteur, volgens historica Luce López-Baralt, na zijn gevangenschap begon te gebruiken, komt van ‘shaibedraa‘. Dat woord klinkt in het Maghrebijns Arabisch bijna hetzelfde als in het Spaans. Het betekend zoiets als ‘verlamde of verminkte arm’. Daarom zou Cervantes in Algiers “shaibedraa” genoemd kunnen zijn, oftewel ‘arm’. Het is bovendien al eeuwenlang een veel voorkomende achternaam in Algerije.
Daarentegen schrijft de hispaniste María Antonia Garcés de aanname van de Galicische achternaam Saavedra toe, aan de manier waarop Cervantes zichzelf opnieuw uitvindt na zijn terugkeer uit de slavernij. Het is de naam die hij zelf geeft aan de held van zijn drama El trato de Argel (De overeenkomst van Algiers) en aan de hoofdpersonen van El gallardo español en La historia del cautivo (hoofdstukken 39-41 van Don Quijote). Gonzalo Cervantes Saavedra was een verre verwant, eveneens veteraan van Lepanto en schrijver, wiens leven opmerkelijke parallellen vertoonde met dat van Cervantes. Bovendien zou de vooraanstaande familie Saavedra (of Sayavedra) uit Sevilla, die honderden jaren lang aan de grens tegen de Moren vocht, wel eens symbolisch kunnen zijn geweest voor Cervantes, die zichzelf misschien zag als de morele afstammeling van Juan de Sayavedra, een middeleeuwse held die in heldendichten werd bezongen en ook door de Moren gevangengenomen was.
Volgens Américo Castro en Daniel Eisenberg, maar ook andere Cervantes-kenners, had Cervantes, aan beide kanten van zijn familie, voorouders die zich tot het katholicisme hadden bekeerd. Zijn vader was chirurg, zijn grootvader advocaat en zijn overgrootvader voddenboer. De laatste persoon die over het leven van Cervantes schreef, Jean Canavaggio (Frans Hispania – en Cervantes kenner), beweert daarentegen dat deze afkomst niet bewezen is, in tegenstelling tot de documenten die deze afkomst voor Mateo Alemán (Spaans schrijver) onomstotelijk aantonen. In ieder geval stond de familie Cervantes in Córdoba in hoog aanzien en bekleedde zij daar en in de omgeving belangrijke functies.
Zijn grootouders van vaderskant waren: Juan de Cervantes, licentiaat in de rechten, en Leonor de Torreblanca, dochter van Juan Díaz de Torreblanca, arts uit Córdoba; zijn vader, Rodrigo de Cervantes, werd bij toeval in Alcalá de Henares geboren: zijn vader werkte daar toen. Hij werd opgeleid tot chirurg, een beroep dat meer leek op de oude titel van praktiserend arts dan op ons idee van een arts. Don Rodrigo kon zijn studie niet voortzetten, niet alleen vanwege zijn doofheid, maar ook vanwege het onrustige en nomadische karakter van zijn familie, die menigmaal verhuisde tussen Córdoba, Sevilla, Toledo, Cuenca, Alcalá de Henares, Guadalajara en Valladolid, voor zover bekend. Hij leerde echter chirurgie van zijn grootvader van moederskant uit Córdoba en van zijn stiefvader, eveneens arts, die hij opvolgde, hoewel hij nooit een officieel diploma behaalde. Rond 1551 verhuisde Rodrigo de Cervantes met zijn familie naar Valladolid. Vanwege schulden zat hij enkele maanden in de gevangenis en werd zijn bezit in beslag genomen. In 1556 vertrok hij naar Córdoba om de erfenis van Juan de Cervantes, de grootvader van de schrijver, op te halen en aan zijn schuldeisers te ontkomen.

Er zijn geen precieze gegevens over de eerste studies van Miguel de Cervantes, die ongetwijfeld niet tot een universitaire opleiding hebben geleid. Het lijkt erop dat hij mogelijk in Valladolid, Córdoba of Sevilla heeft gestudeerd.

In 1566 vestigde hij zich in Madrid. Hij studeerde aan het Estudio de la Villa, geleid door de professor in de grammatica en filosoof Juan López de Hoyos (die in 1569 een boek publiceerde over de ziekte en dood van koningin Isabella de Valois, de derde vrouw van Felipe II). López de Hoyos neemt in dat boek twee gedichten op van Cervantes, die hij ‘onze dierbare en geliefde leerling’ noemt en die door sommige cervantisten worden beschouwd als zijn eerste literaire uitingen. In die jonge jaren wordt zijn voorliefde voor het theater gedocumenteerd: hij woonde voorstellingen bij van de Spaanse dramaturg Lope de Rueda, zoals hij bevestigt in het voorwoord bij zijn Ocho comedias y ocho entremeses van 1615:
| Ik herinnerde me dat ik de grote Lope de Rueda had zien optreden, een voortreffelijk man in de toneelkunst en in het begrip […] En hoewel ik toen nog een jongen was en geen definitief oordeel kon vellen over de kwaliteit van zijn verzen, vind ik nu ik volwassen ben, aan de hand van enkele die me bijgebleven zijn, dat wat ik gezegd heb waar is; en als ik niet van het onderwerp van dit voorwoord zou willen afdwalen, zou ik er hier enkele opnemen om deze waarheid te bevestigen. In de tijd van deze beroemde Spanjaard bevatte de hele uitrusting van een toneelschrijver een jutezak, met daarin vier witte schapenvachten versierd met goudkleurig Cordoba-leer, vier baarden en pruiken en vier stokken, min of meer. De komedies waren dialogen, zoals eclogen, tussen twee of drie herders en een herderin; ze werden aangekleed en uitgebreid met twee of drie intermezzo’s, nu eens van een negerin, dan weer van een schurk, dan weer van een dwaas en dan weer van een Bask: al deze vier figuren en nog vele andere werden door Lope met de grootste voortreffelijkheid en juistheid gespeeld die men zich maar kan voorstellen. In die tijd waren er geen coulissen, geen uitdagingen tussen moren en christenen, te voet of te paard; er was geen figuur die uit het midden van de aarde tevoorschijn kwam of leek te komen via de holte van het theater, dat bestond uit vier banken in een vierkant en vier of zes planken erboven, waardoor het vier el hoog boven de grond uitstak; evenmin daalden er wolken met engelen of zielen uit de hemel neer. Het theater was versierd met een oud kleed, dat met twee touwen van de ene naar de andere kant was gespannen en als decor diende, waarachter de muzikanten stonden en zonder gitaar oude liederen zongen. |
En, zoals hij in het tweede deel van Don Quijote via zijn hoofdpersonage verklaart, had hij tijdens zijn jeugd “se le iban los ojos tras la farándula” (“de ogen gericht op de artiestenwereld” Don Quijote, deel II, hoofdstuk 12).
Zijn reis naar Italië en de Slag bij Lepanto
Er is een besluit van Felipe II uit 1569 bewaard gebleven, waarin hij opdracht geeft Miguel de Cervantes te arresteren, beschuldigd van het verwonden van een zekere Antonio Sigura, bouwmeester, tijdens een duel. Als het echt om Cervantes ging en niet om een naamgenoot, zou dit de reden kunnen zijn waarom hij naar Italië vertrok. Hij kwam in december van datzelfde jaar in Rome aan. Daar las hij de ridderlijke gedichten van Ludovico Ariosto (Italiaans dichter), die volgens Marcelino Menéndez Pelayo (Spaans schrijver, filoloog, literatuurcriticus en politicus) zo’n grote invloed zouden hebben op Don Quijote. Maar ook de Diálogos de amor (Liefdesdialogen) van de Sefardische jood León Hebreo (Yehuda Abrabanel, was filosoof, arts en dichter), geïnspireerd door het neoplatonisme, die zijn idee van de liefde zouden bepalen. Cervantes doordrenkte zich van de stijl en de kunst van Italië en zou altijd zeer goede herinnering aan die staten bewaren dat hij aan het begin van El licenciado Vidriera, een van zijn Novelas ejemplares, bijna een toeristische gids van het land schreef:
| Ze kwamen aan in de prachtige stad Genua; en nadat ze waren aangemeerd in de beschutte haven, bezochten ze een kerk en gingen de kapitein en zijn bemanning naar een herberg, waar ze alle stormen van de afgelopen tijd vergaten en genoten van het heden. Daar leerden ze de zachtheid van de Treviano kennen, de kracht van de Montefrascón, de kracht van de Asperino, de vrijgevigheid van de twee Grieken Candia en Soma, de grootsheid van de Cinco Viñas […] Uiteindelijk noemde de gastheer nog meer wijnen en gaf hij hen meer dan Bacchus zelf in zijn kelders had kunnen hebben. De blonde haren van de vrouwen uit Genua en de hoffelijkheid en het elegante gedrag van de mannen bewonderden zij eveneens, evenals de bewonderenswaardige schoonheid van de stad, die op die rotsen lijkt alsof de huizen als diamanten in goud zijn gezet. […] En in vijf [dagen] kwam hij aan in Florence, nadat hij eerst Luca had gezien, een kleine maar zeer mooi aangelegde stad, waar Spanjaarden beter worden ontvangen en behandeld dan in andere delen van Italië. Florence beviel hem buitengewoon, zowel vanwege de aangename ligging als vanwege de netheid, de prachtige gebouwen, de frisse rivier en de rustige straten. […] En toen vertrok hij naar Rome, koningin der steden en heerseres van de wereld. Hij bezocht de tempels, aanbad de relikwieën en bewonderde de grootsheid; en zoals men aan de nagels van een leeuw zijn grootsheid en woestheid kan aflezen, zo ontleende hij die van Rome aan de verbrijzelde marmeren beelden, aan de gebroken bogen en verwoeste baden, aan de prachtige portieken en grote amfitheaters; door zijn beroemde en heilige rivier, die altijd zijn oevers met water vult en ze zalig maakt met de oneindige relikwieën van martelaars die daar begraven liggen; door zijn bruggen, die naar elkaar lijken te kijken en alleen al door hun naam gezag hebben over alle andere bruggen in de wereld: de Via Appia, de Via Flaminia, de Via Julia en andere van hetzelfde kaliber. Hij was niet minder onder de indruk van de indeling van de bergen binnen de stad: de Caelius, de Quirinaal en het Vaticaan, samen met de vier andere, waarvan de namen de grootsheid en majesteit van Rome uitdrukken. Hij merkte ook het gezag van het College van Kardinalen op, de majesteit van de Paus, de drukte en verscheidenheid van mensen en volkeren. |

