Cuenca (stad)

Vanaf de Hoz del río Huécar in het hoger gelegen deel van Cuenca ziet u dit panoramische uitzicht over de stad.

Cuenca, een reis door het historisch erfgoed

het wapen
de vlag

Het schilderachtige oude stadsdeel van Cuenca is gelegen op een door twee rivieren uitgesleten rotsblok. Een unieke plek omgeven door een unieke natuur. Cuenca, althans het historische centrum, bezoek je op je gemak. Je slentert er door de verborgen nauwe steegjes, langs monumentale gebouwen, hangende terrassen. Het is een stad die kunst en cultuur ademt. Cuenca is, als je er eenmaal bent geweest, een stad die je nooit meer zult vergeten. Ik ben er nu twee keer geweest en denk al na over de derde keer.

Gegevens
Comunidad autónoma Castilla-La Mancha
Provincie Cuenca
Comarca Serranía Media
Hoogte
  • Minimaal
  • Gemiddeld
  • Maximum
.
869  m.b.z.  
  997 m.b.z.
1864 m.b.z.
Oppervlakte 911 km²
Gesticht 8ste eeuw
Bevolking
Bevolkingsdichtheid
53.512 inw. (2023)
60,2 inw/km²
Bevolkingsnaam conquese
postcode 16001-16004, 16080, 16070, 16071
kengetal +34 969
Patroon San Julián
Patrones Nuestra Señora de la Luz
officiële website

Cuenca is de hoofdstad van de gelijknamige provincie in de Comunidad autónoma van Castilla-La Mancha. Het ligt in het midden van de provincie en behoort, qua oppervlak, tot de grotere gemeentes van Spanje (911 km²). En ook hier loopt het inwonersaantal, zoals in de meeste steden van Spanje, langzaam terug. In 2022 woonde er 53.389 mensen, terwijl er in 2016 nog 55.102 mensen leefden.

Uitzicht over de daken van Cuenca met de kathedraal als middelpunt.

Cuenca bewaart een belangrijk historisch en architectonisch erfgoed in de hele oude stad, waar gebouwen zoals de kathedraal en de Casas Colgadas (hangende huizen (terrassen)), die het icoon van de stad zijn geworden, opvallen. Het wordt ook gekenmerkt door een groot aantal musea (meer dan tien) in de kleine ruimte van de oude stad. 

Toponymie


De plaatsnaam Cuenca komt van de laat-Latijnse vorm conca, met de betekenis als “diepe vallei tussen bergen” of “rivierbekken”, verwijzend naar de kloof van de rivieren Júcar en Huécar. Hoewel de eerste gedocumenteerde plaatsnaam in de 9e eeuw komt in de Arabische vorm قونكة (Qūnkatu). Een onverklaarbaar (en morfologisch onmogelijk) woord vanuit het Arabisch, dat waarschijnlijk een aanpassing van een eerdere plaatsnaam is. De Moren bouwde er in de 8ste eeuw een burcht (künka) dat een verklaring zou kunnen zijn voor deze plaatsnaam. Maar het meest aannemelijk blijft de eerste naam die oorspronkelijk alleen werd toegepast op de citadel, waarvan nu alleen nog enkele resten zichtbaar zijn, en dat later werd uitgebreid naar de stad als geheel.

Symbolen


De verschillende titels van de stad

Cuenca heeft de historische status van stad, met de titels “Zeer Edel, Zeer Trouw, Meest Trouw en Heldhaftig” (Muy Noble, Muy Leal, Fidelísima y Heroica). Het verkreeg de titel van “Stad” van Alfonso X in 1257, en die van “Zeer Edel en Zeer Trouw” in 1465, van Enrique IV. Na de Successieoorlog, waarin Cuenca vocht voor Felipe V, verleende deze laatste het de titels van “Meest Trouw en Heldhaftig”.

Het wapen van Cuenca

Het wapen van Cuenca is heraldisch als volgt beschreven:

Op een veld van keel (gules , in het Heraldisch Spaans), een gouden kelk met daarboven een zilveren achtpuntige ster. Traditioneel wordt deze compositie verklaard door aan te nemen dat dit het wapen was dat Alfonso VIII aan de stad gaf, waarbij het rood staat voor het bloed dat leidde tot de inname van de stad, de ster voor het feit dat het beleg begon op de dag van Driekoningen en de kelk voor het feit dat het werd voltooid op de dag van San Mateo. Heraldisch onderzoek heeft echter bevestigd dat de kelk in de eerste fase geen kelk was, maar een kom (cuenco), een meer sprekend wapen voor Cuenca, ten minste uit de tijd van Alfonso X. In de tijd van de katholieke vorsten (Los Reyes Católico, Isabel I van Castilla en Fernando II van Aragón (1474-1516) verspreidde zich de gewoonte om de traditionele emblemen te vervangen door andere, meer versierde emblemen, zodat de kom een kelk werd. De ster heeft mogelijk zijn oorsprong in het embleem van het koninkrijk Toledo, waarbij het aantal punten door de eeuwen heen varieerde tussen zes en acht. Er bestaat ook de legende dat op 6 januari 1177, toen koning Alfonso VIII de stad belegerde om haar te bevrijden van de Arabieren, de Maagd verscheen in de vorm van een hemellicht. Haar bezoeken aan het kamp van Alfonso VIII herhaalde, en na twee verschijningen, zou ze de beschermheilige van de stad worden, Nuestra Señora de la Luz, en dus zou het nieuwe wapen van Cuenca zo een ster bevatten die op een kelk drijft.