Hij treedt in dienst van Giulio Acquaviva, die in 1570 kardinaal wordt en die hij waarschijnlijk in Madrid heeft leren kennen. Hij volgt hem naar Palermo, Milaan, Florence, Venetië, Parma en Ferrara, een reisroute die ook met bewondering wordt beschreven in El licenciado Vidriera. Al snel verlaat hij hem om soldaat te worden in het gezelschap van kapitein Diego de Urbina, van het Tercio van Miguel de Moncada (later Tercio de la Liga). Hij ging aan boord van het galjoen Marquesa. Op 7 oktober 1571 nam hij deel aan de Slag bij Lepanto, “de grootste gebeurtenis die men in de afgelopen eeuwen heeft kunnen zien, die van nu, noch in die van de toekomst verwacht te zien.”, als onderdeel van de christelijke vloot onder leiding van Don Juan de Austria, “ de sterke zoon van Carlos I tijdens diens oorlogen, in goede herinnering”, en stiefbroer van de koning (Felipe II). Aan die zeeslag nam ook een van de beroemdste zeelieden van die tijd deel, Álvaro de Bazán, die in La Mancha, in Viso del Marqués, woonde. In een acht jaar later opgesteld juridisch document staat:
| Toen de vloot van de Turk werd herkend tijdens de genoemde zeeslag, was Miguel de Cervantes ziek en had hij koorts, en de genoemde kapitein… en vele andere vrienden zeiden hem dat hij, aangezien hij ziek was en koorts had, beneden in de kombuis moest blijven; waarop Miguel de Cervantes antwoordde dat men dan van hem zou zeggen dat hij niet deed wat hij moest doen, en dat hij liever stervend voor God en zijn koning zou vechten dan zich onder het dek te verschuilen, en dat hij met zijn gezondheid… En hij vocht als een dappere soldaat met de genoemde Turken in de genoemde slag op de plaats van de sloep, zoals zijn kapitein hem had opgedragen en bevolen, samen met andere soldaten. En toen de slag voorbij was, toen heer Don Juan hoorde en begreep hoe goed de genoemde Miguel de Cervantes had gehandeld en gevochten, gaf hij hem een bonus van vier dukaten bovenop zijn soldij… Uit de genoemde zeeslag kwam hij gewond tevoorschijn door twee schoten uit een haakbus in de borst en in een hand, waardoor hij aan die hand verminkt bleef. |
Daar komt ook zijn bijnaam Manco de Lepanto vandaan, omdat zijn linkerhand verlamd raakte toen hij de beweging ervan verloor toen een stuk lood een zenuw doorsneed. Die verwondingen waren waarschijnlijk niet al te ernstig, want na zes maanden in een ziekenhuis in Messina hervatte Cervantes zijn militaire leven in 1572. Hij nam deel aan de zee-expedities van Navarino (1572), Corfu, Bizerta en Tunis (1573). Bij alle expedities stond hij onder bevel van kapitein Manuel Ponce de León en maakte hij deel uit van het dappere Tercio de Lope de Figueroa, dat voorkomt in El alcalde de Zalamea van Pedro Calderón de la Barca (Spaans schrijver, dramaturg en priester).
Daarna reisde hij door de belangrijkste steden van Sicilië, Sardinië, Genua en Lombardije. Uiteindelijk bleef hij twee jaar in Napels, tot 1575.
Gevangenschap in Algiers
Tijdens hun terugkeer van Napels naar Spanje aan boord van het galjoen Sol werden Miguel en zijn broer Rodrigo op 26 september 1575 gevangengenomen door een Turkse vloot onder leiding van Mami Arnaute (Albanese kaperkapitein van de 16e eeuw die commandant was geworden van de Ottomaanse vloot in Algiers). Ze werden gevangengenomen ter hoogte van Cadaqués de Rosas of Palamós, in een gebied dat tegenwoordig Costa Brava heet, en naar Algiers gebracht.
Cervantes werd als slaaf toegewezen aan de Griekse afvallige Dali Mamí. Het feit dat hij de aanbevelingsbrieven van Don Juan de Austria en de hertog van Sessa bij zich had, deed zijn ontvoerders vermoeden dat Cervantes een zeer belangrijk persoon was en dat ze een hoge losprijs voor hem konden krijgen. Ze vroegen vijfhonderd gouden escudos (muntstukken) voor zijn vrijlating.
Tijdens zijn bijna vijf jaar durende gevangenschap probeerde Cervantes, een man die zich niet gemakkelijk liet onderwerpen en een sterke wil en motivatie had, vier keer te ontsnappen. Hij organiseerde alle vier de pogingen zelf. Om represailles tegen zijn medegevangenen te voorkomen, nam hij alle verantwoordelijkheid op zich tegenover zijn vijanden en verkoos hij marteling boven verraad. Dankzij officiële informatie en het boek van broeder Diego de Haedo Topografía e historia general de Argel (1612) is er belangrijke informatie over zijn gevangenschap bekend. Deze aantekeningen worden aangevuld met zijn komedies El trato de Argel, Los baños de Argel en het verhaal dat bekend staat als “Historia del cautivo” (Geschiedenis van de gevangene), opgenomen in het eerste deel van Don Quijote, tussen de hoofdstukken 39 en 41.
De wreedheid van Dali waren bekend in die tijd, zijn huis zat vol met verminkte Christelijke slaven, meestal met verminkte neuzen en oren. Hoewel het mogelijk is dat hij goedaardig was tegen de Spaanse schrijver omdat hij hoopte een flinke beloning. Sommige auteurs denken daar anders over en vermelden een gemartelde en geketende Cervantes.
Het is echter al lang bekend dat het door Haedo gepubliceerde werk niet van hem was, iets wat hij zelf ook erkent. Volgens Emilio Sola was de auteur Antonio de Sosa, een benedictijnse medegevangene van Cervantes en dialoogschrijver van hetzelfde werk. Daniel Eisenberg heeft gesuggereerd dat het werk niet van Sosa is, die volgens hem geen schrijver was. Het zou van de grote schrijver zelf zijn gezien de geschriften en het werk van Haedo veel overeenkomsten vertoont. Als dat waar is, is het werk van Haedo geen onafhankelijke bevestiging meer van het gedrag van Cervantes in Algiers, maar slechts een van de vele geschriften van Cervantes zelf waarin hij zijn heldhaftigheid verheerlijkt. Ook in zijn roman La Galatea schrijft Cervantes over zijn “meester” (Dali Mamí) en het gevecht dat hij moest leveren om uit de gevangenis zijn te ontsnappen.

De eerste ontsnappingspoging mislukte, omdat de Moor die Cervantes en zijn metgezellen naar Oran moest brengen hen op de eerste dag in de steek liet. De gevangenen moesten terugkeren naar Algiers, waar ze in ketenen werden geslagen en nog strenger bewaakt werden dan voorheen. Ondertussen was de moeder van Cervantes erin geslaagd een bepaald bedrag aan dukaten bijeen te brengen in de hoop haar twee zonen te kunnen vrijkopen. In 1577 werd een overeenkomst gesloten, maar het bedrag was niet voldoende om beiden vrij te kopen. Miguel gaf er de voorkeur aan dat zijn broer Rodrigo werd vrijgelaten, die naar Spanje terugkeerde. Rodrigo had een plan van zijn broer bij zich om hem en zijn veertien of vijftien metgezel te bevrijden. Cervantes voegde zich bij de andere gevangenen in een verborgen grot, in afwachting van een Spaans galjoen dat hen zou komen ophalen. Het galjoen kwam inderdaad aan en probeerde tweemaal het strand te bereiken, maar werd uiteindelijk gekaapt. De christenen die zich in de grot hadden verstopt, werden ook ontdekt door een verrader, bijgenaamd El Dorador. Cervantes verklaarde zich als enige verantwoordelijk voor het organiseren van de ontsnapping en het aanzetten van zijn kameraden. De bey (Turkse gouverneur) van Algiers, Azán Bajá, sloot hem op in zijn “badkamer” of gevangenis, geketend met kettingen, waar hij vijf maanden verbleef. De derde poging werd door Cervantes beraamd met als doel via het land Oran te bereiken. Hij stuurde een trouwe Moor met brieven naar Martín de Córdoba, generaal van die plaats, waarin hij het plan uitlegde en om gidsen vroeg. De boodschapper werd echter gevangengenomen en de brieven werden ontdekt. Daaruit bleek dat Miguel de Cervantes zelf alles had beraamd. Hij werd veroordeeld tot tweeduizend stokslagen, een straf die niet werd uitgevoerd omdat velen voor hem bemiddelden. De laatste poging om te ontsnappen kwam tot stand dankzij een aanzienlijke som geld die hij kreeg van een Valenciaanse koopman die in Algiers was. Cervantes kocht een fregat dat zestig christelijke gevangenen kon vervoeren. Toen alles bijna geregeld was, onthulde een van degenen die vrijgelaten zouden worden, de voormalige dominicaanse monnik Juan Blanco de Paz, het hele plan aan Azán Bajá. Als beloning kreeg de verrader een schild en een kruik boter. Azán Bajá bracht Cervantes over naar een veiliger gevangenis, in zijn eigen paleis. Daarna besloot hij hem naar Constantinopel te brengen, waar ontsnapping vrijwel onmogelijk zou zijn. Opnieuw nam Cervantes alle verantwoordelijkheid op zich.
In mei 1580 kwamen de paters van Mercedarissen en Trinitariërs aan in Algiers (religieuze ordes die zich inzetten voor de bevrijding van gevangenen, zelfs door zichzelf in ruil voor hen op te offeren indien nodig). Broeder Antonio vertrok met een expeditie om gevangenen te bevrijden. Broeder Juan Gil, die slechts driehonderd escudos tot zijn beschikking had, probeerde Cervantes te vrij te kopen, voor wie vijfhonderd escudos werd geëist. De monnik zamelde het ontbrekende bedrag in onder christelijke kooplieden. Hij had het bedrag bijeen toen Cervantes al in een van de galeien zat waarin Azán Bajá naar Constantinopel zou vertrekken, vastgebonden met “twee kettingen en een voetboei”. Dankzij de 500 escudo’s die met zoveel moeite bijeengebracht waren, werd Cervantes op 19 september 1580 vrijgelaten. Op 24 oktober keerde hij eindelijk terug naar Spanje, samen met andere gevangenen die ook waren vrijgekocht. Hij kwam aan in Denia, vanwaar hij naar Valencia vertrok. In november of december keerde hij met zijn familie terug naar Madrid.
Deze ervaring zal een blijde indruk achterlaten op Cervantes, wat we kunnen zien in El trato de Argel, La Galatea en Los trabajos de Persiles y Sigismunda.
De jaren in Algiers vormden, wat Alonso Zamora Vicente “een cruciaal moment in het leven van Cervantes” noemde, dat zijn leven “in tweeën deelde”. Volgens Juan Goytisolo bevindt zich hier “de kern van het grote literaire genie”.
Zijn terugkeer in Spanje

In mei 1581 verhuisde Cervantes naar Portugal, waar zich toen het hof van Felipe II bevond, met het doel iets te vinden waarmee hij zijn leven opnieuw kon opbouwen en de schulden kon betalen die zijn familie had gemaakt om hem uit Algiers te bevrijden. Hij kreeg een geheime opdracht in Oran (gezegd wordt als spion van koning Felipe II), omdat hij veel kennis had van de cultuur en gewoonten van Noord-Afrika. Voor dit werk ontving hij 50 escudo’s. Hij keerde terug naar Lissabon en eind 1581 naar Madrid. In februari 1582 solliciteerde hij naar een vacature in de Indias (zoals de Nieuwe Wereld toentertijd in Spanje genoemd werd), maar kreeg deze niet.
Het is zeer waarschijnlijk dat Cervantes tussen 1581 en 1583 La Galatea schreef, zijn eerste literaire werk van omvang en betekenis. Het werd in 1585 gepubliceerd in Alcalá de Henares. Tot dan toe had hij alleen enkele composities gepubliceerd in boeken van anderen, in romanceros en liedbundels, die werken van verschillende dichters bundelden. La Galatea verscheen in zes boeken, hoewel hij alleen het eerste deel schreef. Cervantes bleef vastbesloten om het werk voort te zetten, maar het werd nooit gedrukt. In het voorwoord wordt het werk omschreven als een ‘egloge‘ en wordt gewezen op de voorliefde die Cervantes altijd voor poëzie heeft gehad. Het behoort tot het genre van de pastorale roman, dat in Spanje was geïntroduceerd door Diana van Jorge de Montemayor (Portugees schrijver). Er zijn nog steeds sporen te vinden van de boeken die hij las toen hij soldaat was in Italië.

In die tijd had de schrijver een liefdesrelatie met Ana Villafranca (of Franca) de Rojas, die getrouwd was met Alonso Rodríguez, een kroegbaas. Uit deze relatie werd een dochter geboren, die op 9 april 1584 in de parochie van Santos Justo y Pastor in Madrid werd gedoopt als Isabel Rodríguez y Villafranca. Toen Isabel wees werd, werd ze opgevangen door Magdalena, de zus van Cervantes. Een jaar later, toen ze zestien was, erkende hij haar als Isabel de Saavedra. Vader en dochter hadden geen goede relatie.
Half september 1584 ging Cervantes naar Esquivias, waar hij was gevraagd door Doña Juana Gaytán, die hem wilde belasten met de publicatie van het Cancionero, een gedichtenbundel van haar overleden echtgenoot, Pedro Laínez. Op 22 september van dat jaar tekende Juana Gaytán in aanwezigheid van procureur Ortega Rosa de volmacht die zij aan Cervantes verleende. Drie maanden later, op 12 december 1584, trouwde Cervantes met Catalina de Salazar y Palacios in het dorp Esquivias in de provincie Toledo. Catalina was een jonge vrouw van nog geen twintig jaar die een kleine bruidsschat meebracht. Het huwelijk met zijn vrouw mislukte en twee jaar na hun huwelijk begon Cervantes aan zijn uitgebreide reizen door Andaluciä. Het huwelijk bleef kinderloos. Cervantes spreekt in zijn vele autobiografische teksten nooit over zijn vrouw, ondanks het feit dat hij in de Spaanse literatuur als eerste het thema echtscheiding aan de orde stelde, wat toen ondenkbaar was in een katholiek land, met het toneelstuk El juez de los divorcios (De echtscheidingsrechter). Aangenomen wordt dat het huwelijk ongelukkig was, hoewel hij in dat toneelstuk stelt dat “het slechtste huwelijk beter is dan de beste echtscheiding”.
Zijn laatste jaren
In 1587 reisde hij naar Andalucía als commissaris voor de bevoorrading van de Armada Invencible (Spaanse Onverslaanbare Armada). Tijdens zijn jaren als commissaris legde hij keer op keer de weg af van Madrid naar Andalucía, via Toledo en La Mancha (het huidige Ciudad Real). Dat is de route van Rinconete en Cortadillo.
Hij vestigde zich op 10 januari 1588 in Sevilla. Vandaaruit reisde door verschillende gemeenten in de provincie Sevilla, zoals Carmona, Écija, Estepa, Arahal, Marchena en La Puebla de Cazalla, waar hij producten zoals olijven, olijfolie, tarwe en gerst inkocht als commissaris van bevoorrading voor de koninklijke schepen. De inbeslagname van kerkelijke goederen bracht de officiaal van het aartsbisdom Sevilla ertoe Cervantes te excommuniceren en de vicaris van Écija te gelasten de excommunicatie via een plakkaat aan te kondigen.
Vanaf 1594 werd hij belastinginner van achterstallige belastingen (tercias en alcabalas), een baan die hem veel problemen en geschillen opleverde, aangezien hij verantwoordelijk was voor het huis-aan-huis innen van belastingen, die grotendeels bestemd waren voor de oorlogen waarin Spanje verwikkeld was.
Eind 1594 maakte hij een reis naar het Koninkrijk Granada met de opdracht om in Málaga, Ronda en Vélez-Málaga de 2.557.029 maravedíes te innen die aan de Kroon verschuldigd waren. In Vélez-Málaga moest hij in totaal 277.040 maravedíes innen, die echter nooit werden geïnd, aangezien hij in de stad Málaga slechts 136.000 maravedís wist te verzamelen. Drie jaar later constateerde de Schatkist dat de rekeningen niet klopten en op grond van een koninklijk besluit van 6 september 1597 werd Cervantes verplicht om binnen 30 dagen de ontbrekende 79.804 maravedís te verantwoorden. Deze discrepantie in de boekhouding leidde ertoe dat hij enkele maanden in de Koninklijke Gevangenis van Sevilla doorbracht.
In 1597 werd hij, tussen september en december van dat jaar, gevangengezet na het faillissement van de bank waar hij de opbrengsten had gestort. Cervantes zou zich publieke gelden hebben toegeëigend. Dit zou aan het licht zijn gekomen nadat er verschillende onregelmatigheden waren ontdekt in de boekhouding die hij bijhield. In de gevangenis bedenkt hij het verhaal van Don Quijote de la Mancha, aldus het voorwoord van dit werk. Het is niet bekend of hij daarmee bedoelde dat hij het begon te schrijven terwijl hij gevangen zat, of dat zich daar het idee voor het verhaal ontwikkelde.