Geografie


De stad Cuenca is verdeeld in twee verschillende gebieden: de oude stad en de nieuwe stad. De oude stad ligt op een rotsachtige heuvel en wordt begrensd door de kloven van de rivier de Júcar in het noorden en zijn zijrivier de Huécar in het zuiden. Deze laatste rivier stroomt in het lager gelegen deel van de oude stad, net voor de zogenaamde brug van San Antón. Ten westen en zuiden van de oude stad, en gescheiden door de rivier de Huécar, ligt de nieuwe stad in een Noord- Zuid-richting, met het zenuwcentrum in de Calle de Carretería. Het centrum van de stad ligt op 997 m boven de zeespiegel. De hoogte van de stad (het stedelijk gebied) varieert van 920 m boven de zeespiegel in de nieuwe stad tot iets meer dan 1020 m in het hoogste deel van de oude stad. De hoogte van de gemeente varieert echter van 869 m bij het laatste stuk van de rivier de Júcar in de gemeente tot 1864 m bij de heuvel Mogorrita, het hoogste punt in de provincie Cuenca en gelegen in het noorden van Cuenca, in het Cuenca-gebergte en op ongeveer 43 km van de stad.

Noord-westen:
Fuertescusa, Fresneda de la Sierra en Castillejo-Sierra
Noord:
Beteta, Santa María del Val, Lagunaseca, Masegosa en Checa (Guadalajara)
Noord-oosten:
El Vallecillo (Teruel) en Zafrilla
West:
Las Majadas, Uña, Villaba de la Sierra, Mariana, Basciñana de San Pedro, Villar de Domingo Garcia en Chillarón de Cuenca
Oost:
Huéllamo, Valdemoro-Sierra en Beamud
Zuid-westen:
Fuentenava de Jábaga en Abia de la Obispalia
Zuid:
Villar de Olalla, Arcas, Fuentes en Cañada del Hoyo

Zuid-oosten:
La Cierva

Klimaat

Het klimaat van Cuenca kan beschouwd als continentaal mediterraan, omdat het een aanzienlijk grotere thermische amplitude heeft dan aan de kust. De winters zijn koud en de zomer is mild, met een aanzienlijke dagelijkse temperatuurvariatie gedurende het hele jaar, meer uitgesproken in de hete maanden, vooral in de zomer. De regenval is overvloediger dan in de omgeving als gevolg van de bergachtige orografie van het Cuenca-gebergte, ongeveer 500 mm per jaar. In de zomermaanden is dat minimaal. De recordtemperaturen die zijn geregistreerd bij het observatorium van Cuenca was 39,7 °C op 10 augustus 2012 en -17,8 °C op 3 januari 1971, wat een absolute temperatuurvariatie geeft van 57,5 °C.

Geschiedenis


In het kort

Hoewel het gebied rond de stad al sinds het Boven-Paleolithicum bewoond is, werd pas tijdens de islamitische verovering het fort van Qūnka gebouwd, waaruit de huidige stad is ontstaan. Het was oorspronkelijk een van de vele andere steden in de cora van Santaver (Ercávica), maar won geleidelijk aan belang toen de christelijke koning Alfonso VIII het in 1177 veroverde en het de Fuera van Cuenca verleende, een van de meest prestigieuze in de geschiedenis van Castilla. De economie draaide om de textielindustrie, die in de 15e en 16e eeuw grote bekendheid genoot en veel bouwactiviteiten opleverde. De lakenindustrie stortte echter in de 17e eeuw in, wat leidde tot een drastisch bevolkingsverlies dat zich in de daaropvolgende eeuw herstelde. In 1833 werd het de hoofdstad van de nieuwe provincie Cuenca, hoewel de onlusten van die periode ervoor zorgden dat de stad tot ver in de 20e eeuw in een precaire staat bleef. Vandaag de dag is de economie vooral gericht op het toerisme, dat een impuls kreeg sinds de oude stad in 1996 werd uitgeroepen tot werelderfgoed.

Prehistorie en Oudheid
Het uitgeslepen dal met zijn hedendaagse vegetatie van de rivier de Júcar.

De vroegste menselijke overblijfselen in de provincie Cuenca dateren uit het laat-paleolithicum, rond 90.000 v.Chr. De belangrijkste stammen in het gebied lijken aanvankelijk de Beribraces (ook wel Bébrices genoemd) te zijn geweest, dat waren herders, en de Arevacos, boeren, gevolgd door de Olcades, met een ontembaar en oorlogszuchtig karakter, die het grootste deel van wat nu de provincie is in handen kregen, en de Lobetanos, herders en boeren, die hun hoofdstad in Lobetum hadden. Al in de Romeinse tij was het Cuenca-gebergte betrokken bij verschillende Keltiberische oorlogen. Hoewel er drie belangrijke Romeinse steden in de provincie waren (Segóbriga, Ercávica en Valeria), was het gebied rond de hoofdstad dunbevolkt, met alleen de overblijfselen van een kleine nederzetting in de buurt van de Castellar brug.

Middeleeuwen
Doosje van ivoor, gemaakt in de werkplaats van Cuenca rond 1050. Na de val van het Kalifaat van Córdoba zochten een aantal ivoorateliers hun toevlucht in Cuenca, dat toen deel uitmaakte van het Koninkrijk Toledo.

Het Romeinse bevolkingspatroon werd voortgezet met de komst van de Barbaarse invasies, hoewel de Romeinse stedelijke centra al in verval waren. Het was tijdens de daaropvolgende mosliminvasie dat er bewijs is van bewoning op de huidige locatie van Cuenca. Hoewel de stichting niet duidelijk is, bestond de stad Qūnka of Kūnka al in 784, begunstigd door de basis opgericht door Banu Di-l-Nun, en geïntegreerd in de cora van Santaver. Het plein groeide in belang en bevolking totdat het de hoofdstad van de cora werd. Toen het Kalifaat van Córdoba in 1031 viel, werd het geïntegreerd in de Taifa van Toledo en diende het als brug voor de verovering van de koninkrijken van Valencia en Córdoba. Als gevolg van de nederlaag van Alfonso VI bij Sagrajas, profiteerde de Sevilliaanse koning Al-Mu’tamid van de situatie om Cuenca in te nemen; maar in 1091 vielen de Almoraviden Sevilla aan en werd koning Al-Mutamid gedwongen om de koning van León om hulp te vragen. In 1108 kwam Cuenca onder controle van de Almoraviden na de Slag bij Uclés.