De andere gedocumenteerde gevangenneming van Cervantes was van zeer korte duur, in Castro del Río (Córdoba) in 1592. Er zijn geen aanwijzingen dat hij ooit in de grot van het huis van de familie Medrano in Argamasilla de Alba heeft verbleven.
In die tijd begon Miguel de Cervantes zijn toneelcarrière op basis van renaissancistische en classicistische principes: respect voor de drie aristotelische eenheden en het niet vermengen van tragiek en komedie, zoals Horatius dat had aanbevolen in zijn Epistolae ad Pisones of Arte poética. We hebben al gezien hoe Cervantes vanaf zijn kindertijd van theater hield (in Don Quijote is er veel dialoog). Hij waagde zich aan enkele vernieuwingen, zoals het terugbrengen van komedies tot drie bedrijven en het gebruik van allegorische personages, en had enig succes totdat Lope de Vega triomfeerde met een modernere formule (uitgedrukt in 1609, toen hij zijn Arte nuevo de hacer comedias en este tiempo verspreidde en iedereen hem volgde, zodat geen enkele theaterproducent (“auteur” in de taal van die tijd) nog komedies van Cervantes wilde kopen, die als ouderwets overkwamen. Lope de Vega merkte de afkeer die Cervantes voor hem koesterde vanwege dit feit, zoals blijkt uit de classicistische kritiek in zijn Don Quijote (I, 48) op zijn theater, maar later nam Cervantes met tegenzin de nieuwe formule over (“de tijden veranderen dingen/en perfectioneren de kunsten”, schrijft hij in de dialoog tussen Comedia en Necesidad in zijn stuk El rufián dichoso) en begon hij komedies te schrijven volgens de nieuwe formule. Later (1615), in het melancholische voorwoord bij zijn Ocho comedias y ocho entremeses nunca representados, spreekt hij over zijn theaterervaring:
| In de theaters van Madrid werden Los tratos de Argel, dat ik componeerde, La destruición de Numancia en La batalla naval opgevoerd, waarin ik het aandurfde om de komedies terug te brengen van vijf tot drie dagen. Ik toonde, of beter gezegd, ik was de eerste die de verborgen fantasieën en gedachten van de ziel weergeeft door morele figuren op het toneel te brengen, wat door het publiek met algemeen en enthousiast applaus werd ontvangen. Ik schreef in die tijd wel twintig of dertig komedies, die allemaal werden opgevoerd zonder dat er komkommers of andere voorwerpen naar het podium werden gegooid; ze verliepen zonder gefluit, geschreeuw of rumoer. Ik had andere dingen te doen; ik legde de pen en de komedies neer, en toen kwam het monster van de natuur, de grote Lope de Vega, en hij greep de komische monarchie; hij onderwierp alle schijnheiligheid aan zijn gezag; hij vulde de wereld met eigen komedies, vrolijk en goed doordacht, en zo talrijk dat er meer dan tienduizend bladzijden zijn geschreven, en alle (dat is een van de mooiste dingen die gezegd kunnen worden) zijn opgevoerd, of men heeft tenminste gehoord dat ze zijn opgevoerd; en als sommigen, en dat zijn er veel, hebben willen delen in het aandeel en de glorie van zijn werk, dan komen ze met z’n allen niet aan de helft van wat hij alleen heeft geschreven. […] Enkele jaren geleden keerde ik terug naar mijn vroegere ledigheid en, denkend dat de eeuwen waarin mijn lof nog voortduurde nog niet voorbij waren, begon ik weer enkele komedies te schrijven, maar ik vond geen vogels in de nesten van weleer; ik bedoel dat ik geen auteur vond die mij erom vroeg, hoewel zij wisten dat ik ze had; en dus stopte ik ze in een kist en wijdde ze aan eeuwige stilte. Op dat moment zei een boekhandelaar dat hij ze van me zou kopen als een gerenommeerde auteur hem niet had verteld dat er veel van mijn proza te verwachten viel, maar niets van mijn vers; en, om de waarheid te zeggen, het deed me pijn dat te horen, en ik zei bij mezelf: “Of ik ben veranderd, of de tijden zijn veel verbeterd; het is altijd andersom, want men prijst altijd de vroegere tijden.” Ik bladerde nog eens door mijn komedies en door enkele van mijn intermezzo’s die erbij waren gestopt, en ik zag dat ze niet zo slecht waren dat ze het niet verdienden om uit de duisternis van het genie van die auteur te worden gehaald en aan het licht te worden gebracht door andere, minder scrupuleuze en meer deskundige auteurs. Ik verveelde me en verkocht ze aan die boekhandelaar, die ze heeft gedrukt zoals hij ze u hier aanbiedt. |
Als toneelschrijver blonk Cervantes uit in één genre: het tussenspel, evenals in komedies waarin hij zijn persoonlijke ervaringen als slaaf van de moslims in Algiers beschrijft: El trato de Argel, zijn herwerking Los baños de Argel en La gran sultana, die behoren tot het subgenre dat ‘komedie van gevangenen’ wordt genoemd. Ook zijn tragedie El cerco de Numancia (1585) en de komedie El rufián dichoso kunnen als meesterwerken worden beschouwd. Onlangs is een tragedie teruggevonden die als verloren werd beschouwd, Jerusalén, eveneens zeer opmerkelijk.
In 1604 vestigde hij zich in Valladolid (destijds sinds 1601 de koninklijke hoofdstad van Felipe III). In datzelfde jaar 1604 gaf Antonio de Herrera y Tordesillas, kroniekschrijver van Indias (de Nieuwe Wereld) en censor van het werk van Miguel de Cervantes, toestemming voor de druk. En in januari 1605 publiceerde hij het eerste deel van wat zijn belangrijkste werk zou worden: El ingenioso hidalgo don Quijote de la Mancha (De ingenieuze edelman Don Quichot van La Mancha), Dit markeerde het begin van het realisme als literaire esthetiek en creëerde het literaire genre van de moderne roman, de polyfone roman, die later een enorme invloed zou hebben, door de cultivering van wat hij “een ontketend schrijven” noemde, waarin de kunstenaar zich “episch, lyrisch, tragisch, komisch” kon tonen in de authentieke smeltkroes van de parodie op alle genres. Het tweede deel verscheen pas in 1615: El ingenioso caballero don Quijote de la Mancha (De ingenieuze ridder Don Quichot van La Mancha).

Beide werken bezorgen hem een plaats in de geschiedenis van de wereldliteratuur en maken van de auteur, samen met Dante Alighieri, William Shakespeare, Michel de Montaigne en Goethe, een canon van de westerse literatuur. Een jaar eerder verscheen een apocrief vervolg van Alonso Fernández de Avellaneda. Een roman die, volgens sommigen, geschreven zou kunnen zijn door de vriendenkring van Lope de Vega of door de Aragonese Jerónimo de Pasamonte.
Tussen de twee delen van Don Quijote verschenen in 1613 de Novelas ejemplares, een verzameling van twaalf korte verhalen, waarvan sommige vele jaren eerder waren geschreven. De bron is eigen en origineel. Hierin verkent hij verschillende verteltechnieken, zoals de Luciaanse satire (El coloquio de los perros), de picareske roman (Rinconete y Cortadillo), de mengvorm (El licenciado vidriera), de Byzantijnse roman (La española inglesa, El amante liberal) en zelfs de misdaadroman (La fuerza de la sangre). Van twee ervan, bijvoorbeeld El celoso extremeño, bestaat een tweede versie, getuigd door het manuscript genaamd Porras de la Cámara, dat in de 19e eeuw werd ontdekt en kort daarna vernietigd. Alleen al deze verzameling romans zou hem een zeer vooraanstaande plaats in de geschiedenis van de Castiliaanse literatuur hebben kunnen bezorgen.
Literaire kritiek was een constante in zijn werk. Ze komt voor in La Galatea en Don Quijote, en hij wijdde haar Viaje del Parnaso (1614) toe, een uitgebreid gedicht in gekoppelde terzinen. In 1615 publiceerde hij Ocho comedias y ocho entremeses nuevos nunca representados, maar zijn populairste drama, La Numancia, bleef, net als El trato de Argel, onuitgegeven tot de 18e eeuw.
Een jaar na zijn dood verschijnt de roman Los trabajos de Persiles y Sigismunda, waarvan de opdracht aan Pedro Fernández de Castro y Andrade, VII graaf van Lemos, zijn beschermheer gedurende vele jaren, aan wie ook het tweede deel van Don Quijote en de Novelas ejemplares zijn opgedragen, en die hij slechts twee dagen voor zijn dood ondertekende, een van de meest ontroerende pagina’s uit de Spaanse literatuur is:
| Meneer, die oude coupletten die in hun tijd zo populair waren en beginnen met: “Nu ik eenmaal met mijn voet op de treeplank sta”, zouden in mijn brief beter niet voorkomen, want ik zou ze bijna met dezelfde woorden kunnen beginnen: Puesto ya el pie en el estribo, Nu ik mijn voet al in de stijgbeugel heb gezet, con las ansias de la muerte, met verlangens naar de dood, gran señor, ésta te escribo. grote heer, schrijf ik u (deze brief). Gisteren heb ik de laatste sacramenten ontvangen en vandaag schrijf ik dit. De tijd is kort, het verlangen groeit, de hoop neemt af, en ondanks dit alles leef ik voort uit mijn verlangen om te leven en ik zou dit willen beëindigen door de voeten van Uwe Excellentie te kussen, want het zou mij zo gelukkig maken Uwe Excellentie gezond in Spanje te zien, dat ik mijn leven ervoor zou geven. Maar als het zo is bepaald dat ik moet sterven, dan geschiede de wil van de hemel, en laat U in ieder geval mijn wens kennen en weet dat U in mij een zeer toegewijde dienaar had, die zelfs na de dood zijn intentie wilde tonen. Met dit alles, als in een profetie, verheug ik mij op de komst van Uwe Excellentie; ik verheug mij erover hem met de vinger te zien wijzen en ik verheug mij erover dat mijn lang gekoesterde hoop, gewekt door de faam van Uwe Excellentie’s goedheid, bewaarheid is geworden. Nog steeds bewaar ik in mijn ziel bepaalde herinneringen en sporen van de Semanas del Jardín en van de beroemde Bernardo. Als het geluk mij ten deel valt (wat niets minder dan een wonder zou zijn), zal ik ze zien, en daarmee ook het einde van Galatea, waarvan ik weet dat u er zo van houdt, en daarmee zal mijn verlangen voortleven. God behoede u, Miguel de Cervantes. |
Persiles is een Byzantijnse roman die volgens de auteur bedoeld was om te concurreren met het klassieke Griekse model van Heliodorus. Het boek was succesvol en kende in zijn tijd nog enkele herdrukken, maar raakte vervolgens in de vergetelheid door het onbetwiste succes van Don Quichot. Cervantes gebruikt een groep personages als rode draad in het werk, in plaats van twee. Hij loopt ook vooruit op het zogenaamde magische realisme door enkele fantastische elementen toe te voegen. In zekere zin christianiseert hij het oorspronkelijke model door gebruik te maken van het motief van de homo viator, met als hoogtepunt aan het einde van het werk de agnitio van de twee hoofdpersonages, die tot dan toe Periandro en Auristela heetten, in de heilige stad Rome:
| Onze zielen zijn, zoals je heel goed weet en zoals men mij hier heeft geleerd, altijd in beweging en kunnen alleen tot rust komen in God, als in hun middelpunt. In dit leven zijn de verlangens oneindig en volgen ze elkaar op, vormen ze een keten die misschien tot in de hemel reikt en misschien in de hel verdwijnt. |
In werkelijkheid is Persiles een roman met een zeer complexe structuur en bedoelingen, die nog steeds wacht op een bevredigende interpretatie.
De invloed van Cervantes op de wereldliteratuur is zo groot dat de Spaanse taal vaak de taal van Cervantes wordt genoemd.
De dood en het graf van Cervantes
Cervantes stierf op 22 april en werd de volgende dag begraven, waardoor in het register van de parochie van San Sebastián staat vermeld dat hij op 23 april 1616 overleed:
| Op 23 april 1616 stierf Miguel Zerbantes Sahavedra, getrouwd met Catª de Salazar. Calle del León. Rbio los Stos. Sactos. Door toedoen van Ido. Franco. López werd hij begraven bij de Trinitariaanse nonnen. Er werden twee missen voor zijn ziel opgedragen en de rest naar de wens van zijn vrouw, die zijn erfgename was, en de lcdo. Franco Minez, die daar woont. |
23 april is ook de dag waarop de koning en koningin van Spanje de Cervantesprijs uitreiken. Dit evenement vindt plaats in de aula van de Universiteit van Alcalá.

Verschillende academici, zoals de Fransman Jean Canavaggio en de Spanjaarden Francisco Rico, Martín de Riquer en Luis Astrana Marín, beweren dat hij op 22 april stierf en dat de datum van de begrafenis in het register staat vermeld.
Cervantes stierf op 68-jarige leeftijd aan diabetes in Madrid, in het bekende Casa de Cervantes, gelegen op de hoek van de Calle del León en de Calle Francos, in de reeds genoemde wijk Las Letras of de barrio de las Musas, in de omgeving van het bekende Madrid de los Austrias. Cervantes wilde begraven worden in de kerk van het klooster van de Trinitarias Descalzas, in dezelfde wijk, omdat toen hij gevangen werd genomen in Algiers, de congregatie van de Trinitariërs hem hielp, bemiddelde en geld inzamelde om hem vrij te krijgen.

Het huidige klooster werd in verschillende fasen gebouwd. Toen Cervantes daar werd begraven, had het klooster een kleine kapel die toegankelijk was via de Calle Huertas, maar later werd op dezelfde plek een grotere kerk gebouwd en werden de mensen die in de oude kerk begraven lagen, overgebracht naar deze nieuwe tempel. Ook het lichaam van Cervantes werd overgebracht, maar de exacte locatie was onbekend. In juli 2011 kwam het nieuws dat historicus Fernando de Prado van plan was om de stoffelijke resten van Cervantes te vinden. Hij zou een groep deskundigen leiden die verschillende delen van het 3000 vierkante meter grote klooster zouden onderzoeken om meer te weten te komen over zijn uiterlijk en de doodsoorzaak.
Op 24 januari 2015 kondigde een team van archeologen onder leiding van forens Francisco Etxeberria aan dat ze een kist hadden gevonden met de initialen “M. C.”, die werd onderzocht om vast te stellen of de botten daarin inderdaad van de schrijver waren. De volgende dag adviseerde de epigrafiste van de UAM, Alicia M. Canto, echter voorzichtigheid, omdat de letters in werkelijkheid ”M. G.” konden worden gelezen en dat het lettertype en de techniek eerder uit de 18e eeuw afkomstig waren. De volgende dag werd bekendgemaakt dat ‘het wetenschappelijk comité dat bij de opgravingen bijeen was gekomen, tot de conclusie was gekomen dat de botten niet van de schrijver waren, aangezien ze van jongere personen afkomstig zouden zijn’. Uiteindelijk, op 17 maart 2015, maakten de deskundigen bekend dat ” op basis van historisch, archeologisch en antropologisch bewijs de locatie van de overblijfselen kon worden beperkt tot een concentratie van gefragmenteerde en aangetaste botten van zeventien personen, waaronder mogelijk die van Cervantes en zijn vrouw”, hoewel er ook kritische geluiden klonken, zoals die van professor Francisco Rico, die verklaarde: ”Er is geen vondst gedaan. We weten nog steeds hetzelfde als voorheen.”
Zijn uiterlijk
Cervantes fue retratado en su tiempo por el pintor sevillano Juan de Jáuregui (zie bovenaan dit artikel).

In 1910 werd een portret ontdekt waarop bovenaan stond geschreven “Don Miguel de Cervantes Saavedra” en onderaan “Iuan de Iauregui Pinxit, jaar 1600”. Francisco Rodríguez Marín, Alejandro Pidal y Mon en Mariano de Cavia verdedigden de authenticiteit ervan, maar Juan Pérez de Guzmán y Gallo, Ramón León Maínez, Raymond Foulché-Delbosc, James Fitzmaurice-Kelly, Julio Puyol y Alonso en anderen trokken deze in twijfel. Het portret werd opgehangen in de aula van de Real Academia Española, onder een portret van Felipe V.
Na de dood van Cervantes zijn er nog vele andere portretten verschenen, die echter als vervalsingen worden beschouwd.
De enige verwijzing naar het portret van Jáuregui is te vinden in de zelfbeschrijving die de auteur aan het begin van zijn Novelas ejemplares plaatste, die in 1613 werden gepubliceerd, toen Cervantes al 66 jaar oud was. Deze beschrijving luidt als volgt:
| … Die vriend zou mij, zoals gebruikelijk is, op de eerste bladzijde van dit boek kunnen afbeelden en beschrijven, want ik heb hem mijn portret gegeven, de beroemde Don Juan de Jáurigui, en daarmee zou mijn ambitie bevredigd zijn, evenals de wens van sommigen die graag zouden willen weten hoe degene eruitziet die het aandurft om met zoveel verzinsels in de openbaarheid te treden, in het zicht van iedereen, met onder het portret: Deze die u hier ziet, met een arendsneus, bruin haar, een glad en onbedekt voorhoofd, vrolijke ogen en een gebogen neus, hoewel goed geproportioneerd; een zilveren baard, die nog geen twintig jaar geleden goudkleurig was, een grote snor, een kleine mond, tanden die niet klein of groot zijn, want hij heeft er maar zes, en die zijn slecht geplaatst en nog slechter staan, omdat ze niet op elkaar aansluiten; het lichaam tussen twee uitersten, niet groot, niet klein, de kleur levendig, eerder wit dan bruin, iets gebogen rug, en niet erg lichtvoetig. Dit is, zeg ik, het gezicht van de auteur van La Galatea en Don Quijote de la Mancha, en van degene die de Viaje del Parnaso schreef… en andere werken die daar rondzwerven, misschien zonder de naam van hun eigenaar. Hij heet gewoonlijk Miguel de Cervantes Saavedra. Hij was vele jaren soldaat en vijf en een half jaar gevangene, waar hij leerde geduld te hebben in tegenspoed. Hij verloor in de zeeslag bij Lepanto zijn linkerhand door een haakschot, een verwonding die, hoewel lelijk, hij als mooi beschouwt, omdat hij die opliep tijdens de meest gedenkwaardige en verheven gebeurtenis die de afgelopen eeuwen hebben gezien en die de komende eeuwen waarschijnlijk niet zullen zien, toen hij vocht onder de zegevierende vlaggen van de zoon van de bliksem van de oorlog, Carlo Quinto, van gelukkige herinnering. |
Uit een brief van Lope de Vega weten we ook dat Cervantes een bril droeg om te lezen, een instrument dat toen zo duur was dat hij de glazen niet wilde laten repareren toen ze kapot gingen.
Artistieke prestaties