Volgens de overlevering belegerde Alfonso VIII de stad op de dag van  Driekoningen 1177 en viel hij Cuenca op 21 september van hetzelfde jaar triomfantelijk binnen. De bevolking werd in de stad verdeeld op basis van hun religie: de moslims werden verbannen naar de wijk Alcazar (het huidige Plaza de Mangana), terwijl de joodse wijk werd gevestigd rond de huidige Calle de Zapaterías en de rest van de stad werd verdeeld in katholieke parochies. Na de verovering werden er een raad en een bisschoppelijke zetel opgericht en werd er een herbevolkingscampagne gevoerd, aangemoedigd door het Handvest van Cuenca, dat het prototype was voor veel van de latere handvesten van Castilla, León, Aragón en Portugal. Alfonso X verleende de stad in 1257 de titel van stad. In de 14e en 15e eeuw begon het lager gelegen deel van de stad vorm te krijgen, met het verschijnen van de wijken San Antón en Tiradores. In de context van de geschillen tussen koning Alfonso XI en Don Juan Manuel, werd Cuenca voor enkele jaren onderdeel van de heerlijkheid Villena, waarna het terugkeerde naar de koning toen deze volledige amnestie verleende aan de heer van Villena. De stad werd verschillende keren belegerd door de Aragonezen, maar ze slaagden er nooit in om de stad in te nemen.

Vroegmoderne tijd
Panoramisch uitzicht op Cuenca in 1565, volgens een tekening van Anthonis van den Wijngaerde.

Cuenca werd een belangrijke economische schakel, voornamelijk door de textiel- en veeteelt. De lakenhandel en tapijtproductie brachten een uitgebreide wolverwerkende industrie met zich mee en de bevolking van de stad werd in de 16e eeuw geschat op 15.000 inwoners, Cuenca werd het hoofd van het rechtssysteem en kreeg stemrecht in de Cortes, terwijl de economische bloei leidde tot een onstuitbare bouwactiviteit. De pestepidemie van 1588 was echter de opmaat voor de neergang die de hele 17e eeuw zou duren. De epidemie werd gevolgd door een lange droogte en verschillende sprinkhanenplagen die ervoor zorgden dat de bevolking drastisch daalde tot slechts 1500 inwoners in de hele stad. Op dezelfde manier leidde de stijging van de wolprijs tot de afname van de transhumance en, als gevolg daarvan, de ineenstorting van de lakenindustrie van Cuenca. Hoewel de economie zich beetje bij beetje herstelde, begon de 18e eeuw met een andere crisis die vooral de textielactiviteit trof en leidde tot de sluiting van de Munt en de papierfabrieken. Tijdens de Successieoorlog koos Cuenca de kant van Felipe V, die de stad compenseerde door de titels van “Trouwste en Heldhaftigste” toe te voegen aan die van “Zeer Edel en Zeer Loyaal” die de stad al bezat.

Cuenca circa 1853 in ‘Recuerdos y bellezas de España’ door F. J. Parcerisa.

Van de 80 weefgetouwen die in 1735 bestonden, waren er in 1763 nog maar 22 over. De toenmalige aartsdiaken en latere bisschop, Antonio Palafox, besloot de textielindustrie nieuw leven in te blazen, een poging die mislukte gezien het verbod van Carlos IV op het openen van textielateliers om concurrentie met de Koninklijke Tapijtfabriek te vermijden.

Moderne tijd
De steile bergrug van San Martín vanaf de oostkant van de Hoz del Huécar, eind jaren 1970.

In de loop van de 19e eeuw kreeg de huidige stad vorm, waarbij de Calle Alfonso VIII de belangrijkste verkeersader werd die naar de Plaza Mayor leidde. Door de omwentelingen in die periode bleef de stad echter tot ver in de 20e eeuw in een precaire staat. Tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog werd de stad meer dan negen keer geplunderd en de bevolking gedecimeerd. In 1833 werd het de hoofdstad van de nieuwe provincie Cuenca, op hetzelfde moment dat de Eerste Carlistenoorlog begon, die alleen maar resulteerde in verschillende pogingen tot aanvallen. De Tweede Carlistenoorlog had nauwelijks invloed op de stad, terwijl het tijdens de Derde Carlistenoorlog twee keer werd geplunderd. De tweede aanval, in 1874, was de meest bloedige van allemaal: een groot deel van de stad werd in brand gestoken en de strijd resulteerde in 300 doden, waaronder 40 burgers, en 700 gewonden. Halverwege de jaren 1880 arriveerde de spoorweg vanuit Aranjuez, wat samen met de installatie van een paar houtzagerijen bijdroeg aan het economisch herstel, waardoor de stad in 1900 meer dan 10.000 inwoners telde.

Aan het einde van de 19e eeuw was het hoger gelegen deel van de stad niet langer het economische en sociale centrum, maar verhuisde het naar de calle Carretería (Carreteria straat, in de nieuwe stad). In de loop van de 20e eeuw werd deze verandering versterkt: het park van San Julián werd aangelegd op de oude boomgaarden van Huécar en de omvang van deze wijk en die van San Antón en Tiradores nam toe. De economische dynamiek aan het begin van de eeuw bevorderde de opkomst van enkele moderne industrieën en dus ook arbeiders- en socialistische bewegingen in de stad. Op 17 juli 1931, enkele dagen na de proclamatie van de Tweede Republiek, werd de nieuwe gemeenteraad gevormd. Tijdens de Burgeroorlog stond Cuenca aan de kant van de Republikeinen. De eerste dagen heerste er chaos en werden de grootste verwoestingen aangericht, waaronder de plundering van het bisschoppelijk paleis en de kathedraal, waar de overblijfselen van San Julián werden verbrand. Desondanks, en ondanks de ontberingen van de oorlog en de sporadische aanvallen, bleef Cuenca in de daaropvolgende jaren onaangetast door de oorlog en werd het op 29 maart 1939 ingenomen door de troepen van Franco.