Cervantes is uiterst origineel. Hij parodieerde een genre dat in verval raakte, namelijk de ridderroman, en creëerde een nieuw, zeer levendig genre, de polyfone roman, waarin wereldbeelden en standpunten elkaar overlappen en in complexiteit met de werkelijkheid verweven raken, waarbij hij zelfs gebruikmaakte van metafictieve spelletjes. In die tijd kon epische literatuur ook in proza worden geschreven, en met het precedent in het theater van Lope de Vega, die weinig respect had voor de klassieke modellen, was het aan hem om de formule van het realisme in de vertelkunst te smeden, zoals die in Spanje al was aangekondigd door een hele literaire traditie sinds het Cantar del Mío Cid, en deze aan Europa aan te bieden, waar Cervantes meer volgelingen had dan in Spanje. De hele realistische roman van de 19e eeuw is door dit meesterschap gekenmerkt. Anderzijds toont een ander groot meesterwerk van Cervantes, de Novelas ejemplares, de ruimdenkendheid van zijn geest en zijn verlangen om te experimenteren met verhalende structuren. In deze verzameling novellen experimenteert de auteur met de Byzantijnse roman (La española inglesa), de detective- of misdaadroman (La fuerza de la sangre, El celoso extremeño), de Lucianeske dialoog (El coloquio de los perros), de verzameling van uitspraken en grappen (El licenciado Vidriera), de picareske roman (Rinconete y Cortadillo), het verhaal gebaseerd op een agnitio (La gitanilla), enz.
Het werk van Cervantes
Romans
Miguel de Cervantes cultiveerde, maar op zijn eigen originele manier, de gebruikelijke verhalende genres uit de tweede helft van de 16e eeuw: de Byzantijnse roman, de pastorale roman, de picareske roman, de Moorse roman, de Lucianeske satire en de miscellanea. Hij vernieuwde een genre, de roman, die toen in Italiaanse stijl werd opgevat als een kort verhaal, zonder retoriek en zonder grotere betekenis.
Chronologische volgorde:
-
-
-
- La Galatea (1585)
- El ingenioso hidalgo don Quijote de la Mancha (1605)
- Novelas ejemplares (1613)
- El ingenioso caballero don Quijote de la Mancha (1615)
- Los trabajos de Persiles y Sigismunda (1617)
-
-
La Galatea
La Galatea was de eerste roman van Cervantes. Het behoort tot het subgenre van de pastorale roman (een “égloga en proza”, zoals de auteur het zelf omschrijft (égloga = herdersgedicht)), dat tijdens de Renaissance erg populair was. De eerste uitgave verscheen toen hij 38 jaar oud was onder de titel Primera parte de La Galatea. Net als in andere romans van dit genre (vergelijkbaar met La Diana van Jorge de Montemayor (Portugees schrijver)) zijn de personages geïdealiseerde herders die hun zorgen vertellen en hun gevoelens uiten in een idyllische natuur (locus amoenus).
La Galatea is verdeeld in zes boeken waarin een hoofdverhaal en vier nevenverhalen zich ontvouwen, die beginnen bij zonsopgang en eindigen bij zonsondergang, zoals in de traditionele herdersgedichten, maar net als in de bucolische gedichten van Vergilius is elke herder in werkelijkheid een masker dat een echt personage vertegenwoordigt.
Don Quijote de la Mancha

Het is het hoogtepunt van de Spaanstalige literatuur. Het eerste deel verscheen in 1605 en werd zeer goed ontvangen door het publiek. Het werd al snel vertaald in de belangrijkste Europese talen en is een van de meest vertaalde werken ter wereld. In 1615 verscheen het tweede deel.
Aanvankelijk was het de bedoeling van Cervantes om de populariteit van ridderromans te bestrijden door ze te hekelen met het verhaal van een edelman uit La Mancha die door het lezen ervan gek werd en zich voor een ridder waande. Cervantes vond de stijl van ridderromans verschrikkelijk en de verhalen die erin voorkwamen onzinnig. Naarmate hij vorderde, raakte hij echter steeds verder verwijderd van zijn oorspronkelijke doel en creëerde hij een werk dat een weerspiegeling was van de samenleving van zijn tijd en het menselijk gedrag.
Cervantes heeft zich waarschijnlijk laten inspireren door het toneelstuk Entremés de los romances, waarin een boer gek wordt door zijn voorliefde voor de helden uit de oude ballades.

Novelas ejemplares
Tussen 1590 en 1612 schreef Cervantes een reeks korte romans die hij later, in 1613, zou bundelen in de verzameling Novelas ejemplares, gezien het grote succes van het eerste deel van Don Quijote. Aanvankelijk kregen ze de titel Novelas ejemplares de honestísimo entretenimiento.
Aangezien er twee versies bestaan van Rinconete y Cortadillo en El celoso extremeño, wordt aangenomen dat Cervantes in deze romans enkele variaties heeft aangebracht met morele, sociale en esthetische bedoelingen (vandaar de naam “ejemplares”, oftewel “voorbeelden”). De vroegste versie is te vinden in het zogenaamde manuscript van Porras de la Cámara, een verzameling van verschillende literaire werken, waaronder een roman die gewoonlijk ook aan Cervantes wordt toegeschreven, La tía fingida.
Daarnaast zijn enkele korte romans ook opgenomen in Don Quijote, zoals “El curioso impertinente” of een “Historia del cautivo” met autobiografische elementen. Daarnaast wordt verwezen naar een andere reeds geschreven roman, Rinconete y Cortadillo.
Los trabajos de Persiles y Sigismunda
Het is het laatste werk van Cervantes. Het behoort tot het subgenre van de Byzantijnse roman. Hierin schreef hij op 19 april 1616, vier dagen voor zijn dood, een opdracht aan Pedro Fernández de Castro y Andrade, VII graaf van Lemos, waarin hij afscheid neemt van het leven met de volgende verzen:
| Puesto ya el pie en el estribo, con ansias de la muerte, gran señor, esta te escribo. |
|
| Nu ik mijn voet al in de stijgbeugel heb gezet, (een duidelijke metafoor voor op het punt staan te vertrekken — in dit geval: sterven.) met verlangens naar de dood, (niet per se zelfmoordgedachten, maar eerder een berustend verlangen naar het einde, zoals vaak bij oude of zieke mensen.) grote heer, schrijf ik u (deze brief). |
De auteur ziet duidelijk dat hij niet lang meer te leven heeft en neemt afscheid van zijn vrienden, zonder zich illusies te maken. Toch wil hij graag leven en de werken voltooien die hij in gedachten heeft, waarvan hij de titels opschrijft: Las semanas del jardín (De weken in de tuin), El famoso Bernardo (De beroemde Bernardo) en een tweede deel van La Galatea. In het genre van de Byzantijnse roman, zo vertelt Cervantes, durft hij zich te meten met het toonbeeld van het genre, Heliodoro.
De roman was geïnspireerd op de kronieken van de middeleeuwse Deense schrijver Saxo Grammaticus, de 16e eeuwse rooms-katholieke geleerde Zweed, Olao Magno, en op de fantasieën van Antonio de Torquemada (Spaans schrijver, renaissance). In zijn Jardín de flores curiosas (Tuin van bijzondere bloemen), vertelt hij het verhaal van de pelgrimstocht van Persiles en Sigismunda, twee verliefde Noordse prinsen die zich voordoen als broer en zus en hun namen veranderen in Periandro en Auristela. Gescheiden door allerlei avonturen, beginnen ze aan een reis vanuit Noord-Europa naar Rome, via Spanje, met als doel boete te doen voordat ze kunnen trouwen. Het werk is belangrijk omdat het een zekere afstand in de auteur betekent ten opzichte van de realistische formules die hij tot dan toe had gecultiveerd, aangezien er bizarre gebeurtenissen voorkomen, zoals een vrouw die uit een klokkentoren springt en niet neerstort dankzij de parachute die haar rokken vormen, of personages die de toekomst kunnen voorspellen. De hoofdpersonen komen wat vaal over en in werkelijkheid wordt het werk gedragen door een groep, waaronder twee Spanjaarden die op een onbewoond eiland zijn achtergelaten, Antonio en zijn zoon, die op het eiland is opgegroeid als een soort barbaarse boogschutter in contact met de natuur. De laatste passages van het boek zijn nogal ruw, omdat de auteur stierf voordat hij ze kon corrigeren. Het werk kende enig succes en werd verschillende keren herdrukt, maar raakte in de volgende eeuw in de vergetelheid.
Poëzie
Cervantes streefde ernaar dichter te worden, hoewel hij aan zijn eigen kunnen twijfelde, zoals hij zelf voor zijn dood zei in Viaje del Parnaso:
| Yo que siempre trabajo y me desvelo / por parecer que tengo de poeta / la gracia que no quiso darme el cielo | |
| Ik, die altijd werk en wakker lig/ en doet voorkomen alsof ik een dichter in mij zou hebben/de gunst die de hemel mij niet wilde schenken |

Bijna alle verzen die niet in zijn romans of toneelstukken zijn opgenomen, zijn verloren gegaan of niet geïdentificeerd; hoewel hij vaak de uitvinder van de cabo roto-verzen wordt genoemd, was hij dat in werkelijkheid niet. Cervantes verklaart een groot aantal romances te hebben geschreven, waarvan hij er één over jaloezie bijzonder waardeerde. Rond 1580 nam hij samen met andere grote dichters uit die tijd, zoals Lope de Vega, Góngora en Quevedo, deel aan de imitatie van oude romances, die aanleiding gaf tot de Romancero nuevo, zo genoemd in tegenstelling tot de traditionele en anonieme Romancero viejo uit de 15e eeuw.
Hij begon zijn poëtische werk met vier composities gewijd aan de Exequias de la reina Isabel de Valois (begrafenis van koningin Isabella van Valois). Andere gedichten waren: A Pedro Padilla, A la muerte de Fernando de Herrera, A la Austriada de Juan Rufo. Als dichter blinkt hij echter uit in komische en satirische tonen, en zijn meesterwerken zijn de sonnetten Un valentón de espátula y greguesco en Al túmulo del rey Felipe II, waarvan de laatste verzen beroemd zijn geworden:
| Caló el chapeo, requirió la espada, / miró al soslayo, fuese, y no hubo nada. | |
| Hij zette zijn helm op, greep naar zijn zwaard/ keek schuin opzij, vertrok, en er gebeurde helemaal niks. |
De toon is een subtiele spot: het klinkt als een begin van een groots avontuur, maar uiteindelijk loopt het op niets uit — typisch voor de ironische stijl van Don Quijote, waarin grootse daden vaak alleen in de verbeelding van de ridder bestaan.
De Epístola a Mateo Vázquez is een vervalsing geschreven door de 19e-eeuwse geleerde Adolfo de Castro, net als het prozaïsche pamflet El buscapié, een verdediging van Don Quijote, eveneens geschreven door deze geleerde. Hij introduceerde enkele vernieuwingen in de versmaat, zoals de uitvinding van de strofe ovillejo en het gebruik van het sonnet met estrambote.
Viaje del Parnaso
Het enige lange verhalende gedicht van Cervantes is Viaje del Parnaso (De reis naar Parnassus (1614)), geschreven in gekoppelde terzinen. Hierin prijst en bekritiseert hij enkele Spaanse dichters. Het is in feite een bewerking, zoals de auteur zelf zegt, van Viaggio di Parnaso (1578) van Italiaanse dichter Cesare Caporali di Perugia of Perusinus. In acht hoofdstukken vertelt hij over de reis van de auteur zelf naar Parnaso (de berg Parnassus) aan boord van een galei onder leiding van Mercurius, waarin enkele geprezen dichters hem verdedigen tegen de slechte dichters. Ze komen samen met Apollo op de berg, komen als overwinnaars uit de strijd en de hoofdpersoon keert terug naar huis. Het werk wordt afgesloten met de Adjunta al Parnaso, waarin Pancracio de Roncesvalles Cervantes twee brieven van Apollo overhandigt.
Theater

Gezien zijn economische tegenslagen was theater de grote roeping van Cervantes, die verklaarde “twintig of dertig komedies” te hebben geschreven, waarvan de titels van zeventien en de teksten van elf bewaard zijn gebleven, zonder acht tussenspelen en enkele andere aan hem toegeschreven werken mee te tellen. Hij schrijft dat hij als jongeman achter de wagen van de komedianten aan liep en dat hij de sobere voorstellingen van Lope de Rueda bijwoonde. Zijn succes, dat hij wel degelijk had, want zijn stukken werden opgevoerd “zonder dat er met van komkommers (Spaanse komkommers (augurk)) werd gegooid”, zoals hij zegt in het voorwoord van zijn Ocho comedias y ocho entremeses nunca representados (Acht komedies en acht nooit opgevoerde tussenspelen), was echter van korte duur door het enorme succes van de nieuwe dramatische formule van Lope de Vega, die gedurfder en moderner was dan die van hem, waardoor de impresario’s de komedies van Cervantes afwezen en de voorkeur gaven aan die van zijn rivaal. Het theater van Cervantes had een moreel doel, bevatte allegorische personages en probeerde zich te houden aan de drie aristotelische eenheden van handeling, tijd en plaats, terwijl dat van Lope met deze eenheden brak en moreel schaamtelozer en onbevangen was, maar ook beter en gevarieerder versifieerd. Cervantes heeft deze mislukking nooit kunnen verwerken en toonde zich in het eerste deel van Don Quijote verontwaardigd over het nieuwe theater van Lope, waarvan het theatrale karakter duidelijk naar voren komt door de overvloed aan dialogen en intermezzo-achtige situaties die de plot doorspekken. En het is inderdaad het intermezzo dat het dramatische genie van Cervantes in al zijn glorie laat zien, zodat men kan zeggen dat Cervantes, samen met Luis Quiñones de Benavente en Francisco de Quevedo, een van de beste auteurs van het genre is, waaraan hij meer diepgang in de personages, een onnavolgbare humor en een grotere diepgang en betekenis in de thematiek heeft toegevoegd. Dat er een verband bestond tussen de theaterwereld en de verhalende wereld van Cervantes blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het thema van de entremés El viejo celoso terugkomt in de voorbeeldige roman El celoso extremeño. Andere keren verschijnen er Sancho-achtige personages, zoals in de entremés Elección de los alcaldes de Daganzo, waar de hoofdpersoon net zo’n goede wijnproever of “mojón” is als Sancho. Het barokke thema van schijn en werkelijkheid komt naar voren in El retablo de las maravillas, waarin het middeleeuwse verhaal van Don Juan Manuel (dat Cervantes kende en in een hedendaagse uitgave had gelezen) over de naakte koning wordt bewerkt en een sociale inhoud krijgt. El juez de los divorcios raakte ook biografisch aan Cervantes, en daarin komt men tot de conclusie dat “het slechtste huwelijk beter is dan de beste echtscheiding”. Ook interessant zijn de intermezzo’s El rufián viudo, La cueva de Salamanca, El vizcaíno fingido en La guarda cuidadosa. Voor zijn intermezzo’s gebruikt Cervantes zowel proza als vers, en er worden nog enkele andere aan hem toegeschreven, zoals Los habladores.
In zijn belangrijkste stukken is het theater van Cervantes ten onrechte ondergewaardeerd en weinig opgevoerd, waarbij sommige tot op heden (2015) nog niet in première zijn gegaan, met uitzondering van het stuk dat het meest volmaakte voorbeeld is van de imitatie van klassieke tragedies: El cerco de Numancia, ook wel La destrucción de Numancia genoemd, waarin het patriottische thema van collectieve opoffering onder de belegering van generaal Scipio Africanus wordt uitgebeeld en waarin honger de vorm aanneemt van existentieel lijden, aangevuld met allegorische figuren die een glorieuze toekomst voor Spanje voorspellen. Het is een werk waarin de Voorzienigheid dezelfde rol lijkt te spelen als voor Aeneas die ontsnapte uit het brandende Troje in Vergilius. Andere komedies, zoals La conquista de Jerusalén, die onlangs werd ontdekt, hebben een soortgelijke patriottische inspiratie. Andere komedies van hem behandelen het thema dat de auteur zelf zo direct heeft meegemaakt en waarnaar zelfs wordt verwezen in een passage uit zijn laatste werk, Persiles, uit zijn gevangenschap in Algiers, zoals Los baños de Argel, El trato de Argel (ook getiteld Los tratos de Argel), La gran sultana en El gallardo español, waarin men ook een aanklacht tegen de situatie van de voormalige soldaten, zoals Cervantes zelf, heeft willen zien. Meer romanachtig zijn La casa de los celos y selvas de Ardenia, El laberinto de amor en La entretenida. Pedro de Urdemalas en El rufián dichoso hebben een picaresk karakter.
Cervantes bundelde zijn niet opgevoerde werken in Ocho comedias y ocho entremeses nunca representados (Acht komedies en acht nooit opgevoerde tussenspelen); daarnaast zijn er nog andere werken in manuscript bewaard gebleven: El trato de Argel, El gallardo español, La gran sultana en Los baños de Argel.
Verloren en toegeschreven werken

Cervantes maakte enkele malen melding van komedies van zijn hand die met groot succes werden opgevoerd en waarvan de teksten verloren zijn gegaan, evenals andere werken waaraan hij werkte of die hij van plan was te schrijven.
Onder de ongeschreven of onvoltooide werken zijn het tweede deel van La Galatea, El famoso Bernardo (misschien een ridderroman over Bernardo del Carpio) en Las semanas del jardín te noemen. Mogelijk heeft hij ook overwogen een vervolg te schrijven op de ridderroman Belianís de Grecia.
De verloren gegane toneelstukken die Cervantes opsomt zijn La gran Turquesca, La batalla naval, La Jerusalem, dat tegenwoordig wordt beschouwd als het teruggevonden La conquista de Jerusalén; La Amaranta o la del mayo, El bosque amoroso, La única, La bizarra Arsinda en La confusa, dat nog in 1627 in het repertoire van de auteur Juan Acacio voorkwam. Ook een komedie met de titel El trato de Constantinopla y muerte de Selim was van zijn hand.
Er zijn verschillende werken die aan Cervantes zijn toegeschreven, met uiteenlopende argumenten. Tot de bekendste behoren:
-
-
-
- La tía fingida, een verhaal in de stijl van de Novelas ejemplares.
- Diálogo entre Cilenia y Selanio over het leven op het platteland, vermoedelijk een fragment uit het verloren werk van Cervantes Las semanas del jardín.
- Auto de la soberana Virgen de Guadalupe, religieus toneelstuk met betrekking tot de vondst van het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Guadalupe.
- De Topografía e historia general de Argel, een werk dat in 1612 in Valladolid werd uitgegeven en gepubliceerd door fray Diego de Haedo, abt van Frómista, waarvan bekend is dat het niet door hem is geschreven. Het werk is in werkelijkheid geschreven door de Portugese geestelijke en vriend van Cervantes, doctor Antonio de Sosa, terwijl hij tussen 1577 en 1581 gevangen zat in Algiers. De geleerde Sosa was een goede vriend van de jonge Cervantes tijdens hun gevangenschap in Barbarije in de jaren 1570. Sosa was ook de eerste biograaf van Cervantes; zijn verslag van de “episodio de la cueva”, waarin hij de tweede ontsnappingspoging van Cervantes uit zijn Algerijnse gevangenis beschrijft, is opgenomen in zijn Diálogo de los mártires de Argel.
-
-
In 1992 publiceerde de Italiaanse hispanist Stefano Arata de tekst van een manuscript van het toneelstuk La conquista de Jerusalén por Godofre de Bullón. In zijn voorbereidende studie beweert Arata het verloren werk La Jerusalén van Cervantes te hebben gevonden. Deze studie werd in 1997 gevolgd door een ander artikel en sindsdien is het werk virtueel gepubliceerd als een aan Cervantes toegeschreven werk. In 2009 verscheen een kritische uitgave, gedrukt door Cátedra Letras Hispanas, en in 2010 publiceerde Aaron M. Kahn een toeschrijvingstheorie die aantoont dat van alle kandidaten voor het auteurschap van dit drama Cervantes ongetwijfeld de meest waarschijnlijke is. Deze komedie steekt zeker met kop en schouders boven de andere komedies uit die tijd uit, maar zonder sluitend bewijs blijft ze alleen aan Cervantes toeschrijfbaar.
Relatie met andere persoonlijkheden