Cuenca by night.

De naoorlogse jaren waren ook die van de plattelandsvlucht en daarmee de opbouw van het moderne Cuenca, waarbij de nieuwe stad definitief werd geconsolideerd als het centrum van de stad en de oude stad overbleef als buitenwijk, op sommige plaatsen bijna in staat van verlatenheid. In 1963 werden de oude stad van Cuenca en haar omgeving uitgeroepen tot “Paisaje Pintoresco” (Pittoresk Landschap), wat, samen met de oprichting in 1966 van het Museum van Spaanse Abstracte Kunst in de Casas Colgadas (Hangende Huizen), het herstel van deze omgeving en de toeristische promotie ervan bevorderde. Op 7 december 1996 werden de oude stad, de oude buitenwijken en de kloven van beide rivieren door UNESCO uitgeroepen tot Werelderfgoed.

Erfgoed


Werelderfgoed

In 1996 werd de “Historische ommuurde stad Cuenca” uitgeroepen tot Unesco Werelderfgoedstad, dat gebeurt niet zomaar.

Het stadhuis van Cuenca.

De oude stad van Cuenca heeft een rijk en goed bewaard gebleven architectonisch erfgoed, waarvan een van de opvallendste kenmerken de integratie in de fysieke omgeving is. In feite is een groot deel van de oude stad zelf een uitkijkpunt over de rivierkloven van de Júcar en de Huécar, een natuurlijke omgeving van grote waarde.

Religieuze architectuur

Catedral de Cuenca (Kathedraal van Cuenca): de bouw begon in de 12e eeuw op plek waar eerst de Aljama moskee stond en is een van de vroegste voorbeelden van gotische architectuur in Spanje. De kathedraal werd in 1208 ingewijd door aartsbisschop Ximénez de Rada, maar werd pas in 1271 voltooid.

De kathedraal van Cuenca.

Het is een uitzonderlijk gebouw met elementen uit de overgang van de Romaanse naar Gotische architectuur en andere kunstvormen uit de 13e en 15e eeuw. Het heeft een Latijns kruisplan, met drie schepen en een dwarsschip. De gewelven doen denken aan de cisterciënzerstijl, terwijl de vierkante lantaarn geïnspireerd is op de Engelse Anglo-Normandische school. De zijkapellen werden voltooid vanaf de 16e eeuw, waarbij de kapellen van de Apostelen en de Heilige Geest, ook bekend als de Kapel van de Ridders, zeker in het oog springen. De kloostergang is toegankelijk via de renaissance boog van Jamete, en ook het vermelden waard is de Transparente (glazen raam dat de achterkant van een altaar verlicht en versiert), een barokke creatie van Ventura Rodríguez. In 1902 stortte de Giraldillotoren in, waardoor de gevel ernstige schade opliep, waarna deze werd afgebroken en de huidige neogotische gevel werd gebouwd, volgens dezelfde algemene bouwstijl. De laatste verandering was de installatie van de ontbrekende gebrandschilderde ramen, gemaakt door hedendaagse kunstenaars zoals Gustavo Torner. Naast de kathedraal ligt het bisschoppelijk paleis.

      • Palacio Episcopal (Bisschoppelijk Paleis): het grenst aan de kathedraal en huisvest het Diocesaan Museum. Het gebouw heeft geen specifiek ontwerp, maar is het resultaat van de veranderingen en hervormingen die zijn doorgevoerd sinds het begin van de bouw in de 13e eeuw. De gevel, hervormd in de 18e eeuw, valt op.
      • Iglesia de San Andrés (Kerk van St. Andreas): werd gebouwd in de 16e eeuw onder leiding van de architect Pedro de Alviz. In 1936 liep de tempel ernstige schade op en na de burgeroorlog werd hij overgedragen aan de broederschappen om er hun processiepraalwagens in onder te brengen.
      • Iglesia de San Miguel (Kerk van St. Michael): de bouw begon in de 13e eeuw en de apsis uit deze periode is bewaard gebleven. De rest van de kerk werd in de 18e eeuw gerenoveerd en in de 20e eeuw gerestaureerd. De Renaissance gevel valt op. Tegenwoordig vinden er meestal concerten en andere culturele evenementen plaats.
      • Iglesia San Pantaleón de Jerusalén (Kerk van St. Pantaleon de Jerusalem): deze werd gebouwd door de Tempeliers in de 13e eeuw en waarvan vandaag de dag alleen nog ruïnes over zijn.
      • Iglesia de San Pedro (Kerk van Petrus): het huidige gebouw dateert uit de 18e eeuw en is gebouwd op de plaats van een voormalige moskee. Het heeft een achthoekige plattegrond met een enorme koepel boven een tamboer en een indrukwekkend 16e-eeuws Mudejar-koofplafond. Het werd gebouwd volgens de plannen van de architect Martín de Aldehuela, die ook werkte aan de kerk van Nuestra Señora de la Luz en het klooster van Las Petras. Binnen zijn er werken te zien van de Cuenca Paasbeeldkunstenaar Marco Pérez.
      • Ermita van de Virgen de las Angustias: dit is een klein gebouw apart van het stadscentrum en nauw verbonden met de paasweek in Cuenca. De gevel dateert uit de 17e eeuw, de rest van het gebouw is uit de 18e eeuw, het werk van Marín de Aldehuela.
      • Iglesia de El Salvador (Kerk van El Salvador): uit de 16e eeuw, heeft een enkel schip, met kapellen tussen de steunberen in de Levantijnse traditie en was bedekt met een houten frame, dat later werd vervangen. Aan de huidige toren werd begonnen in 1903 en hij werd voltooid in 1905. De toegangsdeuren zijn het werk van de beeldhouwer Miguel Zapata.
Bisschoppelijk paleis van Cuenca, momenteel in gebruik als Bisschoppelijk museum. Boven de ingang zien we een gebeeldhouwd portret van Diego Rámirez de Fuenleal.
Iglesia de San Pedro, Cuenca.
Ermita de la Virgen de las Angustias.
      • Iglesia de Santa Cruz (Kerk van Santa Cruz): gebouwd in de 16e eeuw en meerdere keren gerenoveerd. Het wordt momenteel gebruikt als tentoonstellings- en verkoopruimte voor ambachtelijke producten.
      • Iglesia de San Nicolás (Kerk van St. Nikolaas van Myra): dit is een eenvoudig gebouw met één schip, gebouwd in renaissancestijl. Het plein, dat toegankelijk is via de boog van San Nicolás, is ook opmerkelijk.
      • Iglesia de la Virgen de la Luz (Kerk van de Maagd van het Licht): deze werd in de 16e eeuw gebouwd over de hermitage die, volgens de overlevering, werd opgedragen door Alfonso VIII nadat de Maagd aan hem was verschenen.
Kloosters
      • Convento de San Pablo (Klooster van San Pablo) (huidige Parador de turismo (Paradors zijn luxe hotels)): de bouw begon in 1523 als Dominicaans klooster, waarbij gebruik werd gemaakt van de rotsachtige structuur van de kloof. De kerk, in decadente gotische stijl met een façade in overgang van barok naar rococo, huisvest de Espacio Torner.
      • Convento de la Merced (Klooster van La Merced): het is een oud klooster van de orde van La Merced Calzada, gebouwd tussen de 16e en 18e eeuw, met overwegend een barokke stijl. De kamers zijn momenteel verdeeld tussen het Seminario Conciliar de San Julián en de gemeenschap van nonnen Esclavas del Santísimo Sacramento y de María Inmaculada (Dienstmaagden van het Heilig Sacrament en Maria Onbevlekt Ontvangen). Het gebouw, daterend uit de 18e eeuw, bewaart de muren van het oude paleis van de markiezen van Cañete en Hurtado de Mendoza, onderkoningen van Peru en stichters van de Cuenca van Ecuador.
      • Monasterio de la Concepción Franciscana (Klooster van de Franciscaanse Ontvangenis): het werd gebouwd in de 15e eeuw en ligt buiten de stadsmuren, bij de oude Valencia poort.