Er wordt vaak gezegd dat Miguel de Cervantes en William Shakespeare op dezelfde dag, 23 april, zijn overleden. (In het begin van dit verhaal hebben we u al verteld dat dit de dag van de begrafenis was en dat Cervantes op 22 april is gestorven.) Hun overlijden zou echter niet op hetzelfde moment hebben plaatsgevonden, want hoewel de datum hetzelfde is, gebruikte Groot-Brittannië de Juliaanse kalender, terwijl Spanje al de Gregoriaanse kalender had ingevoerd, en toen Shakespeare stierf, was het in Spanje 3 mei. Deze dag, 23 april, is in 1995 door de Unesco uitgeroepen tot Internationale Dag van het Boek.
Wat wel zeker is, is dat Shakespeare het eerste deel van Don Quijote heeft gelezen en een toneelstuk heeft geschreven waarin hij het personage Cardenio, dat in de roman voorkomt, weer opneemt.
Cervantes kende niet alleen de beroemde schrijvers Francisco Quevedo en Lope de Vega, maar ze waren ook buren in dezelfde straten van de wijk Las Letras in Madrid.
Don Quijote is een boek dat veel beroemdheden heeft beïnvloed. Orson Welles, die enige tijd in Spanje woonde, had grote belangstelling voor het maken van een film met de titel Don Quijote, en hoewel hij eraan begon, kon hij deze niet voltooien. Daarom wordt de film sinds 1992 vertoond, gemonteerd en voltooid door regisseur en scenarioschrijver Jesús Franco.
Gedachten van Cervantes
Cervantes als systeemcriticus
Volgens de Spaanse historicus Emilio Sola zijn er talrijke aanwijzingen in het werk van Cervantes die hem verraden als een schrijver die tegen het systeem was en zelfs anarchist was. Volgens Sola hebben de meest gangbare interpretaties van het werk van Cervantes een ‘geneutraliseerde’ Cervantes achtergelaten, waarbij ‘zijn krachtigste kritiek’ verborgen blijft. Deze ladingen zouden zijn: Cervantes’ afwijzing van de professionele politiek (hij beschouwde politici als ‘schandelijke en vleiende hovelingen’); het feministische protest van Marcela (die beweert dat ze vrij geboren is en niet verantwoordelijk is voor de zelfmoord van haar belager, Crisóstomo); of zijn vergelijking van moderne bedrijven met piratenschepen (geld en corruptie zouden de nieuwe goden zijn).
Cervantes en religie
Vanwege de implicaties van de novelle El curioso impertinente, opgenomen in Don Quijote, hebben sommige auteurs geconcludeerd dat Cervantes de ‘onmogelijkheid van religieuze discussies of controverses tussen christenen en moslims’ verdedigde. Deze controverse tussen religies zou onmogelijk zijn omdat ze niet kan worden gevoerd met ‘tastbare, gemakkelijke, begrijpelijke, demonstratieve, onbetwistbare voorbeelden, wiskundige bewijzen die niet kunnen worden weerlegd […]. Vanwege deze door Cervantes gesignaleerde moeilijkheid voor christenen en moslims om elkaar te overtuigen, wordt hem een ‘sceptische, tolerante of vredestichtende’ houding toegeschreven die de auteur zelf ‘zonder enige twijfel en ondanks concrete uitspraken of formuleringen […] die als verdediging tegen mogelijke verdenkingen worden aangevoerd’ zou hebben aangenomen.
Voor sommige Cervantes-kenners kan de auteur van Don Quijote worden beschouwd als een ‘voorloper’ van het natuurrecht van de 17e eeuw. Dit zou worden gerechtvaardigd door de noodzaak, die volgens Emilio Sola bij Cervantes aanwezig was, van een ‘natuurlijk recht/wet boven de verschillende ‘wetten’ van de klassieke religies’.
Cervantes in de film
-
-
-
- Cervantes, geregisseerd door Vincent Sherman (1969), met Francisco Rabal, Gina Lollobrigida, José Ferrer en Horst Buchholz in de rol van Cervantes.
- Cervantes (televisieserie), Spaanse televisieserie, uitgezonden door TVE in 1981.
- Miguel y William, geregisseerd door Inés París (2007). Juan Luis Galiardo vertolkt de rol van Miguel de Cervantes.
-
-
Tijdgenoot van:
Lope de Vega
Francisco Quevedo
El Greco
Verwant aan dit onderwerp:
Bedankt voor de interesse die u getoond heeft voor deze website van Spaanse Verhalen. Als u dit een interessant of leuk verhaal vond, abonneer u dan gratis op deze niet commerciële website of geef hierboven eens een ✩LIKE, dat helpt bij het algoritme van deze site. Normaal gesproken komt er elke week minstens een nieuw verhaal bij. Hetzij over de steden van Spanje, zijn geschiedenis, de kunst of vele andere zaken betreffende dit land. Snuffel ‘ns wat rond in het menu, ik weet zeker dat u, tussen de inmiddels meer dan 450 pagina’s, dingen zult vinden waarvan u zegt, “He, dat lijkt me interessant”.
Als u abonnee bent van Spaanse Verhalen kunt u zich ten alle tijden uitschrijven door op de knop geabonneerd te klikken. In het daaropvolgende scherm kunt u zich onderaan uitschrijven. In datzelfde scherm kunt u ook instellen hoe u de berichten wilt ontvangen.
Als u dit een leuk of interessant onderwerp vond abonneer u op Spaanse Verhalen of geef hieronder eens een ✩LIKE. Normaal gesproken komt er elke week een nieuw verhaal bij.
Als u abonnee bent van Spaanse verhalen kunt u zich ten alle tijden uitschrijven door op de knop geabonneerd te klikken. In het daaropvolgende scherm kunt u zich onderaan uitschrijven. In datzelfde scherm kunt u ook instellen hoe u de berichten wilt ontvangen.
Annotations
This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:
-
-
-
- Last updated 2025-05-10
-
-
Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Sharealike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and worked on these articles.
-
-
-
- Spanish Wikipedia titel=Miguel de Cervantes pagecode=165737272 date=20250504
- Spanish Wikipedia titel=Dali Mamí pagecode=164726981 date=20250506
- Spanish Wikipedia titel=Juan Blanco de Paz pagecode=155700584 date=20250506
- Dutch Wikipedia titel=Miguel de Cervantes pagecode=68918383 date=20250504
- English Wikipedia titel=Miguel de Cervantes pagecode=1288216423 date=20250504
-
-
These texts of this story are available under the licence Creative Commons Attribution-Sharealike 4.0 International (CC BY-SA 4.0)
Full information of these photos/images, the author, or the license.
-
-
-
- Vermeend portret van de beroemde Spaanse schrijver Miguel de Cervantes….. Author – Attributed to Juan de Jáuregui (1583–1641), license Public Domain
- Handtekening. Author – Miguel de Cervantes (1547–1616), license Public Domain
- De doopakte van Miguel de Cervantes, uit de ceremonie….. Author – Reverendo señor bachiller Serrano, license Public Domain
- De kerk van Santa María la Mayor in Alcalá de Henares. Author – Mercadal, license Public Domain
- Gedenksteen ter herdenking van de studie van Miguel de….. Author – Raimundo Pastor, license CC BY-SA 3.0
- De Slag bij Lepanto (van een onbekende kunstenaar). Author – Anonymous, license Public Domain
- Cervantes in Lepanto, zoals voorgesteld door de schilder….. Author – Augusto Ferrer-Dalmau Nieto, license CC BY-SA 4.0
- Standbeeld van Miguel de Cervantes (1547-1616) bij….. Author – Luis García (Zaqarbal), license CC BY-SA 2.0
- Omslag van La Galatea (1585), het eerste werk dat Miguel….. Author – Miguel de Cervantes Saavedra, license Public Domain
- Standbeeld van Cervantes, op het plein van de universiteit….. Author – Nicolás Pérez, license CC BY-SA 3.0
- Huis waar de schrijver tussen 1604 en 1606 in Valladolid woonde,,,,. Author – Lourdes Cardenal, license CC BY-SA 3.0
- Gegraveerde plaquette gewijd aan Miguel de Cervantes op….. Author – J.L. de Diego, license Public Domain
- Ter herdenking van de 400ste sterfdag van Cervantes….. Author – CARLOS TEIXIDOR CADENAS, license CC BY-SA 4.0
- Don Quijote en Sancho Panza door Honoré Daumier….. Author – Honoré Daumier (1808–1879), Photographer Yelkrokoyade, license CC BY-SA 4.0
- Eerste uitgave van Don Quijote (1605). Author – Miguel de Cervantes, license Public Domain
- La gitanilla (F. Coullaut-Valera, 1960). Detail van het….. Author – Luis García (Zaqarbal), license Public Domain
- Illustratie van Gustave Doré.. Author – Gustave Doré (1832–1883), license Public Domain
- Borstbeeld gewijd aan Miguel de Cervantes in het….. Author – Héctor S. Marqueño Collado, license CC BY 3.0
- Eerste bladzijde van de Comedia del çerco de Numancia,,,,. Author – la copia es anónima. El texto es de Miguel de Cervantes, license Public Domain
- Buste van Miguel de Cervantes in Burgos, opgericht….. Author – HCPUNXKID, license CC BY-SA 3.0
- Wasbeeld van Cervantes in het Wasmuseum van Madrid. Author – Tamorlan, license CC BY 3.0
-
-