Klooster van San Pablo de huidige Parador van Cuenca.

Kerk van het klooster van La Merced naast het seminarie van San Julián.

      • Convento de San Felipe Neri (Klooster van San Felipe Neri): werd gebouwd onder leiding van José Martín in de 18e eeuw en is een van de belangrijkste voorbeelden van rococo in Spanje. Het krijgt een speciale betekenis tijdens de Heilige Week van Cuenca, als het Miserere op de trappen wordt gezongen.
      • Convento de las Petras: het werd gebouwd in de 18e eeuw en ligt aan de Plaza Mayor.
      • Convento de las Angélicas: het gebouw, dat bij de kerk van San Nicolás de Bari hoort, werd gebouwd in de 16e eeuw. Het huisvest tegenwoordig de Escuela de Oficios.
      • Convento de las Celadoras del Sagrado Corazón de Jesús: het werd gebouwd in de 17e eeuw en is nu een hotel.
      • Monasterio de los Franciscanos Descalzos (Klooster van de Franciscanen op blote voeten): het is een gebouw uit de 16e eeuw waarvan het atrium een in steen uitgehouwen kruis met een gebeeldhouwde hand bevat dat volgens de legende toebehoort aan Don Diego. Het staat bekend als het kruis van de bekeerling, naar de legende van Don Diego en Doña Diana, waarbij de laatste de duivel is die in een vrouw is veranderd en Diego meesleurt in eindeloze opstanden. Uiteindelijk ontdekt hij dat het allemaal het werk is van de duivel en keert hij terug bij zijn verstand.
      • Monasterio de Madres Benedictinas: de kerk werd op 14 december 1448 gesticht in opdracht van de stichter Pedro Arias de Vamonde. De zuidwestelijke gevel valt op, met ashlar metselwerk en een ordelijke compositie van openingen, die allemaal zijn beveiligd door eenvoudige smeedijzeren roosters.
Burgerlijke architectuur
      • Casas Colgadas (Hangende Huizen): dat in werkelijkheid hangende balkons of terrassen zijn. Het zijn de meest karakteristieke monumenten van de stad. Het is een reeks huizen die vanaf ten minste de 15e eeuw direct boven de kloof van Huécar zijn gebouwd. Hun oorsprong lijkt te liggen in een statig huis en tot op de dag van vandaag zijn ze voor verschillende doeleinden gebruikt, waaronder als stadhuis. Het complex bestaat momenteel uit drie huizen, waarvan er twee (Las Casas del Rey) het Museum van Spaanse Abstracte Kunst huisvesten, terwijl er in het andere (La Casa de la Sirena) een herberg is gevestigd.
      • Torre de Mangana (Mangana Toren): de naam Mangana wordt sinds het einde van de 16e eeuw gebruikt om de stadsklok aan te duiden. Het bevindt zich op de plek van het oude Andalusische fort, dat de Mudejar-wijk en later de Joodse wijk was en waarvan vandaag de dag nauwelijks nog overblijfselen te zien zijn.
      • Ayuntamiento (Stadhuis): gebouwd in 1733 door Lorenzo de Santa María, naar plannen van Jaime Bort. Het dient als afsluiting van het Plaza Mayor en communiceert met de straat van Alfonso VIII via portieken met portieken.
      • Puente de San Pablo (Brug van San Pablo): deze ligt over de kloof van Huécar. Tussen 1533 en 1589 werd er een stenen brug gebouwd, maar deze stortte in de loop der eeuwen in. In 1902 werd de huidige brug gebouwd van ijzer en hout, in overeenstemming met de architectonische trends van die tijd. Vanaf deze brug kun je de meest traditionele uitzichten van de Casas Colgadas zien.

Casas Colgadas. Hangende huizen (balkonnen) van Cuenca.

De wolkenkrabbers van Cuenca.

      • Puente de San Antón: deze staat over de rivier de Júcar. De brug is van middeleeuwse oorsprong, maar is tot in de 19e eeuw herhaaldelijk hervormd.
      • Castillo (Kasteel): dit was de plek van de oude Andalusische citadel, die nu een ruïne is, hoewel een donjon en twee vierkante kubussen bewaard zijn gebleven. Op het overgebleven deel van de muur staat de halfronde boog van Bezudo, hervormd in de 16e eeuw. Ernaast staat een wapenschild met een Guldenvlies.
      • Rascacielos (Wolkenkrabbers): deze naam wordt traditioneel gegeven aan de huizen die op de oneven nummers van de Calle Alfonso VIII staan en die, met drie of vier verdiepingen in deze straat, er meer dan tien kunnen hebben aan de achterkant. Deze huizen hangen dus boven de wijk San Martín en kijken uit op de kloof van Huécar.
      • Archivo Histórico Provincial (Provincial Historical Archive): located near the castle, in a 16th century building that was the headquarters of the Holy Inquisition of Cuenca.7 It currently houses a large number of documents on the whole province.
      • Antiguo Colegio de San José (Oude School van San José): het werd gebouwd in de 17e eeuw en behoorde oorspronkelijk toe aan de familie van de schilder Juan Bautista Martínez del Mazo. Later werd het de zetel van het koor van de kathedraal van Cuenca en nu is er een hotel in gevestigd.
      • Casa del Corregidor (Huis van de Plattelandsrechter): dit is een massief gebouw van drie verdiepingen, ontworpen door José Martín in de 18e eeuw. Het staat aan de Calle Alfonso VIII, de belangrijkste verkeersader van de stad tot de 19e eeuw.
      • Diputación Provincial (Provinciale Staten): een neoklassiek gebouw omringd door een omheinde tuin.
      • Hospital de Santiago Apóstol: dit ziekenhuis werd in de 12e eeuw opgericht als toevluchtsoord voor pelgrims op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela en voor christenen die uit gevangenschap werden gered. Het huidige gebouw dateert uit de 17e eeuw en doet nog steeds dienst als ziekenhuis.

Stadsplanning


 Panorama over Cuenca’s oude stadsdeel.

De stad Cuenca ontstond rond de 8e eeuw rond de Andalusische citadel van Qūnka, die ongeveer hetzelfde gebied beslaat als het huidige kasteel. Dit fort bevond zich op het punt waar de kloven van de Júcar en de Huécar zich het meest vernauwden, waardoor een klein schiereiland ontstond waar het stedelijk centrum zich ontwikkelde. De Andalusische medina werd gevormd in de ruimte tussen de eerder genoemde citadel en het fort, die de gebieden van het huidige Plaza de Mangana, het klooster van La Merced, het seminarie en een deel van de Calle de Alfonso VIII omvatte.

De geschiedenis van Cuenca wordt al voor het bestaan van de stad bepaald door de kloven die door de rivieren Júcar en Huécar zijn uitgeslepen, waardoor een natuurlijke vesting op een rotsachtig schiereiland ontstond, waarop de stad geleidelijk groeide.

Hoewel er in de Andalusische periode nog geen voorsteden waren ontwikkeld, sloot de muur zich in het zuiden langs de rivier de Huécar (de huidige Calle de los Tintes), waarbij de ruimte tussen deze muur en het fort werd gebruikt als albarrana (een plek waar vee graasde in tijden van gevaar). Het meest kwetsbare deel van deze fortificatie was het punt waar de Huécar samenkomt met de Júcar, en daar (ter hoogte van de huidige Puente de la Trinidad) werd met behulp van sluisdeuren de buhayra gevormd (een kleine lagune die niet alleen de velden van water voorzag) maar ook de toegang onbegaanbaar maakte. De aljama moskee moet zich onder de huidige kathedraal hebben bevonden, terwijl de soek (markt) bij de ingang van de stad werd gehouden, mogelijk in de buurt van de wijk San Martín. Bovendien stonden er langs de rivier de Júcar verschillende molens.

De Hoz del Huécar is een geografisch kenmerk van het stroomgebied van de rivier de Huécar.

De christelijke stad paste zich aan deze indeling aan en rond de 14e eeuw werd het onderste deel van de oude stad geconsolideerd. De Joodse wijk bevond zich in het gebied van het fort, omgeven door een borstwering met verschillende poorten, terwijl de Moorse wijk, van kleinere afmetingen, tegen de muur van de Júcar aangebouwd was. De stad was, zelfs zonder een specifieke indeling, georganiseerd rond twee assen. De eerste, longitudinaal en hoofdas, liep door de stad vanaf de brug van La Trinidad tot aan de Kasteelwijk. De tweede, transversaal, verbond de poort van Valencia met de poort van San Juan.

Een van de belangrijkste ruimten in de stad is het Plaza Mayor, gelegen in het midden van de lengteas die de oude stad doorkruist en waarvan het het zenuwcentrum is. Het heeft een licht driehoekige vorm en zijn grenzen worden gemarkeerd door de kathedraal, het stadhuis en het klooster van Las Petras. Het werd pas het belangrijkste plein van de christelijke stad in de 15e eeuw, toen het Plaza del Carmen (toen Plaza de la Picota) verving in zijn functie als ontmoetingsplaats voor de Raad.

Het Plaza Mayor van Cuenca.

Het Plaza de Mangana ligt op de plek van het oude Alcazar en bevat de Mangana toren en het Monument voor de Grondwet van Gustavo Torner. Het was het onderwerp van belangrijke archeologische campagnes tot het einde van 2010, toen de werkzaamheden begonnen voor de musealisatie van de site, met als doel de archeologische vondsten te integreren met de functie van een openbaar plein dat verloren ging toen de opgravingen begonnen. De belangrijkste overblijfselen die in het gebouw worden geïntegreerd zijn die van het oude fort, een synagoge en de kerk van Santa María de Gracia.

Cultuur


Museums
      • Museo de Cuenca: dit museum, gevestigd in het zogenaamde Casa del Curato, presenteert archeologische vondsten en de geschiedenis van de hele provincie Cuenca, van het paleolithicum tot de moderne tijd. De drie zalen gewijd aan de Romeinse steden Segóbriga, Ercávica en Valeria, evenals een standbeeld van Lucius Caesar, uitgevoerd in marmer, zijn bijzonder. De numismatische collectie is ook opmerkelijk.
      • Museo de Arte Abstracto Español (Museum van Spaanse Abstracte Kunst): gevestigd in de Casas Colgadas, presenteert werken van de belangrijkste Spaanse kunstenaars uit de tweede helft van de 20e eeuw, zoals Eduardo Chillida, Antonio Saura, Pablo Serrano en Manolo Millares, en werd in 1966 voor het publiek geopend dankzij de gezamenlijke samenwerking van Fernando Zóbel en Gustavo Torner.
Een van de zalen van het Museum van Cuenca.
      • Fundación Antonio Pérez: gevestigd in het voormalige klooster van de karmelieten (17e eeuw), is het een gerenommeerd centrum voor hedendaagse kunst. Het huisvest werken van onder andere Millares, Gordillo, Torner, Antonio Saura, Zóbel, Canogar, Brossa en Warhol. Bijzonder is de persoonlijke collectie gevonden voorwerpen van Antonio Pérez.
      • Museo de las Ciencias de Castilla-La Mancha (Wetenschapsmuseum): het is gevestigd in de voormalige Asilo de Ancianos Desamparados, die aanzienlijk werd vergroot voor de installatie van het museum. Het is verdeeld in vier thematische zalen, plus de distributeur en het planetarium. Het presenteert op een didactische en dynamische manier een aantal wetenschappelijke thema’s, van astronomie en hernieuwbare energie tot geologie en biodiversiteit.
Zicht op de glazen voorkant van het museum, met reconstructies van titanosaurussen.
      • Museo Paleontológico de Castilla-La Mancha (Paleontologisch Museum): aan de buitenkant en in de zalen zijn levensgrote replica’s van dinosaurussen en andere prehistorische dieren te zien, evenals reconstructies van habitats. Het herbergt een waardevolle collectie fossielen uit de vindplaatsen Lo Hueco en Las Hoyas in Cuenca, twee van de meest complete en interessante in Europa.
      • Tesoro Catedralicio (Schatkamer van de kathedraal): dit is een klein museum in de kathedraal. Het bevat werken van Pedro de Mena, maar ook van onder andere García Salmerón en Martín Gómez el Viejo.
      • Museo Diocesano de Arte Religioso (Diocesaan Museum voor Religieuze Kunst): dit museum is gevestigd in het bisschoppelijk paleis en werd ingehuldigd in 1983. Het gebouw heeft verschillende Arabische inscripties uit de 12e eeuw, hoewel het in de 16e eeuw aanzienlijk werd verbouwd. Vermeldenswaard zijn werken van El Greco, een Vlaamse calvarieberg uit de kring van Gérard David en verschillende panelen van de Cuenca-schilderschool. Onder de sculpturale werken valt de Calvarieberg van Alfonso VIII op, uit het einde van de 12e eeuw.
      • Museo Internacional de Electrografía (Internationaal Museum voor Elektrografie): dit is een onderzoeksmuseum verbonden aan de Universiteit van Castilla-La Mancha. Het toont een collectie van meer dan 4000 elektrografische en digitale kunstwerken, gemaakt met behulp van methoden die verband houden met nieuwe technologieën voor de productie, de reproductie en het beheer van beelden.
      • Espacio Torner (Torner place): gevestigd in de gotische kerk van het voormalige klooster San Pablo, nu Parador Nacional, presenteert het werk van de Cuenca-schilder Gustavo Torner, promotor van het Museum voor Abstracte Kunst.
      • Museo de la Semana Santa (Museum van de Heilige Week viering): gelegen aan de Calle Andrés de Cabrera 13, in het voormalige huis van de familie Girón y Cañizares, toont het de ervaringen en emoties van de Heilige Week van Cuenca in een multimediamontage waarin de nieuwste museumtechnologieën zijn gebruikt.
Feesten
      • Semana Santa en Cuenca (Paasweek in Cuenca): deze is uitgeroepen tot Internationaal Toeristisch Belang, waarbij de processie Camino del Calvario, in de volksmond bekend als Las Turbas, in het oog springt.
      • Semana de la Música Religiosa (Week van de Religieuze Muziek): dit is een festival van grote kwaliteit, uitgeroepen tot Internationaal Toeristisch Belang, waar enkele van de meest prestigieuze artiesten op het gebied van religieuze muziek optreden en dat zowel het herstel van dit culturele erfgoed als de compositie van nieuwe werken bevordert.
      • Fiestas de San Julián (Festiviteiten van San Julián): worden eind augustus gehouden en gaan gepaard met een ambachtsmarkt en talloze activiteiten, van optochten tot toneelstukken, openluchtconcerten en stierengevechten.
      • Fiestas de San Mateo (Festiviteiten van San Mateo): gehouden van 18 tot 21 september en uitgeroepen tot Regionaal Toeristisch Belang. Ze herdenken de verovering van Cuenca door Alfonso VIII van Castilië en volgens de overlevering worden ze al gevierd sinds de verovering zelf, hoewel het eerste bekende document dat het feest vastlegt en vastlegt dateert van 19 september 1581. Sindsdien concentreert de viering zich op twee handelingen. De eerste is de parade van het vaandel van Alfonso VIII, die zijn gebruikelijke verblijfplaats in de kathedraal verlaat om een nacht in het stadhuis door te brengen, en de andere bestaat uit het rennen van vaquillas enmaromadas in de geïmproviseerde arena op het Plaza Mayor. De afgelopen jaren is er discussie geweest over het veranderen van de data van dit nationaal populaire feest, vanwege het grote aantal burgers dat doordeweeks afwezig is voor werk. Er is daarom voorgesteld om dit feest in het weekend na 18 september te houden.

Gastronomie


Landelijke gastronomie
Morteruelo, een van de typische gerechten uit deze streek.

Dit is eigenlijk iets dat voor heel Spanje geld. Het leven in Spanje, en dan hebben we het over de middeleeuwen van waaruit zich de hedendaagse gerechten ontwikkelde, was niet eenvoudig. In die tijd waren zowel de christelijke  als de islamitische heersers constant met elkaar in oorlogen verwikkeld. Oogsten werden vernield, de belastingen waren door de kosten van deze oorlogen super hoog. Als er nieuw land op de vijand was veroverd moest dit dikwijls herbevolkt worden, dat hield in dat er mensen vanuit andere streken vaak werden gedwongen elders een nieuw bestaan op te bouwen. Steden werden geplunderd. Dit alles heeft zijn voetsporen achtergelaten in de Spaanse gastronomie. En dat ziet u bijvoorbeeld aan de vele éénpansgerechten in Spanje, even snel een pannetje eten maken en dan weer verder!

Zo is ook de keuken van de provincie Cuenca niet anders. Dat neemt niet weg dat het natuurlijk wel zo zijn eigen streekgebonden gerechten heeft. Men zegt dat deze doet denken aan gerechten gemaakt door herders, muilezeldrijvers en jagers, mannen die dankzij de energie van voedsel het hoofd bieden aan een hard klimaat, waar men bijna zonder ophouden van warm naar koud gaat en in een regio die veel producten biedt om te gebruiken.

 Gazpachos Manchegos. Zoekt u het recept? In het boek van Don Quijote beschreven als ‘galianos’.

In een groot aantal gerechten, zoals morteruelo, wordt vlees van wild gebruikt, zoals patrijs, hoewel in plaats daarvan tegenwoordig veelal kippenvlees gebruikt wordt. Ander vlees, zoals lamsvlees, dat in bijna heel La Mancha aanwezig is, vindt ook zijn plaats in het land van Cuenca. Recepten zoals “zarajos”, of zuiglamskoteletjes die (in de bergen) op een vuurtje worden gebakken, zijn erg interessant, smakelijk en ideaal om de volle smaak van dit vlees te proeven. Traditionele gerechten zoals ajoarriero (pasta gemaakt van aardappelen, knoflook, ei en olie), gemaakt met kabeljauw en knoflook. Gazpachos galianos op ongezuurd brood gemaakt met verschillende soorten vlees van wild, migas (gerecht van broodkruimels), calderetas (stoofschotels), vullen deze op vlees gebaseerde keuken aan en voegen verschillende smaken toe.

Wijnen en gedistilleerde dranken

Deze provincie produceert wijn met de oorsprongsbenaming La Mancha. De witte en rode wijnen zijn erg interessant en licht en fruitig als ze jong zijn. Heel typisch voor de stad Cuenca is Resolí, een likeur gemaakt van brandewijn, koffie, kaneel, sinaasappelschil en suiker.

De keuken in vastentijd
Fles Resolí, product van Cuenca.

Met de komst van het Paasfeest verdwijnt het vlees uit de keukens van Cuenca. Stoofpotjes, kikkererwten met kabeljauw en spinazie, witte bonen of aardappelen met Ajovirón, nemen de overhand en geven een draai aan de traditionele gastronomie. De groenten, gekookt in water en zout, zorgen voor een vleugje eenvoud waarin de natuurlijke smaken toch verrassend zijn. Forel, uit de rivieren en beken van Cuenca, vers en smakelijk, staat ook centraal op de tafels met de komst van dit seizoen.

Zoetigheden

Er is een gevarieerd aanbod aan zoetigheden in de provincie Cuenca. Een bijzonderheid is alajú, een snoepje van Arabische oorsprong gemaakt met honing, amandelen en broodkruimels, hoewel er ook versies zijn waarbij de amandelen worden vervangen door walnoten of vijgen. Ook het vermelden waard zijn de in melk geweekte torrijas (vooral tijdens de eerder genoemde paasdagen), kaneelgebak, wafels, sultaninebrood en rosquillas fritas (in olie gebakken donuts).


Als u dit een interessant of gewoon leuk verhaal vond abonneer u dan gratis op de niet commerciële website van Spaanse Verhalen of geef hieronder eens een ✩LIKE. Normaal gesproken komt er elke week een nieuw verhaal bij.

Als u abonnee bent van Spaanse Verhalen kunt u zich ten alle tijden uitschrijven door op de knop geabonneerd te klikken. In het daaropvolgende scherm kunt u zich onderaan uitschrijven. In datzelfde scherm kunt u ook instellen hoe u de berichten wilt ontvangen.

Verwant aan dit onderwerp:

Als u dit een leuk of interessant onderwerp vond abonneer u op Spaanse Verhalen of geef hieronder eens een ✩LIKE. Normaal gesproken komt er elke week een nieuw verhaal bij.

Als u abonnee bent van Spaanse verhalen kunt u zich ten alle tijden uitschrijven door op de knop geabonneerd te klikken. In het daaropvolgende scherm kunt u zich onderaan uitschrijven. In datzelfde scherm kunt u ook instellen hoe u de berichten wilt ontvangen.

Annotations

This was one of the stories in the non-commercial website spaanseverhalen.com. The stories in this website are not static, the stories will be changed regularly, please look at this notice:

        • Last updated 2024-12-09

Coralma*

Sources and references:
The mostly foreign texts from wikipedia are available under the Creative Commons Attribution-Share Alike licence. I have translated, mixed, and often supplemented these texts with my own knowledge, and experience, gained during the time I live in Spain, and work on these articles.
Other source references may also be included, which may be things that I, while researching the articles, have read and incorporated into these texts

These texts are available under the licence Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen 3.0. CC BY-SA 3.0

If you click on one of the links below, you will find the full information of these photos/images, the author, or the license.

Coralma*, is own work that mostly can be found as a CC0 1.0 or CC BY-SA 4.0 file in Wikipedia Commons.